Intersectionaliteit: ineens hoor je dit begrip overal. Niet alleen lees je erover, ook op steeds meer werkvloeren hoor je de term. Maar wat is intersectionaliteit, of kruispuntdenken, eigenlijk? In dit essay legt IDEM-onderzoeker Inte van der Tuin uit wat het begrip inhoudt, waar het vandaan komt en hoe het een plaats heeft binnen IDEM.

Intersectionaliteit gaat over iedereen. Kort gezegd maakt een intersectionele benadering inzichtelijk hoe verschillende dimensies van de identiteiten van mensen – zoals gender, etniciteit, sociaaleconomische positie en seksuele oriëntatie – van invloed zijn op hun specifieke ervaringen in de maatschappij. De sociale positie van ieder mens is een complex samenspel van deze dimensies. Dit klinkt ingewikkeld, maar is vrij gemakkelijk concreet te maken door het op mijzelf te betrekken. Als ik naar dimensies van mijn eigen identiteit kijk, dan wordt duidelijk dat ik als volwassen cisgender[1] vrouw in veel opzichten in het “standaard plaatje” pas, ofwel binnen de norm. Ik ben wit en heteroseksueel en leef samen met mijn witte vriend en onze peuterzoon. Wij behoren tot de middenklasse en zijn niet religieus. Dit zijn dimensies van mijn identiteit die niemand in Rotterdam opvallend vindt. Ik hoef bijvoorbeeld nooit uit te leggen dat ik met een man samenleef en ervoor heb gekozen om een kind te krijgen. Mensen vinden dit volkomen normaal. Voor mijn lesbische moeders was dit anders. In de jaren tachtig kozen zij ervoor om samen twee kinderen te krijgen met een bekende donorvader. Dit was toen – nog meer dan nu – zeker niet vanzelfsprekend. Zij besloten samen dat zij ons als gelijkwaardige ouders zouden opvoeden, maar voor mijn niet-biologische moeder was er geen enkele mogelijkheid om vast te leggen dat mijn zusje en ik haar kinderen zijn. Door het ontbreken van een biologische band werd haar positie als moeder niet wettelijk erkend. Heteroseksuele adoptieouders hadden in die tijd meer rechten dan mijn moeder die al ver voor de bevruchting betrokken was bij het leven van mij een mijn zusje. Naast deze wettelijke ontkenning van haar moederschap, hadden onbekenden de neiging om mijn moeders te confronteren met het feit dat zij in hun ogen onmogelijk allebei onze moeder konden zijn. ‘Wie is de échte moeder?’ was een veelgestelde vraag. Mijn vriend en ik krijgen nooit zulke vragen. Dit laat zien dat de maatschappelijke ervaringen van lesbische moeders specifiek zijn en je deze niet kunt vergelijken met die van hetero-ouders.  

Hoewel je niet aan mij kunt zien dat ik twee lesbische moeders heb, bepaalt dit wel – in samenspel met andere dimensies – mijn identiteit en mijn ervaringen in de samenleving. Ik word nooit ongewild geconfronteerd met mijn opvallende gezinssituatie en kan zelf beslissen of ik deze informatie met anderen deel of niet. Maar als ik over mijn moeders vertel, word ik weleens geconfronteerd met vooroordelen. Soms krijg ik bijvoorbeeld vragen als: ‘Ben je dan zelf niet ook lesbisch?’ Of: ‘Heb je geen vader gemist in je opvoeding?’ Ook kunnen mensen mij onbedoeld kwetsen met negatieve opmerkingen over homoseksualiteit. Het kwetst mij namelijk als de keuzes van mijn moeders of de gezinssituatie waarin ik ben opgegroeid, worden veroordeeld of afgewezen. Het voelt alsof een vormend deel van mijn leven – wat een deel van mijn identiteit is – er niet zou mogen zijn. Hoewel ik het idee heb dat ik ook een deel van de pijn van mijn niet-biologische moeder voel, is er een cruciaal verschil tussen mijn sociale positie en die van haar. Mijn mogelijkheden in de samenleving worden op geen enkele manier beperkt door de gezinssituatie waarin ik ben opgegroeid, terwijl mijn moeder als ouder wel te maken had met een gebrek aan (wettelijke) mogelijkheden. Opnieuw maakt dit duidelijk dat ervaringen altijd specifiek zijn. Dit geldt voor alle mensen. Ervaringen in de samenleving worden altijd bepaald door de verschillende zichtbare en onzichtbare dimensies van iemands identiteit. Op welke manier precies hangt af van de persoon of personen die je treft en de situatie waarin je je bevindt.

Ontstaan intersectioneel denken

Het is van belang om te benadrukken dat intersectionaliteit zich heeft ontwikkeld in activistische kringen: binnen de Amerikaanse en later Nederlandse zwarte, migranten- en vluchtelingen- vrouwenbeweging. Het doel van deze vrouwen was om aandacht te vragen voor kwesties en problemen waarmee zij te maken kregen die voor witte vrouwen onbekend waren. Het ging met name om racisme. De vrouwen beargumenteerden dat seksisme voor hen anders uitpakt dan voor witte vrouwen door de wisselwerking ervan met racisme en discriminatie. Activisten als Sojourner Truth (1797-1883) of Angela Davis (1944) benadrukten dat zij als zwarte vrouwen dubbel gediscrimineerd worden: zowel om hun vrouw-zijn als om hun huidskleur. Pas wanneer ook antiracisme werd geïntegreerd in de feministische strijd zou er volgens hen voor de belangen van álle vrouwen worden opgekomen.[2] In 1989 werd de theorie over intersectionaliteit in de wetenschap geïntroduceerd door de Amerikaanse hoogleraar in de rechten Kimberlé Crenshaw. Later werd sociaaleconomische positie, naast etniciteit en gender, ook een belangrijk onderdeel van intersectionaliteit. Ook iemands sociaaleconomische positie en factoren die daarmee samenhangen zoals inkomen, huisvesting en sociaal netwerk hebben immers veel invloed op maatschappelijke ervaringen. In Nederland is intersectionaliteit binnen vrouwenstudies onder de aandacht gebracht door wetenschappers Gloria Wekker en Helma Lutz. Zij gebruiken het als een theoretisch instrument waarmee inzichtelijk gemaakt kan worden hoe de verschillende dimensies van iemands sociale positie continu bepalen hoe mensen en groepen op elkaar reageren en zich ten opzichte van elkaar gedragen. De IDEM-thema’s integratie, discriminatie, lhbti-emancipatie en man/vrouw-emancipatie draaien om deze sociale interactie.

Tegenwoordig verschillen de meningen van activisten en wetenschappers over de legitimiteit van de verbreding van intersectionaliteit naar andere discriminatiegronden zoals seksuele oriëntatie en religie. Zo is professor sociologie Akwugo Emejulu van mening dat ras of etniciteit, gender en sociaaleconomische positie altijd nadrukkelijk centraal moeten staan in een intersectionele analyse. Intersectionaliteit draait volgens haar om het inzichtelijk maken van marginalisering, waarbij deze drie dimensies altijd een hoofdrol spelen. Wanneer je verbreedt naar ongelijkheid op basis van andere dimensies mis je volgens Emejulu waar het bij intersectionaliteit om gaat.[3] Zonder een standpunt in te nemen in deze discussie of de geschiedenis van intersectionaliteit onrecht aan te willen doen, kies ik er in dit essay voor om te verbreden. De reden hiervoor is dat IDEM Rotterdam als stedelijk expertisecentrum voor de thema’s integratie, discriminatie, lhbti-emancipatie en man/vrouw-emancipatie zich met meer dimensies bezighoudt dan etniciteit, gender en sociaaleconomische positie. Een tweede reden is dat een intersectionele benadering ook in andere gevallen kan leiden tot relevante inzichten.

Van hokjesdenken naar intersectionaliteit

De IDEM-thema’s integratie, discriminatie en emancipatie gaan over alle Rotterdammers. Het is gebruikelijk om bij diversiteit vooral (en soms alleen) aan verschil in nationaliteit en/of etniciteit te denken. Dit is een versimpeling van de werkelijkheid. Er zijn veel meer dimensies van invloed op de uiteenlopende identificaties en sociale posities van Rotterdammers. Naast etnische achtergrond hebben gender, sociaaleconomische positie en seksuele identiteit een grote invloed op iemands sociale positie en mogelijkheden, net als religie, levensfase en talenten en beperkingen.[4] Zo is het bijvoorbeeld van belang om te erkennen dat de ervaringen van een religieuze transgender jongere die opgroeit in een middenklasse gezin, anders zijn dan die van een transgender jongere met een niet-religieuze alleenstaande moeder met een laag inkomen. Net als het feit dat de ervaringen van een hoogopgeleide vrouw met een hoofddoek die op latere leeftijd in een rolstoel belandde verschillen van die van een hindoestaanse man in een rolstoel die door zijn aangeboren beperking nooit heeft kunnen studeren en werken.  

Hoewel het een open deur lijkt dat ieders sociale positie een samenspel van dimensies is, zijn mensen geneigd om te kijken vanuit een eendimensionaal perspectief en niet vanuit meerdere perspectieven tegelijkertijd. Iemand is of het één of het ander. De verschillende dimensies worden van elkaar gescheiden. De volgende voorbeelden, vertaald naar de thema’s van IDEM, maken dit duidelijk:

  • Bij het onderwerp emancipatie wordt alleen of vooral aan vrouwen gedacht (niet aan mannen), en specifieker aan witte vrouwen (waardoor de invloed van etniciteit over het hoofd wordt gezien). Denk bijvoorbeeld aan het maatschappelijk debat over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in topposities.
  • Bij integratie wordt alleen of vooral aan mensen met een migratieachtergrond gedacht (niet aan mensen met een Nederlandse achtergrond), en specifieker aan mannen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van de termen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’. 

Mensen gaan er – onbewust – van uit dat de categorie ‘vrouwen’ en de categorie ‘allochtonen’ duidelijk afgebakende groepen betreffen. Op het moment dat je hierover nadenkt, kom je al snel tot de conclusie dat deze groepen helemaal niet helder en afgebakend zijn. Zo zijn vrouwen in Nederland en Rotterdam zeer divers en geldt hetzelfde voor mensen met een migratieachtergrond. Het gevolg van de desondanks gangbare ‘of-of’-denkwijze is dat bepaalde groepen gemakkelijk over het hoofd gezien worden. Waar zijn de vrouwen met een migratieachtergrond in bovenstaande voorbeelden gebleven?[5] Intersectionaliteit gaat uit van ‘en-en’ en sluit daarmee niemand uit. Het gaat ervan uit dat de verschillende dimensies gelijktijdig werkzaam zijn en niet afzonderlijk van elkaar beschouwd kunnen worden. De ‘en-en’-denkwijze leidt tot een complexer en vollediger beeld.

Machtsverschillen

Mensen bepalen hun sociale positie en identiteit voor een deel zelf, maar ook anderen zijn hierbij van invloed. Sommige dimensies die dit bepalen kun je zelf kiezen – of er in elk geval invloed op uitoefenen – en andere dimensies liggen vast. Zo heb je bijvoorbeeld geen invloed op waar je wordt geboren, bij welke ouders en welke huidskleur je hebt. Op je religie en je opleiding heb je als individu wel in meer of mindere mate invloed. Uiterlijke kenmerken lijken een belangrijke invloed te hebben op iemands sociale positie. Deze zijn immers direct zichtbaar voor anderen. De maatschappelijke betekenis die aan de verschillende dimensies, waaronder uiterlijke kenmerken, wordt gegeven speelt een belangrijke rol. Door het scheiden van de verschillende dimensies van sociale positie en het denken in ‘of-of’ ontstaat een hiërarchie. In alle gevallen is een van de tegenstellingen de norm of de vanzelfsprekendheid. De norm bepaalt welke positie de meeste maatschappelijke waardering krijgt. Hierdoor is sprake van structurele ongelijkheid, want de norm heeft voor groepen mensen die er niet aan voldoen een onderdrukkend effect. Die ongelijkheid heeft grote invloed op alle sociale interactie.

In Nederland, en in Rotterdam in mindere mate, is de witte etniciteit de norm, net als man-zijn. Zo vindt iedereen het vanzelfsprekend dat witte mannen politieke macht hebben en worden de posities van vrouwen en van mensen met een migratieachtergrond veel vaker ter discussie gesteld in het maatschappelijk debat. Deze normen betekenen dat wit en man-zijn meer maatschappelijke status hebben dan andere etniciteiten en vrouw-zijn. Enkele andere voorbeelden van normen zijn heteroseksualiteit en cisgender zijn. De meeste mensen gaan er vanzelfsprekend – en daardoor vaak ook impliciet en onbewust – van uit dat een ieders genderidentiteit overeenkomt met het biologische geslacht waarmee zij geboren zijn en dat een ieder zich seksueel aangetrokken voelt tot mensen van het andere geslacht. Vaak wordt de norm – onbewust – beschouwd als een soort neutrale positie. Dit heeft tot gevolg dat mensen die aan de norm voldoen – vaak onbewust – voordelen ervaren. Voor deze ‘privileges’ is meestal weinig aandacht.[6] De aandacht gaat vooral uit naar discriminatie die groepen ervaren die afwijken van de norm. Volgens de theorie van intersectionaliteit zijn er geen neutrale posities. Alle maatschappelijke posities worden bevraagd en er zijn geen vanzelfsprekendheden en blinde vlekken. Hierdoor worden met deze manier van kijken zowel de voor- als nadelen inzichtelijk gemaakt die dimensies van sociale positie met zich meebrengen.      

De andere vraag stellen

In de praktijk komt intersectionaliteit neer op ‘de andere vraag stellen’[7]: doorvragen om inzicht te krijgen in de verschillende dimensies die in een situatie van invloed zijn. Altijd spelen verschillende dimensies van iemands sociale positie gelijktijdig een rol. Om een volledig beeld te krijgen is het belangrijk om hierbij stil te staan én om te erkennen dat er binnen de dimensies een grote verscheidenheid is. Anders dan de hiërarchische – normbepalende – tegenstellingen suggereren, zitten er allerlei gradaties tussen bijvoorbeeld hetero en homo en seculier en religieus.   

Intersectionaliteit is gericht op het zichtbaar maken van mensen die over het hoofd worden gezien om op die manier onderdrukking aan te pakken. De theorie kan ook worden ingezet om een gesprek te voeren over privileges. De klassieke vragen van intersectionaliteit richten zich op belangrijke onderdrukkende mechanismen in de samenleving: is er sprake van racisme of discriminatie – bijvoorbeeld vanwege huidskleur of religie? Speelt seksisme mogelijk een rol? Zijn homofobie of transfobie misschien aan de orde? In deze vragen komen de vier thema’s van IDEM terug. Door steeds een nieuwe vraag te stellen wordt de samenhang tussen de verschillende dimensies van iemands sociale positie en tussen de thema’s van IDEM inzichtelijk. Het stellen van vragen staat dan ook centraal in de benaderingswijze van IDEM. Het doel hiervan is het vergroten van het bewustzijn van Rotterdamse professionals over hun betrokkenheid bij de thema’s integratie, discriminatie, lhbti-emancipatie en man/vrouw-emancipatie. Professionals hebben veel kennis en tegelijkertijd regelmatig blinde vlekken, net als de meeste mensen. Ook voor mij betekent intersectioneel denken dat ik continu kritisch moet zijn op mezelf en mijn eigen aannames ter discussie moet stellen. Ik probeer om voorbeelden uit mijn eigen leven in mijn achterhoofd te houden en steeds te beseffen dat niemand in de standaard hokjes past – ook niet de mensen bij wie dit op het eerste gezicht wel zo lijkt.    

Meer lezen over de toepassing van intersectionaliteit binnen jouw organisatie?

Het Belgische ella, kenniscentrum gender en etniciteit, heeft een mooie handleiding geschreven voor professionals die intersectionaliteit willen toepassen in de eigen organisatie. Dit document is te vinden op hun website: http://www.ellavzw.be/node/4/publicaties/handleiding-intersectioneel-denken

Emancipator schreef een document met tips voor organisaties: Intersectionaliteit in de praktijk. Tien tips voor intersectioneel denken en doen. Dit document is te vinden op hun website: https://www.emancipator.nl/wp-content/uploads/2019/09/Tien-Tips-Intersectionaliteit.pdf


[1] Cisgender is een Engelse term om mensen mee aan te duiden van wie de genderidentiteit overeenkomt met het biologische geslacht waarmee zij geboren zijn.

[2] M. Botman, N. Jouwe en G. Wekker (red. 2001). Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten en vluchtelingenbeweging in Nederland. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.

[3] Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 32 – Intersectionality and activism, with Akwugo Emejulu via stukroodvlees.nl

[4] Deze dimensies zijn gebaseerd op de eerste Nederlandse publicatie over het ‘kruispuntdenken’: M. Botman, N. Jouwe en G. Wekker (red. 2001). Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten en vluchtelingenbeweging in Nederland. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.

[5] Zoals hierboven wordt besproken is precies dit gebrek aan aandacht voor vrouwen met een migratieachtergrond de basis voor intersectionaliteit of kruispuntdenken. Ook de zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland uitte kritiek op de reguliere vrouwenbeweging die geen/weinig aandacht had voor de ervaringen van vrouwen met een migratieachtergrond. Zij beargumenteerden dat de ervaringen van deze diverse groep vrouwen fundamenteel anders is dan die van witte vrouwen en dat antiracisme in de feministische strijd geïntegreerd moest worden om op te komen voor de belangen van alle vrouwen. Wekker, G. & Lutz, H., (2001). ‘Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland’, In: M. Botman, N. Jouwe en G. Wekker (red.), Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten en vluchtelingenbeweging in Nederland. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.

[6] Het begrip ‘privilege’ is net als intersectionaliteit of kruispuntdenken ontwikkeld door een wetenschapper die actief is binnen vrouwenstudies: Peggy McIntosh (1988). ‘White Privilege and Male Privilege: A Personal Account of Coming to See Correspondences Through Work in Women’s Studies’.

[7] Wekker, G. & Lutz, H., (2001). ‘Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland’, In: M. Botman, N. Jouwe en G. Wekker (red.). Caleidoscopische visies. De

zwarte, migranten en vluchtelingenbeweging in Nederland. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.