5 vragen over… seksuele straatintimidatie

5 vragen over… seksuele straatintimidatie

Roepen, sissen, nafluiten en vervolgens uitgescholden worden als je niet reageert. Voor veel (met name) vrouwen en LHBTIQ+-personen is dit een herkenbare realiteit. De gemeente Rotterdam wil korte metten maken met deze en andere vormen van straatintimidatie, want iedereen moet immers met een veilig gevoel op straat kunnen lopen. IDEM Rotterdam stelt vijf vragen over seksuele straatintimidatie aan Lisanne Oldekamp, beleidsadviseur en projectleider ‘aanpak seksuele straatintimidatie’ bij gemeente Rotterdam.

1. Wat is seksuele straatintimidatie?

Seksuele straatintimidatie kent vele vormen. In het plan van aanpak van de gemeente hanteren we de volgende definitie: ‘(seksuele) uitlatingen of gedragingen op straat waarmee anderen u irriteren, tot last zijn, kwetsen, beledigen, bedreigen of beperken in uw gevoel van vrijheid’.

2. Hoe vaak komt seksuele straatintimidatie in Rotterdam voor?

Uit onderzoek uit 2016 blijkt dat 44 procent van de vrouwen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, te maken heeft gehad met seksuele straatintimidatie. Het gaat daarbij om bovenstaande definitie. Als je echter een bredere definitie hanteert, waaronder ook sissen, fluiten of naroepen vallen, dan heeft maar liefst 94 procent van de vrouwen dit meegemaakt. Seksuele straatintimidatie is dus een groot probleem. De gemeente heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam opdracht gegeven om het onderzoek uit 2016 te herhalen, om een actueel beeld te krijgen van het probleem. Dat rapport verschijnt volgende week.

3. Wat doet de gemeente tegen seksuele straatintimidatie?

De gemeente heeft een integrale aanpak. Slachtoffers van seksuele straatintimidatie kunnen hun ervaring melden in de StopApp. Als je wil, kun je je contactgegevens achterlaten. Iemand van de gemeente neemt dan contact met je op, bijvoorbeeld om je door te verwijzen naar hulpverlening. We willen vooral dat melders zich gehoord voelen.

Verder voeren we campagnes om mensen ervan bewust te maken dat seksuele straatintimidatie niet normaal is. Deze richten zich naast slachtoffers ook op daders of potentiële daders. We gaan ons ook meer richten op omstanders: help iemand als je merkt dat er sprake is van seksuele straatintimidatie. Als hele samenleving moeten we zeggen: ‘We vinden dit niet normaal.’

Tot slot gaat er veel aandacht naar de strafbaarstelling van straatintimidatie. In Rotterdam hebben we een tijd een artikel in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV; in de APV staat de regelgeving binnen de gemeente, bijvoorbeeld ook over vergunningen en over waar je op straat alcohol mag drinken) gehad, waarmee straatintimidatie strafbaar was en waar we op konden handhaven. Helaas is dat door een rechter herroepen: een lokale verordening was volgens de rechter niet mogelijk, maar een wet (dus landelijk) wel. Inmiddels is in Den Haag een wetsvoorstel in de maak, waar de gemeente Rotterdam ook input voor levert. We doen ons uiterste best om die wet voor elkaar te krijgen.

4. Wordt er ook veel gedaan aan de preventie van seksuele straatintimidatie?

We zijn momenteel bezig met een nieuwe aanpak van seksuele straatintimidatie. Hierbij zal meer aandacht uitgaan naar preventie. Het belangrijkste hierbij is dat we niet het wiel opnieuw gaan uitvinden. We onderzoeken bijvoorbeeld of er lessen over seksueel gedrag zijn op scholen, waarbij we kunnen aanhaken. Ook proberen we aansluiting te vinden bij andere activiteiten in de stad, bijvoorbeeld workshops over taboes bespreken.

5. Wat kun je als professional doen als een cliënt of zorgvrager te maken heeft met seksuele intimidatie?

In eerste instantie kun je het melden in de StopApp. Ook professionals kunnen melden in de StopApp, eventueel anoniem. Hoe meer meldingen we binnenkrijgen, hoe meer zicht we hebben op het probleem en hoe concreter we het kunnen aanpakken. Als de persoon in kwestie dat wil, kunnen we contact opnemen en doorverwijzen naar de juiste hulpverlener. Verder is het heel erg afhankelijk van wat er is gebeurd en wat iemands behoefte is. We zijn op dit moment bezig met het doorontwikkelen van onze aanpak. Eén van de punten die we daarin willen meenemen, is het vergroten van het handelingsperspectief van omstanders. Die term ‘omstanders’ willen we wat verder afpellen, want ook professionals kunnen natuurlijk omstanders zijn. Om te zorgen dat we de juiste tips meegeven, ben ik ook erg benieuwd waar professionals behoefte aan hebben (hiervoor kun je per mail contact met me opnemen).

Verder raden we voor hulpverleners een korte online training aan van Stand Up. Met behulp van een aantal casussen krijg je meer inzicht in wat seksuele intimidatie is en hoe je het beste kan handelen.

Meer weten?

Op 29 april 2021 organiseert IDEM Rotterdam het Kennisatelier ‘Seksuele intimidatie, niks bijzonders?’. Er zijn nog een beperkt aantal plaatsen voor professionals beschikbaar, dus meld je snel aan. Over de aanpak van seksuele straatintimidatie door de gemeente Rotterdam kun je meer lezen op de website van de gemeente.

Verslag online Kennisatelier: Dakloze (v, x) zoekt opvang

Verslag online Kennisatelier: Dakloze (v, x) zoekt opvang

Dakloosheid is een mannenprobleem. Althans, dat zou je denken als je de cijfers mag geloven: van de 40.000 dak- en thuislozen die het CBS in 2019 telde, was 11 procent vrouw. Maar uit een analyse van de Rotterdamse onderzoekster Catelijne Akkermans blijkt dat niet alleen de cijfers nuancering behoeven, maar ook de aanpak van dakloosheid bij vrouwen. In het online Kennisatelier ‘Dakloze (v, x) zoekt opvang’ van 25 maart 2021 gingen professionals hierover met elkaar in gesprek. Hoe kan de opvang beter geregeld worden voor álle genders? 

Een gendersensitieve bril 

Het wordt volgens onderzoekster Catelijne Akkermans tijd om met een gendersensitieve bril naar de dak- en thuislozenopvang te kijken. Zowel vrouwen als LHBTIQ+-personen vormen een blinde vlek binnen preventie en beleid. Vrouwen zijn volgens Akkermans inventiever in het omgaan met dak- en thuisloosheid, en slapen bijvoorbeeld eerder bij vrienden of kennissen. Hierdoor worden zij niet meegeteld in de officiële cijfers, en is er te weinig aandacht voor hun problematiek. “Vrouwen zorgen minder vaak voor overlast, waardoor ze minder vaak in beeld zijn”, licht ze toe. Vaak bewandelen vrouwen andere routes dan mannen. “Mannen doen een groter beroep op de verslavingszorg, terwijl vrouwen vaker aankloppen met psychische problemen. Door een kokervisie te hebben op ‘dakloosheid’, vallen een heleboel mensen buiten de boot.”  

Bovendien zijn vrouwen kwetsbaarder voor fysiek en seksueel geweld. “Vrouwen blijven in een gewelddadige relatie om een dak boven hun hoofd te houden”, licht Akkermans toe. “Of vanwege de kinderen. Vaak kunnen ze niet bij familie of kennissen terecht, omdat die dan worden gekort op hun uitkering. Dat weerhoudt mensen ervan om opvang te bieden.” Preventie en beleid moeten hierop inspelen en geschikte, inclusieve opvang bieden, is de conclusie.  

Vrouwenopvang in Rotterdam 

Jaantje van Ginkel, regiomanager bij het Leger des Heils, vertelt over de vrouwenopvang in Rotterdam. Sinds de komst van corona neemt de vraag voor een plek in de opvang onder vrouwen toe. Zelfs zoveel, dat er een aparte locatie voor vrouwen was ingericht. Hoewel sommigen de gemengde opvang gezelliger vonden, gaat er volgens Van Ginkel veel meer rust uit van een vrouwenopvang. De vrouwen voelen zich veiliger en kunnen opener praten over allerlei onderwerpen.  

Dat geldt ook voor medische onderwerpen. “In de vrouwenopvang wordt opener gesproken over onderwerpen als soa’s, een kinderwens of anticonceptie”, legt Van Ginkel uit. “De medische zorg verbetert op deze manier, omdat we hierdoor eerder hulp kunnen bieden. Zo blijven vrouwen bijvoorbeeld langer bij ons in beeld en kunnen we beter begeleiden bij zaken als het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.”  

Geen aansluitende zorg 

Ervaringsdeskundigen Jolanda en Anja vertellen tijdens het Kennisatelier hoe het voor hen was om dakloos te zijn. Jolanda benadrukt hoe eenzaam zij was, en hoeveel steun haar huisdieren aan haar konden geven. Aan haar werd verteld dat er alleen plek in een opvang was als ze haar huisdieren weg zou doen. Voor haar was dit geen optie: “Alles ben ik kwijt, en dan ga je me vragen of ik m’n dieren weg wil doen.” Ze is bezig een eigen opvang te starten, waar daklozen met hun dieren terecht kunnen. IDEM sprak haar hier eerder over in een interview.  

Anja geeft aan dat ze al thuisloos is sinds ze twee jaar is. Ze werd gedurende haar leven meermalen dakloos, en heeft 2,5 jaar in een kapotte caravan gewoond. Ze ontving niet de hulp die ze nodig had, maar ze bleef knokken voor zichzelf. Anja heeft nu een woning. De aanwezigen waren zichtbaar aangedaan door de persoonlijke verhalen van deze krachtige vrouwen. 

Zorg voor dakloze LHBTIQ+-jongeren  

Volgens onderzoek zijn LHBTIQ+-jongeren oververtegenwoordigd in de dak- en thuislozengroep. Onderzoeker Afiah Vijlbrief noemt het een vergeten groep, die te maken krijgt met een extra stigma bovenop hun dakloosheid. “Een kwart van de jongeren die we spraken voor het onderzoek, durft niet goed te praten over hun seksuele of genderidentiteit, uit angst om niet geaccepteerd te worden door hulpverleners”, aldus Vijlbrief.  

Er is op dit moment binnen de hulpverlening te weinig oog voor gender- en seksuele diversiteit en handelingsverlegenheid onder professionals. “Andere tips zijn om inclusievere vragen te stellen, bijvoorbeeld open vragen over iemands genderidentiteit”, zegt Vijlbrief. “Blijf bij de benaming die de persoon zelf gebruikt en zorg dat je op de hoogte bent van de sociale kaart van je omgeving, zodat je indien nodig op de juiste manier kan doorverwijzen.” Tot slot benadrukt Vijlbrief het belang van ‘safe spaces’ voor dak- en thuisloze LHBTIQ+-jongeren: door speciale opvang te realiseren kunnen deze jongeren veilig onderdak krijgen. 

Kijk-, lees- en luistertips 

Op de hoogte blijven?    

Lijkt zo’n Kennisatelier jou ook interessant en nuttig? Wil je daarom op de hoogte blijven van alle events en bijeenkomsten van IDEM Rotterdam? Meld je aan bij ons netwerk en schrijf je in voor de nieuwsbrief!      

Jolanda Heykoop: ‘Ook met huisdieren moet je recht hebben op opvang’

Jolanda Heykoop: ‘Ook met huisdieren moet je recht hebben op opvang’

Door een samenloop van allerlei vervelende omstandigheden, raakte Jolanda Heykoop in 2018 haar huurwoning kwijt. Ze klopte bij verschillende instanties aan, maar kon geen concrete hulp krijgen. De reden: haar huisdieren. Ze weigerde haar dieren af te staan en woont sindsdien op een louche camping. Om te voorkomen dat anderen in haar situatie belanden, wil ze een opvang starten waar huisdieren welkom zijn. ‘In zo’n situatie is je huisdier het laatste wat je hebt, dat mag je mensen niet afnemen.’  

Hulpverleners die de situatie niet begrijpen, buren die valse verklaringen afleggen en ziekte: het zijn enkele van de vervelende omstandigheden die er samen toe hebben geleid dat Jolanda Heykoop in 2018 haar woning uit moest. Ze klopte aan bij Centraal Onthaal, de instantie waar je heen kan als je dak- of thuisloos raakt, maar ze konden haar niet helpen. Bij de daklozenopvang kwam ze ook niet binnen met haar huisdieren. ‘Ondertussen waren mijn kinderen bij mijn ex gaan wonen, met hem heb ik gelukkig een goede band’, vertelt Jolanda. ‘Maar mijn huisdieren, het laatste wat ik nog over had van mijn oude leven, die weigerde ik op te geven.’  

Camping 

Ze belandde in een caravan op een louche camping. Het was de laatste plek waar ze naartoe kon, zonder dat ze haar huisdieren hoefde weg te doen. ‘Maar dat was geen geschikte plek voor mijn dochter, die hartstikke goed bezig was op school’, vertelt Jolanda. ‘Mijn kinderen vertrokken naar mijn ex, totdat ik een geschikte woning zou hebben. Inmiddels woon ik in een antikraakwoning in Roosendaal, maar ik wil mijn dochter niet van haar school in Rotterdam halen. Daar gaat het juist heel goed.’  

Jolanda wil naar Rotterdam, naar een woning waar ze kan blijven, in de buurt van haar kinderen. ‘Ik wil alleen geen hulp meer’, zegt ze, ‘want ik ben kapotgezwegen door allerlei hulpverleners. Gelukkig is er nu wel iemand van het Leger des Heils, die ik vertrouw, en die me helpt een woning te vinden. Maar in Rotterdam is het eigenlijk niet te doen.’  

Dierbaar bezit 

Het schrijnende geval van Jolanda staat niet op zichzelf. Ieder jaar weigeren daklozen opvang, omdat ze hun laatste dierbare bezit – hun huisdier – dan moeten afstaan. ‘Alleen maar door een huisdier, vallen we tussen wal en schip’, zegt Jolanda. ‘Het is het laatste wat je nog hebt, maar toch krijg je te horen dat er niks voor je gedaan kan worden. Behalve als je je dier wegdoet. We worden daardoor snel weggezet als ‘zorgweigeraars’, maar dat zijn we helemaal niet. We willen juist heel graag hulp, maar wel met ons huisdier. Hulpverleners moeten er echt alerter op worden dat een huisdier vreselijk belangrijk voor iemand is.’  

Speciale opvang 

Om in de toekomst te voorkomen dat anderen in dezelfde situatie belanden, zou Jolanda dolgraag een eigen opvang willen oprichten. Eentje waar huisdieren wel welkom zijn. ‘Ik heb al een heel businessplan klaarliggen’, vertelt ze. ‘In deze opvang mogen dak- en thuislozen komen, samen met hun huisdieren. Ik regel alle praktische zaken en ben het aanspreekpunt voor de hulpverlening en bewoners. Ondertussen zorgen alle bewoners samen voor de dieren en voor de dagelijkse huishoudelijke zaken. De bewoners krijgen twee jaar de tijd om hun zaak weer op orde te krijgen en kunnen daarna weer de maatschappij in.’  

Het is de bedoeling dat bewoners daarna zelfredzaam zijn. ‘Dakloos zijn is een dure hobby, omdat je ongetwijfeld schulden gaat opbouwen’, legt Jolanda uit. ‘Ik heb al contact met twee schuldhulpverleners, die ook graag willen meewerken aan de opvang. Zij kunnen de bewoners helpen begeleiden om financieel zelfredzaam te worden.’  

Jolanda heeft dan ook een verdienmodel gekoppeld aan het plan, zodat de opvang zichzelf kan bedruipen. ‘Ik hoef er zelf niks aan te verdienen’, zegt ze. ‘Ik wil alleen maar een plekje in het pand om te wonen en de boel te bestieren.’ De opvang kan namelijk ook dienen als dierenpension voor dierenbezitters die op vakantie gaan. ‘De bewoners zullen in die tijd hartstikke goed voor je dier zorgen. Ook wil ik er een koffiecorner opzetten, waar bewoners en wijkbewoners met elkaar in contact komen.’    

Hulp gezocht 

Jolanda Heykoop is op zoek naar hulp om haar plannen te realiseren. Een locatie is een van de belangrijkste zaken die geregeld moeten worden. Zie je het plan van Jolanda zitten en wil je met haar sparren? Stuur haar dan een mail via jolandaheykoop3770@gmail.com  

Şeydâ Buurman-Kutsal: “Met mij samenwerken betekent dat je geconfronteerd kan worden met je eigen racismes”

Şeydâ Buurman-Kutsal: “Met mij samenwerken betekent dat je geconfronteerd kan worden met je eigen racismes”

Şeydâ Buurman-Kutsal is een van de sprekers tijdens het panelgesprek ‘De agenda voor een inclusieve samenleving’, tijdens de Week tegen Racisme. De supervisor, trainer, consultant en coach zet zich met haar bedrijf in voor meer inclusie binnen organisaties en op werkvloeren. IDEM Rotterdam vroeg haar naar haar motivatie, misverstanden over inclusie en tips voor professionals.

De Internationale Dag tegen Racisme is een belangrijke dag voor Şeydâ. “Ik wil een actieve bijdrage leveren aan het beschermen van mensenrechten”, vertelt ze in een videogesprek. “Een onderdeel daarvan is dat we gelijkwaardig worden behandeld. Het is nog niet gelukt om geen racistisch gedrag tegen te komen. Evenmin is het gelukt om systemisch racisme weg te werken. Zolang racisme bestaat, hebben we deze dag nodig.” 

Omdat Şeydâ gelijkwaardigheid zo belangrijk vindt, zet ze zich ook op professioneel vlak daarvoor in. “Ik heb me gespecialiseerd in het zichtbaar maken van racisme en in het ondersteunen van organisaties bij inclusiever worden”, legt ze uit. “Hoe divers is je omgeving, hoe ga je om met diversiteit? Voor welke uitdagingen kom je te staan? Wat betekent dat voor de medewerkers? Wat betekent dat voor werving-en-selectie? In dat hele spectrum werk ik met mensen die zich met diversiteit bezighouden, maar toch merk je dat er nog veel te leren valt. En dat er soms zelfs weerstand is.”

Aangevallen

Van die weerstand zijn mensen zich vaak niet eens bewust. “Gepriviligieerde mensen voelen zich soms snel aangevallen en zeggen dat ze niet racistisch zijn”, vertelt Şeydâ. “Maar zoiets bestaat niet: wij leven in een racistisch systeem. Ik quote hier graag Ibram Kendi die heeft beschreven dat je Racisme hebt, Nietracisme bestaat niet. Als je er niet actief iets tegen doet draag je bij, dat is ook het geval als je niks doet, of je bent anti-racistisch. Zo kom je allerlei manieren tegen waardoor mensen per ongeluk racisme in stand houden. Het is een dunne lijn, waarop ik moet balanceren om zowel mijn boodschap te kunnen overbrengen als mensen niet af te schrikken met die boodschap.”

Die balans houden, is een lastige, maar bewuste keuze, meent Şeydâ. “Het ligt eraan wat je doel is. Als het je doel is om witte mensen niet te kwetsen, dan kun je beter andere dingen gaan doen. Maar dan verlies je mensen van kleur. Gelukkig zijn er veel mensen die mijn werkwijze wel waarderen, al betekent met mij samenwerken dat je geconfronteerd kan worden met je eigen racismes. Ik werk daar niet omheen.”

Confronterend

Toch staan gelukkig steeds meer organisaties open voor trainingen en begeleiding op het gebied van inclusie en anti-racisme, hoe confronterend dat ook kan zijn. “Ik werk vanuit het change management: wat speelt er onder de oppervlakte, wat zijn verborgen onderwerpen, wat wordt in stand gehouden?”, legt Şeydâ uit. “Na zo’n proces zijn mensen soms in shock over wat ze tot stand hebben gebracht. Ik zal dat niet wegnemen, maar kan daar wel bij begeleiden. Ik weet dat het lastig is. Maar het is nog veel lastiger als je in een gemarginaliseerde positie zit en je weet dat je de situatie niet kan veranderen, dat het ligt aan het systeem waar je onderdeel van bent.”

Het ingewikkelde en confronterende proces naar inclusie is ‘work in progress’. “Het grootste misverstand is dat mensen denken dat de weg naar inclusie ooit ‘af’ is”, aldus Şeydâ. “Een ander misverstand is dat geprivilegieerde mensen iets moeten opgeven als ze inclusief zijn, terwijl het juist een verrijking is. Stel dat je je, bijvoorbeeld als witte man, bewust wordt van je privilege, dan kan je bang zijn je positie kwijt te raken. Er wordt dan naar gekeken als een taart, die over meer mensen verdeeld moet worden. Zo werkt het alleen niet. Het gaat er alleen om dat je dingen anders aanpakt en dat kan juist veel kansen opleveren. Kijk bijvoorbeeld naar de coronacrisis: veel bedrijven vonden thuiswerken maar niks, maar ondertussen zien we dat het prima kan.”

Bondgenootschap

Gelukkig zijn er veel individuele professionals die de kansen van inclusie erkennen en het verschil willen maken binnen hun organisatie. Voor hen heeft Şeydâ een belangrijke tip. “Er zit meer kracht in je organisatie dan je denkt. Ga daarom op zoek naar gelijkgestemden. Leer hoe je een goede bondgenoot kan zijn. In de eerste plaats gaat het helemaal niet om morgen alles anders te doen wat je voorheen deed, maar om je bewust te worden vna je rol en invloed en daar iets mee te doen. Mensen bijbrengen hoe ze goede bondgenoten kunnen zijn. Deze zoektocht naar bondgenootschap zal weerstand opleveren, maar het zorgt er ook voor dat je zichtbaar wordt. Zoek de grijze massa en laat je niet de mond snoeren.”

Meer weten? Neem deel aan de Week tegen Racisme

Şeydâ Buurman-Kutsal is een van de sprekers tijdens het panelgesprek ‘De agenda voor een inclusieve samenleving’ op 18 maart. Op deze pagina vind je meer informatie en kun je je aanmelden.

Tijdens de Week tegen Racisme – van 15 tot en met 21 maart – worden nog veel meer lezingen, workshops en theater georganiseerd door IDEM Rotterdam, RADAR en andere discriminatievoorzieningen. Het hele programma vind je op de overzichtspagina.

Verslag Online Kennisatelier: Zichtbaar Joods, maar niet altijd

Verslag Online Kennisatelier: Zichtbaar Joods, maar niet altijd

Ruiten van een Joods restaurant die zijn ingegooid, ophef over antisemitische uitingen binnen de (jongeren)partij Forum voor Democratie en spreekkoren in het voetbalstadion: antisemitisme is helaas nog lang niet verdwenen uit de Nederlandse samenleving. Ook de netwerkers en onderzoekers van IDEM Rotterdam ontvangen regelmatig signalen van antisemitisme in Rotterdam. Joodse mensen zouden liever niet openlijk joods over straat gaan, om nare opmerkingen of erger te vermijden.   

Op dinsdag 23 februari 2021 kwamen zo’n dertig professionals online bij elkaar om in gesprek te gaan over antisemitisme. Want hoe ervaren Joodse mensen eigenlijk hun veiligheid in Rotterdam? Is een spreekkoor antisemitisch of ‘hoort het bij voetbal’? En wat kun je als professional doen om bij te dragen aan een inclusieve samenleving voor Joodse mensen? Verschillende sprekers uit de Rotterdamse Joodse gemeenschap gaven hun kijk op deze en andere vragen.  

Geschiedenis van Joden in Nederland 

De rabbi van de liberale gemeenschap in Rotterdam, Albert Ringer, was de eerste spreker. Hij vertelde over de tragische geschiedenis van zijn eigen familie, maar ook over de geschiedenis van Joden in het algemeen. Hoewel veel mensen antisemitisme vooral met de Tweede Wereldoorlog associëren, heeft de haat tegen Joodse mensen een veel langere geschiedenis. Ook in Nederland.  

In de zeventiende eeuw kwamen namelijk de eerste Joodse mensen naar Nederland, veelal als vluchteling uit andere landen waar ze niet geaccepteerd werden. Voor Europese begrippen, had Nederland een welkome en open maatschappij. Toch konden Joodse mensen lange tijd niet volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Zo konden ze geen lid worden van een gilde, en dus geen ambacht uitoefenen, geen overheidstaken uitvoeren of grond in bezit hebben. Tot het midden van de negentiende eeuw voorzagen Joodse mensen met ambulante handel in hun levensonderhoud.  

Voor de Tweede Wereldoorlog leefden er naar schatting 140.000 Joden in Nederland. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn hiervan 104.000 mensen vermoord. Dit was procentueel het hoogste van Europa. Mogelijk had dat te maken met de verzuiling: men keek niet om naar mensen uit een andere zuil of groep. Ringer vraagt zich af of dat inmiddels wel veranderd is: komen mensen nu wel op voor een ander? Hij is cynisch: als hij herkenbaar Joods over straat loopt, wordt hij altijd nageroepen. Zichtbaar Joods over straat gaan, zorgt voor onveiligheid.  

Feministische Joodse kunst  

Om daar verandering in te brengen, moet het beeld van Joodse mensen minder eenzijdig worden. Joodse mensen zijn veel diverser dan de ‘witte man met de lange baard’. Dat is de boodschap van Dalit Lymor, een Joodse, feministische kunstenares. Ze maakt kleurrijke psychedelische illustraties die een kritische spiegel moeten werpen op het politieke klimaat. Hoe ze tot haar feministische kunstenaarschap is gekomen, lees je in dit interview.  

Het viel Lymor altijd al op, dat ze buiten de synagoge weinig Joodse mensen tegenkwam. Dat zorgt ervoor dat je je soms erg alleen kan voelen, vooral tijdens de puberteit en jongvolwassenheid. Maar ook later is ze tegen antisemitisme aangelopen, vooral sinds de coronacrisis merkt ze een groei in antisemitische complottheorieën op.  

Ook het conflict tussen Israël en Palestina kan in westerse landen zorgen voor een anti-Joods sentiment. Lymor legt uit dat mensen zionisme gelijkstellen aan imperialisme, zonder oog te hebben voor waar zionisme historisch gezien vandaan komt. Omdat Joodse mensen in de geschiedenis nooit ergens volledig geaccepteerd werden, hadden ze behoefte aan een eigen staat. Door de hyperfocus op Israël veranderen Joodse mensen in onderdrukkers in plaats van onderdrukten, aldus Lymor.  

Antisemitisme in het onderwijs  

Nadat de deelnemers korte tijd in break-outrooms met elkaar verder gepraat hebben, neemt de volgende spreker het woord. Diana Hospers, docent-onderzoeker Practoraat secretariële beroepen, vertelt over antisemitisme in het onderwijs. Hospers is opgegroeid in het katholieke Argentinië en heeft dan ook veel antisemitisme meegemaakt. Ze vertrok dan ook naar Israel om socialistische en zionistisch in een kibboets te leven. Toch belandde ze enige tijd later in Nederland. Hoewel haar joodse identiteit belangrijk voor haar was, kwam ze geen mensen van haar leeftijd met een joodse achtergrond tegen.  

Toen ze jaren later in het onderwijs belandde, merkte Hospers op dat jongeren de geschiedenis niet goed kennen. Dat is volgens haar de reden dat er nogal wat antisemitisme onder jongeren voorkomt. Dat geldt zowel voor Nederlandse kinderen als voor kinderen met een migratieachtergrond, volgens haar. Zo is het voor de leerlingen niet duidelijk waarom Joodse mensen vertrokken zijn uit Arabische landen. Om onderling begrip te vergroten, moeten docenten en leerlingen samen de geschiedenis verkennen. Waarom zijn joden in zoveel landen verdreven? Waarom is er zoveel haat? Pas als ieder zijn eigen rol daarin begrijpt, kan antisemitisme begrepen worden.  

Onderzoek naar ervaren (on)veiligheid onder Joodse Rotterdammers  

Tot slot namen IDEM-onderzoekers Bauke Fiere en Nienke de Wit het woord. Zij gaven alvast een tipje van de sluier over het onderzoek dat zij hebben uitgevoerd naar ervaren (on)veiligheid van Joodse mensen in Rotterdam. Het onderzoek wordt binnenkort gepubliceerd, dus houd onze website in de gaten. 

Op de hoogte blijven?   

Lijkt zo’n Kennisatelier jou ook interessant en nuttig? Wil je daarom op de hoogte blijven van alle events en bijeenkomsten van IDEM Rotterdam? Meld je aan bij ons netwerk en schrijf je in voor de nieuwsbrief!