Jenny Klijnsmit: ‘Gewichtsdiscriminatie is een systemisch probleem’

Jenny Klijnsmit: ‘Gewichtsdiscriminatie is een systemisch probleem’

Gewicht is geen officiële discriminatiegrond, maar dikke mensen ervaren discriminatie, ongelijke behandeling, pesten en uitsluiting. Vooroordelen en stigma’s over gewicht liggen daaraan ten grondslag. Stichting Dikke Vinger biedt support en zet zich in voor gelijkwaardige behandeling van dikke mensen. IDEM Rotterdam sprak met Jenny Klijnsmit van Dikke Vinger over dik zijn, aannames over en inclusie van dikke mensen.

Een stichting voor dikke mensen, hoe is Dikke Vinger ontstaan?

Dikke Vinger is in 2018 ontstaan als een supportgroep voor dikke mensen. Het was fijn om bij elkaar te komen en herkenning te vinden in elkaars verhalen. Bij deelnemers aan de supportgroep ontstaat vaak een mentale shift. Eerst denk je dat jij en jouw lichaam het probleem zijn. Maar langzaam verandert dat. Niet jouw lichaam is het probleem, maar de manier waarop je lichaam behandeld wordt door anderen.

Kun je daar voorbeelden van geven? Waar lopen dikke mensen tegenaan?

Hoe groter je maat, hoe ernstiger de problemen worden in de maatschappij. Je wordt meer gepest, meer uitgelachen, je kan minder geschikte kleding vinden, je ziet jezelf niet terug in de media, noem maar op.

Het beschimpen van dikke mensen is al eeuwen oud. In de religie wordt gulzigheid als een van de zondes genoemd. Dat versterkt het hardnekkige idee dat dik zijn per definitie komt doordat je te veel eet. En dat het aan jezelf ligt als het niet lukt om af te vallen. Daardoor is er vaak weinig respect voor dikke mensen.

Daarnaast zijn er allerlei aannames over gewicht en wat een “gezond” gewicht is. Bij veel behandelingen wordt de BMI als poortwachter gebruikt, bijvoorbeeld bij een genderbevestigende operatie voor trans personen. Of bij een vruchtbaarheidsbehandeling voor mensen met een baarmoeder. Een hoog BMI is een risicofactor voor andere ziektes en aandoeningen. Maar wat is nou écht de oorzaak: het gewicht ofwel de vetcellen zelf, of speelt stigmatisering en discriminatie ook een grote rol?

Wat doet Dikke Vinger?

We organiseren supportgroepen en leuke bijeenkomsten voor dikke mensen, zoals bijvoorbeeld een kledingruil, picknick en stranddag. Daarnaast proberen we mensen bewust te maken van de stigma’s en vooroordelen over dikke mensen, via sociale media, workshops, onze podcast en gesprekken met de overheid. Bij de meeste mensen heeft minder eten en meer bewegen geen resultaat op de lange termijn. Bij veel dikke mensen is er een andere oorzaak dan stofwisseling, dus dan gaat diëten sowieso niet zorgen voor duurzaam gewichtsverlies. Zelf ben ik ooit opgenomen geweest in een verslavingskliniek, omdat ik dacht dat ik verslaafd was aan eten. Maar waarschijnlijk had ik altijd honger omdat ik al meer dan 20 jaar probeerde af te vallen en op dieet was. Ik probeerde steeds minder en minder te eten, maar je stofwisseling wordt daardoor steeds zuiniger afgesteld, je lichaam past zich daaropaan.

Bij Dikke Vinger werken we dan ook op basis van drie pijlers. De eerste is intrapersoonlijk: wat denk je over jezelf als je in de spiegel kijkt? Je niet goed genoeg voelen komt voor bij alle mensen, dik en dun. De tweede is interpersoonlijk: hoe verloopt het contact met andere mensen? Hoe word je behandeld door je familie, vrienden en collega’s. De derde pijler is institutioneel: tegen welke vormen van uitsluiting loop je aan, word je niet aangenomen omdat je ‘niet representatief’ zou zijn, ervaar je medische discriminatie? Dit komt alleen voor bij dikke mensen. Dikke Vinger strijdt tegen ongelijke behandeling op basis van gewicht. Dit is geen individueel, maar een systemisch probleem.

Waarom gebruiken jullie het woord dik?

Wij gebruiken het woord dik omdat het een omschrijving is. Je hebt een dikke boom, een dikke jas, een dik boek of een dikke persoon. Alleen als het om mensen gaat heeft het woord ‘dik’ een negatieve associatie zoals, lui, ongezond, lelijk en ongedisciplineerd. Wij willen terug naar de omschrijvende term, niet naar de subjectieve associatie die eraan hangt. Net als dat er lange en kleine mensen zijn, zijn er ook dikke en dunne mensen. De termen “overgewicht en obesitas” gebruiken we overigens helemaal niet, want dat hangt samen met medisch stigma. Obesus is Latijns voor ‘zichzelf dik gegeten’.

Toch kun je niet zomaar iedereen dik noemen. Sommige mensen hebben hele negatieve herinneringen aan het woord. Bijvoorbeeld omdat ze op school zijn gepest, op werk, of door hun eigen ouder of verzorger. Het is daarom altijd goed om even bij een persoon zelf te checken welke term diegene het prettigst vindt.

Hoe kunnen we als samenleving inclusiever worden voor dikke mensen?

Dikke mensen verdienen een gelijkwaardige behandeling, ongeacht hun gewicht, leefstijl of gezondheid. Dikke mensen zijn onderdeel van de diversiteit aan mensen in de samenleving. Het is niet relevant hoe zij dik zijn geworden en of ze er iets aan willen of kunnen doen. Ga er niet vanuit dat we ontevreden zijn over ons lichaam en ga er niet vanuit dat we allemaal gewichtsverlies nastreven.

Daarnaast laten mensen elkaar dagelijks onbewust merken hoe erg het zou zijn om dik te zijn. Denk aan je schuldgevoel uiten over het eten van een taartje. Of opmerkingen tijdens de lunch dat je de boter op je broodje moet compenseren in de sportschool. Al dat soort kleine opmerkingen zijn een vorm van microagressie waarbij je constant het signaal ontvangt dat het niet oké is om dik te zijn en dat iedereen om je heen als de dood is om dik te worden.

Voor professionals in de zorg hebben we het project ‘Dik bij de dokter’. Daarmee willen we onder andere gewichtsdiscriminatie in kaart brengen en kennis en bewustwording bij zorgverleners vergroten. Op onze website staan allerlei handige tips, zoals dat je dikke patiënten behandelt waarvoor ze komen en niet in de plaats daarvan ongevraagd dieetadvies geeft. Ook is er een folder voor dikke patiënten, zodat ze handvatten hebben hoe ze zich kunnen voorbereiden op artsenbezoek.

Heb je tot slot nog een persoonlijke tip voor andere dikke mensen?

Wees je ervan bewust dat jouw gewicht niet het probleem is, maar de manier waarop anderen jou behandelen vanwege dat gewicht. Dat is tegelijkertijd ook lastig: je kan je gewicht niet gemakkelijk veranderen, maar de wereld al helemaal niet. Daarom is het belangrijk om gelijkgestemden te vinden, support te zoeken, naar elkaars verhalen te luisteren en daar herkenning in vinden.

Diaspora Wellhouse: ‘We misten een plek waar onze cultuur gevierd kan worden’

Diaspora Wellhouse: ‘We misten een plek waar onze cultuur gevierd kan worden’

Met de excuses van de overheid voor het slavernijverleden, is ook de doorwerking van dat verleden in onze samenleving erkend. Sociaal ondernemers Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin zochten persoonlijk naar een cultuurspecifieke aanpak en plekken waar heling van de culturele identiteit en mentaal welzijn centraal stond. Veilige ruimtes waar niet alleen de pijn wordt geheeld, maar ook de Afrikaanse cultuur gevierd.

Als Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin het over welzijn persoonlijk welzijn hadden, misten ze een plek waar oog was voor de historische en culturele context van hun cultuur. ‘Bij zorginstellingen is vaak onvoldoende kennis of bewustzijn van de Afrikaanse diaspora’, vertelt Starke. ‘Er zijn gezondheidsprofessionals die dat wel hebben, maar die zijn niet altijd gemakkelijk te vinden. We misten safe spaces, waar we laagdrempelig naartoe konden gaan.’

Starke en Hin kregen een gezamenlijke missie: een organisatie oprichten voor persoonlijk welzijn, gericht op de context en cultuur van de Afrikaanse diaspora. Hun kennis en ervaring uit verschillende opleidingen en banen bundelden ze voor de oprichting van Diaspora Wellhouse. ‘We ontwikkelen projecten en programma’s die gericht zijn op gezondheid en welzijn’, zegt Hin. ‘En een belangrijk onderdeel daarvan is het vieren van de Afrikaanse cultuur en tradities.’

Diaspora

In Nederland wonen veel mensen met een Afrikaanse achtergrond: of ze nu van het continent naar Nederland verhuisd zijn, of via een voormalige kolonie naar Nederland zijn gekomen. ‘Een groot deel van deze groep is in het westen opgegroeid of er geboren’, zegt Starke. ‘Als we spreken over onze culturele tradities tijdens onze bijeenkomsten, dan zie je meteen de herkenning bij iedereen. Dat zit echt in ons DNA en is van generatie op generatie doorgegeven.’

Het vieren van cultuur draagt bij aan die heling, want dat cultureel erfgoed loopt als een rode draad door de geschiedenis van mensen uit de Afrikaanse diaspora. ‘Onze geschiedenis wordt gekenmerkt door harde breuken’, legt Hin uit. ‘Denk aan de trans-Atlantische slavenhandel, dat is een hele duidelijke breuk met onze cultuur. Maar ook de migratie vanuit een voormalige kolonie naar Nederland. En er is vaak geprobeerd om de authentieke identiteit uit te wissen. Het niet mogen spreken van eigen taal, en uitvoeren van culturele tradities en rituelen hebben gezorgd voor schade in de culturele identiteit en het welzijn.

Generaties

Trauma’s die door deze breuken zijn veroorzaakt, worden onbedoeld doorgegeven aan volgende generaties. ‘Onze voorouders zaten vaak in de overlevingsstand, dus dan is er weinig mentale ruimte om te helen’, zegt Hin. ‘Dat geldt voor onze voorouders die tot slaaf gemaakt werden, maar ook voor onze ouders en grootouders die naar Nederland zijn gekomen en hier een bestaan probeerden op te bouwen. De generatie die hier is geboren en opgegroeid spreekt zich nu uit en eist ruimte op. Het staat niet los van elkaar, daarom is het voor ons belangrijk om onze projecten voor verschillende generaties te organiseren.’

Community based welzijn

De gemeenschap speelt daarbij een belangrijke rol. ‘Mensen van de diaspora hebben een gemeenschapsgevoel dat verder reikt dan het gezin of zelfs de familie’, legt Starke uit. ‘In die gemeenschap huist zoveel kennis en ervaring, die wordt bewust doorgegeven aan jongere generaties. We zijn verbonden met mensen naast ons, maar ook met vorige generaties.’

Aan retraites of bijeenkomsten doen mensen van verschillende generaties mee. ‘Die uitwisseling is zo mooi’, zegt Hin. ‘Als iemand vertelt over een moederwond, over een gebrek aan connectie, dan is er altijd wel een andere moeder die de verbinding aangaat. Vanuit het hart, vanuit een energetische connectie, worden mentale wonden geheeld. Dat is eigenlijk iets wat van oudsher goed werkte, maar in een westers systeem is gedrukt waar dat niet past.’

In de westerse, individualistische samenleving is de verbinding met de gemeenschap verloren gegaan. ‘Westerse therapie gaat heel erg op de pijn zitten’, legt Hin uit. ‘Omdat je binnen een aantal sessies geholpen moet zijn, komt daar meteen de focus op te liggen. Maar heling is geen lineair proces. Iemand uit de diaspora is misschien helemaal niet gebaat bij westerse, individuele therapie. Maar misschien wel bij een nieuwe behandeling die focust op erkenning en community based welzijn.’

Connectie

Starke en Hin hopen op meer alertheid op en ruimte voor cultuurspecifieke zorg. ‘Als zorgverlener hoef je echt niet alle geschiedenissen van alle culturen te kennen’, zegt Starke. ‘Maar het moet wel je intentie zijn om door te vragen naar de persoon voor je. Probeer vanuit een bredere blik te kijken naar de hulpvraag. Durf je ego te parkeren en hulp te zoeken bij organisaties en professionals die misschien meer ervaring op dat gebied hebben.’

Hin vult aan: ‘Concludeer niet te snel dat een cliënt niet wil meewerken, bijvoorbeeld. Maar probeer te ontdekken wat er nodig is om een connectie met die persoon te maken. En wees je altijd bewust van je eigen verhaal en de misvattingen en vooroordelen die daaraan hangen in de uitwisseling met degene met een hulpvraag. Vraag je af je de context van een persoon compleet hebt en wie de natuurlijke kennisdelers in de familie of gemeenschap zijn.’

Meer weten?
Lees meer over Diaspora Wellhouse op hun website.

Sjaak van der Linde: “Rechtvaardigheid heb ik van huis uit meegekregen”

Sjaak van der Linde: “Rechtvaardigheid heb ik van huis uit meegekregen”

Sjaak van der Linde is de nieuwe directeur-bestuurder van RADAR, Art. 1 en IDEM Rotterdam. Tien jaar geleden verruilde hij zijn economische carrière voor een loopbaan in de maatschappelijke en sociale sector. “Er is nog steeds een scheefgroei in de kansen die mensen krijgen.”

Sjaak van der Linde begint op 1 februari als directeur-bestuurder van RADAR, Art.1 en IDEM Rotterdam. Vlak voordat hij aan deze nieuwe baan begint, ging hij nog een paar dagen schaatsen op de Weissensee en aansluitend cultuur snuiven in München. Om het hoofd leeg te maken. Hij houdt van sport: is een fervent hardloper, fietser, schaatser en doet aan yoga. “Ook voor organisaties is het belangrijk dat ze in beweging blijven”, zegt hij. “Dat doe je onder meer door leiderschap te tonen, je aan te passen aan de relevante ontwikkelingen, door hierover goede gesprekken te voeren met elkaar, waar nodig urgentie te creëren en elkaar ruimte te geven voor ontwikkeling.”

Gevraagd naar woorden die hem typeren, noemt hij ‘beschouwend’ en ‘daadkrachtig’. Ogenschijnlijk een tegenstelling, maar Sjaak onderstreept dat het één niet zonder het ander kan: “Ik heb vanuit mijn rol geregeld de behoefte zaken op enige afstand te bekijken om te helpen zorgen dat we ‘de juiste dingen doen’. Hierbij wil ik niet te snel oordelen om een goed beeld te krijgen van de context. Aan de andere kant wil ik vooruit en moet je geen zaken laten liggen die vragen om een besluit. Ook dat is mede mijn taak.”

Rechtvaardigheid

“Wat ik van huis uit heb meegekregen is een gevoel voor rechtvaardigheid. Ik maak me zorgen over hoe de welvaart is verdeeld en hoe rechtvaardig dat tot stand komt. Er is nog steeds een scheefgroei in de kansen die mensen krijgen. Recent las ik het werk van Piketty en dat bevestigt en verdiept mijn beeld daarvan. Voor sommigen lijkt het alsof ze niet succesvol mogen zijn. Dat raakt zeer aan het thema gelijke behandeling waar RADAR, Art.1 en IDEM Rotterdam zich voor inspannen. De functie bij deze organisaties sprak me direct aan. Al ben ik me daarbij ook bewust van mijn positie als witte man met dan geen zeven, maar wel zes vinkjes.”

Vroeg groot

“Als kinderen in een gezin met twee dove ouders, waren mijn broer, zussen en ik al vroeg groot. Gesprekken met school of instanties, kwamen meestal op mijzelf neer. Het kwam regelmatig voor dat mijn vader anders werd behandeld door zijn doofheid: toen hij zijn baan verloor, in gesprekken met instanties als de gemeente of de bank en dorpsgenoten die het lastig vonden of soms zelfs weigerden met hem in gesprek te gaan. Steun van een organisatie als RADAR was in die tijd zeer welkom geweest.”

Beperking

“Mijn vader was stoffeerder, hij verstond zijn vak. Maar hij was een slimme man die liever iets met zijn hoofd in plaats van zijn handen had gedaan. Dat was toen niet mogelijk door zijn beperking. Dat ik wel de kans heb gekregen om te studeren, vind ik een groot voorrecht. Na mijn studie ben ik aan de slag gegaan als consultant en later als interimmanager. Ik kijk daar nu op terug als een vlucht uit de armoede en gevoelde beperkingen in mijn jeugd. Uiteindelijk voel ik me beter thuis in de maatschappelijke en sociale sector, omdat dit raakt aan mijn identiteit.”

Ongemakkelijk

“Het valt me nu ook op hoe groot de rol van discriminatie en gelijke behandeling is in het publieke debat. Elke dag kun je er wel wat over vinden in het nieuws. Het is niet altijd een makkelijk onderwerp want het roept veel emoties op. Als ik erover praat met mensen in mijn directe omgeving kan het zeker ongemakkelijk worden. Ik vind dat niet per se vervelend want het betekent dat je iets wezenlijks raakt. In mijn jeugd heb ik normen en waarden meegekregen waar we anno nu heel anders naar kijken. De weg naar een inclusieve samenleving is wat dat betreft ook een persoonlijke ontwikkeling.”

Over Sjaak van der Linde

Sjaak van der Linde (9 december 1970) is per 1 februari 2023 directeur-bestuurder bij Stichting RADAR Inc. Hij studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit en rondde daarna een postdoctorale controlleropleiding af. Hij startte zijn loopbaan als consultant bij KPMG Management Consulting. In 2013 maakte hij de overstap naar maatschappelijke en sociale sector. Hij was werkzaam als manager bij Raamwerk (gehandicaptenzorg) en als directeur bij Participe (welzijn en zorg). Voor hij bij RADAR, Art.1 en IDEM Rotterdam aan de slag gaat was hij directeur bij Bibliotheek AanZet. Sjaak groeide op in Nieuwerkerk aan de IJssel en woont sinds 1992 in Rotterdam. Hij is getrouwd met Carola en heeft twee dochters: Puck en Isabel.

Karin Oppelland: ‘Ik hoop dat vertrouwen weer de basis wordt voor Rotterdam’

Karin Oppelland: ‘Ik hoop dat vertrouwen weer de basis wordt voor Rotterdam’

IDEM-netwerker Karin Oppelland neemt deze maand afscheid van de organisatie. Na zich zes jaar te hebben ingezet voor IDEM Rotterdam, gaat ze genieten van haar welverdiend pensioen. We vroegen haar of ze achter de geraniums gaat zitten, wat ze geleerd heeft van al het genetwerk in de stad en wat ze hoopt voor de toekomst van Rotterdam.

Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd van alle gesprekken die je voor IDEM Rotterdam hebt gevoerd?

Practice what you preach. Dat is het allerbelangrijkste, vooral in een stad als Rotterdam. Als je dat niet doet, word je onmiddellijk afgestraft. De stad is klein genoeg om te zorgen dat iedereen elkaar kent.

Heb je een tip voor de Rotterdamse professional, op basis van deze les?

Ik vind het belangrijk om je professionele en persoonlijke functioneren uit elkaar te houden. Het zijn aparte rollen die moet je ook als zodanig erkennen. Dat wil niet zeggen dat je niet persoonlijk kunt zijn. Maar zorg er wel voor dat professionaliteit de overhand houdt, anders kun je geen professionele relaties opbouwen.

Bij IDEM Rotterdam proberen we kennis over te dragen over inclusie, discriminatie, man/vrouw-emancipatie en LHBTIQ+-emancipatie. Wat heb je zelf geleerd de afgelopen jaren op deze thema’s?

Vooral dat het een continu leerproces is. Het mooiste aan mijn werk vond ik dat gevoelens en ideeën die ik al had, nu een wetenschappelijke onderbouwing kregen. Ik heb geleerd hoe je met bepaalde zaken kan omgaan, bijvoorbeeld als omstander van straatintimidatie. Laatst nog heb ik een paar jongens aangesproken die hele nare opmerkingen maakten naar een meisje.

Ook intersectionaliteit vind ik een mooi begrip. Ik ben heel erg tegen verkokering, omdat het heel erg beperkend is. Intersectionaliteit is voor mij een herontdekking van het oude holistische systeem: alles heeft met elkaar te maken en we zijn maar een klein onderdeel van het geheel.

Verder heb ik veel geleerd over micro-agressie en welke copingmechanismen mensen daarvoor ontwikkelen. Verder heb ik veel kennis opgedaan over LHBTIQ+ personen. Eigenlijk was ieder kennisatelier een leerschool voor me, omdat ik vaak onderwerpen koos waar ik nog niks van wist. Uit signalen maakte ik op dat het relevant was, en door een kennisatelier te organiseren kon ik er ook zelf meer kennis over vergaren.

Wat wil je meegeven aan het netwerk van IDEM?

Deze week was ik bij een lezing van Kees Klomp en wat ik daar heel mooi aan vond was dat verhalen de basis zijn van een systeem. Daarbovenop zitten allerlei symptomen. Als ze negatief zijn, proberen we die te bestrijden. Door steeds dezelfde verhalen te vertellen, houd je het systeem in stand en veranderen de symptomen dus ook niet. We moeten stoppen met symptoombestrijding, want dat heeft uiteindelijk geen nut. We moeten nieuwe verhalen gaan vertellen, zodat het systeem veranderd en uiteindelijk ook de symptomen.

Het doet mij denken aan de Ted Talk van Chimamanda Ngozi Adichi: The danger of a single story.

De verhalen worden nog veel te veel verteld door dezelfde, witte mensen. Zo krijgen we alleen herhaling van verhalen. Ik hoop dat er meer ruimte komt voor meer diverse verhalen, omdat de huidige verhalen alleen maar het huidige systeem ondersteunen. Ik wens mensen tijd en ruimte toe om goed over dingen na te denken en zo tot nieuwe ideeën te komen. En dat mensen die ruimte ook durven te pakken. Als je dat niet doet, blijft je beslissingskader heel klein en blijf je vasthouden aan die oude verhalen.

Je gaat met pensioen, maar iedereen die jou kent weet dat je niet zal stilzitten…

Nee, ik ga in ieder geval niet achter de geraniums zitten! Ik wil weer met fotografie bezig zijn, de dialoog kan ik ook niet loslaten. In januari ga ik skien. Veel dingen die ik leuk vind, schieten er nu een beetje bij in. Ik ben actief in de vrouwenhoek, de migratiehoek en ik zit ook nog in de Brede Raad. En ik ben de beoogde voorzitter van het Rotterdams Milieu Centrum. Ik heb me daar altijd al voor ingezet, maar nu kan ik in een andere rol me inzetten voor die onderwerpen die ik ook

Wat hoop je voor de toekomst van IDEM Rotterdam?

Ik hoop dat IDEM een luis in de pels kan blijven, om nieuwe relevante thema’s op te zoeken en te blijven aankaarten. Er is al veel meer bewustzijn gekomen over inclusie, discriminatie en man/vrouw- en LHBTIQ+ emancipatie, maar het kan altijd beter en er kan meer gedeeld worden over hoe je er in de praktijk mee aan de slag kan. En dat het niet meer gaat over man/vrouw- en LHBTIQ+ emancipatie, maar over emancipatie van mensen!

En wat hoop je voor Rotterdam, als stad?

Dat vertrouwen de basis wordt, en niet wantrouwen. Het gaat vaak over de participatiewet en dat die mislukt is. Je kan niet van burgers verwachten dat ze participeren als de overheid, lokaal en nationaal, hen niet het vertrouwen geeft dat ze het kunnen.

Leroy Vaarnold: ‘Probeer je zo neutraal mogelijk op te stellen’

Leroy Vaarnold: ‘Probeer je zo neutraal mogelijk op te stellen’

Op Wereld Aidsdag, op 1 december, wordt wereldwijd aandacht gevraagd voor hiv en aids en de bestrijding ervan. In Nederland zijn er naar schatting 24.000 mensen met hiv. Over hiv en aids leven nog altijd heel veel vooroordelen. IDEM Rotterdam vraagt Leroy Vaarnold, van het team hiv-hulpverlening bij Expertisecentrum Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel van Stichting Humanitas, naar de feiten over hiv en hoe we inclusief kunnen zijn voor deze groep.

Wat doet het team hiv-hulpverlening?

We bieden ondersteuning aan mensen die hiv-positief zijn. Aan mensen die om wat voor reden dan ook hiv opgelopen hebben en daar dagelijks mee leven. We bieden praktische hulp en ondersteuning, maar vooral psychosociale hulpverlening. Denk dan aan een-op-een-gesprekken over het accepteren van de situatie en leren leven met hiv. Soms hebben we ook gesprekken in groepen, maar dat gaat lastiger dan je zou willen. Er heerst nog heel veel schaamte, omdat er zo’n stigma is.

Waar komt dat stigma vandaan, denk je?

Allereerst komt het door onwetendheid. Mensen hebben weinig feitelijke kennis over hiv. Veel mensen denken er überhaupt niet over na, vooral voor heteroseksuele mensen is het nooit heel dichtbij gekomen. Mensen hebben vaak nog het idee dat je hiv alleen krijgt als je erg losbandig bent en met veel partners seks hebt. Maar we zien ook cliënten die ermee geboren zijn, of het hebben gekregen van iemand die zij zagen als enige en betrouwbare partner.

Hoe kan die kennis vergroot worden?

Voorheen werden campagnes eigenlijk vooral gericht op mensen die hiv-positief zijn, maar bij hen ligt het gebrek aan kennis meestal niet. We proberen ons daarom te richten op een bredere groep, juist op mensen die niet hiv-positief zijn. Het komt misschien niet vaak voor, maar je loopt nog altijd risico op hiv. Of op andere soa’s. Het is daarom belangrijk dat er meer bewustzijn komt en meer getest wordt.

Is er ook een verschil in perceptie, naar jouw idee, tussen LBHTIQ+ – personen en hetero’s?

Door het medicijn PREP te slikken kun je voorkomen dat je geïnfecteerd raakt met hiv. Dat gebeurt wel in de gay community. Ook word je minder ziek als je hiv-positief bent, omdat er goede medicijnen zijn. Je kan dus nog steeds voor een groot deel je leven leiden zoals je wil. Daardoor is de angst voor hiv wel afgenomen, terwijl je natuurlijk ook nog altijd andere soa’s kan oplopen.

Onder heteroseksuele mensen is die angst er over het algemeen nooit heel sterk geweest, omdat het beeld bestaat dat het bij hetero’s niet voorkomt. Maar juist door dat beeld loopt het aantal hiv-besmettingen onder heteroseksuelen juist op. Mensen laten zich minder testen en hebben geen idee dat ze geïnfecteerd zijn, waardoor het risico bestaat dat ze anderen ook weer infecteren.

Wat moet er volgens jou gebeuren?

Er moet meer actuele seksuele voorlichting gegeven worden aan jongeren, en ook op een andere manier. Tot nu toe is seksuele voorlichting vooral gericht op preventie: zorg maar dat je geen soa krijgt. Er wordt niet gezegd: op het moment dat je seksueel actief wordt, heb je kans om iets op te lopen. Het huidige taalgebruik zorgt voor een schuldgevoel: je hebt niet goed voor jezelf gezorgd, want je hebt een soa opgelopen. Praat meer over soa’s als iets wat je kan overkomen, dat je het ook per ongeluk kan krijgen. Dan neemt hopelijk de schaamte om seksuele gezondheid te bespreken met collega’s af en wordt de drempel naar hulpverlening lager.

Maar ook anderen moeten meer kennis krijgen, bijvoorbeeld professionals. In verzorgingshuizen worden ouderen die hiv-positief zijn soms toch nog anders behandeld. Hulpverleners hebben nog steeds het idee dat je hiv kan krijgen van dagelijks contact, alsof het corona is. Het is echt niet nodig om twee handschoenen te dragen en bestek apart te houden.

Heb je nog een tip voor professionals?

Lees je in. Niet alleen over hiv, maar over seksuele gezondheid in het algemeen. Er zijn interessante magazines over dit onderwerp, zoals Hello gorgeous en I am plus. Houd ook de organisaties in de gaten die zich richten op dit thema, zodat je op de hoogte blijft van de ontwikkelingen.

En werk je met mensen, wees je dan bewust van de manier waarop je met hen omgaat. Probeer je zo neutraal mogelijk op te stellen.

Meer weten?

Op 1 december organiseren we het Kennisatelier ‘Voorbij het stigma’, over inclusie van mensen met hiv. Tijdens dit Kennisatelier gaan we met elkaar in gesprek over het tegengaan van de vooroordelen over hiv en discriminatie van mensen met hiv. Lees hier meer en meld je direct aan!

Eloah Udenhout: ‘Als je kan lachen om je situatie, dan kan je een oplossing vinden’

Eloah Udenhout: ‘Als je kan lachen om je situatie, dan kan je een oplossing vinden’

Comedian en televisiemaker Eloah Udenhout zet comedy in om vrouwen van alle leeftijden weerbaar te maken. Op de IDEM-bijeenkomst op 25 november 2022, de Internationale Dag tegen Geweld tegen Vrouwen, laat ze zien hoe dat werkt. ‘Vrouwen moeten zichzelf niet té serieus nemen’, zegt ze, ‘want anders stapelen problemen zich alleen maar op.’

Eloah Udenhout is televisiemaker, comedian, zangeres en model, maar in haar overige tijd helpt ze vrouwen weerbaarder te worden. Humor is daarbij een belangrijk hulpmiddel. ‘Vrouwen moeten zichzelf serieus nemen, maar niet té’, vertelt ze. ‘Want daardoor zouden problemen zich kunnen opstapelen. Daarom geef ik een training ‘lachen om jezelf’, waarin ik mijn ervaring als stand-upcomedian gebruik om vrouwen te laten lachen om hun situatie.’

Humor als hoofdmoot

Humor zou volgens Udenhout de hoofdmoot van het leven moeten zijn. ‘Klagen of zeuren verandert namelijk niets aan je situatie’, legt ze uit. ‘Zeuren is geen verandering, het lost niets op, maar zorgt er wel voor dat problemen opeenstapelen. Tijdens een training schrijven de aanwezige vrouwen al hun problemen op een muur. We gaan kijken hoe lang we om die problemen kunnen lachen. Als je op dat moment nog kan lachen, dán kan je een oplossing vinden.’

Daarbij is reflectie van belang. ‘Hurt people hurt people’, zegt ze, mensen met pijn doen anderen pijn. ‘Mensen gaan op verschillende manieren om met de situaties waar ze uit komen. Het belangrijkste is om gedragingen te leren herkennen, dan kun je eruit komen. Het begint altijd bij een wil.’

Praten over seksualiteit

Ook zet Udenhout zich in voor preventie door met vrouwen in gesprek te gaan over seksualiteit. ‘Ik geef bijvoorbeeld seksuele voorlichting aan een groep dames van boven de zestig’, vertelt ze. ‘Sommige van die vrouwen hebben nog de ‘kamerplicht’ meegemaakt: als de man thuiskwam moest je als vrouw alvast klaar gaan liggen in de slaapkamer. Dat is zowel mentaal als fysiek erg toxisch geweest. Dan moet je echt opnieuw leren om keuzes te durven maken, om grenzen te durven aangeven en je bewust te worden van je eigen lichaam en het genieten daarvan.’

Daarnaast geeft ze ook voorlichting aan meiden van 11 jaar oud. ‘Met hen heb ik gesprekken over zelfbewustzijn, keuzes maken en nee zeggen’, zegt Udenhout. ‘De ouders van die meiden geven aan dat ze veel openhartiger gesprekken hebben met hun dochters. Het is heel belangrijk om een beeld te hebben van waar je dochter in haar hoofd mee bezig is en wat ze beleeft.’

Voor jongens in hun tienerjaren is het nog onveiliger, meent Udenhout. ‘Jongens praten niet, na hun vijftiende stoppen ze met praten. En dan begint de pijn. Jongens en mannen worden niet geleerd hoe ze zorg moeten dragen voor een vrouw. En we remmen meisjes niet meer af om hun plek te kennen. Daarmee bedoel ik dat er een plek en een tijd is voor alles. Wees je bewust van welke battles je aangrijpt en welke niet. Het draait erom dat we jongeren weerbaar maken in hun hoofd, intelligenter laten nadenken over wat wel en niet kan.’

Tip voor professionals

Als tip heeft Udenhout daarom een belangrijke tip voor professionals die met gendergerelateerd geweld bezig zijn. ‘Koppel geen maatschappelijk werker van 20 aan een cliënt van 50’, zegt ze. ‘Dat heeft van de ene kant te maken met respect. Maar ook hebben oudere professionals met meer ervaring, zowel professioneel als in het leven, hebben veel meer kennis die ze kunnen overdragen.’

Wil je zelf ervaren hoe Eloah Udenhout met humor het probleem van geweld tegen vrouwen tackelt? Kom dan naar onze bijeenkomst op 25 november 2022! Of wil je weten welke mooie dingen zij nog meer doet met haar bedrijf Via-Eloah? Neem dan een kijkje op haar Instagram-pagina.