Verslag Kennisatelier ‘Voorbij het stigma’

Verslag Kennisatelier ‘Voorbij het stigma’

Op Wereld Aidsdag werd wereldwijd aandacht gevraagd voor hiv en aids en de bestrijding ervan. In Nederland zijn er naar schatting 24.000 mensen met hiv. Er leven nog altijd heel veel vooroordelen over de ziekte. IDEM Rotterdam organiseerde daarom het Kennisatelier ‘Voorbij het stigma’, waarin deelnemers op zoek gingen naar manieren om deze vooroordelen en stereotypen tegen te gaan.

Ongeveer twintig Rotterdamse professionals kwamen op donderdagochtend 1 december naar Humanitas aan de Pieter de Hoochweg in Rotterdam voor het IDEM Kennisatelier ‘Voorbij het Stigma’. IDEM-netwerker Karin Oppelland heette iedereen welkom en vertelde over de workshop over hiv die zij volgde tijdens de Wereld Vrouwenconferentie in Tunis 

Zo zijn er vier categorieën: 

  • Je bent getest en weet dat je hiv hebt 
  • Je bent niet getest, maar hebt hiv 
  • Je bent getest en je weet dat je geen hiv hebt 
  • Je bent niet getest en je hebt geen hiv  

De aanwezigen in de zaal gingen meteen in discussie over deze indeling. Want als je niet getest bent, kan je niet weten dat je wel of geen hiv hebt. Zou dat dan geen aparte categorie moeten zijn?  

Belang van taal 

Ook bleek al heel snel tijdens bijeenkomst hoe belangrijk taal is. Een van de deelnemers wees erop dat ‘besmet’ beter niet gebruikt kan worden als het gaat om hiv. Bij het woord besmet denk je aan iets wat je heel gemakkelijk kan oplopen, zoals corona of griep wat zich door de lucht verspreidt. Bij hiv is dit echter niet het geval. ‘Je moet er echt wel iets voor doen om hiv op te lopen’, aldus een van de aanwezigen. De oproep om voortaan te spreken van ‘geïnfecteerd met hiv’ of ‘je hebt hiv’ werd dan ook meteen breed gedeeld.

‘Met hiv kun je tachtig worden’

Ron van Zeeland – schrijver, oud-politicus en voorzitter van Stichting Untenu – is al lang openlijk over zijn hiv-status. In 2000 liet hij zich testen, enige tijd nadat hij wist dat hij risico had gelopen. In die tijd moest je nog veel medicijnen slikken, wel zes pillen per dag. Inmiddels is een tablet per dag voldoende.

In tegenstelling tot het schrikbeeld uit de jaren tachtig, kun je dus in principe alles doen met hiv. Als je het op tijd ontdekt en je krijgt de juiste medicijnen, dan word je er nauwelijks ziek van. Evenmin kan je het overdragen als je de medicijnen goed gebruikt. ‘Je kan tegenwoordig tachtig worden met hiv, en een gelukkige relatie hebben’, aldus Van Zeeland.

Hij vindt het jammer dat jongeren die hiv-positief blijken te zijn het zo moeilijk vinden. Van Zeeland begrijpt natuurlijk heel goed dat het een enorme schok is, maar hij probeert het positief te benaderen: je leven hoeft er niet drastisch door te veranderen als je onder behandeling bent. Het is vooral het stigma wat de ziekte zo erg maakt, veel meer dan het fysieke leed.

Om de vooroordelen en het stigma te doorbreken, is Van Zeeland open over zijn hiv-status. Dat zorgt ervoor dat mensen vragen aan hem durven stellen. ‘Het zijn vaak praktische vragen, of medische vragen’, vertelt hij. ‘Door er open over te zijn, kun je andere mensen vooruit helpen en ontstaat er uiteindelijk meer begrip in de samenleving.’

Hiv in feiten en cijfers

Charlotte Lantinga, verpleegkundig specialist van de GGD Rijnmond, gaf in haar presentatie de feiten en cijfers over hiv weer. Hiv is een virus dat het immuunsysteem aantast. Als het immunsysteem na jaren zo erg is aangetast waardoor je ernstig ziek kan worden aan iets onschuldigs als een verkoudheid, dan wordt het aids genoemd.

Ook Lantinga benadrukt dat het beeld dat mensen van hiv hebben heel hardnekkig is. Veel mensen durven het niet aan hun familie of vrienden te vertellen als ze hiv hebben, omdat het beeld vanaf de jaren tachtig weinig veranderd is.

In Nederland kun je het middel PrEP nemen, waarmee je kan voorkomen dat je hiv oploopt. Dit is onder LHBTIQ+ mensen vrij bekend, maar onder hetero mensen minder – waardoor onder die groep het aantal hiv-infecties juist toeneemt. Ook is testen niet vanzelfsprekend, waardoor het relatief laat wordt opgespoord. In andere landen neemt het aantal hiv-positieven ook weer zorgbarend toe, onder meer door het stigma, slechte zorg of beperkte toegang tot zorg.

Aids ontstaat als hiv niet wordt behandeld. In Nederland kan in principe iedereen goed behandeld worden bij hiv en krijgen zij geen aids meer. Maar dan moet je natuurlijk wel weten dat je hiv hebt. Onder veel mensen is hiv en aids zo’n groot taboe dat ze niet eens een durven te testen. Het is dus van groot belang om mensen op te sporen die het niet weten, zowel om hen te behandelen als om verdere verspreiding tegen te gaan.

 

 

Het is stil

Het is 1 december wereld aids dag

Een dag die vele herinneringen op roept

Ik ben hiv positief

Waarom geen knuffel

Waarom geen kus

Waarom niet samen een bed delen

Waarom kunnen wij niet samen uit een bord eten Waarom kunnen wij niet samen uit een kopje drinken Waarom geen liefde Waarom zoveel GEDONDER??????

IK BEN OOK MAAR EEN MENS

IK ben MOOI

IK ben UNIEK

IK ben KOSTBAAR

IK ben Bijzonder

IK ben een PAREL

Ik mag er zijn en hetzelfde verdienen zo als jij!

Ik ben Hiv positief ben hiv niet.

 

Geschreven door: Gloria Summerville, van Stichting Het Rode Lint

Wat als je toch hiv krijgt?

Jannigje Smit, verpleegkundige in het Maasstad Ziekenhuis, behandelt patiënten met hiv. Ze ziet het regelmatig dat mensen niet open durven zijn. Reacties van deelnemers leveren een interessante discussie op. Je kan wel je best doen om het zelfstigma van iemand weg te nemen, maar als diegene allemaal ellende over zich heen krijgt als zij, hij of hen het vertelt dan voelt diegene zich nog steeds slecht. Waarom is er wel zoveel begrip voor mensen met corona, of met kanker, en niet voor mensen met hiv?      

Een van de belangrijkste ontwikkelingen is dat hiv niet overdraagbaar is als degene medicijnen trouw slikt. Het aantal virusdeeltjes in het bloed is dan zo laag, dat het niet detecteerbaar is en dus ook niet overdraagbaar. Het is dus veiliger om seks te hebben met een hiv-positieve partner die trouw medicijnen neemt, dan onveilige seks met iemand van wie je de hiv-status niet kent. Ook omdat je natuurlijk ook risico loopt op andere soa’s.

Vrouwen die hiv-positief zijn en behandeld worden kunnen gezonde kinderen krijgen. Als de vrouw medicatie slikt, krijgt de baby geen hiv meer. Voor alle zekerheid krijgt de baby in de eerste vier weken medicijnen. Ook lijkt borstvoeding mogelijk, maar om alle risico’s uit te sluiten wordt nog steeds flesvoeding aanbevolen.  

Ervaringsdeskundige Eveline

Ervaringsdeskundige Eveline* heeft vier gezonde kinderen. De acceptatie van haar hiv-status was een lang proces. In eerste instantie wilde ze nooit iets weten van Wereld Aidsdag, inmiddels helpt ze andere vrouwen die hiv-positief zijn. Mensen die net te horen gekregen hebben dat ze hiv hebben, wordt namelijk peer support aangeboden. Voor hen is ze graag een voorbeeld, om te laten zien dat je een normaal leven kan opbouwen met hiv.

Een belangrijke tip? Vraag niet hoe iemand hiv heeft opgelopen. De persoon kan het heel moeilijk vinden om daarover te praten. En het roept een idee van schuld op, alsof het iets is wat je aan jezelf te wijten hebt in plaats van als iets wat je kan overkomen. Want dat is een ander belangrijk stigma om te overwinnen, zo vertelde Leroy Vaarnold al eerder in een interview met IDEM: hiv is iets wat je per ongeluk kan oplopen.

*Om privacyredenen is de naam van Eveline gefingeerd.

Kennisquiz en aangrijpende performance

Om af te ronden hield Leroy Vaarnold een kennisquiz. Tot slot was er een aangrijpende performance van Bas van der Kruk. Hij vroeg de deelnemers op een post-it te schrijven wat ze zouden willen voor de toekomst, als het gaat om het onderwerp van de ochtend. Vervolgens lazen Leroy en een deelnemer om beurten de wensen voor, en improviseerde Bas een dans op de wensen. Een intrigerende afsluiting van de ochtend.

Verslag Kennisatelier ‘Van stereotypen tot miscommunicatie’

Verslag Kennisatelier ‘Van stereotypen tot miscommunicatie’

Toegang tot kwalitatief goede en gelijkwaardige zorg is essentieel. Helaas is passende zorg met aandacht voor diversiteit niet vanzelfsprekend. Tijdens het Kennisatelier ‘Van stereotypen tot miscommunicatie’ op donderdag 3 november 2022 kwamen bijna dertig professionals samen in gebouw De Heuvel in Rotterdam om met elkaar na te denken over cultuursensitief werken in de geestelijke gezondheidszorg.

De Rotterdamse professionals werden welkom geheten door Hilda van Reeuwijk, de netwerker van IDEM Rotterdam. Die citeerde een belangrijke wijsheid van een bevriende bouwvakker: ‘Gereedschap is zo goed als degene die het gebruikt.’ Welke gereedschappen er eigenlijk zijn en wat professionals in de ggzom cultuursensitiever te werken, was het onderwerp van de rest van de ochtend.

 

 

 

 

Zorg op maat

Teuntje Vosters presenteerde het IDEM-onderzoek ‘Zorg op maat: cultuursensitief werken binnen de geestelijke gezondheidszorg in Rotterdam’. In het onderzoek komen twintig zorgprofessionals uit de ggz aan het woord. Het doel van het onderzoek was tweeledig: een overzicht geven van bestaande handvatten en instrumenten om cultuursensitief te werken én de randvoorwaarden schetsen die nodig zijn om op die manier te kunnen werken.

Twintig professionals die cultuursensitief werken zijn de afgelopen periode bevraagd over hun visie hierop. Een van de opvallende punten was het feit dat zij enige frustratie voelden. De ggz heeft namelijk een lange geschiedenis van cultuursensitief werken. Het onderwerp komt regelmatig op de politieke agenda maar verdwijnt dan weer. Er is dan ook gebrek aan structurele verandering.

De meeste handvatten voor ggz-professionals zijn te vinden in de Generieke Module Diversiteit. Daar zitten tal van handvatten voor professionals in. Daarnaast was het onderwijs een belangrijk thema voor de geïnterviewden. De experts benadrukken dat cultuursensitief werken geen optioneel vak zou moeten zijn, maar een structureel onderdeel zou moeten uitmaken van het curriculum van ggz opleidingen.

Reflectie op het onderzoek

 

Tijdens het tweede onderdeel van het Kennisatelier reflecteerden Larissa van Beek, Coördinator ARQ Kenniscentrum Migratie at ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, en Victor Kouratovsky, voorzitter van de Centrale Commissie Culturele Diversiteit en Psychologie, op het onderzoek. Beiden zijn ook geïnterviewd voor het onderzoek en zijn experts in het vakgebied. Van Beek benadrukt dat migranten vaak een groot trauma hebben en te laat bij de ggz komen. Laagdrempelige activiteiten, zoals bijvoorbeeld psycho-educatieve programma’s in azc’s voor vluchtelingen, zouden een manier kunnen zijn om hen eerder in het vizier te hebben en eerder hulp te bieden.

Kouratovsky legt uit dat het van belang is om na te denken over wat geestelijke gezondheid is. Zo noemt hij als voorbeeld dat suïcidaliteit binnen de islam als haram wordt beschouwd. Dat maakt het gesprek hierover met islamitische mensen erg lastig. Cultuursensitief werken biedt de gelegenheid om dit soort complexe vraagstukken te tackelen. Daarnaast hamert Kouratovsky op de achteruitgang van de zorg. Mensen moeten een heel traject afleggen om überhaupt voor ggz in aanmerking te komen. Bovendien veranderen er regels waardoor de kans groter is dat je je eigen risico kwijt bent. Dat zorgt ervoor dat de drempel om hulp te zoeken steeds groter wordt.

Als dan iemand toch het traject heeft afgelegd en bij een hulpverlener zit, heeft die ggz-professional steeds minder tijd. Ze krijgen geen geld voor zogenoemde indirecte tijd, terwijl die juist zo van belang is om meer te weten over de context van een cliënt. Kortom, zorg op maat leveren wordt een haast onmogelijke uitdaging in de ggz.

Hoop voor de toekomst?

Ondanks de harde realiteit waren de aanwezigen op zoek naar een positieve noot. Kouratovsky geeft aan dat het soms voelt alsof hij trekt aan een dood paard, maar zich desondanks blijft inzetten voor het thema vanuit zijn functie.

Van Beek ziet mogelijkheden op een bredere inzet op preventie. De (politieke en financiële) drempels kun je niet zomaar wegnemen. Maar los daarvan is er onder veel mensen nog een taboe op ggz. Zelfs als het systeem perfect zou zijn, dan bereik je een grote groep mensen niet vanwege dat taboe. Door mensen met een grotere afstand tot de ggz tóch te bereiken zijn er kansen, bijvoorbeeld op een laagdrempelige manier toegang bieden in plaats van middels allerlei formulieren en talige vragenlijsten.

 

Muzikaal intermezzo

De reflectie op het onderzoek gaf stof tot nadenken: of nu de focus lag op het doemscenario of een sprankje hoop. Om weer even nieuwe energie op te wekken, gaven de Transformers een muziekworkshop. Dit is een band waarin professionele muzikanten op basis van gelijkwaardigheid samenwerken met muzikanten die ervaring hebben met dakloosheid en daaraan gerelateerde psychosociale problematiek. Met niets meer dan enkele instrumenten en geluid van handen of stem wisten ze de groep te verleiden tot een vrolijk muzikaal intermezzo.

 

The Transformers werkt samen met stichting The Mystifiers

 

Romy Rockx

Dialoogtafels

 

Vervolgens moesten de deelnemers weer aan de slag. Aan drie verschillende dialoogtafels werden plannen gesmeed om cultuursensitief werken beter op de kaart te zetten. Iedere groep deelde uiteindelijk in enkele kernzinnen wat zij besproken hebben.

De groep die over preventie sprak, had ‘naar de mensen toebewegen’ als kern. Dus niet wachten tot het lukt om alle formulieren op de juiste manier in te vullen, maar kijken of ze op een andere manier bereikt kunnen worden.

Dat geldt als het ware ook voor de groep die sprak over samenwerking. Er is grote behoefte om elkaar op te zoeken, elkaar beter te vinden en zo beter te kunnen doorverwijzen naar (specialistische) organisaties.

De onderwijstafel benoemde dat het noodzakelijk is om niet alleen kennis mee te nemen, maar ook gevoel. Kijk verder dan de kennis die je hebt als arts, maar zoek ook de grenzen op van wat je eigen gebied is. Juist op grensvlakken zijn er soms mogelijkheden om iets te initiëren of veranderen.

 

Lees-, kijk-, doe- en luistertips  

IDEM-onderzoek: ‘Zorg op maat: cultuursensitief werken binnen de geestelijke gezondheidszorg in Rotterdam’

 

Meer weten?

Wil je meer weten, de presentaties van een van de sprekers ontvangen of een van de genoemde onderzoeken? Neem contact op met Hilda van Reeuwijk via h.vanreeuwijk@radar.nl

 

Zorg op maat: cultuursensitief werken binnen de geestelijke gezondheidszorg

Zorg op maat: cultuursensitief werken binnen de geestelijke gezondheidszorg

Standaardisering en marktwerking is als een doodsteek voor cultuursensitief werken. Dat is een van de conclusies uit het rapport ‘Zorg op maat: cultuursensitief werken binnen de geestelijke gezondheidszorg’. Voor dit kwalitatieve onderzoek zijn twintig Rotterdamse professionals bevraagd die ruime ervaring hebben met een cultuursensitieve werkwijze in de ggz.

Passende zorg met aandacht voor diversiteit is in Nederland nog niet altijd vanzelfsprekend, ook al is cultuursensitief werken al veertig jaar een belangrijk thema binnen de ggz. Door onder meer politieke ontwikkelingen is er echter niet altijd voldoende aandacht en geld voor dit thema. Hierdoor is het moeilijk om maatwerk te leveren voor patiënten.

Toch is juist maatwerk essentieel voor cultuursensitief werken en voor de toegang tot kwalitatief goede en gelijkwaardige zorg. Als er niet of onvoldoende cultuursensitief gewerkt wordt, kan bijvoorbeeld een taalbarrière leiden tot zorgmijding en een westerse blik van de hulpverlener tot misdiagnose.

Verslag Kennisatelier ‘Fit & Proud’

Verslag Kennisatelier ‘Fit & Proud’

Hoe welkom ben je als homojongen bij de hockeyclub? Hoe veilig voel je je als trans persoon in de sportschool? En kun je open zijn over je biseksualiteit bij de zwemvereniging? Tijdens het IDEM Kennisatelier Fit & Proud op 22 juni 2022 werd besproken hoe de Rotterdamse sport inclusiever kan. 

Het is nog vaak moeilijk om open te zijn over je seksuele gerichtheid binnen je sportclub en trans personen voelen zich niet altijd prettig bij de fitcultuur van een sportschool. Zo’n dertig Rotterdamse professionals gingen in het auditorium van de Kunsthal tijdens het Kennisatelier Fit & Proud in gesprek over inclusie van LHBTIQ+ personen in de Rotterdamse sport.  

Karin Oppelland van IDEM Rotterdam, Barbara Vos van Pride Rotterdam en Frieda Baldewsing van de Kunsthal – de organisatoren van dit Kennisatelier – heetten alle bezoekers welkom. Het Kennisatelier vormde de aftrap voor de Pride Conference en Barbara nodigde alle deelnemers uit om ook naar de andere bijeenkomsten te gaan. Frieda wees iedereen op de tentoonstelling van Claude Cahun, die begin twintigste eeuw kunst maakte en die we nu non-binair zouden kunnen noemen.  

Specifieke sportclubs of niet? 

 

“Ze zijn van harte welkom, maar je moet tegen een grapje kunnen.” 

Met dat citaat vat Agnes Elling-Machartzki, onderzoeker van het Mulier Instituut, haar presentatie Ontwikkeling en betekenis LHBTIQ+ inclusie in de Nederlandse sport samen. De moderne sport, met competities en dergelijke, is eind negentiende eeuw uitgevonden door en voor mannen. Het vormt een soort ‘rite de passage’. In die tijd werden homoseksuele mannen gezien als ‘vrouwelijke’ mannen en lesbische vrouwen als ‘mannelijke’ vrouwen. Dat heeft geleid tot stereotiepe normbeelden als mannelijke voetballers zijn hetero en vrouwelijke voetballers zijn lesbisch. Dat maakt het voor mannelijke (prof)voetballers moeilijk om uit de kast te komen. In Nederland is er alleen een oud-profvoetballer openlijk homoseksueel.  

Er komt steeds meer aandacht voor inclusie van LHBTIQ+-sporters. De algemene acceptatie van LHBTIQ+ bij leden van sportverenigingen is vergelijkbaar met die van de samenleving in het algemeen. Dat wil echter niet zeggen dat LHBTIQ+ personen zich er ook geaccepteerd voelen. Velen ervaren micro-agressies. Bestuurders ervaren vaker dat er grappen over homo- of biseksualiteit gemaakt worden. “Het lijkt dan net alsof het vaker voorkomt, maar wij denken dat mensen zich er meer bewust van zijn geworden”, zegt Agnes. “Wat negatief lijkt op basis van de cijfers, kan eigenlijk positief zijn. Het is daarom belangrijk om voorzichtig te zijn bij het interpreteren van de cijfers.” 

Er zijn verschillende specifieke verenigingen voor LHBTIQ+ sporters. Daar lid van worden kan een belangrijke meerwaarde zijn.  

Ervaringen in het welzijnswerk 

Hilda van Reeuwijk, jeugd en gezinscoach bij wmo radar, vertelde over de ervaringen in het welzijnswerk. Hoe staat het met inclusie van LHBTIQ+ personen op de voetbal- en basketbalvelden in de wijk? Ze legt uit dat er nog veel stereotypen heersen, zowel bij cliënten als bij medewerkers.  

Vooral ‘homo’ als scheldwoord is een lastig onderwerp. Ze merkt dat jongerenwerkers het moeilijk vinden om jongeren hierop aan te spreken. “Het standpunt vanuit onze organisatie is dat we sowieso niet schelden”, legt ze uit. “Dus dat is een makkelijkere manier om dit aan te kaarten.” Ze merkt ook handelingsverlegenheid bij jongerenwerkers, uit angst om het mis te hebben en jongeren te beledigen. Of omdat ze ervan uitgaan dat het thema binnen bepaalde culturen onbespreekbaar is.  

Rotterdam Sport Support helpt LHBTIQ+ op de kaart te zetten  

Frank Vermeulen en Carmen Barranco van Rotterdam Sportsupport brachten een stelling in om met de aanwezigen te bespreken: “Zouden sportverenigingen apart aanbod moeten realiseren voor LHBTIQ+ personen om hen veilig te kunnen laten sporten.” Er kwamen volop reacties uit de zaal. “Mensen voelen zich onveilig, dus dan moet het. Hoe triest dat ook is”, zei een van de aanwezigen. Een ander vond dat er alleen apart aanbod moet komen als de groep daar zelf om vraagt.   

Daar kwamen direct reacties op. ‘Het is alsof je zegt: ‘had maar iets gezegd, dan hadden we wat kunnen doen.’ Iets wat vergelijkbaar is met veel #metoo-zaken.’ Daar komt nog bovenop dat – vooral jongeren – al worstelen met een interne zoektocht, wat het extra moeilijk maakt om überhaupt ergens om te vragen. “Jonge queers voelen vaak niet eens bestaansrecht”, zegt een deelnemer. “Als ze niet voelen dat ze ruimte mógen innemen, gaan ze die ook niet vragen. Het is belangrijk om daar alert op te zijn en daar een brug te slaan.”  

Beau de Leeuw

Workshop met persoonlijk verhaal  

Beau de Leeuw vertelde namens de John Blankenstein Foundation over de workshops die hen als vrijwilliger geeft. Hen gaat samen met een andere vrijwilliger naar sportclubs of andere organisaties om te vertellen over hun persoonlijke verhaal om bewustzijn te vergoten. IDEM Rotterdam interviewde Beau al eerder over hun eigen ervaring als non-binaire trans sporter in een binaire sport. Lees het hele verhaal op onze website.  

Sporten als jezelf bij Ketelbinkie   

Of je nou wil squashen, hardlopen of zwemmen: bij sportvereniging Ketelbinkie kun je als LHBTIQ+ sporter terecht om tien sporten te beoefenen. De organisatie huurt ruimtes waar de leden de betreffende sporten kunnen beoefenen. Voorzitter Hubert Beukers vertelt over de mogelijkheden en zijn ervaring. “Bij ons is het sociale aspect heel belangrijk”, zegt hij. “Tijdens corona had maar een handjevol leden opgezegd en die kwamen na de lockdowns meteen weer terug.”  

Ketelbinkie blijft zichzelf ontwikkelen. “We voegen regelmatig nieuwe sporten toe als daar veel vraag naar blijkt te zijn”, zegt Hubert. “En we hebben vertrouwenspersonen waar je altijd terecht kan als je ergens mee zit. Die worden zelfs door andere organisaties ingehuurd om workshops en trainingen te geven.”  

 

Romy Rockx

Veilig sporten in de Queer Gym 

In 2020 begon Romy Rockx de Queer Gym in Rotterdam. Hier kunnen LHBTIQ+ personen in een veilige omgeving sporten, ongeacht hoe je eruitziet. “In een willekeurige sportschool ben je als trans persoon vooral bezig met vragen als ‘waar moet ik me omkleden’, ‘wat trek ik aan’, ‘wat gaan mensen zeggen of vragen en hoe reageer ik dan’. Ik wilde een plek creëren waar je gewoon kan sporten”, zegt Romy. In dit eerdere interview met IDEM Rotterdam vertelt hij meer over het idee achter de Queer Gym 

Inmiddels runt Romy een volwaardig sportbedrijf met vijftig leden. En het doel is om nog veel breder te worden. “We hebben bijvoorbeeld ook een queer library, want we proberen niet alleen je lijf te bewegen maar ook je hoofd”, legt Romy uit. “En we willen ook activiteiten organiseren die niet direct over bewegen gaan, maar wel een ingang kunnen bieden om überhaupt eens naar een gym te komen.”  

Het gaat bij Queer Gym namelijk niet alleen om LHBTIQ+. “Het gaat over fat phobia, over ableism, over ageism, alle vormen van discriminatie waarbij je lichaam een rol speelt”, legt Romy uit. “Het gaat erom dat we sterker worden, dat we in ons lijf komen en dat we daar de skilss voor leren.”  

 

Lees-, kijk-, doe- en luistertips  

 

  • Bezoek de Pride Conference. Nog tot en met zondag 26 juni zijn er events.  
  • Bezoek de tentoonstelling Onder de huid in de Kunsthal, tot en met 28 augustus te zien. 
  • Lees de onderzoeken van Agnes Elling-Machartzki voor het Mulier Instituut.
  • Luister naar de Pridecast, de podcast van Rotterdam Pride.
  • Lees het interview met Beau de Leeuw
  • Lees het interview met Romy Rockx.
  • Doe mee aan de Ketelbingo op zondag 26 juni! De opbrengst van de bingokaarten gaat naar de John Blankenstein Foundation. 
  • Lees het boek Tour de Trans van Eus van der Grift, “een prachtig geschreven verslag van een dubbele reis: een zoektocht naar de ziel van Europa en een bevrijdende verandering in een eigen, unieke persoonlijkheid, waarbij de voortdurende worsteling meespeelt om een grote liefde daarin een plek te geven.”
  • Download de app ‘Discriminatiemelder‘. Ben je getuige van discriminatie op het sportveld? Of maak je zelf discriminatie mee? Meld het dan direct in de app. Gespecialiseerde klachtbehandelaars van RADAR of de antidiscriminatievoorziening uit jouw regio bieden je ondersteuning. Natuurlijk is alleen een (anonieme) melding maken ook mogelijk. 
  • De prachtige foto’s zijn van Tom Pilzecker

 

Meer weten?

Wil je meer weten, de presentaties van een van de sprekers ontvangen of een van de genoemde onderzoeken? Neem contact op met Karin Oppelland via k.oppelland@radar.nl

Verslag Kennisatelier ‘Voorbij de eigen bril’

Verslag Kennisatelier ‘Voorbij de eigen bril’

It takes a village to raise a child. De bekende uitdrukking zegt genoeg: een kind opvoeden is niet gemakkelijk en al helemaal niet in onze individualistische samenleving. In Rotterdam zijn er allerlei organisaties waar ouders terecht kunnen voor vragen over en ondersteuning bij opvoeding. In het Kennisatelier ‘Voorbij de eigen bril’ gingen professionals in op de vraag hoe ouders die hulp nodig hebben, zo inclusief mogelijk geholpen kunnen worden.  

Hoe bereik je ouders die de Nederlandse taal beperkt beheersen? Hoe zorg je voor cultuursensitieve ondersteuning? En hoe ga je om met de enige vader in de groep? Kortom, is de opvoedondersteuning in Rotterdam inclusief genoeg om alle Rotterdamse ouders te bereiken? Deze en andere vragen werden besproken door zo’n veertig Rotterdamse professionals die op donderdag 19 mei 2022 bij elkaar kwamen in De Weerhaan in Rotterdam-Noord.  

Presentatie onderzoek 

IDEM Rotterdam deed onlangs onderzoek naar opvoedondersteuning in Rotterdam: wat is nodig om de opvoedondersteuning inclusiever te maken? Voor het onderzoek ‘Voorbij de eigen bril’ zijn opvoedondersteuners in Rotterdam bevraagd door middel van een digitale vragenlijst en interviews. Ook zijn er twee focusgroepen gehouden met biculturele ouders die gebruikmaken van opvoedondersteuning. Tijdens het Kennisatelier presenteerde onderzoeker Bauke Fiere de belangrijkste resultaten van het onderzoek.  

Een daarvan is dat de diversiteit van opvoedondersteuners volgens professionals gering is, terwijl een aanzienlijk deel van de ouders die gebruikmaakt van opvoedondersteuning een biculturele achtergrond heeft. Een taalbarrière of onbekendheid met het aanbod kunnen drempels zijn voor ouders. Verder maken vaders veel minder gebruik van opvoedondersteuning, ongeacht de achtergrond. Schaamte kan een rol spelen voor vaders om hulp te zoeken. 

Inclusief aanbod  

De hulpvragen van ouders met diverse culturele achtergronden verschillen over het algemeen niet veel van elkaar. Het gaat vaak om algemene thema’s als consequent zijn, hoe om te gaan met kinderen die niet willen luisteren, et cetera. Toch zijn er ook verschillen, zo kan de opvatting over de corrigerende tik bijvoorbeeld anders zijn. Professionals geven aan altijd een open houding aan te nemen, ook al sluit een thema niet aan bij hun eigen normen en waarden. Hierdoor blijft het soms lastig om de eigen bril af te zetten, ook al proberen opvoedondersteuners een open houding aan te nemen en maatwerk te leveren. 

Wat is er nodig? 

Drempels verlagen kan door bijvoorbeeld de communicatie aan te passen, licht onderzoeker Bauke Fiere toe. Andere punten zijn:  

  • Aanbod in meerdere talen aanbieden. 
  • Materiaal minder ‘talig’ maken, dus meer gebruikmaken van afbeeldingen dan geschreven taal. 
  • Minder focus op effectiviteit. Maatwerk is minder goed meetbaar, maar wel belangrijk om aansluiting te vinden.  
  • Meer rekening houden met nieuwe gezinsvormen, niet alleen met etnische diversiteit.  
  • Investeren in kennis en vaardigheden van professionals. Veel opvoedondersteuners willen graag hun deskundigheid bevorderen op het gebied van cultuursensitief en inclusief werken.  
  • Specifiek aanbod voor vaders, bijvoorbeeld door een mannelijke professional aan te nemen, meer vaders in een groep te zetten en programma’s aanbieden in de avonduren.  

Tips uit het veld  

Opvoedexpert Fadma Bouchataoui werkt al twintig jaar in Rotterdam. Zij deelt haar eigen ervaring en tips met de aanwezigen. ‘Als je je richt op een specifieke doelgroep, dan sluit je een andere doelgroep automatisch uit’, legt ze uit. ‘Dat kan ook niet anders, maar het is wel belangrijk je daarvan bewust te zijn.’  

Bouchataoui geeft aan dat een echt inclusieve samenleving alleen mogelijk is als minderheidsgroepen sterker worden. ‘Als je stevig in je schoenen staat, sta je makkelijker open voor de ander’, zegt ze. ‘Als je zelf onzeker bent, dan laat je een ander minder toe. Daarom is het soms nodig om de eigen groep eerst te versterken, voordat je ze meekrijgt in een diverse, grote groep.’  

Zelf heeft ze dat toegepast door haar islamitische identiteit in te zetten om contact te maken met islamitische ouders. ‘Als ik een islamitische groep wil bereiken, kan het helpen om iets te vertellen over de profeet – vrede zij met hem – over opvoeden, bijvoorbeeld. Dat opent een deur om met ouders in gesprek te gaan.’  

Daarnaast is het volgens Bouchataoui van belang dat ouders inzien wat voor invloed hun eigen gedrag heeft. ‘Ga niet aan de ouder voorbij als je bezig bent met een opvoedinterventie’, licht ze toe. ‘Mensen moeten begrijpen dat hun gedrag effect heeft op het gedrag van het kind.’  

Een praktische tip van Bouchataoui is om in flyers foto’s van kinderen van diverse achtergronden te bereiken, in plaats van foto’s van ouders. ‘Een foto van kinderen trekt altijd de aandacht, om welke ouders het dan ook gaat.’  

Het allerbelangrijkste is om altijd te controleren of je interventie wel aansluit bij de ouders die jij wil helpen. ‘Een interventie kan wel evidence based werken in Amerika, of in Leiden, maar dat wil niet zeggen dat het ook werkt voor de ouders in Rotterdam-Zuid’, zegt Bouchataoui. ‘Daarom is het belangrijk dat professionals die al jarenlang in Rotterdam werken eens samen gaan kijken wat werkt en wat niet. Er is ontzettend veel kennis en knowhow. En samen kunnen we die duurzaam inzetten: dus niet af en toe een training geven, maar echt ouders zelf laten oefenen en dat opvolgen in een langer traject.’  

Ontmoeting  

Volgens Dieneke Barendrecht van het Centrum Jeugd en Gezin in Rotterdam, is ontmoeting een van de belangrijkste manieren om ouders te ondersteunen. ‘Het gedrag van het kind is bijna universeel’, legt ze uit, ‘dus dat bindt heel erg. Als ouders zich veilig genoeg voelen om dit tijdens een bijeenkomst te bespreken, dan kunnen ze elkaar tips geven. Als je dat voor elkaar krijgt ben je, denk ik, inclusief genoeg.’  

Medboxing  

Tot slot gaf Wendy Calvino van Medboxing een korte presentatie over boksen om kinderen en jongeren te bereiken. ‘Boksen wordt gezien als agressieve sport maar dat hoeft echt niet zo te zijn’, legt ze uit. ‘We leren kinderen vanaf 7 jaar boksen, zonder fysiek contact. Maar het is wel een middel om hun energie kwijt te raken, en soms zelfs om trauma te verwerpen of als therapievorm voor het gezin.’  

Meer weten? 

Voorbij de eigen bril: een verkennend onderzoek naar inclusie binnen de Rotterdamse opvoedondersteuning

Voorbij de eigen bril: een verkennend onderzoek naar inclusie binnen de Rotterdamse opvoedondersteuning

It takes a village to raise a child. De bekende uitdrukking zegt genoeg: een kind opvoeden is niet gemakkelijk en al helemaal niet in onze individualistische samenleving. Sommige ouders stellen hun vragen aan familie of vrienden. Anderen speuren het internet af voor tips of vragen hulp op school.

In Rotterdam zijn er allerlei organisaties waar ouders terecht kunnen voor vragen over en ondersteuning bij opvoeding. De vraag is of alle ouders die hulp nodig hebben, daar ook gebruik van maken. Want hoe bereik je ouders die de Nederlandse taal beperkt beheersen? Hoe zorg je voor cultuursensitieve ondersteuning? En hoe ga je om met de enige vader in de groep? Kortom, is de opvoedondersteuning in Rotterdam inclusief genoeg om alle Rotterdamse ouders te bereiken?

IDEM Rotterdam deed onderzoek naar opvoedondersteuning in Rotterdam: wat is nodig om de opvoedondersteuning inclusiever te maken? Voor het onderzoek ‘Voorbij de eigen bril’ zijn opvoedondersteuners in Rotterdam bevraagd door middel van een digitale vragenlijst en interviews. Ook zijn er twee focusgroepen gehouden met biculturele ouders die gebruikmaken van opvoedondersteuning.

Hoewel een aanzienlijk deel van de ouders die gebruikmaakt van opvoedondersteuning een biculturele achtergrond heeft, laat de diversiteit van opvoedondersteuners te wensen over volgens professionals. Zij zijn veelal vrouw en hebben geen biculturele achtergrond. Dit maakt het soms lastig om ouders te bereiken, en de eigen bril af te zetten, ook al proberen ze een open houding aan te nemen en maatwerk te leveren.