Discriminatie in de zorg: ‘Niemand weet wat er achter de deur gebeurt’

Discriminatie in de zorg: ‘Niemand weet wat er achter de deur gebeurt’

Dit artikel is geschreven door Rob Gommans voor Ode aan de zorg en met toestemming hieronder overgenomen. De illustratie is van Ez Silva, eerder gemaakt in opdracht van IDEM Rotterdam.

Discriminatie en racisme hebben ook in de zorg grote gevolgen. In deze serie bekijken we hoe we dit probleem aan kunnen pakken. Deze keer: hoe vaak komt discriminatie eigenlijk voor in de zorg? En wat ervaren professionals die hiermee te maken krijgen? “Medewerkers hebben zelf vaak niet in de gaten wat ze allemaal pikken.”

“Een van mijn medewerksters kwam voor het eerst bij een cliënt aan de voordeur en belde aan. De cliënt deed open en zij zei wie ze was. De medewerkster dacht dat de cliënt achteruit stapte om haar binnen te laten, dus zij deed een stap in de deuropening. En op dat moment duwde de cliënt haar achterover. Daar was een trapje van een paar treden, dus zij viel. En de cliënt bedreigde haar ook nog eens: ‘Jij Turk, jij met je hoofddoekje.’ En ook: ‘Haal het nooit meer in je hoofd hier voor de deur te komen, want ik doe je wat aan.’ Deze medewerker is er langdurig ziek van geweest, lichamelijk en psychisch. Het heeft heel lang geduurd om haar weer terug in het arbeidsproces te krijgen.”

Groot probleem

Het verhaal komt van een leidinggevende van een Rotterdamse thuiszorginstelling. Zij vertelde in het rapport ‘Groot verantwoordelijkheidsgevoel en een dikke huid’ van antidiscriminatiebureau RADAR over haar ervaringen met discriminatie op de werkvloer. Een groot probleem in de zorg, zo blijkt.

Van de ruim 1,4 miljoen Nederlanders die werken in de zorg, had in de tweede helft van vorig jaar ruim 17 procent een migratieachtergrond. Dat wil zeggen dat minstens een van hun ouders in het buitenland is geboren. En zij vormen niet de enige minderheidsgroep op de werkvloer in de zorg. Denk bijvoorbeeld ook aan LHBTI-personen of mensen met een beperking. 

Daarnaast is er nog een groep professionals die in de zorg een minderheid vormt: mannen. Als kleine 16 procent van alle zorgverleners ervaren ze relatief vaker discriminatie dan hun witte, vrouwelijke collega’s. Met name als ze in de verpleging of verzorging werken.

‘Onschuldig grapje’

Het ministerie van VWS liet in 2021 onderzoek doen naar ongewenst en agressief gedrag richting zorgprofessionals. Discriminatie valt daaronder. Van de ondervraagden gaf 19% aan dat ze het jaar ervoor discriminerend benaderd waren door cliënten. Bij 11% gebeurde dat door familie, vrienden of bezoekers van cliënten en bij 6% door collega’s of leidinggevenden. Ook PIDZ hield onlangs een enquête. Daarbij gaf ruim 40 procent van de 351 deelnemende zorgprofessionals aan dat ze te maken hadden gehad met racisme of discriminatie op het werk.

Discriminatie kan daarbij allerlei vormen hebben. Een cliënt kan een zorgverlener beledigen of aan het bed weigeren vanwege huidskleur of religie. Maar het kan ook gaan om zogenaamde micro-agressies: opmerkingen die een onschuldig grapje lijken of zelfs een compliment. Maar dat soort opmerkingen kunnen degene over wie het gaat wél kwetsen, en ze houden vooroordelen in stand. Denk aan de vraag ‘Waar kom je écht vandaan?’ of ‘Wat spreek jij goed Nederlands!’

Relatie met een man

Geestelijk verzorger Jacob in het onderzoek van RADAR: “De laatste ervaring die ik had met iemand die iets zei over mijn homoseksualiteit was in het restaurant van het verpleeghuis. De mevrouw die daar zat. Ze vroeg aan mij: ‘Heb je een vrouw?’ En toen ik zei dat ik een relatie had met een man, reageerde ze: ‘Oh, dat geeft toch niet.’ Ik weet nooit wat ik nou van zo’n opmerking moet denken.”

“Wat me in de zorg vooral opvalt: medewerkers hebben zelf vaak niet in de gaten wat ze allemaal pikken.”Rob Stoop, senior trainer en voorlichter bij RADAR

Rob Stoop is senior trainer en voorlichter bij RADAR en gaat bij organisaties langs om te vertellen over inclusiviteit en discriminatie. “Wat me in de zorg vooral opvalt: medewerkers hebben zelf vaak niet in de gaten wat ze allemaal pikken. Overduidelijke voorbeelden van discriminatie komen langs in zo’n training, maar ze doen er niks mee. Vaak omdat ze het te veel gedoe vinden om er melding van te maken. Maar tegelijkertijd heeft het wel een effect op hen. Dat voel je, ook als trainer.”

Heel veel accepteren

“We krijgen bij RADAR relatief weinig meldingen binnen uit de zorg”, vertelt Stoops collega Inte van der Tuin. Zij is onderzoeker en een van de makers van het rapport ‘Groot verantwoordelijkheidsgevoel en een dikke huid’. “Maar tegelijkertijd hebben we voor het onderzoek gesproken met allerlei zorgmedewerkers, vertrouwenspersonen en leidinggevenden. En die zijn er allemaal van overtuigd dat discriminatie van zorgverleners door cliënten vaker voorkomt dan ze weten. Ze benadrukken ook dat zorgverleners een dikke huid hebben en heel veel grensoverschrijdend gedrag accepteren. Dus ook veel discriminatie en racisme.”

Van der Tuin ziet daarbij ook een verschil tussen zorg bij mensen thuis of zorg binnen de instelling. “Kijk naar de thuiszorg, de plekken waar medewerkers bij mensen achter de voordeur komen. Meestal zijn ze in hun eentje en hebben ze niet een collega als back-up.Niemand heeft zicht op wat er achter zo’n deur gebeurt als het gaat om discriminatie.”

Wantrouwende collega’s

Volgens Van der Tuin is het belangrijk om niet te vergeten dat ook collega’s zich discriminerend kunnen gedragen richting zorgprofessionals. “En dat gaat vaak subtiel: denk aan de medewerker met hoofddoek aan wie níet uitgebreid wordt gevraagd hoe haar weekend was. Maar ook dat je gewantrouwd wordt, dat je collega’s als eerste naar jou kijken als er iets misgaat.”

Het ervaren van discriminatie kan een groot effect hebben op je gezondheid en welzijn. Dat blijkt uit internationaal onderzoek. Vooral als het structureel en vaak plaatsvindt. Het kan je zelfvertrouwen beschadigen en depressieve klachten en angst veroorzaken. Ook kan het je werkplezier verminderen. Tot het punt dat je misschien wel ontslag wil nemen of iets heel anders wil gaan doen.

Discriminatie op het werk is een extra lastig probleem om mee om te gaan omdat je van je werkgever afhankelijk bent als het gaat om inkomen en je bestaanszekerheid. Ook breng je veel tijd door op de werkvloer en met je collega’s. Daarom houden de meeste zorgverleners de sfeer goed, als het even kan.

Stress en klachten

Toch zijn er onderling grote verschillen hoe zorgverleners met discriminatie omgaan. Inte van der Tuin: “Je kunt steun zoeken bij collega’s, met de cliënt in gesprek gaan of hem duidelijk toespreken. Of je kunt de situatie ontkennen, om maar door te kunnen gaan. Maar dat relativeren levert uiteindelijk stress op, en klachten. Het kan zelfs tot uitval leiden. Zeker als je in het team het gevoel hebt dat je alleen staat.”

Een van de respondenten in de enquête van PIDZ naar discriminatie merkte op: “Een echtpaar wenste geen hulp van niet-blanke Nederlanders te ontvangen. Ondanks dat deze mevrouw wondbehandeling nodig had, liet ze niet toe dat ik haar wond verzorgde. Ze koos ervoor om te wachten tot de blanke collega van de avonddienst dit kon doen. Ik heb haar in haar waarde gelaten en ben uit de zorg gestapt.”

“Je moet niet vergeten dat je werkgever de plicht heeft om je een discriminatievrije werkplek te bieden.”Inte van der Tuin, onderzoeker RADAR

Van der Tuin herkent deze opstelling, waarbij je dienstbaar opstellen en de ‘zorgplicht’ bovenaan staan. “Het zit ook in het hoofd van een zorgverlener: iemand is afhankelijk van jou. Dat maakt het moeilijk om je eigen grenzen aan te geven. En wat zorgorganisaties betreft is de klant koning. Daarom gaan ze mee in allerlei discriminerende verzoeken van cliënten.” Inte van der Tuin: “Maar je moet niet vergeten dat je werkgever de plicht heeft om je een discriminatievrije werkplek te bieden.”

Witte vrouwen

De zorgverleners die Inte van der Tuin sprak, vertelden dat ze aan drie zaken behoefte hebben als het gaat om discriminatie: steun van collega’s, een leidinggevende die een grens trekt en een diverse groep collega’s, waarin meer mensen met een migratieachtergrond, mannen en meerdere generaties een plek hebben. “Als je echt verandering wilt, ga als zorgorganisatie het gesprek aan. Met mensen die weggaan, zodat je weet waarom ze dat doen. Maar zorg ook dat hun discriminatie-ervaringen op de werkvloer aandacht krijgen. Dat mensen zich gesteund voelen. Want vaak zetten witte vrouwen de toon in deze teams, we noemen dat ook wel een ‘witte norm’. Als je daarvan afwijkt, is de kans groter dat er minder ruimte is voor jouw ervaringen.”

Rob Stoop: “Uiteindelijk ligt daar ook een verantwoordelijkheid bij het hogere management. En als je kijkt naar trainingen die ik geef: daaraan doen managers nooit mee. Terwijl ik wel van deelnemers terughoor: ‘Het zou goed zijn als ze dit daarboven ook een keer zouden horen’. Maar vóór het hoger management er iets mee doet, moeten er wel eerst meldingen zijn. Zo werkt het nu eenmaal: je moet feiten hebben om een probleem te agenderen. Daarom is het belangrijk dat teamleiders daarin investeren: spoor medewerkers aan om discriminatie – en ander grensoverschrijdend gedrag – te melden. Doe het bij wijze van spreken met z’n allen, tijdens de teamvergadering. Dat inzicht is gewoon hard nodig.”

‘Soort van muur’

Tot de tijd dat er écht iets verandert, betekent discriminatie dat er een kloof kan liggen tussen zorgmedewerkers, cliënten en collega’s. Verpleegkundige Carolina verwoordt het zo in ‘Groot verantwoordelijkheidsgevoel en een dikke huid’: “Eigenlijk leerde ik al van jongs af aan onderscheid te maken tussen mensen die mij misschien als normaal zien en anderen die ik niet echt vertrouw. Dus mensen die mij niet als gelijke zien. Ik merk dat ik dat in mijn werk ook doe. Ik behandel ze hetzelfde, maar het is meer intern dat ik me beveilig. Dat ik een soort van muur opzet, dat ik niet te veel persoonlijke dingen vertel. Of dat ik het heel kort houd als ze dingen aan me vragen. Ik zal minder snel open staan voor een diepere connectie met iemand van wie ik denk dat die mij niet als gelijke ziet. Met iemand die mij mogelijk zal beledigen.”

Diaspora Wellhouse: ‘We misten een plek waar onze cultuur gevierd kan worden’

Diaspora Wellhouse: ‘We misten een plek waar onze cultuur gevierd kan worden’

Met de excuses van de overheid voor het slavernijverleden, is ook de doorwerking van dat verleden in onze samenleving erkend. Sociaal ondernemers Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin zochten persoonlijk naar een cultuurspecifieke aanpak en plekken waar heling van de culturele identiteit en mentaal welzijn centraal stond. Veilige ruimtes waar niet alleen de pijn wordt geheeld, maar ook de Afrikaanse cultuur gevierd.

Als Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin het over welzijn persoonlijk welzijn hadden, misten ze een plek waar oog was voor de historische en culturele context van hun cultuur. ‘Bij zorginstellingen is vaak onvoldoende kennis of bewustzijn van de Afrikaanse diaspora’, vertelt Starke. ‘Er zijn gezondheidsprofessionals die dat wel hebben, maar die zijn niet altijd gemakkelijk te vinden. We misten safe spaces, waar we laagdrempelig naartoe konden gaan.’

Starke en Hin kregen een gezamenlijke missie: een organisatie oprichten voor persoonlijk welzijn, gericht op de context en cultuur van de Afrikaanse diaspora. Hun kennis en ervaring uit verschillende opleidingen en banen bundelden ze voor de oprichting van Diaspora Wellhouse. ‘We ontwikkelen projecten en programma’s die gericht zijn op gezondheid en welzijn’, zegt Hin. ‘En een belangrijk onderdeel daarvan is het vieren van de Afrikaanse cultuur en tradities.’

Diaspora

In Nederland wonen veel mensen met een Afrikaanse achtergrond: of ze nu van het continent naar Nederland verhuisd zijn, of via een voormalige kolonie naar Nederland zijn gekomen. ‘Een groot deel van deze groep is in het westen opgegroeid of er geboren’, zegt Starke. ‘Als we spreken over onze culturele tradities tijdens onze bijeenkomsten, dan zie je meteen de herkenning bij iedereen. Dat zit echt in ons DNA en is van generatie op generatie doorgegeven.’

Het vieren van cultuur draagt bij aan die heling, want dat cultureel erfgoed loopt als een rode draad door de geschiedenis van mensen uit de Afrikaanse diaspora. ‘Onze geschiedenis wordt gekenmerkt door harde breuken’, legt Hin uit. ‘Denk aan de trans-Atlantische slavenhandel, dat is een hele duidelijke breuk met onze cultuur. Maar ook de migratie vanuit een voormalige kolonie naar Nederland. En er is vaak geprobeerd om de authentieke identiteit uit te wissen. Het niet mogen spreken van eigen taal, en uitvoeren van culturele tradities en rituelen hebben gezorgd voor schade in de culturele identiteit en het welzijn.

Generaties

Trauma’s die door deze breuken zijn veroorzaakt, worden onbedoeld doorgegeven aan volgende generaties. ‘Onze voorouders zaten vaak in de overlevingsstand, dus dan is er weinig mentale ruimte om te helen’, zegt Hin. ‘Dat geldt voor onze voorouders die tot slaaf gemaakt werden, maar ook voor onze ouders en grootouders die naar Nederland zijn gekomen en hier een bestaan probeerden op te bouwen. De generatie die hier is geboren en opgegroeid spreekt zich nu uit en eist ruimte op. Het staat niet los van elkaar, daarom is het voor ons belangrijk om onze projecten voor verschillende generaties te organiseren.’

Community based welzijn

De gemeenschap speelt daarbij een belangrijke rol. ‘Mensen van de diaspora hebben een gemeenschapsgevoel dat verder reikt dan het gezin of zelfs de familie’, legt Starke uit. ‘In die gemeenschap huist zoveel kennis en ervaring, die wordt bewust doorgegeven aan jongere generaties. We zijn verbonden met mensen naast ons, maar ook met vorige generaties.’

Aan retraites of bijeenkomsten doen mensen van verschillende generaties mee. ‘Die uitwisseling is zo mooi’, zegt Hin. ‘Als iemand vertelt over een moederwond, over een gebrek aan connectie, dan is er altijd wel een andere moeder die de verbinding aangaat. Vanuit het hart, vanuit een energetische connectie, worden mentale wonden geheeld. Dat is eigenlijk iets wat van oudsher goed werkte, maar in een westers systeem is gedrukt waar dat niet past.’

In de westerse, individualistische samenleving is de verbinding met de gemeenschap verloren gegaan. ‘Westerse therapie gaat heel erg op de pijn zitten’, legt Hin uit. ‘Omdat je binnen een aantal sessies geholpen moet zijn, komt daar meteen de focus op te liggen. Maar heling is geen lineair proces. Iemand uit de diaspora is misschien helemaal niet gebaat bij westerse, individuele therapie. Maar misschien wel bij een nieuwe behandeling die focust op erkenning en community based welzijn.’

Connectie

Starke en Hin hopen op meer alertheid op en ruimte voor cultuurspecifieke zorg. ‘Als zorgverlener hoef je echt niet alle geschiedenissen van alle culturen te kennen’, zegt Starke. ‘Maar het moet wel je intentie zijn om door te vragen naar de persoon voor je. Probeer vanuit een bredere blik te kijken naar de hulpvraag. Durf je ego te parkeren en hulp te zoeken bij organisaties en professionals die misschien meer ervaring op dat gebied hebben.’

Hin vult aan: ‘Concludeer niet te snel dat een cliënt niet wil meewerken, bijvoorbeeld. Maar probeer te ontdekken wat er nodig is om een connectie met die persoon te maken. En wees je altijd bewust van je eigen verhaal en de misvattingen en vooroordelen die daaraan hangen in de uitwisseling met degene met een hulpvraag. Vraag je af je de context van een persoon compleet hebt en wie de natuurlijke kennisdelers in de familie of gemeenschap zijn.’

Meer weten?
Lees meer over Diaspora Wellhouse op hun website.

Bijeenkomst op 21 maart – Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie

Bijeenkomst op 21 maart – Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie

De ketenen van de slavernij werden in 1863 verbroken, maar nu – 160 jaar later – worden die ketenen door velen in de samenleving nog steeds gevoeld. Op welke manier is Rotterdam verbonden met het slavernijverleden. Staat dit los van de trots op de koopvaardijgeschiedenis? Bovenal, wat is anno 2023 nodig om discriminatie en racisme tegen te gaan? 

Tijdens deze 21 maart-bijeenkomst vertelt prof. Dr. Alex van Stipriaan over de koloniale geschiedenis van Rotterdam en de doorwerking hiervan. Samen met onderzoeker en filmmaker Grace Stelk gaan we in gesprek over wat er nodig is om ook de onzichtbare ketenen  te doorbreken. De excuses voor het slavernijverleden zijn gemaakt, maar wat moet er nu gebeuren om discriminatie en racisme tegen te gaan?  

De bijeenkomst vindt plaats in het Maritiem Museum, waar je wordt meegenomen naar de tentoonstelling Bestemming Havenstad. Hier wordt het koloniale verleden vanuit verschillende perspectieven belicht. Ook is er volop gelegenheid om vragen te stellen aan de sprekers, met elkaar in dialoog te gaan en na afloop te netwerken met andere deelnemers.  

Deelnemen is gratis, meld je alleen even aan! 

Praktische informatie 


Wanneer? 
Dinsdag 21 maart 2023, van 14.00 uur tot 17.00 uur  

Waar?
Maritiem Museum, Leuvehaven 1, Rotterdam. 

Voor wie? 
Rotterdamse professionals en vrijwilligers die meer willen weten over het koloniale en slavernijverleden in Rotterdam en in gesprek willen gaan over manieren om racisme en discriminatie bespreekbaar te maken en tegen te gaan.  

Verslag Kennisatelier ‘Kleine opmerking, grote impact’

Verslag Kennisatelier ‘Kleine opmerking, grote impact’

Verkeerde verwachtingen over je niveau, complimenten over je Nederlands of aannames over je studiekeuze in relatie tot je gender: studenten hebben vaak te maken met micro-agressies. Juist school zou een veilige plek moeten zijn. Daarom gingen we tijdens het Kennisatelier ‘Kleine opmerking, grote impact’ met onderwijsprofessionals en studenten hierover in gesprek.  

Bijna veertig Rotterdamse professionals, stagiaires en studenten kwamen op donderdagmiddag 23 februari 2023 samen voor het Kennisatelier over micro-agressies in het beroepsonderwijs. Op het evenementenplein van Zadkine, aan het Benthemplein in Rotterdam, luisterden deze (toekomstige) professionals naar een introductie over micro-agressies en gingen met elkaar in gesprek over de impact.  

Wat zijn micro-agressies en waarom hebben ze zoveel impact?

Sidris van Sauers, trainer bij antidiscriminatiebureau RADAR, vertelde in haar presentatie wat micro-agressies zijn en waarom ze zoveel impact hebben. Micro-agressies zijn alledaagse opmerkingen, handelingen of vragen die onschuldig lijken, maar schadelijk zijn omdat ze stereotypen in stand houden. ‘Bij een micro-agressie is de intentie meestal niet slecht bedoeld’, legt Van Sauers uit, ‘maar de impact is heel groot. Door te vragen waar je écht vandaan komt, te benadrukken dat je Nederlands zo goed is, of andere opmerkingen of gedragingen, word je als ontvanger keer op keer als ‘anders’ bestempeld.’ 

Het lastige aan micro-agressies is dat ze positief bedoeld kunnen zijn. Opmerkingen als ‘jij spreekt goed Nederlands’, of ‘jij bent niet zoals de anderen’ (als het om een specifieke minderheidsgroep gaat waar diegene toe behoort of ‘je kan niet zien dat je homo bent’ lijken op complimenten, maar benadrukken toch het anders-zijn. Ontvangers maken ze vaak dagelijks  mee, dus zie dan nog maar eens de energie te hebben om de zender iedere keer aan te spreken. 

Iedereen uit wel eens een micro-agressie, benadrukt Van Sauers. ‘We moeten ons bewustzijn van onze woorden’, zegt ze. ‘Als ik een keer ergens te laat kom, krijg ik te horen ‘Surinamers zijn altijd te laat’. Om dat te voorkomen rijd ik de volgende keer – bij wijze van spreken – drie keer door rood. Wat je zegt kan grote gevolgen hebben. Voordat je iets zegt, neem even pauze en bedenk wat de meerwaarde van jouw opmerking of vraag is voor de ander. Dat is veel werk, maar het is het waard.’ 

 

Voorbeelden van micro-agressies 

  • ‘Wat spreek je goed Nederlands’ – tegen iemand die in Nederland geboren is. 
  • ‘Ik kan jouw naam niet uitspreken, ik noem je Saskia.’ 
  • ‘Dat vind ik te ingewikkeld’ – over voornaamwoorden, tegen een non-binair persoon 
  • ‘Het is maar een fase’ – tegen een LHBTIQ+ persoon 
  • Een personeelsetentje organiseren tijdens ramadan als je ook islamitische collega’s hebt. 
  • Een vrouw ‘helpen’ bij inparkeren. 
  • Spreken tegen de persoon die de rolstoel duwt in plaats van tegen degene die er in zit.  

Experiment

Vijf aanwezigen kregen tijdens het Kennisatelier zelf de ervaring hoe het voelt om micro-agressies mee te maken. Zij kregen een bordje op hun hoofd, maar zagen zelf niet wat er op stond. Vervolgens ging iedereen door de ruimte door elkaar heen wandelen. De mensen zonder bordje moesten doen wat zij op het bordje lazen.  

Na afloop wist iedere vrijwilliger ongeveer wat er op het bordje gestaan moet hebben. Het ging om ‘kijk boos naar mij’, ‘blijf bij mij uit de buurt’ of ‘staar me aan’. Op die manier konden de aanwezigen een moment ervaren hoe micro-agressie kunnen aanvoelen.  

Panelgesprek 

Na de pauze schoven trainer Sidris van Sauers, schoolmaatschappelijk werker Lily-Ann Kock en student Celine Rijkens aan voor een panelgesprek. Aanwezigen werden uitgenodigd om mee in gesprek te gaan.  

Wat uit hun ervaringen opvalt is dat studenten veel herkenning ervaren, als de term micro-agressie wordt uitgelegd. Veel studenten hebben soortgelijke ervaringen, maar hadden geen idee dat zij niet de enigen waren. Laat staan dat er een woord voor is.  

Een andere conclusie was dat er weinig aandacht aan micro-agressies wordt besteed op onderwijsinstellingen. Er worden bijvoorbeeld wel lessen over ethiek gegeven, en discriminatie komt daarbij aan bod, maar voor specifiek micro-agressies is weinig tot geen aandacht.  

Bewustwording en kennis over dit fenomeen is daarom van groot belang, voor alle betrokken partijen. 

  • De ontvanger: je bent niet de enige, je mag er iets van vinden en je gekwetstheid mag er zijn. 
  • Degene die het uit: door aangesproken te worden kan deze persoon iets leren.  
  • Omstanders: door micro-agressies te leren herkennen, kun je een ander die het overkomt bijstaan. Check bijvoorbeeld even of je collega oké is, of neem het op voor een medestudent.  

Kijk-, lees-, doe- en luistertips