Video: Wat betekent intersectionaliteit?

Video: Wat betekent intersectionaliteit?

Queer mensen zijn veel vaker depressief dan mensen die niet queer zijn. En queer mensen van kleur zijn weer vaker depressief dan witte queer personen. Het begrip intersectionaliteit helpt je dit te kunnen begrijpen. In onderstaande video leggen we uit wat het betekent.

Anna-Maria Carbonaro: ‘Als je op zoek gaat naar bondgenoten maak je je wereld een stukje mooier’

Anna-Maria Carbonaro: ‘Als je op zoek gaat naar bondgenoten maak je je wereld een stukje mooier’

Tijdens het kennisatelier ‘Duizend redenen om strijdbaar te zijn’ vierden we vrouwenemancipatie en genderdiversiteit in al haar vormen. We stonden onder andere stil bij intersectionaliteit binnen het feminisme. Dit begrip gaat over hoe verschillende identiteitskenmerken, zoals gender, seksualiteit, etniciteit en klasse elkaar beïnvloeden. Deze kruispunten creëren nog specifiekere discriminatie. Iemand die bijvoorbeeld discriminatie op basis van klasse én seksualiteit ervaart, staat heel anders in de maatschappij dan iemand die ‘enkel’ op basis van hun seksualiteit discriminatie ervaart. 

De plek waar je wieg staat kan van grote invloed zijn op je verdere leven. In Rotterdam bestaat grote ongelijkheid tussen de wijken op Zuid en de rest van de stad. Vier op de tien mensen op Zuid leven van een bijstandsuitkering. De armoede in deze buurten is vele malen groter dan in de rest van Rotterdam. Toch wil dit niet zeggen dat je geen kansen hebt. We spraken hierover met Anna-Maria Carbonaro die opgroeide in de multiculturele buurt Afrikaanderswijk in Rotterdam-Zuid. Ze maakte van dichtbij mee hoe ongelijkheid eruitziet. Vanuit een sterk gevoel van rechtvaardigheid voelde ze al van jongs af aan de behoefte om hiertegen te vechten.  

Carbonaro groeide op in een arbeidersgezin. Haar vader kwam in de jaren ‘70 vanuit Italië naar Rotterdam als gastarbeider. Het arbeidsethos is er bij haar met de paplepel in gegoten. Ze vindt het belangrijk dat mensen zelf keuzes maken en actief een bijdrage leveren aan de maatschappij, hoe klein dat ook is. Ze gelooft erin dat wanneer je op zoek gaat naar bondgenoten, je gezamenlijk doelstellingen opstelt en door actief te participeren je uiteindelijk de wereld een stukje mooier kan maken. Je creëert hierdoor kansen voor jezelf. Vanuit deze gedachte richtte ze Alacritas op, een organisatie die participatie en innovatieve projectontwikkeling in de sociale sector bevordert. De kracht van de organisatie ligt in het verbinden, versterken en het laten ontstaan van nieuwe netwerken waarbij betrokkenen zelf het heft in handen nemen. 

Wat maakt jou strijdbaar? 

Sinds mijn geboortejaar 1976 woon ik in de Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid. Dit is een heel diverse wijk, net als mijn vriendengroep. Lange tijd was ik me er helemaal niet zo bewust van dat ik in een wijk woonde met heel veel verschillende soorten mensen. Turken, Nederlanders en Marokkanen woonden door elkaar. Mijn vader had een café en daar kwamen mensen vanuit allerlei verschillende hoeken uit de samenleving op af. Niet altijd de meest zuivere types. Mijn vader kreeg hierdoor een heel vertekend beeld van de multiculturele samenleving en maakte regelmatig racistische opmerkingen. Aangezien ik een heel diverse, fijne vriendengroep had snapte ik niks van zijn opmerkingen. Hij zei op een gegeven moment zelfs dat ik alleen maar met een Europeaan mocht thuiskomen. Hierdoor realiseerde ik me hoe andere mensen verschillend naar diversiteit kijken. En dat vind ik nog steeds choquerend. We komen voor 90% overeen, maar we focussen op de 10% verschillen. En op basis hiervan wordt beleid gevoerd en de hele samenleving ingericht. Hier wil ik tegen vechten.    

Hoe heb je de Afrikaanderwijk zien veranderen door de jaren heen? 

De Afrikaanderwijk is nog steeds heel multicultureel, dus daar is niet zo veel aan veranderd. Maar wat er wel is veranderd is, is de maatschappij in brede zin en hoe er naar diversiteit wordt gekeken. Op een gegeven hadden mensen het opeens over ‘Marokkanen’. Dit werd erger in de beginjaren van deze eeuw. Oud-PvdA’er Rob Oudkerk raakte in opspraak om zijn uitspraak ‘kut -Marokkanen’, maar dit is wel een zin die is opgenomen in de Nederlandse taal. Ik herinner me dat een groep baldadige jongens ergens in Amsterdam een prullenbak in de fik hadden gezet. Mijn beste vriend die een Marokkaanse achtergrond heeft werd hier vervolgens op zijn werk op aangesproken, zo van ‘waarom doen jullie dat?’. Nou, ik wist niet wat ik hoorde. Ik dacht: ‘Huh, waarom moet jíj́ je verantwoorden als Rotterdammer voor iets dat in Amsterdam is gebeurd?’ Dit was voor mij een kantelpunt waarop ik dacht: ‘Hier moet ik iets mee doen’.  

Hoe heb je je vanaf dat moment ingezet voor diversiteit?  

Per toeval ben ik in het opbouwwerk beland. Deze term is over het algemeen niet heel bekend bij mensen, maar komt uit het sociaal -maatschappelijk werk. Waar het op neerkomt is dat je diensten verleent aan groepen mensen die zich inzetten om de kwaliteit van hun woon-, leef- en werksituaties te verbeteren. Het was heel handig dat ik de Afrikaanderwijk al goed kende. Dus samen met de bewoners van die wijk ben ik op onderzoek gegaan naar waar de problemen zitten, wat er ontbreekt en hoe je dat gezamenlijk kan invullen. Dus je versterkt de gemeenschap van binnenuit en nodigt mensen uit om zelf invloed uit te oefenen op hun leefomgeving. Er staat nooit één thema centraal. 

Aan wat voor projecten werk je zoal? 

De projecten en thema’s zijn heel verschillend. Denk bijvoorbeeld aan het oplossen van problemen rondom hangjongeren. Zij zorgen regelmatig voor overlast in de buurt of in gebouwen. Denk bijvoorbeeld aan plassen in liften. Het grootste probleem bij deze specifieke situatie was dat mensen uit verbinding waren. Mensen kenden hun buren niet meer en dan interesseert het jou niet dat de lift vies is, want jij neemt wel de trap. Maar je buurvrouw die afhankelijk is van een rolstoel moet wel met de lift. Mijn aanpak is altijd op maat, Dat zijn onder andere een op een gesprekken, huisbezoeken en gezamenlijke activiteiten. Bij dit project in het bijzonder hadden we ook een kinderraad opgericht om kinderen mee te laten denken en doen. Al deze werkvormen dragen bij aan het leggen van nieuwe verbindingen en het bevorderen van de leefomstandigheden.

Vroeger dacht je dat iedereen dezelfde kansen had in Nederland. Geloof je dat nog steeds? 

Destijds was mijn gedachte inderdaad ‘eigen schuld, dikke bult’. Ik geloofde er oprecht in dat wanneer je je maar hard genoeg inzet, je vanzelf kansen creëert. Maar van die gedachte ben ik afgestapt. Door mijn werk kwam ik in aanraking met kwetsbare groepen. Hierdoor zag ik met mijn eigen ogen dat het systeem ook echt tegen je kan werken. Sommige mensen hebben er belang bij dat andere mensen niet mee kunnen komen in de maatschappij, omdat ze vrezen voor hun eigen positie in de maatschappij. Kapitalisme zit heel erg verankerd in onze samenleving en heeft veel kapot gemaakt. 

Het denkkader intersectionaliteit kan iemands positie in de maatschappij blootleggen. Was jij al bekend met de term intersectionaliteit? 

Nee, deze term kende ik nog niet voor deze bijeenkomst. Ik probeer zelf zo weinig mogelijk in hokjes te denken, maar soms is het onoverkoombaar. Als ik naar mezelf kijk dan pas ik ook in heel veel hokjes: ik ben alleenstaande moeder met een migratieachtergrond, mijn kind heeft een kleur en ik kom uit Rotterdam-Zuid uit een achterstandswijk. In theorie zou ik ergens onderaan de ranglijst bungelen, maar ik ben ook zakenvrouw en heb al 15 jaar een goedlopende onderneming. Hierdoor neem ik weer een heel andere positie aan in de maatschappij. Bij dit laatste zit ook een grote factor geluk in. Soms heb je het geluk dat iemand jou opmerkt en iets in je ziet. Dat is bij mij gebeurd. 

Denk je dat je met deze kennis in je achterhoofd anders in je werk zal staan? 

Intersectioneel denken helpt je in ieder geval wel heel erg bij bewustwording. Ik denk dat ik hierdoor mensen wel op een andere, of betere, manier kan helpen. Tijdens het kennisatelier waren er een aantal slechtziende mensen aanwezig. Ik was vooral bezig met het absorberen van informatie en op een gegeven moment roept iemand vanuit de zaal of de spreker kan uitleggen wat er op het plaatje te zien is, zodat mensen die slechtziend zijn ook mee kunnen komen in de presentatie. Dat was voor mij wel even een realisatiemomentje. Ik wist dat die mensen slechtziend waren, want ze hadden een blindenstok meegenomen. Dit zijn van die blinde vlekken die iedereen wel op een of andere manier heeft. Ik denk dat verbinding hierbij ook weer heel belangrijk is. Mensen moeten ook met elkaar in verbinding komen te staan die niet direct op jou lijken. Dit draagt ook bij aan een inclusievere samenleving. 

Wat zijn je doelen met Alacritas?  

Mijn werk voelt echt als mijn hobby, want ik heb er zo ontzettend veel plezier in. Hopelijk ervaar ik dat over tien jaar nog steeds zo en mag ik met dezelfde energie een bijdrage leveren aan een inclusievere samenleving. Ik hoop ook steeds meer mensen te kunnen inspireren om samen deze uitdaging aan te gaan. De Zuid-Afrikaanse ‘ubuntu’ vind ik dan wel erg interessant: als je gaat rennen houd je elkaars hand vast, want het is belangrijk dat de laatste ook over de finish komt. Als we met z’n allen een beetje meer daar naartoe gaan zou de wereld er een stuk mooier uitzien. 

Xueli Abbing: ‘Onrechtvaardigheid maakt mij strijdbaar’

Xueli Abbing: ‘Onrechtvaardigheid maakt mij strijdbaar’

Xueli Abbing is geboren met albinisme en werd te vondeling gelegd, omdat haar ouders haar niet accepteerden. Op 3-jarige leeftijd is ze door haar Nederlandse moeder geadopteerd uit China. Nu is de 19-jarige Goodwill Ambassadeur voor VN-organisatie Unesco en is ze model. Vanuit deze rollen strijdt ze tegen discriminatie en racisme.  

‘Op mijn derde werd ik geadopteerd door mijn Nederlandse moeder. Mijn Chinese naam mocht ik houden en betekent prachtige sneeuw.’ Deze naam hebben mensen in het weeshuis aan haar gegeven, omdat ze is geboren met albinisme. ‘Dit is een erfelijke aandoening die bij ongeveer 1 op de 15.000 mensen voorkomt’, legt Abbing uit. Mensen met albinisme maken geen of weinig pigment (melanine) aan. Dit stofje geeft kleur aan ogen, haar en huid. Door het ontbreken hiervan hebben mensen met albinisme vaak een hele lichte huidskleur, wit haar, zijn ze gevoelig voor licht en vaak slechtziend.   

Als jonge tiener begon Abbing aan een carrière als model. Dit geeft haar een platform om het bewustzijn over albinisme te vergroten. Maar ze wilde zich ook graag op een andere manier inzetten voor de gemeenschap voor personen met albinisme. Daarom richtte ze de ‘Open Eyes Foundation’ op. Met deze stichting probeert Abbing vooroordelen te doorbreken en mensen met albinisme – of welke vorm van beperking dan ook – te laten weten dat ze normaal zijn en alles kunnen doen wat ze willen. De stichting draagt bij aan een inclusieve samenleving waarin iedereen dezelfde kansen heeft, toegang heeft tot onderwijs en werk, en een volwaardig leven kan leiden zonder te worden uitgesloten of gediscrimineerd.  

Mensen met albinisme krijgen wereldwijd namelijk regelmatig te maken met discriminatie. In sommige landen loop je zelfs gevaar als je geboren wordt met albinisme. ‘Onrechtvaardigheid maakt me strijdbaar. In China bijvoorbeeld worden sommige mensen gezien als brenger van ongeluk. En in bepaalde Afrikaanse landen jagen zogenaamde medicijnmannen op je, omdat ze geloven dat je botten ziekten kunnen genezen. Dat is toch bizar? We zijn net als iedereen mensen. Er is niks mis met me en ik functioneer net als ieder ander.’  

Bijgelovigheid is een voedingsbodem voor stigmatisering. Ook in Nederland krijgen mensen met albinisme regelmatig te maken met vooroordelen, maar dan op een andere manier. Mensen maken bijvoorbeeld weleens opmerkingen over het uiterlijk van iemand met albinisme. Abbing vindt het niet erg om over haar beperking te vertellen. ‘Maar ik zou het wel fijn vinden als mensen aan mijzelf vragen waarom ik bijvoorbeeld in zonnebril draag, dan dat ze aan mijn moeder gaan uitleggen hoe ongezond het is om altijd een zonnebril te dragen’, legt ze uit. ‘Een open gesprek is heel belangrijk om bewustzijn te creëren.’  

Daarnaast vallen mensen met een beperking, zoals albinisme, ook vaak tussen wal en schip qua zorg en onderwijs. Abbing is vrouw, heeft dyslexie, is slechtziend en is geboren met albinisme. Dat zijn allemaal vinkjes die het je soms moeilijk maken om normaal mee te draaien. ‘Aangezien ik een visuele beperking heb, ben ik van het algemeen onderwijs overgeplaatst naar een school voor mensen met een visuele beperking. Maar daar zijn ze niet gespecialiseerd in dyslexie, waardoor ik eigenlijk niet goed onderwijs kreeg’, legt Abbing uit. Voor professionals in het sociaal domein is het daarom belangrijk om intersectioneel te leren denken.   

Intersectionaliteit is eigenlijk een denkkader waarmee je dit soort problemen kan blootleggen. De zogenaamde ‘intersecties’ zijn de kruispunten tussen verschillende identiteitskenmerken, zoals seksualiteit, etniciteit, gender en handicap. Als een professional uit het sociaal domein alle identiteitskenmerken in acht neemt kan je passendere hulp bieden.   

* In dit artikel spreken we nadrukkelijk over ‘mensen met albinisme’ in plaats van ‘albino’. Bij ‘albino’ lijkt het net alsof je het over een object hebt. Bij ‘mensen met albinisme’ laat je zien dat je het over een persoon hebt die daarnaast een beperking heeft. Dit heeft een heel andere lading.  

Kennismakelaar Niki Haringsma: ‘Bij kennisoverdracht is cultuursensitief werken heel belangrijk.’

Kennismakelaar Niki Haringsma: ‘Bij kennisoverdracht is cultuursensitief werken heel belangrijk.’

Rotterdam is één van de meest diverse steden van Europa met zo’n 170 verschillende nationaliteiten. Het is een plek waar culturen en verschillende groepen mensen al heel erg lang samenwonen. Volgens IDEM’s nieuwe kennismakelaar Niki Haringsma ‘is Rotterdam meer spaghetti dan een lappendeken, waardoor je het risico loopt dat mensen langs elkaar heen lopen. Mijn uitdaging is om mensen met elkaar in verbinding te brengen die misschien allang naast elkaar staan, maar elkaar nog niet hebben gezien.’

Niki werkt sinds januari 2024 bij IDEM Rotterdam om verbinding te leggen tussen kennis, mensen, organisaties en mogelijkheden. Voordat Niki bij IDEM kwam werken, werkte hij in de diplomatieke wereld waar hij marktonderzoek deed op cultureel gebied. Daarbinnen heeft hij zich veel beziggehouden met diversiteit en inclusie. Hij vindt het erg leuk om zich nu bij IDEM voltijd bezig te houden deze thema’s.

Waarom heb je besloten om deze overstap te maken?

‘Vanwege mijn ervaringsdeskundigheid. Ik ben namelijk opgegroeid als meisje en leef nu als androgyn persoon. Sommige mensen noemen dat ook non-binair. Daarbinnen ben ik een ‘hij’. In de maatschappij wordt dit helaas nog niet altijd begrepen. Voor mij is dit een enorme drijfveer om kennis over diversiteit en inclusiviteit te delen.’

Wat ga je precies doen bij IDEM?

‘Ik ben kennismakelaar, wat inhoudt dat ik de verbinding leg tussen kennis die beschikbaar is en kennis die de mensen nodig hebben. Dat doe ik door contacten te leggen, door informatie samen te vatten op een toegankelijk manier en door ook de verbinding te leggen tussen de verschillende aspecten van kennis en daar de intersectionaliteit in te vinden.’

“Intersectionaliteit gaat over de verschillende identiteitskenmerken (gender, seksualiteit, etniciteit, klasse e.d.) elkaar beïnvloeden met als gevolg dat je op verschillende manieren met discriminatie te maken kan krijgen. Iemand kan bijvoorbeeld vrouw zijn en zwart. En slechtziend. En alleenstaand moeder. Daarmee heb je heel andere ervaringen in de wereld dan wanneer je alleen één van deze identiteitskenmerken hebt. Voeg eraan toe dat deze persoon rijk is, dan neemt ze weer een heel andere positie aan in de maatschappij dan iemand die arm is. Dat is kortgezegd intersectionaliteit.”

Wat denk je allemaal tegen te komen in Rotterdam? En waar ligt voor jou de uitdaging?

‘Zelf ben ik geboren en getogen in Rotterdam. Rotterdam is één van de meest diverse steden van Europa met zo’n 170 verschillende nationaliteiten. Wat ik veel om me heen zie is polarisatie. Ik denk dat ik veel mensen ga tegenkomen die ik inzichten en steun kan bieden. Rotterdam voelt meer als spaghetti dan een lappendeken, waardoor je het risico loopt dat mensen langs elkaar heen lopen. Mijn uitdaging is om mensen met elkaar in verbinding te brengen die misschien allang naast elkaar staan, maar elkaar nog niet hebben gezien.’

Op welke manier wil je mensen met elkaar in verbinding brengen?

‘Door in dialoog te blijven en ook goed te luisteren naar wat de hulpvragen zijn. Het belangrijkste voor mij is om verbinding te maken en kennis te delen in begrijpelijke taal. Dit doe ik onder andere door te zorgen dat kennis toegankelijk is voor mensen met alle mogelijke achtergronden. Bij kennisoverdracht is cultuursensitief werken heel belangrijk en ook sensitiviteit voor dingen als neurotype of taalniveau. Ik wil graag zorgen dat ik iedereen kan betrekken bij de kennisoverdracht die we maken en dat niemand zich dus buitengesloten voelt. Voor mij is het ook belangrijk dat mensen die elkaar daarbinnen kunnen helpen, elkaar ook weten te vinden.’

Waar ligt jouw expertise?

‘Ik heb goede kennis over het domein zorg en binnen werkzaken heb ik veel kennis over HR-beleid. Plekken waar ik nog te leren heb kan ik altijd op mijn collega’s bouwen. Binnen IDEM hebben we een gigantisch netwerk aan kennis, dus er is altijd wel een antwoord beschikbaar. Mijn persoonlijke expertise ligt in queer emancipatie, in neurodiversiteit en de intersectie daarvan.’

Waar kunnen mensen jou vinden?

‘Sowieso mag je me altijd een uitnodiging sturen voor je eigen evenement. Maar je kan ook naar ons kennisatelier of netwerkcafé komen. Mocht je 1 op 1 met mij willen spreken dan kun je me altijd bereiken via de website, via n.haringsma@radar.nl of via de IDEM-vraagbaken als de nieuwe website live is in juni.’

Michelle Jansen: ‘Armoede is veel meer dan alleen geen geld hebben’

Michelle Jansen: ‘Armoede is veel meer dan alleen geen geld hebben’

Mensen van kleur, vrouwen en mensen met een beperking leven vaker in armoede dan anderen. En als je in armoede leeft, kun je vaak niet volwaardig meedoen in de samenleving. De relatie tussen armoede en discriminatie lijkt duidelijk. Toch doet Nederland te weinig voor mensen in armoede, zo concludeerde het College voor de Rechten van de Mens. IDEM Rotterdam vroeg beleidsadviseur Michelle Jansen van het College hoe dat precies zit.

Nederland maakt te weinig vooruitgang in het waarborgen van economische en sociale mensenrechten. Dat was de conclusie uit het de rapportage die het College in augustus 2023 stuurde aan het VN-comité dat toezicht houdt op de naleving van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. ‘Nederland heeft het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten ondertekend’, legt Michelle Jansen van het College uit. ‘Regelmatig moet een land rapporteren hoe het verdrag wordt nageleefd. Dat doet de overheid zelf, maar organisaties zoals het College kunnen een schaduwrapportage maken. Daarmee vullen we het rapport aan, of spreken het soms tegen.’

Achteruitgang

Uit dat schaduwrapport blijkt dat mensen met een beperking, mensen die in armoede leven en migranten er op achteruit zijn gegaan, als het gaat om de bescherming van hun economische en sociale mensenrechten. ‘De overheid gaat vaak anders om met economische en sociale mensenrechten, zoals het recht op huisvesting of het recht op gezondheid, dan met de zogeheten politieke en burgerrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie of het recht op privacy,’ zegt Jansen. ‘Door de overheid wordt gedacht dat ze voor economische en sociale mensenrechten wat meer een inspanningsverplichting hebben en voor de politieke en burgerrechten juist afstand moeten bewaren. Bij het College zien wij geen verschil: al deze mensenrechten moeten worden gewaarborgd en daar moet de overheid zich actief voor inspannen.’

Meer dan geen geld

Om economische en sociale mensenrechten te waarborgen, is een integrale aanpak noodzakelijk. ‘In het huidige armoedebeleid zien we gefragmenteerde oplossingen, zoals maatregelen tegen kinderarmoede, schuldhulpverlening of andere maatregelen die gericht zijn op ‘geen geld hebben’’, licht Jansen toe. ‘Maar armoede is veel meer dan dat. Armoede kan leiden tot een slechtere gezondheid, omdat je aangewezen bent op goedkoper, ongezonder voedsel. Of je hebt geen of te weinig toegang tot zorg. Ook kun je weinig baanzekerheid hebben door een flexibel contract, waardoor juist je mate van armoede vergroot wordt. Met de huidige maatregelen worden wel de onderdelen van het probleem aangepakt, maar er is te weinig aandacht voor de onderliggende oorzaken en de wisselwerking ertussen.’

Verschil maken

Discriminatie kan een van die onderliggende oorzaken zijn, of ermee te maken hebben. ‘In het rapport besteden we aandacht aan het feit dat vrouwen een hoger risico hebben op armoede, onder andere vanwege stereotiepe genderrollen’, vertelt Jansen. ‘En dat andere minderheidsgroepen ook vaker in een financieel kwetsbare positie zitten. Het huidige armoedebeleid van de overheid is generiek, het mist aandacht voor die verschillende groepen en hun specifieke behoeften. Wij roepen de overheid op om daar wel naar te kijken. Want vrouwen hebben andere problemen dan mannen, en mensen met een migratieachtergrond hebben weer andere problemen, en mensen uit de LHBTIQ+ gemeenschap weer andere.’  

Mensenrechten als hulpmiddel

Mensenrechten kunnen helpen om dat generieke beleid aan te passen. ‘Door mensenrechten als uitgangspunt te nemen, krijg je heel veel handvatten’, zegt Jansen. ‘Door te kijken naar waar mensen precies recht op hebben, weet je waar je op moet letten bij het maken van beleid of het nemen van maatregelen. De overheid moet ervoor zorgen dat mensen kunnen meedoen, dat ze inspraak hebben, dat ze hun waardigheid kunnen behouden. Het idee dat iedereen maar zelfredzaam moet zijn, en misschien soms iets minder, dat werkt niet. Het huidige socialezekerheidsstelsel is niet toegankelijk. Het is ingewikkeld, burgers weten niet waar ze recht op hebben. Door het Toeslagenschandaal is er veel wantrouwen naar de overheid. Het is nu de taak voor de overheid om dat vertrouwen terug te winnen. Misschien lukt de nieuwe regering dat door integraal beleid te gaan maken.’

Meer weten?

Wil je meer weten over leven in armoede en de relatie met discriminatie? Kom dan naar ons Kennisatelier over dit onderwerp op 16 november 2023: Pech, beleid of discriminatie – over leven in armoede.

Musa van Maaren: ‘Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

Musa van Maaren: ‘Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

Oud-leraar Musa van Maaren weet seksuele diversiteit bespreekbaar te maken, ook in een klas met leerlingen die nadrukkelijk niet op dit onderwerp zitten te wachten. Hij schreef er het boek ‘Mijn meester is een homo’ over. In het najaar geeft hij in samenwerking met IDEM Rotterdam workshops over seksuele diversiteit op verschillende middelbare scholen. We vroegen hem alvast naar zijn aanpak.

U was docent en openlijk homoseksueel. Hoe was dat op het werk?

Veel leraren durven niet uit de kast te komen. Dat komt vooral doordat ze geen steun krijgen van de schoolleiding. Die wil geen chaos op school. Ze zijn bang dat leerlingen of hun ouders er niet goed op reageren, ze vroegen mij zelfs om het voor mezelf te houden. Ze zeggen dat je seksualiteit privé is. Alleen snappen hetero’s niet dat ze continu hun seksualiteit uiten, door te praten over hun man of vrouw of foto’s te laten zien van hun vriend of vriendin. Onbewust profileren ze zich als hetero, waarom zouden homo’s zichzelf niet mogen laten zien?

Maar toch was u er open over?

Ja, iedereen wist het toch al. In de kantine hoorde je leerlingen zeggen dat ze les hadden van een homo. De schoolleiding vond dat ik me ‘niet zo moest profileren’. Maar wat betekent dat? Het was niet zo dat ik in een roze tutu door het gebouw liep.

Wat was hun idee achter dat profileren?

Ik ontmoet veel leerkrachten en onderwijsprofessionals die vinden dat je kwetsbare leerlingen, tot de leeftijd van 18 jaar, niet moet belasten met een thema als seksuele diversiteit. Ze geloven dat door erover te praten, je leerlingen in het LHBTIQA+ spectrum duwt. Ik word heel moe van leerkrachten die denken dat het een keuze is. De hele samenleving is gericht op heteroseksualiteit, dat zie je overal om je heen, daar word je ook niet vanzelf hetero van? Mensen vragen vaak waarom zo’n regenboogvlag zo recht in hun gezicht moet, maar als ik een film of serie kijk moet ik ook steeds naar heteroliefde kijken. Waarom mag dat van jullie wel altijd recht in mijn gezicht?

Als de ideeën hierover zo star zijn, hoe ga je dan het gesprek aan?

Ik zie mezelf als bruggenbouwer. Ik ben moslim geworden en in de moskee weet iedereen dat ik homo ben. Ik zie religie als verbindende factor. In een klas met veel islamitische jongeren krijg ik altijd terug dat in de koran staat dat homoseksualiteit niet mag. Altijd vraag ik waar dat dan staat. Ze weten het antwoord niet, want ze hebben de koran niet gelezen. Ook ben ik wel eens een ‘menselijk boek’ in de Human Library, waar bezoekers in gesprek kunnen met – in mijn geval – een islamitische homo. Na de eerste verwarring over het feit dat ik wit ben, gaan mensen het gesprek wel aan. Het gaat altijd over de koran of religieuze geleerden die zich zouden hebben uitgesproken over homoseksualiteit, maar niemand heeft dan zelf de koran gelezen of met die geleerden gesproken. We moeten daarom het gesprek blijven aangaan.

Lukt het door die gesprekken uiteindelijk wel om meer begrip te creëren?

Ja, maar niet in een eenmalige ontmoeting of in een workshop van twee uur. Het moet dan echt vaker aan de orde komen. En dat is vaak lastig op scholen. Enerzijds ontmoet ik vaak witte heteroseksuele mannelijke leraren die vinden dat je seksuele diversiteit niet moet bespreken. Bij vrouwelijke heteroseksuele leraren zie ik vaak een soort moederlijke bescherming van LHBTIQ+ leerlingen: die willen het onderwerp niet bespreken om confrontatie uit de weg te gaan.

Dus eigenlijk zouden vooral leerkrachten workshops moeten volgen, meer dan leerlingen?

Ik geef workshops over diversiteit ook aan leerkrachten. Ik begin zo’n workshop met vragen of ze wel eens verliefd zijn geweest, wanneer hun eerste verliefdheid was, of ze controle hadden over hun lichaam, of ze voorbeelden nodig hadden om bepaalde rollen aan te nemen. Daaruit blijkt dat ze zich ervan bewust zijn dat je geen controle hebt over verliefdheid, dat je bent wie je bent, maar toch blijven sommigen geloven dat homoseksualiteit is aangeleerd. Als mensen dat blijven denken, wordt het een hele lange strijd.

En het moet dus niet bij één workshop blijven?

Zowel bij leerlingen als docenten moet het thema op de agenda blijven staan. Ik gaf eens een workshop aan studenten van de lerarenopleiding. Na tweeëneenhalf uur vroeg ik hen hoe ze de informatie uit de workshop zouden kunnen gebruiken in hun eigen lessen. ‘Nee, dat hoort bij maatschappijleer’, zegt een docent geschiedenis dan. Terwijl je het bij alle vakken makkelijk zijdelings aan bod kan laten komen. Het klopt dat het lesmateriaal weinig divers is, maar ook daar kun je zelf allerlei voorbeelden aan toevoegen. Kies bij taalonderwijs bijvoorbeeld een leesboek waar twee jongens of twee meiden op elkaar verliefd worden.

Wat kunnen we in Rotterdam van je workshops gaan verwachten?

De workshop zelf is gericht op bewustwording van leerkrachten. Ik begin met een kennismakingsspel, over je eigen verliefdheid en hoe die zich ontwikkelde. Ik hoop dat leerkrachten zich dan realiseren dat je als LHBTIQA+ leerling nooit echt hebt kunnen oefenen, omdat je bijna alleen heterovoorbeelden ziet. Ik vertel ook wat ik meemaak op scholen. Aan de hand van die voorbeelden bespreken we hoe je dat zelf aan zou pakken, ik wil graag dat leerkrachten meedenken in het proces. Dat ze beseffen dat als je geen informatie geeft over LHBTIQA+, je leerlingen ‘heteroseksueel opleidt’. Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

En, hoe doe je dat?

Ik denk dat veel leerkrachten eerst uit hun eigen bubbel moeten komen. Een groot deel van de workshop gaat over je eigen identiteit: waar sta je zelf? Wees je bewust van wie je bent, hoe je zelf omgaat met je seksualiteit, hoe sta je tegenover diversiteit? Ik geef handvatten om daar in hun werk – en in hun dagelijkse leven –op te letten. Dat is een goed vertrekpunt om in te zien dat er meer is dan je eigen (hetero)identiteit.

Zelf de workshop van Musa van Maaren volgen?

Musa van Maaren geeft in november en december namens IDEM Rotterdam workshops op verschillende scholen in Rotterdam. Wil je hier meer over weten? Mail naar info@idemrotterdam.nl