Verslag IDEM Kennisatelier Let’s talk about sex!

Verslag IDEM Kennisatelier Let’s talk about sex!

In aanloop naar Wereld Aids Dag organiseerde IDEM Rotterdam, samen met HIV010 en hun partners, het Kennisatelier ‘Let’s talk about seks’. Op 30 november 2023 kwamen Rotterdamse professionals samen in het Instituut voor Gezondheidszorg van de Hogeschool Rotterdam om te praten over inclusieve seksuele-gezondheidszorg.

Seks zou voor iedereen die wil leuk, fijn en veilig moeten zijn. En mocht dat niet zo zijn, dan zou iedereen bij een inclusieve hulpverlener terecht moeten kunnen. Maar omdat er weinig in een veilige setting over seks en seksuele gezondheid gesproken wordt, blijven er veel taboes en misinformatie bestaan. De misvattingen en vooroordelen zijn nog extra hardnekkig als het om hiv en aids gaat. Ook al is hiv allang geen dodelijke ziekte meer en kunnen mensen die trouw hun medicijnen nemen het virus niet overdragen. Professionals in het sociaal domein kunnen een belangrijke rol spelen in het bespreekbaar maken van seksuele gezondheid en de preventie van seksueel overdraagbare ziekten.

Het Kennisatelier begon met het verhaal van ervaringsdeskundige Celicia Jansz. Zij is in 2010 positief getest op hiv en deelde haar ervaringen over onder andere de gezondheidszorg. Cecilia is aanwezig op het Kennisatelier omdat ze vindt dat seksuele onderwerpen besproken moeten worden. Na het ervaringsverhaal van Celicia werd er door Humanitas Rotterdam een brief overhandigd aan een vertegenwoordiger van wethouder Buijt, die helaas zelf niet aanwezig kon zijn. De brief is een oproep aan de gemeente om zich te blijven inzetten om het stigma op hiv te verminderen en de preventie en zorg te verbeteren. In de brief doet Humanitas concrete voorstellen om de preventie van hiv te verbeteren en het aantal nieuwe infecties met hiv in Rotterdam terug te brengen tot nul voor 2030. Daarnaast onderstrepen ze het belang van nauwe samenwerking tussen gemeenschappen en professionals om doelgericht te werken aan nieuwe maatregelen. De oproep is ondertekend door meer dan tien organisaties.

Preventie, gespreksvoering en behandeling

Vervolgens gaven Ani Harutunjan, verpleegkundig specialist in opleiding bij het Centrum Seksuele Gezondheid van de GGD Rotterdam-Rijnmond, en Jannigje Smit, verpleegkundig specialist infectieziekten in het Maasstadziekenhuis, een presentatie over preventie, gespreksvoering en behandeling van hiv in Rotterdam. Om hiv te voorkomen is het vooral belangrijk om erover te praten. Het taboe en stigma moeten eraf. Maar hoe maak je seks bespreekbaar? Het is niet voor iedereen vanzelfsprekend om over seks te praten, bijvoorbeeld omdat je dat vanuit je cultuur of opvoeding niet hebt meegekregen. Het is daarom belangrijk om cultuursensitief te werken en eenieders normen en waarden te respecteren. Een tip is daarom om consent te vragen, bijvoorbeeld: vind je het goed als ik je een vraag stel over je seksuele leven? Jannigje vult aan dat het goed is om niet alleen de gevaren te benoemen, maar ook de leuke kant van seks, ook met hiv.

Uit onderzoek blijkt dat het stigma over hiv de laatste jaren is afgenomen. Opvallend is dat het stigma over hiv in de zorg juist is toegenomen. Vanuit het publiek komt de vraag of daar een verklaring voor is. In het onderzoek zelf heeft men dit niet kunnen achterhalen. Jannigje zelf denkt dat het misschien te maken heeft met het feit dat er minder aandacht voor hiv is en dat het goed behandeld kan worden. Vanuit de zaal vult iemand aan dat het daardoor wellicht minder urgentie of prioriteit krijgt. Wil je het volledige onderzoek uit 2021 lezen, klik dan hier (rapport in het Engels).

Woordgebruik

Woordgebruik is bepalend voor hoe je mensen ziet. Ziekenhuizen zijn volgens Jannigje goed in het praten over mensen in termen als ‘een diabeet’ of een ‘hiv’er’. Zij wijst op het belang van zogenaamde ‘people first’taal, waar de mens centraal staat. Hieronder staan zes combinaties van woorden, waarbij het dikgedrukte woord het beste alternatief is.

Hiv – aids: het gaat meestal om hiv, aids is er bijna niet meer

Besmettelijk – overdraagbaar: besmettelijk klinkt negatiever en het komt over alsof je het heel gemakkelijk kan oplopen

Soa-vrij – clean

Hiv/aids – mensen met hiv

Hiv-besmetting – hiv-infectie

Hiv – hiv-virus: hiv staat voor humaan immunodeficiëntievirus, virus zit dus al in de afkorting

De belangrijkste boodschap om mee naar huis te nemen is volgens Jannigje en Ani het bieden van een veilige omgeving en het starten van het gesprek over seksualiteit en hiv.

Onbewuste vooroordelen

Na de pauze was het woord aan David Benjamin en Leroy Vaarnold van het Expertisecentrum voor Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel (ESSM), onderdeel van Humanitas Rotterdam. Zij nodigden de aanwezigen uit om via Mentimeter binnen 10 seconden antwoord te geven op verschillende stellingen. De vraag was steeds, op wie is dit van toepassing; Leroy, David, beide of geen van beiden. Voorbeelden van gebruikte stellingen zijn; ik woon samen met mijn partner, ik ben heteroseksueel en ik heb nog nooit een soa gehad. De stellingen zijn bedoeld om iedereen ervan bewust te maken dat je allerlei aannames hebt over mensen, terwijl je dit soort dingen helemaal niet aan de buitenkant kunt zien. Er is niks mis met impliciete aannames, die hebben we allemaal. Maar het is wel goed om je ervan bewust te zijn dat die je beïnvloeden.

Inclusieve gezondheidszorg

Leroy en David leggen uit wat inclusieve gezondheidszorg betekent. Het gaat om toegankelijke zorg en ondersteuning, ongeacht persoonlijke kenmerken zoals gender, seksualiteit, etniciteit, lichaamstype of status. Ze pleiten ervoor de focus te verleggen van cultuursensitief naar diversiteitscompetent werken. Cultuursensitief is een term die heel bekend is geworden, maar dit gaat slecht om één aspect van een persoon. Ook alle andere aspecten hebben invloed op personen, daarom zou diversiteitscompetent werken het uitgangspunt moeten zijn. Onderdeel van diversiteitscompetent werken is het bewustzijn van je eigen positie en de privileges die je hebt. Intersectionaliteit is een grondgedachte waarmee sociale relaties in verhouding tot elkaar worden gebracht, door de verscheidene aanwezige vormen van discriminatie of onderdrukking te bestuderen. Het is een lastige theoretische term, daarom wordt onderstaand filmpje getoond om het uit te leggen.

Representatie

Verder benoemen Leroy en David het belang van representatie. Een betere representatie van de ervaringen vanuit de praktijk zorgt ervoor dat mensen die discriminatie ervaren ook een stem krijgen. We kunnen ons immers niet altijd bewust zijn van de onderdrukking die andere mensen ervaren. Herkenbaarheid vergroot ook het gevoel van veiligheid en neemt daarmee een stukje argwaan naar de zorg weg dat er onder bepaalde groepen bestaat. David en Leroy vragen vervolgens aan de deelnemers hoe zij hun zorg inclusief houden. Via mentimeter verschijnen onder andere de volgende reacties vanuit de zaal:

  • Jezelf voorstellen met je voornaamwoorden die je gebruikt (bijvoorbeeld zij/haar of die/diens) / vragen hoe iemand aangesproken wil worden
  • Vooroordelen bespreekbaar maken onder collega’s
  • Aandacht voor laaggeletterdheid
  • Werken met tolken
  • Ervaren stigma en zelfstigma bespreken
  • Werken met peers en community-based-organisaties

Het leveren van maatwerk is erg belangrijk in het kader van inclusieve gezondheidszorg. David benoemt een aantal manieren waarop je meer maatwerk kunt bieden in de zorg aan cliënten:

Sekspositieve benadering

David en Leroy hopen dat een sekspositieve benadering in de toekomstige zorg een grotere rol gaat spelen. In deze benadering gaat het niet alleen over de risico’s van seks, maar staan seksueel plezier, seksueel gedrag en diversiteit van mensen centraal. Ook geven ze tips over het beter toegankelijk maken van de zorg.

  • Fysieke toegankelijkheid: maak zorgfaciliteiten toegankelijk voor mensen met verschillende behoeftes. Dit gaat niet alleen om het rolstoeltoegankelijk maken van een gebouw, of zorgen voor voldoende parkeerplekken, maar ook bijvoorbeeld genderneutrale toiletten en prikkelarme ruimtes.
  • Digitale toegankelijkheid: publiceer informatie in verschillende talen en gebruik eenvoudige woorden.
  • Financiële toegankelijkheid: bied betaalbare of gratis diensten aan groepen met beperkte financiële middelen. Te veel mensen mijden nu cruciale zorg, bijvoorbeeld seksuele gezondheidszorg, omdat ze bang zijn voor de kosten.
  • Maak gender, seksuele en culturele diversiteit vanzelfsprekend in tekst en beeld. Bijvoorbeeld; wat voor informatie zie je in de spreekkamer? Zie je jezelf terug? – dat werkt drempelverlagend.

Meer tips voor zorgverleners over het omgaan met seksuele en genderdiversiteit kun je vinden in de Diversiteitstool van de Alliantie Gezondheidszorg op Maat: https://detoolkit.komteenmensbijdedokter.nl/

De middag werd afgesloten met het ervaringsverhaal van Oswaldo Isidora en aansluitend een Q&A met ervaringsdeskundigen en experts.

Inclusieve opvoedondersteuning: aanbevelingen voor professionals

Inclusieve opvoedondersteuning: aanbevelingen voor professionals

Een kind opvoeden is niet gemakkelijk en al helemaal niet in onze individualistische samenleving. In Rotterdam zijn er allerlei organisaties waar ouders terecht kunnen voor vragen over en ondersteuning bij opvoeding. De vraag is of alle ouders die hulp nodig hebben, daar ook gebruik van maken. IDEM Rotterdam onderzocht hoe de opvoedondersteuning in Rotterdam inclusiever kan. Op basis daarvan deelt onderzoeker Bauke Fiere enkele aanbevelingen op dit thema.

Meer dan de helft van de gezinnen die gebruik maakt van opvoedondersteuning in Rotterdam heeft volgens de professionals een biculturele achtergrond. Opvoedondersteuners zien verschillende drempels in het bereiken van specifieke biculturele gezinnen. Er is een taalbarrière voor ouders die de Nederlandse taal beperkt beheersen en onvoldoende kennis van de infrastructuur van de hulpverlening bij ouders die pas kort in Nederland zijn. Door veel gebruik te maken hun netwerk, outreachend te werken en rekening te houden met taal in de communicatie proberen professionals deze drempels te verlagen.

Binnen de Rotterdamse opvoedondersteuning wordt op verschillende manieren aandacht geschonken aan cultuursensitief werken en een inclusief aanbod. Zo is er bij sommige interventies lesmateriaal beschikbaar in verschillende talen en wordt een enkele cursus ook in een andere taal aangeboden. Daarnaast zetten de opvoedondersteuners in op maatwerk en een open houding, zonder oordeel over de opvoedstijl van ouders. De professionals zien echter mogelijkheden om het aanbod van opvoedondersteuning inclusiever te maken en het bereik te vergroten.

Taalbarrière

Veel opvoedondersteuners zien de taalbarrière als een belangrijke drempel voor ouders die de Nederlandse taal niet of beperkt beheersen, waardoor zij beperkter deelnemen. Om beter aan te sluiten bij deze doelgroep, moet ingezet worden op het versimpelen van het taalgebruik en het aanbieden van interventies in andere talen. Ook het wervingsmateriaal voor ouders dient hierin meegenomen te worden. Verschillende professionals benoemen dat in bestaande methodieken veel gebruik gemaakt wordt van geschreven tekst, wat ook voor laaggeletterde ouders een drempel is. Door meer gebruik van beeld en eenvoudige taal wordt het aanbod laagdrempeliger.

Vaardigheden

Ook het vergroten van de kennis en vaardigheden van professionals op het gebied van cultuursensitief en inclusief werken is belangrijk om opvoedondersteuning inclusiever te maken. Veel professionals geven zelf  aan behoefte te hebben aan deskundigheidsbevordering op dit gebied. Ze vinden dat zij zelf en/of hun collega’s nog te weinig kennis en vaardigheden hebben over inclusief werken. Een manier om dit te doen is om meerdere trainingen of een cursus cultuursensitief werken op te nemen in het standaard bijscholingsaanbod en dit ook verplicht te maken. Om daadwerkelijk cultuursensitief te werken, is een eenmalige workshop niet voldoende. Het is daarom noodzakelijk om hier structureel aandacht aan te besteden.

Divers team

Over het algemeen zijn de teams van opvoedondersteuners in Rotterdam weinig divers. Veel professionals zijn vrouw. Ook hebben zij veel minder vaak een biculturele achtergrond dan de doelgroep waar zij mee werken. Een meer divers team brengt meerdere perspectieven op tafel, wat de kwaliteit van de dienstverlening bevordert. Daarnaast sluiten biculturele professionals soms beter aan bij biculturele ouders, omdat zij zelf ervaring hebben met opgroeien (en soms ook opvoeden) in een biculturele context. Ook weten professionals met een biculturele achtergrond soms makkelijker ouders met dezelfde achtergrond te bereiken. Bijvoorbeeld omdat ouders zich meer herkennen in deze professional. Mannelijke opvoedondersteuners bereiken mogelijk meer vaders. Het is dus aan te bevelen om in te zetten op meer diversiteit onder opvoedondersteuners. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door objectief te selecteren en een inclusieve vacaturetekst te gebruiken (KIS, 2021).

Maatwerk

Veel professionals vinden het belangrijk om maatwerk te leveren. Sommige van hen ervaren bepaalde evidence-based methodieken als een belemmering voor maatwerk en inclusiviteit. De methodieken zijn erg geprotocolleerd, waardoor het minder makkelijk is om aansluiting te vinden bij ouders. Maatwerk is echter lastiger meetbaar te maken. De gemeente moet daarom minder nadruk leggen op de bewezen effectiviteit van de gebruikte methodieken.

Communicatie

Verschillende opvoedondersteuners benoemen dat er in beeldmateriaal rekening wordt gehouden met verschillende culturele achtergronden van gezinnen. Er kan volgens enkele opvoedondersteuners nog wel meer aandacht komen voor diverse gezinsvormen. Dit zou kunnen door ook afbeeldingen van LHBTIQ+-ouders te gebruiken en door aandacht te schenken aan alleenstaande ouders.

Vaders

Om meer vaders te bereiken voor opvoedondersteuning kan ingezet worden op een specifiek aanbod. Daarnaast kan gedacht worden aan meer bewustwording bij hulpverleners om ook vaders door te verwijzen voor een vorm van opvoedondersteuning.

Sleutelfiguren

Meer investeren in sleutelfiguren en netwerkcontacten draagt bij aan een breed bereik onder ouders. Dit kost veel tijd, maar opvoedondersteuners ervaren dat dit veel oplevert.


Respect op de regenboogtrap: hoe gaan middelbare scholen om met seksuele diversiteit?

Respect op de regenboogtrap: hoe gaan middelbare scholen om met seksuele diversiteit?

Paars, blauw, groen, geel, oranje, rood: iedere traptrede heeft een kleur van de regenboog. Op de bovenste trede volgt een mooie tekst, als symbool van diversiteit. Volgend schooljaar krijgt een middelbare school in Hillegersberg-Schiebroek zo’n trap. De school wil daarmee laten zien dat alle leerlingen welkom zijn, welke seksuele gerichtheid ze ook hebben. Toch is er geen directe aanleiding om de trap te bouwen: incidenten zijn er niet geweest en het onderwerp seksualiteit wordt volgens docenten openlijk besproken. Als er ogenschijnlijk niks aan de hand is, waarom is de regenboogtrap dan toch belangrijk? IDEM-onderzoeker Bauke Fiere ging in gesprek met docenten en managers op middelbare scholen in Hillegersberg-Schiebroek, het stadsgebied met relatief gezien de grootste groep kinderen tussen 12 en 17 jaar.[i]

Om acceptatie en veiligheid van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgender personen (lhbt) in het onderwijs te vergroten, zijn scholen sinds eind 2012 verplicht om aandacht te besteden aan seksuele diversiteit. De manier waarop scholen dit invullen – van trainingen tot regenboogtrappen – staat vrij. Toch heeft deze verplichting nog niet geleid tot een veilige schoolomgeving voor (alle) lhbt-leerlingen, zo blijkt uit onderzoek van Columbia University in samenwerking met COC Nederland uit 2018.[ii] Bijna de helft van de lhbt-leerlingen die aan dit laatste onderzoek meededen, werd in het jaar ervoor op school uitgescholden wegens hun seksuele oriëntatie en ruim een kwart om hun genderexpressie. Een kleinere groep kreeg te maken met licht of zwaar geweld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat lhbt-leerlingen zich vaker eenzaam voelen en vaker afwezig zijn dan de gemiddelde leerling in Nederland.

“Je hoeft niet te praten over iets wat niet speelt”

Het grootste deel van de leerlingen op de middelbare scholen in Hillegersberg-Schiebroek heeft geen moeite met seksuele diversiteit, zo menen de geïnterviewde onderwijsprofessionals. Verschillende leerlingen zijn openlijk lhbt en er zijn weinig incidenten bekend. Echter, tussen de professionals (en de scholen waar zij werken) bestaan verschillen in aanpak en insteek van dit onderwerp in de les. Onderwijsmanager Peter vertelt dat het thema bij hem op school alleen voorbij komt in het lesprogramma bij biologie. Pas als er signalen vanuit het zorgteam komen dat het nodig is, wordt het onderwerp in de mentorles aangekaart. Volgens hem zijn deze signalen echter uitzonderlijk. Op deze school is er dan ook geen speciaal programma over seksuele diversiteit. Peter vindt het niet nodig om hier extra aandacht aan te besteden, omdat er volgens hem niet gediscrimineerd wordt op school. “Het onderwerp speelt hier niet. Je hoeft niet te praten over iets wat niet speelt.”

Deze reactie is bepaald niet uniek. Freek Bucx, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, krijgt geregeld te horen dat seksuele diversiteit geen issue is.[iii] “Er zijn scholen die ontkennen dat er een probleem is, omdat zich nooit incidenten voordoen. Maar er zijn natuurlijk wel lhbt-leerlingen en dat zij nooit problemen hebben, is moeilijk voorstelbaar.” Voor een onderwijsprofessional is het lastig om te weten of er leerlingen zijn met een negatieve houding en intolerantie jegens lhbt-jongeren. Het gegeven dat leerlingen openlijk uit de kast zijn gekomen, betekent niet automatisch dat alle lhbt-leerlingen de schoolomgeving als veilig genoeg ervaren om hun seksuele oriëntatie of genderexpressie te delen. Bovendien is het voor docenten niet altijd zichtbaar wanneer leerlingen gepest worden.

Ook wanneer iedereen op school het ermee eens is dat seksuele diversiteit geaccepteerd moet zijn, betekent dit niet dat je er niet over hoeft te praten. Een leerling die participeerde in het onderzoek ‘Niet langer een keuze’[iv] van de Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit, legt uit waarom het toch belangrijk is om seksuele diversiteit te bespreken. “Waar ik op school zat, was iedereen het er wel mee eens dat het geaccepteerd moest zijn. Daarom hoefde er verder niet over gepraat te worden. Dat is geen goede houding, omdat het voor veel mensen, lhbt+ of niet, tóch een moeilijk issue is.”

In tegenstelling tot Peter zijn de andere onderwijsprofessionals van mening dat extra aandacht voor seksuele diversiteit nodig is, ongeacht of er op hun school incidenten zijn. Die incidenten zijn er in de samenleving namelijk nog wel. Ook op scholen. Zo werd de viering van Coming Out Day op een school in Almere dit jaar verstoord door posters van de muren te trekken en er werden zelfs homofobe dreigementen geuit op sociale media. Docent Monique, die al ruim dertig jaar in het onderwijs in Hillegersberg werkt, vindt het belangrijk om expliciet aandacht te besteden aan seksuele diversiteit. “Zolang het nog niet heel gewoon is, moet je je er bewust van blijven dat je er moeite voor moet blijven doen. Je moet niet denken dat we het wel gewoon kunnen laten, dat het dan vanzelf wel goed blijft gaan.”

Moderne homofobie

Volgens Laurens Buijs, sociaal wetenschapper aan de UvA, is homofobie in Nederland veel subtieler aanwezig en beter verstopt dan jaren geleden. Het grootste deel van de Nederlandse samenleving, waaronder ook jongeren, kan naar zijn mening heel goed beredeneren waarom lhbt’ers geaccepteerd moeten worden. In de praktijk ervaart een deel van hen toch vaak enig ongemak wanneer ze met homoseksualiteit en genderdiversiteit in aanraking komen. Ze vinden het bijvoorbeeld vies, eng of afkeurenswaardig. Buijs noemt dit moderne homofobie.[v] Omdat vormen van moderne homofobie goed verstopt zijn en half onbewust plaatsvinden, zijn ze ook lastig aan te pakken. De wetenschapper vindt de middelbare school de uitgelezen plek om iets te doen tegen moderne homofobie, omdat de middelbare school een essentiële rol speelt in de ontwikkeling van de seksuele en genderidentiteit van jongeren.

Een aantal professionals erkent het belang van een brede benadering van het thema, bijvoorbeeld door het aan bod te laten komen in lessen over liefde, diversiteit en pesten. Wanneer seksuele diversiteit alleen als apart thema wordt behandeld, of slechts in de biologieles bij seksuele voorlichting ter sprake komt, bestaat er volgens hen een kans dat dit eerder stigmatiserend werkt. Monique vindt het belangrijk om te laten zien dat (seksuele) diversiteit normaal is. “Het wordt bij ons op school eigenlijk gebracht als een vanzelfsprekendheid dat mensen gewoon heel verschillend zijn, ook op seksueel gebied.” Wanneer zij het thema liefde op school behandelen, steken ze dit breed en inclusief in. Onderling is afgestemd dat zowel man-vrouwliefde als mannenliefde als vrouwenliefde dan aan de orde komen. Daarnaast zijn er momenten waarop er specifieke aandacht is voor seksuele diversiteit. In de tweede klas komen trainers van het COC die zelf lhbt zijn langs om voorlichting te geven en sinds een aantal jaar wordt Paarse Vrijdag gevierd: door het dragen van de kleur paars tonen leerlingen en docenten op deze vrijdag hun solidariteit met lhbt’ers.

Gender & Sexuality Alliance

Toch kan het volgens docent Martijn, een collega van Monique, nog beter. Hij gaat in het nieuwe schooljaar proberen een Gender & Sexuality Alliance (GSA) op te zetten. Een GSA is een groep leerlingen – en soms ook docenten – die zich inzet voor de acceptatie van seksuele en genderdiversiteit. Ook komt er op de school waar zij werken een regenboogtrap om zichtbaar te maken dat de school toegankelijk is voor iedereen. “Iedereen is welkom bij ons op school en diversiteit zien we als iets heel moois. Ik vind het een zeer belangrijk signaal naar onze leerlingen: hier mag en kun je jezelf zijn. Iedereen loopt elke dag over die trap, dus staat letterlijk in verbinding met dit gedachtegoed.”

Ronald werkt net als Monique al jaren in het onderwijs en is momenteel onderwijsmanager. Hij sluit zich aan bij het belang van het bespreken van seksuele diversiteit als iets normaals. “Wat we het liefste doen is benadrukken dat het normaal is in het leven en de wereld, in plaats van er een project van te maken. Je hebt al deze verscheidenheden, net als etniciteiten, religies en dus ook seksuele voorkeuren en dat bespreken we gewoon met leerlingen, zonder dat het gehighlight wordt.” Hij is geen voorstander van het uitnodigen van lhbt’ers die hun verhaal in de klas komen vertellen, omdat dit naar zijn mening eerder stigmatiseert dan wanneer je het normaal bespreekt.

Martijn, daarentegen, is erg te spreken over de voorlichting die zij samen met het COC aan de leerlingen in de tweede klas geven. Ook Buijs pleit ervoor om jongeren in aanraking te laten komen met ervaringsverhalen van minderheden op het gebied van gender en seksualiteit. Het is dan belangrijk dat de ervaringsdeskundigen jongeren zijn met wie zij zich kunnen identificeren en in wie zij zich herkennen. “Want iedereen weet uiteindelijk wat het is om anders te zijn, ergens niet bij te horen, met een geheim rond te lopen, of jezelf niet te kunnen zijn. Op die manier leren ze niet alleen dat lhbt’ers maar gewoon mensen zijn, maar voelen ze het ook.”

Homoschelden

In Nederland wordt ‘homo’ vaak als scheldwoord gebruikt en er worden veel grappen over lhbt’ers gemaakt. Dit soort opmerkingen hebben meestal betrekking op alles wat als niet-mannelijk of normoverschrijdend wordt gezien en zijn niet altijd specifiek gericht op lhbt’ers. Veel lhbt’ers ervaren deze woorden toch als kwetsend. En de impact ervan is aanzienlijk, ongeacht wat met het ‘grapje’ bedoeld wordt. Programmamaker Nicolaas Veul maakt dit zichtbaar in zijn documentaire Pisnicht: the Movie. Zelf heeft Veul jarenlang in de kast gezeten omdat hij opgroeide met het beeld dat een homo inferieur is. Elke keer wanneer er met ‘homo’ werd gescholden, al dan niet tegen hem gericht, deed dit iets met zijn zelfbeeld en werd het voor hem moeilijker om naar vrienden en familie open te zijn over homoseksualiteit. Inmiddels doen homograppen en -scheldwoorden hem een stuk minder. Maar wanneer je jong bent is dat een stuk lastiger, geeft hij aan. “Woorden hebben betekenis. Betekenis heeft impact.”[vi]

Je kunt je afvragen of school wel een veilige omgeving  voor lhbt-leerlingen is wanneer er geregeld met ‘homo’ wordt gescholden of hier grapjes over worden gemaakt. Volgens de geïnterviewde professionals komt homoschelden ook op hun scholen voor. Dit wordt niet door iedereen als (even) problematisch ervaren. Ronald geeft aan dat “het bij het opgroeien en volwassen worden hoort dat je af en toe geestelijk of fysiek een kras oploopt”. Plagen is volgens hem “een heel goed maatschappelijk middel tot ontlading en prikken”. Hij berispt leerlingen alleen wanneer ‘homo’ discriminerend bedoeld wordt. Wel zegt hij het lastig te vinden waar precies de grens ligt van wat moet kunnen. Ook omdat het gebruik van homo als ‘krachtterm’ wel stigmatiserend is. En wanneer wordt plagen pesten? Hoe kun je als docent zien wat de impact van het ‘ongericht’ roepen met ‘homo’ is op individuele leerlingen die zelf (al dan niet openlijk) lhbt zijn of lhbt’ers in hun naaste omgeving hebben?

Op de school waar Monique werkt wordt homoschelden in geen geval getolereerd. “Er zijn natuurlijk ook groepen, met name jongens, die gewend zijn om te roepen ‘hé homo!’ Wie het ook roept, we maken er altijd een punt van. Dan zeggen ze natuurlijk: ‘ja, dat bedoelen we helemaal niet.’ Dan kan je toch ook iets anders zeggen? Als je dat toch niet bedoelt? Ook dat grijp je weer aan om het erover te hebben.”

Negatieve reacties

Naast de verstopte of onbedoelde vormen van moderne homofobie, zijn er ook leerlingen die openlijk een negatieve houding aannemen tegenover seksuele diversiteit en genderdiversiteit. Dit kan lhbt-leerlingen het gevoel geven dat ze niet zichzelf kunnen zijn op school en dat ze hier niet veilig zijn. Het onderzoek ‘Anders in de klas’[vii] van het SCP legt uit waar negatieve houdingen over seksuele diversiteit onder jongeren vandaan kunnen komen. Zo is de puberteit voor veel jongeren een periode van onzekerheid en veel verandering. Samen met een verhoogde gevoeligheid van wat andere jongeren van hen vinden, kan dit verklaren waarom leerlingen in de puberteit sterker vasthouden aan seksestereotiepe beelden en strikte gendernormen. Jongeren denken in deze levensfase ook vaker zwart-wit. 

De houdingen en opvattingen van jongeren over seksuele diversiteit krijgen ze vaak van huis uit mee. Maar ook omgevingen als school, de buurt en de kerk hebben zo’n socialiserende invloed. Uit ander onderzoek van het SCP uit 2014 blijkt dat religieuze jongeren, met name moslims, negatiever reageren op homoseksualiteit dan niet religieuze jongeren.[viii] Zij hebben meer moeite met twee zoenende mannen (en in mindere mate met twee zoenende vrouwen) en vinden het vaker vervelend om les te krijgen van een homoseksuele of lesbische docent. Hoe reageren professionals op negatieve reacties van leerlingen?

Ronald krijgt weleens van leerlingen te horen dat ze moeite hebben met seksuele diversiteit, omdat het van hun geloof niet mag. “Zo’n kind is niet te overtuigen van iets anders. Maar ik heb nog nooit meegemaakt, of ze nu christelijk zijn of islamitisch, dat ze het dan willen verbieden.” Hij vindt het geen enkel probleem dat niet alle leerlingen seksuele diversiteit omarmen. Een doel voor hem is dat leerlingen elkaar de ruimte geven en seksuele diversiteit tolereren. Tolerantie is volgens hem zelfs de kern van diversiteit. Maar hij is van mening dat je mensen niet kunt opleggen dat ze van alles moeten accepteren. “Bij acceptatie zit je op een puur interne menselijke waarde. Die kun je niet opleggen. Tolerantie is misschien zwakker, omdat het een vorm van gedogen is. Maar dat maakt juist die diverse wereld mogelijk.”

Martijn heeft in zijn les nog nooit negatieve reacties op het onderwerp meegemaakt. Hij geeft aan dat leerlingen opvallend positief reageren wanneer seksuele diversiteit in de les behandeld wordt. Monique vertelt dat er ieder jaar op Paarse Vrijdag wel een aantal negatieve reacties van leerlingen zijn. Die dan dingen roepen als ‘kankerhomo’. Zij heeft het idee dat deze jongeren zelf meestal geen ervaring hebben met homoseksualiteit in de nabije omgeving, maar dat het gewoon vooroordelen zijn, “ingegeven door hoe er thuis over wordt gedacht of in de media over wordt gesproken”. Ze vertelt dat je misschien ook blij moet zijn dat ze zich hardop uiten, “want dat geeft je de kans om erover te praten, terwijl ze het anders misschien toch denken of ergens anders roepen waar wij het niet horen.” Door het gesprek hierover aan te gaan, hoopt ze leerlingen meer respect voor elkaars achtergrond bij te brengen.

Respectvolle omgang

Uit de gesprekken met professionals ontstaat het beeld dat de meeste van hen seksuele diversiteit op school de nodige aandacht geven en ook het belang hiervan inzien. Zij vinden het belangrijk dat leerlingen zichzelf kunnen zijn op school en proberen voor iedereen een veilige omgeving te creëren. Toch blijft het lastig om te weten wanneer je het (helemaal) goed doet. Een inclusieve benadering, waarin seksuele diversiteit aan de orde komt in thema’s als liefde en diversiteit, lijkt een prima manier om te benadrukken dat dit iets normaals is. Maar is er daarin wel voldoende ruimte voor specifieke vraagstukken waar lhbt-leerlingen mee te maken (kunnen) krijgen? Wanneer doe je als docent genoeg en hoe weet je of school daadwerkelijk een veilige plek is voor alle leerlingen? Deze vragen zijn niet zo makkelijk te beantwoorden.  

Wat volgens de meeste professionals in ieder geval belangrijk is voor een respectvolle omgang met seksuele diversiteit, is leerlingen meegeven dat je iedereen zijn stukje ruimte moet geven. Veel praten is daarbij essentieel. Monique: “Vooral met elkaar in gesprek gaan en vooral niet met een negatieve grondhouding beginnen, maar uit nieuwsgierigheid en met interesse. Kijk ook naar de dingen die je wel met elkaar gemeen hebt, niet alleen naar de verschillen. Iedereen is verschillend, hoe dan ook.”  

Uit privacyoverwegingen zijn de namen van de onderwijsprofessionals in dit artikel gefingeerd.


Geraadpleegde bronnen:

[i] Databank Onderzoek 010, Bevolking 2018

[ii] Pizmony-Levy, O. (2018). The 2018 Dutch National School Climate Survey Report. Research Report. New York: Teachers College, Columbia University.

[iii] Boer, S. de (2014, 4 september). “Ik vind het juist goed dat hetero’s de kar trekken”. Geraadpleegd van https://www.avs.nl/artikelen

[iv] Schouten, M.A., en Kluit, M. (2017). Niet langer een keuze. Hoe scholen met hun leerlingen succesvol werken aan respect voor seksuele diversiteit vanuit de zorgplicht tot sociale veiligheid. Utrecht/Amsterdam: Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit.

[v] Buijs, L. (2017). “Niet overtuigen, maar raken”. Pleidooi voor een eigentijdse aanpak van LHBT-voorlichting op middelbare scholen. Riek Stienstralezing 2017. Amsterdam: EduDivers.

[vi] Veul, N. (2017, 8 november). Pisnicht. Geraadpleegd van https://www.vpro.nl/lees/columns/nicolaas-veul/pisnicht.html

[vii] Bucx, F., en Van der Sman, F. (2014). Anders in de klas. Evaluatie van de pilot Sociale Veiligheid LHBT-jongeren op school. Den Haag: SCP

[viii] Huijnk, W. (2014). De acceptatie van homoseksualiteit door etnische en religieuze groepen in Nederland. Den Haag: SCP