Verslag IDEM Kennisatelier Let’s talk about sex!

Verslag IDEM Kennisatelier Let’s talk about sex!

In aanloop naar Wereld Aids Dag organiseerde IDEM Rotterdam, samen met HIV010 en hun partners, het Kennisatelier ‘Let’s talk about seks’. Op 30 november 2023 kwamen Rotterdamse professionals samen in het Instituut voor Gezondheidszorg van de Hogeschool Rotterdam om te praten over inclusieve seksuele-gezondheidszorg.

Seks zou voor iedereen die wil leuk, fijn en veilig moeten zijn. En mocht dat niet zo zijn, dan zou iedereen bij een inclusieve hulpverlener terecht moeten kunnen. Maar omdat er weinig in een veilige setting over seks en seksuele gezondheid gesproken wordt, blijven er veel taboes en misinformatie bestaan. De misvattingen en vooroordelen zijn nog extra hardnekkig als het om hiv en aids gaat. Ook al is hiv allang geen dodelijke ziekte meer en kunnen mensen die trouw hun medicijnen nemen het virus niet overdragen. Professionals in het sociaal domein kunnen een belangrijke rol spelen in het bespreekbaar maken van seksuele gezondheid en de preventie van seksueel overdraagbare ziekten.

Het Kennisatelier begon met het verhaal van ervaringsdeskundige Celicia Jansz. Zij is in 2010 positief getest op hiv en deelde haar ervaringen over onder andere de gezondheidszorg. Cecilia is aanwezig op het Kennisatelier omdat ze vindt dat seksuele onderwerpen besproken moeten worden. Na het ervaringsverhaal van Celicia werd er door Humanitas Rotterdam een brief overhandigd aan een vertegenwoordiger van wethouder Buijt, die helaas zelf niet aanwezig kon zijn. De brief is een oproep aan de gemeente om zich te blijven inzetten om het stigma op hiv te verminderen en de preventie en zorg te verbeteren. In de brief doet Humanitas concrete voorstellen om de preventie van hiv te verbeteren en het aantal nieuwe infecties met hiv in Rotterdam terug te brengen tot nul voor 2030. Daarnaast onderstrepen ze het belang van nauwe samenwerking tussen gemeenschappen en professionals om doelgericht te werken aan nieuwe maatregelen. De oproep is ondertekend door meer dan tien organisaties.

Preventie, gespreksvoering en behandeling

Vervolgens gaven Ani Harutunjan, verpleegkundig specialist in opleiding bij het Centrum Seksuele Gezondheid van de GGD Rotterdam-Rijnmond, en Jannigje Smit, verpleegkundig specialist infectieziekten in het Maasstadziekenhuis, een presentatie over preventie, gespreksvoering en behandeling van hiv in Rotterdam. Om hiv te voorkomen is het vooral belangrijk om erover te praten. Het taboe en stigma moeten eraf. Maar hoe maak je seks bespreekbaar? Het is niet voor iedereen vanzelfsprekend om over seks te praten, bijvoorbeeld omdat je dat vanuit je cultuur of opvoeding niet hebt meegekregen. Het is daarom belangrijk om cultuursensitief te werken en eenieders normen en waarden te respecteren. Een tip is daarom om consent te vragen, bijvoorbeeld: vind je het goed als ik je een vraag stel over je seksuele leven? Jannigje vult aan dat het goed is om niet alleen de gevaren te benoemen, maar ook de leuke kant van seks, ook met hiv.

Uit onderzoek blijkt dat het stigma over hiv de laatste jaren is afgenomen. Opvallend is dat het stigma over hiv in de zorg juist is toegenomen. Vanuit het publiek komt de vraag of daar een verklaring voor is. In het onderzoek zelf heeft men dit niet kunnen achterhalen. Jannigje zelf denkt dat het misschien te maken heeft met het feit dat er minder aandacht voor hiv is en dat het goed behandeld kan worden. Vanuit de zaal vult iemand aan dat het daardoor wellicht minder urgentie of prioriteit krijgt. Wil je het volledige onderzoek uit 2021 lezen, klik dan hier (rapport in het Engels).

Woordgebruik

Woordgebruik is bepalend voor hoe je mensen ziet. Ziekenhuizen zijn volgens Jannigje goed in het praten over mensen in termen als ‘een diabeet’ of een ‘hiv’er’. Zij wijst op het belang van zogenaamde ‘people first’taal, waar de mens centraal staat. Hieronder staan zes combinaties van woorden, waarbij het dikgedrukte woord het beste alternatief is.

Hiv – aids: het gaat meestal om hiv, aids is er bijna niet meer

Besmettelijk – overdraagbaar: besmettelijk klinkt negatiever en het komt over alsof je het heel gemakkelijk kan oplopen

Soa-vrij – clean

Hiv/aids – mensen met hiv

Hiv-besmetting – hiv-infectie

Hiv – hiv-virus: hiv staat voor humaan immunodeficiëntievirus, virus zit dus al in de afkorting

De belangrijkste boodschap om mee naar huis te nemen is volgens Jannigje en Ani het bieden van een veilige omgeving en het starten van het gesprek over seksualiteit en hiv.

Onbewuste vooroordelen

Na de pauze was het woord aan David Benjamin en Leroy Vaarnold van het Expertisecentrum voor Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel (ESSM), onderdeel van Humanitas Rotterdam. Zij nodigden de aanwezigen uit om via Mentimeter binnen 10 seconden antwoord te geven op verschillende stellingen. De vraag was steeds, op wie is dit van toepassing; Leroy, David, beide of geen van beiden. Voorbeelden van gebruikte stellingen zijn; ik woon samen met mijn partner, ik ben heteroseksueel en ik heb nog nooit een soa gehad. De stellingen zijn bedoeld om iedereen ervan bewust te maken dat je allerlei aannames hebt over mensen, terwijl je dit soort dingen helemaal niet aan de buitenkant kunt zien. Er is niks mis met impliciete aannames, die hebben we allemaal. Maar het is wel goed om je ervan bewust te zijn dat die je beïnvloeden.

Inclusieve gezondheidszorg

Leroy en David leggen uit wat inclusieve gezondheidszorg betekent. Het gaat om toegankelijke zorg en ondersteuning, ongeacht persoonlijke kenmerken zoals gender, seksualiteit, etniciteit, lichaamstype of status. Ze pleiten ervoor de focus te verleggen van cultuursensitief naar diversiteitscompetent werken. Cultuursensitief is een term die heel bekend is geworden, maar dit gaat slecht om één aspect van een persoon. Ook alle andere aspecten hebben invloed op personen, daarom zou diversiteitscompetent werken het uitgangspunt moeten zijn. Onderdeel van diversiteitscompetent werken is het bewustzijn van je eigen positie en de privileges die je hebt. Intersectionaliteit is een grondgedachte waarmee sociale relaties in verhouding tot elkaar worden gebracht, door de verscheidene aanwezige vormen van discriminatie of onderdrukking te bestuderen. Het is een lastige theoretische term, daarom wordt onderstaand filmpje getoond om het uit te leggen.

Representatie

Verder benoemen Leroy en David het belang van representatie. Een betere representatie van de ervaringen vanuit de praktijk zorgt ervoor dat mensen die discriminatie ervaren ook een stem krijgen. We kunnen ons immers niet altijd bewust zijn van de onderdrukking die andere mensen ervaren. Herkenbaarheid vergroot ook het gevoel van veiligheid en neemt daarmee een stukje argwaan naar de zorg weg dat er onder bepaalde groepen bestaat. David en Leroy vragen vervolgens aan de deelnemers hoe zij hun zorg inclusief houden. Via mentimeter verschijnen onder andere de volgende reacties vanuit de zaal:

  • Jezelf voorstellen met je voornaamwoorden die je gebruikt (bijvoorbeeld zij/haar of die/diens) / vragen hoe iemand aangesproken wil worden
  • Vooroordelen bespreekbaar maken onder collega’s
  • Aandacht voor laaggeletterdheid
  • Werken met tolken
  • Ervaren stigma en zelfstigma bespreken
  • Werken met peers en community-based-organisaties

Het leveren van maatwerk is erg belangrijk in het kader van inclusieve gezondheidszorg. David benoemt een aantal manieren waarop je meer maatwerk kunt bieden in de zorg aan cliënten:

Sekspositieve benadering

David en Leroy hopen dat een sekspositieve benadering in de toekomstige zorg een grotere rol gaat spelen. In deze benadering gaat het niet alleen over de risico’s van seks, maar staan seksueel plezier, seksueel gedrag en diversiteit van mensen centraal. Ook geven ze tips over het beter toegankelijk maken van de zorg.

  • Fysieke toegankelijkheid: maak zorgfaciliteiten toegankelijk voor mensen met verschillende behoeftes. Dit gaat niet alleen om het rolstoeltoegankelijk maken van een gebouw, of zorgen voor voldoende parkeerplekken, maar ook bijvoorbeeld genderneutrale toiletten en prikkelarme ruimtes.
  • Digitale toegankelijkheid: publiceer informatie in verschillende talen en gebruik eenvoudige woorden.
  • Financiële toegankelijkheid: bied betaalbare of gratis diensten aan groepen met beperkte financiële middelen. Te veel mensen mijden nu cruciale zorg, bijvoorbeeld seksuele gezondheidszorg, omdat ze bang zijn voor de kosten.
  • Maak gender, seksuele en culturele diversiteit vanzelfsprekend in tekst en beeld. Bijvoorbeeld; wat voor informatie zie je in de spreekkamer? Zie je jezelf terug? – dat werkt drempelverlagend.

Meer tips voor zorgverleners over het omgaan met seksuele en genderdiversiteit kun je vinden in de Diversiteitstool van de Alliantie Gezondheidszorg op Maat: https://detoolkit.komteenmensbijdedokter.nl/

De middag werd afgesloten met het ervaringsverhaal van Oswaldo Isidora en aansluitend een Q&A met ervaringsdeskundigen en experts.

Verslag Online Kennisatelier ‘Hete hangijzers in de klas’ – culturele en etnische diversiteit

Verslag Online Kennisatelier ‘Hete hangijzers in de klas’ – culturele en etnische diversiteit

Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit: het blijken hete hangijzers in het voortgezet onderwijs in Rotterdam. De thema’s liggen gevoelig en kunnen tot verhitte discussies leiden tussen leerlingen. Docenten weten niet altijd hoe ze deze gesprekken in goede banen moeten leiden. Lastige onderwerpen op een constructieve manier bespreekbaar maken is een uitdaging. Daarom organiseert IDEM twee online Kennisateliers voor onderwijsprofessionals om concreet met deze uitdaging aan de slag te gaan. Tijdens het tweede online Kennisatelier op 28 september 2023 lag de focus op culturele en etnische diversiteit.

Na het welkomstwoord door IDEM-netwerker Hilda van Reeuwijk (die/hun) deelde onderzoeker Teuntje Vosters (zij/haar) kort en bondig de resultaten van het onderzoek dat IDEM heeft uitgevoerd naar diversiteit en inclusie in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Zij benadrukte dat inclusie een breed begrip is en dat het onderzoek laat zien dat scholen hier op uiteenlopende manieren mee bezig zijn. Opvallend zijn de grote verschillen tussen scholen in de aandacht voor diversiteit en inclusie.

Desondanks komen er meerdere gedeelde uitdagingen naar voren in het onderzoek, waarvan handelingsverlegenheid bij het bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen in de klas de belangrijkste is. Teuntje gaf een voorbeeld: ‘Een teamleider vertelde dat een van de docenten in de klas was uitgemaakt voor ‘racist’ door een leerling. Deze docent had hierop gereageerd door het woordenboek erbij te pakken en de definitie van racisme op te zoeken. Op basis daarvan concludeerde hij dat hiervan geen sprake was. De teamleider vroeg zich af of dit een effectieve reactie was en of de docent de relatie met de leerling voldoende had hersteld. Zou die hem niet nog steeds een racist vinden?’, vroeg zij zich af. Tegelijkertijd wist de teamleider niet goed hoe zij de docent kon bijsturen en ervoer zij net zo goed als hij handelingsverlegenheid.’

Meetladder voor inclusief onderwijs

Teuntje introduceerde de meetladder voor inclusief onderwijs die IDEM heeft gemaakt. Het is ‘een soort checklist’ voor het bevorderen van een inclusieve school: ‘Het is de bedoeling dat leden van een team de meetladder individueel invullen en zo beoordelen of de school op een bepaald punt onvoldoende/voldoende/goed scoort. Op basis van de scores kunnen zij dan als team in gesprek gaan over de stellingen waarop onvoldoende wordt gescoord. Dit zijn namelijk de punten waarop verbetering mogelijk is.’ Teuntje benoemde een aantal stellingen als voorbeeld die gaan over culturele en etnische diversiteit:

  • Op onze school hebben we aandacht voor feestdagen en vieringen die voor verschillende groepen van belang zijn (bijvoorbeeld Ramadan/Eid-al-Fitr, Keti Koti, Paarse Vrijdag, Pasen).
  • Op onze school werken docenten met diverse culturele achtergronden.
  • Op onze school zijn het managementteam en de directie in verschillende opzichten divers (denk aan gender, culturele achtergrond, leeftijd et cetera).
  • Op onze school heeft een groot deel van de docenten voldoende kennis over racisme en andere vormen van discriminatie.

Desgevraagd legde Teuntje uit dat er geen uitgebreide voorkennis nodig is om als team met de meetladder aan de slag te gaan: ‘We hebben de meetladder zo compact mogelijk gemaakt en de ene stelling is inderdaad simpeler en concreter dan de andere. Maar je hoeft vooraf echt niet alles te weten over inclusie. Aan de hand van de meetladder kun je je ook meer in bepaalde onderwerpen gaan verdiepen en bijvoorbeeld het onderzoeksrapport erbij pakken.’

Intersectioneel knoopwerk

Farah Ramezani (zij/haar) van adviesbureau RAVILOK leidt docenten op om diversiteitssensitief te werken. Ze liet het Intersectioneel Knoopwerk zien: een instrument om zichtbare en onzichtbare verschillen bespreekbaar te maken. ‘Diversiteit is complex’, legde Farah uit, ‘en we zijn vaak geneigd om te starten bij de vreemde ander in plaats van te kijken naar onze eigen diversiteit. Intersectionaliteit is een manier van denken over overlappende identiteitsfactoren en over uitsluiting. Het knoopwerk geeft een impressie van diversiteit, maar nog meer kenmerken spelen een rol.’

Bron: RAVILOK

De deelnemers worden uitgenodigd om na te denken over hun eigen onzichtbare diversiteitskenmerken en via Mentimeter een aantal vragen in te vullen. Zij geven bijvoorbeeld aan welke diversiteitskenmerken hun perspectieven en ervaringen in het dagelijks leven beïnvloeden. Een deelnemer licht haar keuze voor het kenmerk ‘levenservaring’ toe: ‘Mijn partner heeft een chronische ziekte. Deze ziekte is niet zichtbaar, maar heeft wel veel invloed op hoe hij zich voelt. Het feit dat hij vaak ziek is, heeft mijn blik op het leven veranderd. In mijn gezin was altijd iedereen gezond en hoefde ik amper stil te staan bij gezondheid. Maar nu besef ik dat gezondheid niet altijd vanzelfsprekend is.’

Onbewuste vooroordelen

Na de uitwisseling legde Farah uit hoe ons brein werkt en wij ons handelen in het dagelijks leven allemaal baseren op verschillende vormen van onbewuste vooroordelen, oftewel bias. ‘Anders dan wij denken, beoordelen wij heel veel op basis van onze onbewuste vooroordelen’, zei Farah. ‘Er zijn veel verschillende vormen. Bijvoorbeeld affinity bias, dat is onze neiging om een voorkeur te hebben voor mensen die dezelfde interesses, achtergrond en ervaringen hebben als wij. Of conformity bias oftewel peer pressure.’ Op de vraag welke biases de deelnemers bij zichzelf herkennen, antwoordt een van hen: ‘Welke niet? Ik denk dat ik mij aan allemaal wel schuldig maak. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn eerste indruk van iemand die niet altijd klopt en aan groepsdruk.’ Farah benadrukte dat het belangrijk is om jezelf bewust te zijn van je vooroordelen en je in een werksetting niet te (veel te) laten leiden door een ‘klik’. Want dan kunnen racisme en discriminatie een rol spelen en geef je mensen mogelijk niet gelijke kansen. ‘Vooroordelen spelen ook een rol in contact met leerlingen’, zei Farah, ‘ook al doen onderwijsprofessionals hun werk zonder twijfel met de beste bedoelingen.’ Zij toont verschillende voorbeelden die veel voorkomen:

  • Lagere verwachtingen voor bepaalde leerlingen: Onbewust lagere verwachtingen hebben van leerlingen die niet overeenkomen met je eigen culturele normen en waarden
  • Positieve beoordeling en gunstige behandeling: Onbewust geneigd zijn om leerlingen die op je lijken gunstiger te beoordelen of te behandelen

Micro-agressies

Onbewuste vooroordelen kunnen leiden tot micro-agressies, vervolgde Farah. De deelnemers kennen het begrip nog niet en Farah toonde onderstaand filmpje waarin beeldend duidelijk wordt gemaakt wat een micro-agressie is. Een voorbeeld dat Farah een paar dagen ervoor op een school heeft gehoord is de opmerking: ‘Jij bent ook leuk, Hamza, ook al ben je Marokkaan.’ Farah benadrukte dat micro-agressies heel veel voorkomen: ‘Dit soort opmerkingen lijken klein, maar zijn heel schadelijk. Kleine opmerkingen en gebaren kunnen zorgen voor een cultuur van discriminatie en uitsluiting. Ook de impact ervan op leerlingen is groot. Zo kunnen leerlingen door dit soort opmerkingen een hyperwaakzaamheid ontwikkelen. Zij staan constant ‘aan’ en zijn zich heel bewust van hun etnische diversiteit. Dat verwijt van racist kan hierdoor ontstaan, omdat leerlingen er heel alert op zijn.’ Daarom is het belangrijk om je als docent bewust te zijn van je eigen (onbewuste) vooroordelen. ‘Want je kunt een racistische opmerking maken zonder een racist te zijn.’

Leestips

Wil je ook naar onze Kennisateliers?

Wil jij ook een keer een van onze Kennisateliers bijwonen? Sluit je aan bij ons netwerk en ontvang de uitnodigingen voortaan automatisch in je mailbox.

Verslag Online Kennisatelier ‘Hete hangijzers in de klas’ – seksuele en genderdiversiteit

Verslag Online Kennisatelier ‘Hete hangijzers in de klas’ – seksuele en genderdiversiteit

Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit: het blijken hete hangijzers in het voortgezet onderwijs in Rotterdam. De thema’s liggen gevoelig en kunnen tot verhitte discussies leiden tussen leerlingen. Docenten weten niet altijd hoe ze deze gesprekken in goede banen moeten leiden. Lastige onderwerpen op een constructieve manier bespreekbaar maken is een uitdaging. Daarom organiseert IDEM twee online Kennisateliers voor onderwijsprofessionals om concreet met deze uitdaging aan de slag te gaan. Tijdens het eerste online Kennisatelier op 19 september ligt de focus op seksuele en genderdiversiteit.

Voornaamwoorden

Hilda van Reeuwijk, de netwerker van IDEM Rotterdam, verwelkomde de Rotterdamse professionals en introduceerde hun eigen voornaamwoorden (die/hun). Op hun verzoek stelde ook de rest van het IDEM-team zich op die manier voor. Door het benoemen van jouw eigen voornaamwoorden geef je als onderwijsprofessional een belangrijk signaal af. Namelijk: ik weet dat er meer mogelijkheden zijn dan de standaard hokjes man/vrouw en wil ruimte creëren voor leerlingen die zich bijvoorbeeld als non-binair identificeren.    

Staat diversiteit en inclusie bij scholen op de agenda?

Onderzoeker Teuntje Vosters (zij/haar) nam de deelnemers mee in de resultaten van het onderzoek dat IDEM in opdracht van de gemeente heeft uitgevoerd naar diversiteit en inclusie in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. In het onderzoek staan de volgende vragen centraal: Tegen welke uitdagingen lopen scholen aan? Hoe investeren scholen in inclusie en kansengelijkheid? En welke behoeften hebben zij? Teuntje benadrukt de ‘gevarieerde, veelzijdige conclusies en resultaten’ die het onderzoek opleverde. Die veelzijdigheid heeft onder andere te maken met het feit dat inclusie een breed ‘containerbegrip’ is.

‘Opvallend is dat alle geïnterviewde onderwijsprofessionals zeggen dat zij het een belangrijk onderwerp vinden’, vervolgde Teuntje, ‘maar dat er op scholen vaak niet structureel wordt geïnvesteerd in het bevorderen van inclusie.’ Er is op de meeste scholen bijvoorbeeld geen beleid waarin staat omschreven hoe scholen inzetten op inclusie. Sommige schoolbesturen investeren wel aantoonbaar in het onderwerp en andere niet. Wat opviel is dat inclusie vaak op de agenda komt op initiatief van één of meerdere individuele professionals die het belangrijk vinden. Of als reactie op een probleem dat zich op school heeft voorgedaan. Op scholen worden weinig preventieve investeringen gedaan.  

Meetladder voor inclusief onderwijs

Teuntje introduceerde de meetladder voor inclusief onderwijs die IDEM heeft gemaakt. Het is ‘een soort checklist’ voor het bevorderen van een inclusieve school: ‘Het is de bedoeling dat leden van een team de meetladder individueel invullen en zo beoordelen of de school op een bepaald punt onvoldoende/voldoende/goed scoort. Op basis van de scores kunnen zij dan als team in gesprek gaan over de stellingen waarop onvoldoende wordt gescoord. Dit zijn namelijk de punten waarop verbetering mogelijk is.’ Teuntje laat de meetladder zien en benoemt een aantal stellingen als voorbeeld die gaan over seksuele en genderdiversiteit:

  • Op onze school is een GSA (Gender and Sexuality Alliance) actief.
  • Op onze school kunnen leerlingen en medewerkers gebruikmaken van genderinclusieve toiletten en kleedkamers (waar iedereen ongeacht gender terecht kan).
  • Op onze school heeft een groot deel van de docenten voldoende kennis over seksuele en genderdiversiteit.

In het format van de meetladder is ruimte om per stelling acties te noteren die een team samen bedenkt om een inclusiever schoolklimaat te bevorderen. ‘Als team kun je er dus gemakkelijk mee aan de slag’, besloot Teuntje.  

Weerstand en handelingsverlegenheid

Vervolgens besprak Teuntje één van de belangrijke uitdagingen die in het onderzoek naar voren kwam: handelingsverlegenheid bij conflicten in de klas. Die handelingsverlegenheid is een probleem. Enerzijds omdat hierdoor het risico bestaat dat er ruimte is voor discriminerende uitingen naar minderheden. Anderzijds omdat een onderwerp dan onbesproken blijft en er geen toenadering plaatsvindt tussen gepolariseerde meningen.

Teuntje gaf een voorbeeld uit het onderzoek. In een interview vertelde een docent over een leerling die in transitie was en met de voornaamwoorden hij en hem aangesproken wilde worden. De leerling vroeg deze docent om hulp, omdat zijn mentor weigerde om hem met de voornaamwoorden van zijn voorkeur aan te spreken. De leerling wist niet wat hij nu kon doen en ook de docent wist niet goed hoe de mentor op het gedrag aan te spreken. Teuntje: ‘Zo zie je dat handelingsverlegenheid op allerlei manieren voorkomt. Weerstand tegen het gebruik van nieuwe voornaamwoorden kan hier ook vandaan komen, want docenten vinden de taal moeilijk. Zij zijn bang om het verkeerd te doen, dus vermijden het gesprek of slaan een leerling bijvoorbeeld over in de klas.’

Een deelnemer merkte op dat hij het beeld herkent dat op basis van het onderzoek wordt geschetst. Hij krijgt als openlijke transgender docent regelmatig te maken met onwetendheid en weerstand van collega’s tegenover hemzelf of tegenover LHBTIQ+ leerlingen. Hij heeft het idee dat collega’s wel open staan om te leren, maar dat er regelmatig vooroordelen of kennis gebaseerd op ‘fake news’ in de weg zitten om LHBTIQ+ personen serieus te nemen. Ook ervaart de deelnemer dat hij vanzelf aanspreekpunt is voor het onderwerp seksuele en genderdiversiteit, omdat hij de enige docent is die openlijk tot de groep behoort. Dat is wel een eenzame positie, ervaart hij, vooral binnen het docententeam: ‘Ik werk nu op een relatief veilige school en kan mezelf zijn, maar ik ervaar wel discriminatie. Als leerlingen een vervelende opmerking maken, vind ik het makkelijk om het gesprek aan te gaan. Leerlingen zijn nog bezig om hun mening te vormen en zeker mijn leerlingen in klas 1 en 2 zijn nog redelijk kneedbaar. Collega’s hebben hun mening al gevormd en dan is het gesprek veel lastiger.’

Diversiteitskenmerken

Na een korte pauze startte Farah Ramezani (zij/haar), van adviesbureau RAVILOK, haar workshop over handelingsmogelijkheden om respectvol het gesprek aan te gaan over seksuele en genderdiversiteit. Farah benadrukte dat ook zij nog ‘lerende’ is, aangezien het onderwerp inclusie zo breed is. Zij introduceert het Intersectioneel Knoopwerk van Ravilok: ‘Dit is een visuele weergave van het intersectioneel denken. Het knoopwerk bestaat uit 21 diversiteits- en identiteitskenmerken. Iedereen bestaat uit verschillende lagen en het zijn vooral de combinaties die bepalend zijn voor hoe er naar ons wordt gekeken.’ Denk bijvoorbeeld aan een homoseksuele leerling met een migratieachtergrond. Deze leerling kan door meerdere intersecties te maken krijgen met uitsluiting: enerzijds door zijn culturele achtergrond, anderzijds door zijn homoseksualiteit én door die combinatie (binnen zijn gemeenschap wordt homoseksualiteit mogelijk niet geaccepteerd). Farah licht ook het verschil tussen zichtbare en onzichtbare diversiteitskenmerken toe. Zichtbare kenmerken zoals huidskleur, geslacht en fysieke kenmerken zijn bepalend voor de interactie met anderen. Maar ook allerlei onzichtbare kenmerken spelen daarin een rol, zoals taal, religie en neurodiversiteit. Als docent is het waardevol om het intersectioneel denken op jezelf toe te passen en op die manier te reflecteren op je eigen relaties met anderen.

Onbewuste vooroordelen

Farah legde uit hoe ons brein werkt en hoe wij ons handelen in het dagelijks leven allemaal baseren op onbewuste vooroordelen (bias in het Engels) – iets wat wij zelf niet door hebben. Farah licht toe: ‘Er zijn uiteenlopende vormen van onbewuste vooroordelen en wij maken ons hier allemaal schuldig aan. Het is makkelijker gezegd dat gedaan om vooroordelen te bestrijden en je bewust te zijn van onbewuste vooroordelen. Herkennen jullie vormen van bias?’ Bijvoorbeeld affinity bias komt veel voor, vertelt Farah: ‘Check eens in je vriendenclub of er mensen zijn met andere diversiteitskenmerken dan jij. Of lijken mensen qua kenmerken erg op je?’ Ook in contact met leerlingen spelen onbewuste vooroordelen een rol, zegt Farah, die een aantal voorbeelden toont:

  • Hogere verwachtingen voor leerlingen met vergelijkbare achtergronden: onbewust hogere verwachtingen hebben voor leerlingen die op jou lijken in termen van achtergrond, interesses of gedrag.
  • Positieve beoordeling en gunstige behandeling: onbewust geneigd zijn om leerlingen die op je lijken gunstiger te beoordelen of te behandelen.

Micro-agressies: schelden met ‘homo’

‘Is er iemand bekend met het begrip micro-agressie?’, vroeg Farah. Een deelnemer stak digitaal haar hand op en deelde een klassiek voorbeeld: ‘Bijvoorbeeld de vraag: ‘Waar kom je vandaan?’ ‘Uit Leiden.’ ‘Nee, ik bedoel uit welk land.’ Er wordt niets onaardigs bedoeld, maar de ander ervaart het wel als heel vervelend.’ Farah: ‘Micro-agressies vertellen iets over het wereldbeeld dat erachter zit. Deze gaan over vooroordelen, die geuit kunnen worden in woorden en in daden. Een micro-agressie is een impliciete vorm van discriminatie.’ Zij vervolgt dat het schelden met ‘homo’ een veelvoorkomend voorbeeld is van een micro-agressie op middelbare scholen: ‘Het feit dat een kenmerk van iemands identiteit wordt gebruikt als scheldwoord is micro-agressie.’

Tijdens de gesprekken in break-outrooms werd duidelijk dat homoschelden ook een probleem is op de scholen van deelnemers. Een deelnemer vertelde dat hij regelmatig ziet dat collega’s niet ingrijpen wanneer dit voorkomt. Een andere deelnemer vertelde dat zij op een christelijke school werkt, waar schelden met ‘homo’ helaas ook voorkomt. Zij spreekt leerlingen hierop aan door te verwijzen naar een gedeelde christelijke norm: ‘Ik zeg altijd: naastenliefde is belangrijk op onze school. En schelden met ‘homo’ past daar niet bij. Dat doen wij hier niet.’ Een goede tip voor andere docenten.

Leestips

Wil je ook naar onze Kennisateliers?

Wil jij ook een keer een van onze Kennisateliers bijwonen? Sluit je aan bij ons netwerk en ontvang de uitnodigingen voortaan automatisch in je mailbox.

Verslag Nazomers Netwerk Café 7 september

Verslag Nazomers Netwerk Café 7 september

Elkaar ontmoeten, ideeën uitwisselen en elkaar meenemen in andere perspectieven: dat zijn leuke en belangrijke manieren om jezelf te ontwikkelen. Als het gaat om inclusiever (leren) kijken naar je stadsgenoten, is ontmoeting essentieel. Tijdens het Nazomers Netwerk Café dat IDEM Rotterdam organiseerde op 7 september 2023 in Garage Rotterdam kwamen zo’n twintig professionals samen om precies dat te doen. Ze luisterden naar elkaars verhalen, deden nieuwe inzichten op en wisselden ervaringen uit.

Hilda van Reeuwijk, de netwerker van IDEM Rotterdam, heet de Rotterdamse professionals welkom. Hilda benadrukt hoe belangrijk het delen van verhalen is om inclusie te bevorderen en discriminatie tegen te gaan. Luisteren naar een persoonlijk verhaal over concrete (discriminatie-)ervaringen van een ander mens, zorgt namelijk voor empathie en vergroot het inlevingsvermogen van de toehoorders. Het is een wetenschappelijk onderbouwde manier om discriminatie te verminderen.    

Durf een OEN te zijn!

Vervelende ervaringen over jezelf delen is niet eenvoudig. De meeste mensen willen allemaal liever een ‘superheld’ zijn, alles in één keer kunnen of in ieder geval doen alsof dat zo is. Hilda vertelt dat een OEN zijn, iemand die nog veel moet leren, eigenlijk veel passender is. En veel leerzamer. Juist als het gaat om inclusief werken is het voor professionals van belang om te erkennen dat je heel veel dingen (nog) niet weet. Want als je dat doet, hoef je niet bang te zijn om fouten te maken en geef je jezelf de ruimte om te leren. Pas dan kun je dingen veranderen. Fouten zijn ‘goud’ als je ervan kan leren.

Samenwerking: project Carpool

Niet alleen IDEM Rotterdam stimuleert uitwisseling van ervaringen in haar netwerk in het sociaal domein, ook tentoonstellingsruimte Garage Rotterdam doet dat. Sinds 2022 organiseren zij samen het project Carpool, dat een brug slaat tussen maatschappelijke en zorgorganisaties en kunst. Hanne Lemson-Niessen, zakelijk leider van Garage Rotterdam, vertelde meer over deze unieke samenwerking. Zo was er onlangs een lunch voor vrijwilligers van de voedselbank in een tentoonstelling over voedsel. Dit stimuleerde een interessant gesprek over het onderwerp.

Prikkelende tentoonstelling

De huidige tentoonstelling Choreographed Events, samengesteld door curator Bogomir Doringer, in Garage Rotterdam wordt toegelicht door Hannah van den Elzen, communicatiemedewerker bij de Garage Rotterdam. De tentoonstelling gaat over technologische ontwikkelingen en effecten ervan op onze interactie met elkaar. De kunstwerken in de tentoonstelling kunnen op verschillende manieren in beweging worden gezet, en soms moet je dat als passant zelf doen. De tentoonstelling stelt als hoofdvraag: wie is de choreograaf van de beweging die ik zie? 

Als de deelnemers vervolgens worden uitgenodigd om de kunstwerken te bekijken, ontstaan interessante gesprekken. Een gesprek over een kunstwerk dat doet denken aan een ladende internetpagina maakt opvallende verschillen tussen deelnemers duidelijk. De een vindt het werk ‘zen’ om naar te kijken en zou er wel een tijdje voor willen blijven staan. En de ander wordt juist ‘ongeduldig en boos’ van het beeld.  Wie is de choreograaf van de reactie en veranderd de ongeduldige beweging wanneer je met de nieuwe ‘zen’-interpretatie naar het beeld kijkt?

Verhalen van roze ouderen

Na de pauze raakt drag queen Victoria False op een andere manier een snaar bij deelnemers. Zij zingt een lied van Annie M.G. Schmidt uit 1977 dat nog opvallend actueel in de oren klinkt:   

Al die honderdduizend liedjes waar je mee wordt overspoeld. Songs en hits en melodietjes, die zijn nooit voor ons bedoeld. Elke schlager, ieder wijsje, altijd jongen, altijd meisje. I love you en ik hou van jou, altijd man, altijd vrouw. Ieder vers en elke aria. Romeo en Julia. Want zo is het toch mijn jongen. Nooit is er een lied gezongen over de verboden kus van Romeo en Julius. We zijn er niet aan toe. Taboe, taboe.

Er moest toch ook een liedje zijn, al was ‘t alleen maar het refrein, al waren het maar 4 regeltjes, over Romeo en Julius. Maar we zijn er niet aan toe. Taboe, taboe. Geen aria, geen aria’s voor de paria’s. Maar over 60 jaar wie weet, staan er liedjes in de hitparade niet alleen maar over zij en hij. Maar ook over zij en zij. Liedjes over hem en hem, zonder aarzeling of rem. 

Victoria vormt samen met Magda Römgens en Eveline van de Putte Tour d’Amour, een interactieve voorstelling. Zij reizen het land door om verhalen van roze ouderen onder de aandacht te brengen. Eveline van de Putte schreef hier een boek over. Veel mensen verbazen zich erover dat roze ouderen bestaan en dat LHBTIQA+-emancipatie een thema is wat ook speelt onder ouderen. Onder professionals bestaat nog veel onwetendheid. Dat is een probleem, omdat veel LHBTIQA+ ouderen die zorgbehoevend worden niet zichzelf durven zijn tegenover zorgverleners en/of medebewoners in een zorginstelling. Zij zijn bang voor negatieve reacties en uitsluiting.

Magda deelt met de groep hoe zij in haar jeugd verliefd werd op een meisje, zonder dat zij zelf wist dat het verliefdheid was. Pas na de scheiding van haar ex-man werd ze echt verliefd op een vrouw en ontdekte ze dat ze eigenlijk al haar hele leven lesbische gevoelens had. Eveline vertelt vervolgens een ontroerend verhaal uit haar boek. Zij interviewde een getrouwd stel van wie de man op latere leeftijd in transitie ging en nu vrouw is. Zij woont op dit moment in een verpleeghuis en haar vrouw zorgt dagelijks dat zij er goed uitziet. Ze zorgt dat haar pruik goed zit en doet haar lippenstift op.

Eveline zegt dat transgender ouderen vaak vragen krijgen als: ‘Moet je nou op die leeftijd nog wel in transitie gaan? Wat levert dat op in de laatste fase van je leven?’ Zij legt uit dat als je geen transgender gevoelens hebt, je onmogelijk kan begrijpen hoe het voelt om in het verkeerde lichaam te zitten. En dat hoeft ook niet, maar het is wel belangrijk om behoeften van ouderen die dat wel voelen te respecteren. Een roze oudere in haar boek zegt: ‘Als ik nog maar vier maanden te leven had, was ik toch nog vier maanden mijzelf geweest.’

Lees-, kijk-, doe- en luistertips

Verslag Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid?’

Verslag Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid?’

Posters over gendertwijfel, protesten tegen dragqueens of belaging van jongeren in hun safe space: LHBTIQ+ personen ervaren veel onbegrip of zelfs haat. Deze haat lijkt uit conservatieve hoek te komen en in omvang en ernst toe te nemen. Op dinsdag 13 juni 2023 kwam een kleine groep professionals bij elkaar voor het Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid’, over veiligheidsbeleving van LHBTIQ+ personen in Rotterdam.

Het was een vreselijk warme dag, maar desalniettemin kwamen zo’n tien Rotterdamse professionals naar de Actiegroep Oude Westen om kennis uit te wisselen op het gebied van veiligheidsbeleving van LHBTIQ+ personen. IDEM-netwerker Hilda van Reeuwijk heette iedereen allemaal welkom en brak het ijs met een oefening waarbij deelnemers werden aangemoedigd om elkaar beter te leren kennen door middel van observatie, luisteren en empathie. 


Bron: Ijsbrekers toolkit. (https://ijsbrekers.online/

Wat weten we al?

Waarom is zichtbaarheid nodig?

Het vergroten van de zichtbaarheid van LHBT+ personen is een belangrijk aspect van het bevorderen van acceptatie en inclusie.

Hoewel symbolische acties en zichtbaarheid belangrijk kunnen zijn om bewustzijn te creëren, is het van cruciaal belang dat ze worden ondersteund door daadwerkelijke veranderingen op het gebied van beleid, wetgeving en maatschappelijke attitudes. Het is belangrijk dat symboolpolitiek wordt aangevuld met concrete maatregelen en inspanningen om discriminatie en ongelijkheid aan te pakken en de levens van LHBT+ personen daadwerkelijk te verbeteren.

Ik wel, ik niet

De deelnemers werd gevraagd om mee te doen met de oefening “Ik wel, ik niet”. Hilda noemde enkele stellingen en deelnemers gingen aan de linker- of rechterkant van de ruimte staan, de “ik wel” of “ik niet” kant. Er mocht niet gesproken worden, waardoor je jezelf niet kon verklaren of beargumenteren. Je kon alleen zichtbaar aan welke kant je staat. Stellingen varieerde van “Ik weet waar de verschillende letters in de afkorting LHBTIQ voor staan.” Tot “Ik vind al die extra aandacht voor LHBTIQ+ soms wat overdreven”.

De oefening laat ervaren hoe mensen soms het gevoel hebben dat ze iets moeten laten zien of merken, terwijl ze niet weten hoe op hun antwoord gereageerd zal worden. Dit kan leiden tot oneerlijke antwoorden of het verbergen van ware gevoelens om zich veilig te voelen.

Veiligheidsalliantie

In 2017 is de Veiligheidsalliantie opgericht om de veiligheid van LHBTIQ+ personen in Rotterdam te vergroten. Verschillende organisatie sloegen hiervoor de handen ineen. 

Deze organisaties van o.a. COC, Dona Daria, Transcafe, Rotterdam Pride, OUTRotterdam, Humanitas, IDEM/RADAR, Roze in Blauw en de gemeente Rotterdam komen regelmatig bij elkaar om te kijken hoe zij in samenwerking met elkaar individuele casuïstiek met betrekking op discriminatie en haat naar LHBTIQ+ personen kunnen aanpakken. Maar ook adviezen aan gemeente, zorg, sociaal domein, onderwijs en politie kunnen doen mbt preventief handelen in en behouden van een veilig klimaat voor LHBTIQ+ personen. Ook worden actuele ontwikkelingen van (on)veiligheid van LHBTIQ+ personen besproken en hoe, in samenwerking met elkaar en door het eventueel betrekken van de achterban hierop te reageren. 

Een keer per jaar schuift de Veiligheidsalliantie aan in de veiligheidsdriehoek om meldingen en ervaringen te vergelijken. Hiermee is er structurele aandacht bij de instanties voor veiligheid van LHBTIQ+ personen. 

Straatintimidatie

Er is veel aandacht voor straatintimidatie, al is dat vooral gericht op meisjes en vrouwen. Een voorbeeld van interactie tussen jongens en meisjes werd gegeven om te laten zien dat soms intimidatie onbewust kan zijn. Jongens die zich op ‘messenhotspots’ stoer gedragen om zichzelf te beschermen, kunnen ook meisjes intimideren zonder dat dit hun bedoeling is. Er werd opgemerkt dat jongens niet altijd leren wat intimidatie is en soms handelingen als romantisch beschouwen, terwijl de ontvanger het als intimiderend ervaart.

In samenwerking met de Veiligheidsalliantie wordt nu ook de doelgroep LHBTIQ+ meegenomen in de aanpak. Omdat de aanpak van staartintimidatie voorloopt op de ontwikkeling van wetten is de gemeente genoodzaakt te kijken naar wat wel kan. Zo worden momenteel enkele BOA’s getraind om straatintimidatie te deëscaleren.

Scholen

Er werd opgemerkt dat scholen vaak niet beschikken over de basiskennis om jongeren in de LHBTQ+ gemeenschap adequaat te ondersteunen. Dit leidt soms tot situaties waarin het bijwonen van bijeenkomsten of evenementen kan leiden tot onveiligheid, omdat de hele school op de hoogte is van wie er deel uitmaakt van de regenbooggemeenschap. Een mogelijke oplossing is samenwerking met Gender and Sexuality Alliances (GSA’s) van verschillende scholen in dezelfde plaats, zodat grotere aantallen betrokken zijn en uitgeweken kan worden naar een veilige (externe locatie).

Good Practice

Eveline van de Putte begon in 2014 met Tour d’Amour nadat ze de verhalen van enkele roze ouderen had opgetekend. Ze kwam erachter dat er weinig over LHBTIQ+ gesproken werd in verzorgingshuizen. Met twee roze ouderen reist ze langs verzorgingshuizen en scholen om dit thema bespreekbaar te maken. Uit die bezoeken kwamen opvallende punten naar voren:

  • In veel verzorgingshuizen wordt gedacht dat er geen roze ouderen zijn. Er wordt niet beseft dat de ouderen zich niet durven uit te spreken over hun seksuele of genderidentiteit.
  • Ouderen waren vroeger gewend om naar een andere plaats af te reizen om contact te hebben met gelijkgestemden. Zo zouden ze niet als LHBTIQ+ aangemerkt of herkend worden in hun eigen woonplaats. Als ze door ouderdom of ziekte niet meer kunnen reizen, verliezen ze een groot sociaal netwerk.
  • Sommige roze ouderen passen hun huis aan zodra ze afhankelijk worden van thuiszorg. Denk bijvoorbeeld aan het weghalen van homoerotische kunst.
  • Omdat er veel verschillende hulpverleners aan huis komen, durven roze ouderen niets te delen over hun identiteit. Zij weten immers nooit zeker hoe de hulpverlener ertegenover staat en hoe op hen gereageerd wordt.
  • Er zijn speciale voorzieningen voor roze ouderen, maar veel van hen vinden het niet prettig om daar te wonen. Of om samen met andere roze ouderen op een aparte afdeling te wonen. Ouderen willen het liefst in een ‘normaal’ verzorgingshuis wonen, en daar ook zichzelf mogen zijn.

Lees-, kijk- en luistertips

Kijktips

  • Kijk tip webserie Dona Daria; schaduwkant van coming out day
  • Filmpjes omstanders interventie:

                  Fairspace (Taal is Engels)

                  5 D’s van de omstandersinterventie (Engelstalig)

Luistertips

Leestips

Verslag bijeenkomst ‘Hoe verbreken we de ketenen van het slavernijverleden?’

Verslag bijeenkomst ‘Hoe verbreken we de ketenen van het slavernijverleden?’

De ketenen van de slavernij werden in 1863 verbroken, maar nu – 160 jaar later – worden die ketenen door velen in de samenleving nog steeds gevoeld. Op welke manier is Rotterdam verbonden met het slavernijverleden. Staat dit los van de trots op de koopvaardijgeschiedenis? Bovenal, wat is anno 2023 nodig om discriminatie en racisme tegen te gaan? 

Tijdens de bijeenkomst ‘Hoe verbreken we de ketenen van het slavernijverleden’ op 21 maart 2023 in het Maritiem Museum in Rotterdam kwamen bijna honderd mensen samen om hierover in gesprek te gaan. Na een kort welkom van host Shantie Singh en RADAR-directeur Sjaak van der Linde, kreeg onderzoeker en filmmaker Grace Stelk het podium. 

Grace Stelk maakt film over activistische tante

Stelks presentatie begint met een fragment uit een documentaire waaraan zij werkt. De film gaat over het leven van haar tante drs. Machteld Cairo (1945-2011). Stelk vertelt dat zij al jaren onderzoek doet naar het leven van de Rotterdamse activiste en politica. Cairo streed voor gelijke burgerrechten voor Surinaamse vrouwen en andere achtergestelde groepen. Als Stelk aan het publiek vraagt wie Cairo hebben gekend, gaan er tientallen vingers de lucht in. Dat zovelen haar tante persoonlijk gekend hebben, laat zien hoe groot haar netwerk was. En het maakt de bijeenkomst voor Stelk extra bijzonder. 

‘Tijdens mijn onderzoek heb ik de wereld en de muren waar Machteld tegenaan liep in kaart gebracht vanuit het perspectief van een zwarte vrouw in Nederland in de periode 1980-2010. Het schokkende is dat ondanks het activisme van Machteld en haar cohortgenoten, diezelfde muren anno 2020 nog overeind staan. Als wij als jongere generatie geen lering trekken uit het werk dat de vorige generaties, waaronder Machteld, hebben verricht, dan zijn we gedoemd die geschiedenis te herhalen’.

Wanneer Stelk verschillende bezoekers aan het woord laat, levert dat mooie gesprekken op. ‘Machteld zei altijd dat je elkaar moet kennen, omdat je elkaar nodig hebt om de samenleving vooruit te brengen’, vertelt een bezoeker. ‘Deel de kennis die je hebt over het slavernijverleden niet alleen binnen je eigen kringen, maar ook daarbuiten,’ zegt een ander. En tot slot zei een van de aanwezigen: ‘Het slavernijverleden is niet alleen mijn verleden, het is ons verleden. Als je Nederlander bent, is het slavernijverleden jouw verleden.’

De geschiedenis van het Rotterdamse slavernijverleden

Na de pauze vertelt prof. dr. Alex van Stipriaan over de koloniale geschiedenis van Rotterdam en de doorwerking ervan. Hij was een van de onderzoekers die in opdracht van de gemeente Rotterdam het slavernijverleden van Rotterdam onderzocht. Daar zijn drie dikke historische boeken uit voortgekomen en een publieksversie.

Uit dat grootschalige onderzoek blijkt dat Rotterdam tot in de haarvaten verweven was met slavernij. Denk niet alleen aan rijke kooplieden, slavenhandelaren en scheepsbemanning, maar ook in de stad zelf profiteerden mensen, zoals sjouwers, tabaksfabrikanten, schoonmakers of koffiebranders. En het ging ook veel dieper het land in: de hele Nederlandse economie had profijt van de slavenhandel. Met bijvoorbeeld stoffen uit Helmond gingen Nederlandse schepen naar Afrika, waar de stoffen verkocht werden en tot slaaf gemaakten werden aangekocht. 

Van Stipriaan legt uit dat het trauma van slavernij al begon voordat mensen op plantages werden uitgebuit. Mensen werden in West-Afrika gevangengenomen door tussenhandelaren en gedwongen om honderden kilometers te lopen en dan – soms maandenlang – in een fort te wachten tot ze verkocht werden aan Europeanen. Regelmatig volgde een onmenselijke keuring, de gruwelijke overtocht en de overlevering aan de grillen van de plantage-eigenaar. “Seksuele omgang tussen zwarte en witte mensen was bij wet verboden in die tijd, maar geen wet werd zo vaak door witte mannen overtreden als deze”, aldus Van Stipriaan. 

Nieuwe gemeenschappelijke cultuur voedt verzet

In zijn lezing gaf hij niet alleen de belangrijkste inzichten uit het onderzoek aan, maar sprak hij ook zijn bewondering uit voor de overlevingskracht van de mensen die tot slaaf gemaakt waren. Hoewel zij uit allerlei verschillende gebieden uit Afrika kwamen, met allemaal hun eigen taal, cultuur en gewoontes, wisten zij  als tot slaafgemaakten een gemeenschappelijke cultuur te ontwikkelen. “Ondanks de oppressie van witte mannen en vrouwen, creëerden tot slaafgemaakten hun eigen taal, muziek, eetgewoonten en religie. Deze eigen nieuwe cultuur, deze mentale autonomie, heeft het fysieke verzet tegen slavernij gevoed.” 

Het cultureel verzet van de mensen die tot slaafgemaakt waren was de voedingsbodem voor het fysieke verzet. De Marrons vluchtten de bossen in, Tula leidde een grote opstand op Curacao en anderen vluchtten op vlotten naar Venezuela. En dit zijn nog maar enkele voorbeelden van de vele zwarte mensen die in protest kwamen. 

Langzaamaan werd ook in Nederland verzet van witte mensen hoorbaar. Zo schreven vrouwen van politici een brief aan de koning met het verzoek om de slavernij af te schaffen. Deze vrouwen die zelf geen stemrecht hadden werden niet erg serieus genomen. De repliek van de machthebbers was: zij moesten zich niet met politiek bemoeien. 

‘Witte emancipatie moet nog beginnen’

Ook al werd de slavernij uiteindelijk in 1863 uiteindelijk afgeschaft, de gevolgen zijn nog altijd voelbaar. Van Stipriaan benadrukt dat nazaten van tot slaaf gemaakten al een hele emancipatie hebben doorgemaakt, uit noodzaak. Om te overleven moesten zij hun cultuur in ere houden, de geschiedenis doorvertellen en zich ontdoen van het geïnternaliseerde denken dat witte mensen superieur zijn. 

Volgens Van Stipriaan zijn witte mensen, daarentegen, nog niet eens – of hooguit net – begonnen met de postkoloniale emancipatie. Zij hebben nooit eerder de noodzaak gevoeld om te ontsnappen uit het koloniale denken. Het is dan ook tijd voor witte mensen om de volgende stap te zetten en zich te ontdoen van koloniaal gedachtegoed. 

Wil je op de hoogte blijven van onze bijeenkomsten? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.