Musa van Maaren: ‘Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

Musa van Maaren: ‘Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

Oud-leraar Musa van Maaren weet seksuele diversiteit bespreekbaar te maken, ook in een klas met leerlingen die nadrukkelijk niet op dit onderwerp zitten te wachten. Hij schreef er het boek ‘Mijn meester is een homo’ over. In het najaar geeft hij in samenwerking met IDEM Rotterdam workshops over seksuele diversiteit op verschillende middelbare scholen. We vroegen hem alvast naar zijn aanpak.

U was docent en openlijk homoseksueel. Hoe was dat op het werk?

Veel leraren durven niet uit de kast te komen. Dat komt vooral doordat ze geen steun krijgen van de schoolleiding. Die wil geen chaos op school. Ze zijn bang dat leerlingen of hun ouders er niet goed op reageren, ze vroegen mij zelfs om het voor mezelf te houden. Ze zeggen dat je seksualiteit privé is. Alleen snappen hetero’s niet dat ze continu hun seksualiteit uiten, door te praten over hun man of vrouw of foto’s te laten zien van hun vriend of vriendin. Onbewust profileren ze zich als hetero, waarom zouden homo’s zichzelf niet mogen laten zien?

Maar toch was u er open over?

Ja, iedereen wist het toch al. In de kantine hoorde je leerlingen zeggen dat ze les hadden van een homo. De schoolleiding vond dat ik me ‘niet zo moest profileren’. Maar wat betekent dat? Het was niet zo dat ik in een roze tutu door het gebouw liep.

Wat was hun idee achter dat profileren?

Ik ontmoet veel leerkrachten en onderwijsprofessionals die vinden dat je kwetsbare leerlingen, tot de leeftijd van 18 jaar, niet moet belasten met een thema als seksuele diversiteit. Ze geloven dat door erover te praten, je leerlingen in het LHBTIQA+ spectrum duwt. Ik word heel moe van leerkrachten die denken dat het een keuze is. De hele samenleving is gericht op heteroseksualiteit, dat zie je overal om je heen, daar word je ook niet vanzelf hetero van? Mensen vragen vaak waarom zo’n regenboogvlag zo recht in hun gezicht moet, maar als ik een film of serie kijk moet ik ook steeds naar heteroliefde kijken. Waarom mag dat van jullie wel altijd recht in mijn gezicht?

Als de ideeën hierover zo star zijn, hoe ga je dan het gesprek aan?

Ik zie mezelf als bruggenbouwer. Ik ben moslim geworden en in de moskee weet iedereen dat ik homo ben. Ik zie religie als verbindende factor. In een klas met veel islamitische jongeren krijg ik altijd terug dat in de koran staat dat homoseksualiteit niet mag. Altijd vraag ik waar dat dan staat. Ze weten het antwoord niet, want ze hebben de koran niet gelezen. Ook ben ik wel eens een ‘menselijk boek’ in de Human Library, waar bezoekers in gesprek kunnen met – in mijn geval – een islamitische homo. Na de eerste verwarring over het feit dat ik wit ben, gaan mensen het gesprek wel aan. Het gaat altijd over de koran of religieuze geleerden die zich zouden hebben uitgesproken over homoseksualiteit, maar niemand heeft dan zelf de koran gelezen of met die geleerden gesproken. We moeten daarom het gesprek blijven aangaan.

Lukt het door die gesprekken uiteindelijk wel om meer begrip te creëren?

Ja, maar niet in een eenmalige ontmoeting of in een workshop van twee uur. Het moet dan echt vaker aan de orde komen. En dat is vaak lastig op scholen. Enerzijds ontmoet ik vaak witte heteroseksuele mannelijke leraren die vinden dat je seksuele diversiteit niet moet bespreken. Bij vrouwelijke heteroseksuele leraren zie ik vaak een soort moederlijke bescherming van LHBTIQ+ leerlingen: die willen het onderwerp niet bespreken om confrontatie uit de weg te gaan.

Dus eigenlijk zouden vooral leerkrachten workshops moeten volgen, meer dan leerlingen?

Ik geef workshops over diversiteit ook aan leerkrachten. Ik begin zo’n workshop met vragen of ze wel eens verliefd zijn geweest, wanneer hun eerste verliefdheid was, of ze controle hadden over hun lichaam, of ze voorbeelden nodig hadden om bepaalde rollen aan te nemen. Daaruit blijkt dat ze zich ervan bewust zijn dat je geen controle hebt over verliefdheid, dat je bent wie je bent, maar toch blijven sommigen geloven dat homoseksualiteit is aangeleerd. Als mensen dat blijven denken, wordt het een hele lange strijd.

En het moet dus niet bij één workshop blijven?

Zowel bij leerlingen als docenten moet het thema op de agenda blijven staan. Ik gaf eens een workshop aan studenten van de lerarenopleiding. Na tweeëneenhalf uur vroeg ik hen hoe ze de informatie uit de workshop zouden kunnen gebruiken in hun eigen lessen. ‘Nee, dat hoort bij maatschappijleer’, zegt een docent geschiedenis dan. Terwijl je het bij alle vakken makkelijk zijdelings aan bod kan laten komen. Het klopt dat het lesmateriaal weinig divers is, maar ook daar kun je zelf allerlei voorbeelden aan toevoegen. Kies bij taalonderwijs bijvoorbeeld een leesboek waar twee jongens of twee meiden op elkaar verliefd worden.

Wat kunnen we in Rotterdam van je workshops gaan verwachten?

De workshop zelf is gericht op bewustwording van leerkrachten. Ik begin met een kennismakingsspel, over je eigen verliefdheid en hoe die zich ontwikkelde. Ik hoop dat leerkrachten zich dan realiseren dat je als LHBTIQA+ leerling nooit echt hebt kunnen oefenen, omdat je bijna alleen heterovoorbeelden ziet. Ik vertel ook wat ik meemaak op scholen. Aan de hand van die voorbeelden bespreken we hoe je dat zelf aan zou pakken, ik wil graag dat leerkrachten meedenken in het proces. Dat ze beseffen dat als je geen informatie geeft over LHBTIQA+, je leerlingen ‘heteroseksueel opleidt’. Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

En, hoe doe je dat?

Ik denk dat veel leerkrachten eerst uit hun eigen bubbel moeten komen. Een groot deel van de workshop gaat over je eigen identiteit: waar sta je zelf? Wees je bewust van wie je bent, hoe je zelf omgaat met je seksualiteit, hoe sta je tegenover diversiteit? Ik geef handvatten om daar in hun werk – en in hun dagelijkse leven –op te letten. Dat is een goed vertrekpunt om in te zien dat er meer is dan je eigen (hetero)identiteit.

Zelf de workshop van Musa van Maaren volgen?

Musa van Maaren geeft in november en december namens IDEM Rotterdam workshops op verschillende scholen in Rotterdam. Wil je hier meer over weten? Mail naar info@idemrotterdam.nl

Stavros Kyrillos: ‘Theater kan maatschappelijke problemen oplossen’

Stavros Kyrillos: ‘Theater kan maatschappelijke problemen oplossen’

Theatermaker Stavros Kyrillos probeert met clown spelen verschillen tussen mensen te overbruggen. In zijn geboorteland Egypte zag hij hoe verschillende mensen elkaar gemakkelijker accepteerden na een theaterproject. Helaas moest hij in 2016 zijn land ontvluchten. In Nederland zet hij zijn missie voort.

‘Al sinds 2010 werk ik in het theater en clownerie, en dan vooral op sociaal vlak. Ik heb heel veel interactie met mensen en het doel is om meer positiviteit in gemeenschappen te brengen. De laatste jaren in Egypte werkte ik aan theaterprojecten ten behoeve van de LHBTIQA+ gemeenschap. In Egypte is het gevaarlijk om gay te zijn, je kan in de gevangenis belanden. Om toch te proberen mensen te verbinden, verzon ik een project. Ik wilde mensen uit die verschillende groepen zonder angst laten samenkomen. Want haat of onbegrip voor de LHBTIQA+ gemeenschap komt voort uit angst. Als mensen iets niet kennen, krijgen ze er soms angst of afkeer voor. Daarom wilde ik dat ze elkaar wel zouden leren kennen. Dat leverde magische momenten op.’

Vertrouwen door clownspel

‘Een van de projecten was een open uitnodiging voor een clownsworkshop. Iedereen kon eraan meedoen: hetero, homo, christelijk, moslim, atheïst, wie dan ook. Met clownspel kun je een connectie maken. Het is een manier om vertrouwen te krijgen: in jezelf en in een ander. Iemand kan van de buitenkant homofoob zijn, maar van binnen ruimte hebben om een gesprek aan te gaan. Wanneer je dat als clown probeert, is het vaak makkelijker om dat gesprek aan te gaan. Er mogen grappen gemaakt worden, het is niet meteen al te serieus, en dat zorgt voor vertrouwen. Na de workshop waren de deelnemers niet meer bang voor elkaar, ik zag zelfs vriendschappen ontstaan als we na de workshop nog wat gingen drinken.’

Inleven door experimenteel theater

‘Bij een ander project gebruikte ik experimenteel theater om de deelnemers zich te laten verplaatsen in een ander. Bijvoorbeeld hoe het is om vrouw te zijn, of trans persoon. We brachten echte verhalen op het podium. We zagen hoe andere mensen reageerden op de verhalen en uiteindelijk ideeën uitwisselden. Dat was heel mooi om te zien. Acceptatie kan op zoveel verschillende manieren vorm krijgen.’

Sociaal theater in de wijk

‘Toen ik eenmaal in Nederland asiel kreeg, ging ik op zoek naar een plek waar ik hetzelfde kon doen. Zo kwam ik terecht bij Formaat in Rotterdam. Zij zetten zich met sociaal theater in voor kwetsbare mensen in de wijk. Het ligt erg in lijn met wat ik doe. En inmiddels werk ik ook samen met Humanitas, aan projecten voor vrouwen die geweld meemaken of hebben meegemaakt. We proberen hen uit hun dagelijks leven te trekken met dans, spel en ontdekken. Zo proberen we hen te helpen om de cirkel te doorbreken.’

Helende werking van theater

‘Waarom theater zo goed werkt? Theater gaat om emoties, en om het lichaam. Toneelspel kan erg helend werken, omdat je op een vrije manier kan bewegen en jezelf kan uiten. Je leert jezelf kennen, wat je kan en hoe je je vrij kan voelen. En als je jezelf eenmaal accepteert en vertrouwt, kun je ook anderen accepteren en vertrouwen. Een van mijn regels is dat er geen goed of fout is in het spel, oordeel niet over jezelf.’

‘Mijn tip voor professionals is om vaker kunst in te zetten voor individuen. Als muziek iemand positiever en productiever kan maken, en mensen kan samenbrengen, laten we dat dan doen. Of theater, of welke kunstvorm dan ook. Er kunnen veel meer problemen opgelost worden met kunst dan je denkt, vooral met theater. Laten we dat omarmen. De uitkomsten zullen prachtig zijn.’

Zelf ervaren?

Stavros Kyrillos geeft een voorproefje van zijn manier van werken tijdens ons Kennisatelier op Coming Out Day, op 11 oktober 2023. Lees hier meer en meld je meteen aan!

Wil je de uitnodiging direct in je mailbox ontvangen? Meld je dan aan voor ons netwerk! (Mogelijk belanden de mails in je inbox overig of spam, controleer die dus ook).

Farah Ramezani: ‘Goed omgaan met diversiteit kun je leren’

Farah Ramezani: ‘Goed omgaan met diversiteit kun je leren’

Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit bespreekbaar maken in de klas is een uitdaging voor onderwijsprofessionals. Dat blijkt uit onderzoek van IDEM Rotterdam naar gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Opleidingskundige Farah Ramezani, een van de sprekers tijdens ons online Kennisatelier over dit thema, biedt leermethodes om binnen je organisatie met diversiteit en inclusie om te gaan.

Je hebt je eigen trainings- en ontwikkelingsbureau, Ravilok. Hoe ben je dat begonnen?

Al voordat ik mijn eigen bureau begon, in 2019, was ik trainer in het onderwijs. Vanuit die functie kreeg ik een kijkje in de keuken op heel veel scholen. Daar zag ik dat er een verbeterslag gemaakt kon worden in de mate waarin er aandacht werd gegeven aan diversiteit- en inclusiethematiek op het niveau van de leerlingen. In het kader van burgerschapsvorming, komen er natuurlijk onderwerpen in het verlengde van het thema terug, maar voor het maken van diepgang en het voeren van ongemakkelijke gesprekken. Daar viel wat mij betreft nog winst te behalen. Als ik met docenten sprak, dan hadden de meeste van hen een lerende houding ten opzichte  van het thema. Een belangrijke leervraag die herhaaldelijk terugkomt is dan ook: ’Hoe ga je het moeilijke gesprek aan?’

Zelf heb ik een opleidingskundige achtergrond: ‘hoe leren volwassenen in organisaties’ is een thema waar ik me veel mee bezig houd.  Ik zag mogelijkheden om het leren van volwassenen, en de manier waarop we graag leren, te combineren met diversiteit en inclusie in organisaties. Voor 2019 was ik niet heel erg met die thema’s bezig, althans niet in werkcontext, maar mede dankzij mijn trainerservaringen in het onderwijs en door te reflecteren op mijn eigen zichtbare- en minder zichtbare diversiteitskenmerken zag ik kansen en potentie om daarin mijn bijdrage, expertise en ervaringsdeskundigheid te bieden aan iedereen die daar meer over wil leren. Ook ik heb barrières op de maatschappelijke ladder gehad onder andere door mijn eigen migratieachtergrond. Zo heb ik bijvoorbeeld ook niveaus moeten stapelen in het onderwijs. Dat is een van de redenen dat het thema kansenongelijkheid mijn hart sneller doet kloppen. In de afgelopen jaren heb ik veel onderzoek gedaan naar hoe volwassenen in organisaties kunnen leren omgaan met diversiteit en inclusie. Dan is het niet alleen belangrijk wat we moeten weten (dus op niveau van kennis) maar net zo belangrijk om bouwstenen rondom houding en vaardigheden evenveel aandacht te geven. Daar ontwerp ik trainingen en scholingstrajecten voor en dat bied ik door het hele land aan samen met mijn team.

Wat viel je dan precies op aan die leerlingen?

Jongeren zijn vanzelfsprekend zoekende op heel veel gebieden, identiteitsontwikkeling is daarin een belangrijke factor. Maar ook vragen zoals: hoe gaan we om met iemand die niet op ons lijkt of die andere overtuigingen erop nahoudt, andere normen en waarden. In het onderwijs is dat erg zichtbaar: in de pauzes zie je bijvoorbeeld ook vaak groepsvorming, leerlingen die op elkaar lijken zoeken elkaar op. Dat is in sommige opzichten niet erg, dat doen wij als volwassenen ook. De kans is groot dat in je eigen vriendengroep ook veel mensen zijn die op jou lijken. Alleen op school wil je je leerlingen voorbereiden voorbij de mini-samenleving op school, en daarmee voorbereiden op de ‘echte’ samenleving, waar ze terecht kunnen komen in een omgeving waar superdiversiteit de norm is. Hoe fijn is het dan dat je als leerling op school al diversiteitcompetenties hebt meegekregen om daarmee om te kunnen gaan?  

Is het bij kinderen niet zo dat ze juist geen verschil zien? Dat ze minder belast zijn met stereotypen en vooroordelen?

Helaas hebben we allemaal stereotiepe denkbeelden en vooroordelen, zowel jong als oud. Er is natuurlijk ook een verschil te noemen tussen bijvoorbeeld een klein dorp en een grote stad. In een stedelijke context is ‘diversiteit’ vanzelfsprekend en wordt het niet ter discussie gesteld. Maar op andere plekken is dat besef er nog te weinig. En natuurlijk hangt het ook af van welke aandacht een school aan diversiteit besteedt en in hoeverre je als school een inclusieve leeromgeving weet neer te zetten. Wanneer je als leerling ziet dat je school positieve aandacht aan diversiteit schenkt, dan ga je daar mogelijk ook anders mee om.

En daar ligt dan een belangrijke rol voor docenten?

Sommige docenten ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken. Of als er iets speelt in het nieuws, een actueel maatschappelijk thema, dan sijpelt dat door in je klas. Zij weten niet altijd hoe ze dat constructief moeten behandelen. Dat zijn echter competenties die je wel kan leren. Op het moment dat een docent een open houding heeft en welwillend is, dan kun je precies de juiste kennis en houding en vaardigheden leren om dat gesprek wel aan te gaan.

Die vaardigheden hebben ze niet geleerd op de pabo?

Er is een discrepantie tussen wat je leert op de lerarenopleiding en wat je in de praktijk tegenkomt. Er lijkt te weinig aandacht te zijn voor diversiteit op allerlei opleidingen. Er zijn bepaalde onderdelen van de opleiding waarbij diversiteit wordt aangestipt, maar er wordt geen echte verdiepingsslag gemaakt. Wat betekent het nu echt in de praktijk, wat betekent de diversiteit van iemand voor alledaagse interacties die ze hebben met anderen. Aan daadwerkelijk intersectioneel kunnen denken, handelen en doen wordt nog te weinig aandacht besteed. Maar ook iets heel simpels wordt vaak vergeten: wat zijn je eigen diversiteitskenmerken? Als je niet weet wat je eigen diversiteit betekent voor je interactie met anderen, hoe ga je dan om met diversiteit van anderen?

Dus de leraren aan de lerarenopleidingen moeten hier ook iets mee?

Zeker! Je zou zelfs nog een niveau hoger kunnen denken: hoe komen de huidige lerarenopleidingen überhaupt tot stand? Wordt er voldoende rekening gehouden met het belang van een inclusieve leeromgeving? Het is goed om dan na te denken over modules die in een opleiding terugkomen en in hoeverre dat vanuit een eenzijdige blik is ontworpen en ontwikkeld. Die eenzijdige blik zorgt ervoor dat je bij veel domeinen niet belandt, terwijl die wel heel relevant zijn voor de toekomstige werkpraktijk van leraren.

Heb je tips voor docenten?

Gezien de werkdrukte in het onderwijs zijn we geneigd om voor de snelle winsten te gaan. De ‘quick fix’, maar het afbreukrisico is dan gewoon echt te groot. Begin klein, maar blijf bezig met het thema. En niet geheel onbelangrijk: verken de mogelijkheid om kritische zelfreflectie toe te passen. Begin bij je eigen diversiteitskenmerken en ga na wat die betekenen voor je interactie met leerlingen. Dat je in een bepaald gezin bent opgegroeid, of een bepaalde sociaaleconomische status hebt, of de eerste in je familie was die ging studeren: wat betekent dat voor de doelgroep met wie je werkt? Zorg voor die gedegen fundering en ga dan pas naar de diversiteit van de ander.

Vaak horen we dat docenten graag aan de slag willen met diversiteit en inclusie, maar weinig steun krijgen van hun management.

Voor die mensen heb ik heel veel respect. Het is keihard werken en pionieren. Het belangrijkste voor hen is om het gesprek te blijven aangaan met eensgezinde mensen. Blijf praten met mensen die dezelfde taal spreken. Het is ook goed om te luisteren naar kritische stemmen, maar om het vol te houden heb je een vangnet van gelijkgestemden nodig. Anders raak je opgebrand.

Vaak wordt iemand in een organisatie aangewezen om met diversiteit en inclusie aan de slag te gaan. Wat vanuit het management meestal niet beseft wordt, is dat de aangewezen projectleiders en ambassadeurs mogelijk ook zelf te maken hebben gehad met uitsluitingsmechanismen. Met name collega’s die zelf ook zichtbare diversiteitskenmerken hebben. Door met dit thema bezig te zijn, wordt dagelijks een trauma opgerakeld. Dat zou al een belangrijke reden moeten zijn om ervoor te zorgen dat zij genoeg ondersteuning krijgen. Denk na over wat deze taak vraagt van die collega. En wat die collega nodig heeft van de organisatie.

 Meer weten?

Thamar Kempees: ‘Laat kinderen zien dat er meer is dan het kader waarin ze opgroeien’

Thamar Kempees: ‘Laat kinderen zien dat er meer is dan het kader waarin ze opgroeien’

Marketingadviseur en (klein beetje) activist Thamar Kempees startte in 2019 de Boze Bitches Boekenclub: een boekenclub waar alleen feministische literatuur wordt gelezen. De animo was enorm en inmiddels is er ook een Boze Baby’s Boekenclub, waar intersectionele kinderboeken worden gedeeld én waar regelmatig door drags wordt voorgelezen. We vroegen Thamar Kempees naar het ontstaan van de boekenclubs en de ophef over voorlezen door drags.

Hoe is het idee voor de Drag Queen Hour van de Boze Baby’s Boekenclub ontstaan?

Ik merkte dat kinderen niet veel meer lezen dan de captions op hun scherm. Ik wilde dat kinderen positieve associaties zouden hebben bij lezen. Zelf werd ik vroeger voorgelezen door voorleesmoeders en door anderen, ik wilde daar een speelse draai aan geven. Prinsessen zijn leuk, maar ook gewoontjes. Dus bedacht ik me dat drags leuker zouden zijn als voorlezer. Het was niet per se een nieuw idee, maar ik wist nog niet dat het al bestond. Ik begon met de Drag Queen Reading Hour in Rotterdam in 2021 in samenwerking met The Writer’s Guide (to the Galaxy).  

Hoe was die eerste keer?

Het was heel leuk! Er waren kinderen van 4 tot 8 jaar. Ma’MaQueen was er, met wie ik vaak samenwerk. De kinderen konden allemaal vragen stellen, over identiteit, drag, make-up, de glitterjurken. Maar de belangrijkste vraag was of ze chips mochten. Kinderen mochten zelf natuurlijk ook verkleed komen, ze konden zich aankleden zoals ze wilden. Het was fijn en hartverwarmend.

Onlangs organiseerde LantarenVenster ook zo’n voorleesactiviteit. Daar ontstond grote ophef over, terwijl jij dit al jaren doet.

Misschien had het te maken met de manier waarop erover gecommuniceerd werd. Volgens mij werd het gelinkt aan de drag ban in Amerika en als tegengeluid onder de aandacht gebracht. Zelf heb ik de voorleesactiviteit nooit als tegengeluid gepresenteerd.

Er kwam een demonstratie tegen de demonstratie. Daar was je wel bij.

Ik ben absoluut met liefde gaan tegendemonstreren. Het ging verkeerd omdat Thierry Baudet de discussie over de Week van de Lentekriebels (een projectweek voor scholen waarin ze lesgeven over weerbaarheid, relaties en seksualiteit, red.) koppelde aan het voorlezen door drags. Hij verspreidde misinformatie over welke boeken zouden worden voorgelezen, alle boeken zouden over seksualiteit gaan. Hoe haal je het in je hoofd om dat te zeggen? Daar ben ik echt boos over geworden.

Want, welke boeken lezen jullie wel voor?

Wij lezen voor uit kinderboeken die inclusiever zijn. Zoals de Neehoorn van Marc-Uwe Kling of Hector zoekt zijn kleur van Laila de Miranda. Of andere boeken die inclusiever zijn en waar bijvoorbeeld twee papa’s of twee mama’s zijn of de hoofdpersoon een bruin kindje is.

Dat klinkt niet extreem.

Nee, dat is het grappige. Dan komen er zo’n vijftig, zestig, zeventig woeste lui protesteren tegen twee prinsessen die kinderen voorlezen. En die staan te schreeuwen dat genderideologie indoctrinatie is. En LHBTQIA+ grooming. Waarom denk je dat dat grooming is? Is dat projectie? Ik vind die vertaalslag zó heftig.

Waarom is voorlezen desondanks belangrijk volgens jou?

Toen ik op de basisschool zat, werd er alleen maar voorgelezen uit boeken waarin jongens avonturen beleefden. Ik dacht dat je alleen als jongen zulke dingen kon doen. En nog steeds is er niet genoeg representatie in boeken. Het zijn vooral witte kinderen die op avontuur gaan. En er wordt bijna altijd alleen de traditionele gezinssamenstelling getoond. Ik vind het belangrijk om kinderen te laten zien dat er meer is dan het kader waarbinnen je opgroeit.

En de kinderen, hoe reageren die tijdens de Boze Baby’s Boekenclub?

Er zijn kindjes geweest die geboren zijn als jongen, maar hebben aangegeven dat ze liever meisje zouden zijn. Dan kunnen ze tijdens de boekenclub aantrekken wat ze willen, we bieden een safer space voor de kinderen. En natuurlijk zijn de ouders erbij, want wij zijn geen oppas. Die zijn vaak nog grotere fans van het voorleesuurtje dan de kinderen zelf.

Heb je tips voor professionals die in moeilijke discussies over gender belanden?

Probeer te blijven praten over alles, hoe vermoeiend het soms ook is. Want ‘wij’ zijn al heel lang met deze thema’s bezig, maar de maatschappij gaat vaak wat langzamer mee. Probeer geduldig te blijven, ook al is dat heel vervelend.

Verder is transparantie voor mij heel belangrijk. Probeer altijd eerlijk te zijn vanuit waar jij beweegt. Ook wanneer het lastig is. En onthoud dat de reactie van anderen niet jouw verantwoordelijkheid is.

Meer weten?

Volg de Boze Bitches Boekenclub op Instagram

Mijiza Jonas: ‘Doe mee, leer en kijk wat jouw volgende stap kan zijn’

Mijiza Jonas: ‘Doe mee, leer en kijk wat jouw volgende stap kan zijn’

In 2023 wordt de afschaffing van de slavernij in Rotterdam uitgebreid herdacht. Voor dit bijzondere herdenkingsjaar heeft het Stedelijk Collectief Keti Koti, op initiatief van de Rotterdamse Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, een mooi programma voor de stad gemaakt. De activiteiten moeten zorgen voor erkenning, begrip en collectieve bewustwording van dit pijnlijke verleden. Het gezamenlijke motto is dan ook ‘Verbroken ketenen, verbonden Rotterdammers’. IDEM Rotterdam sprak met Mijiza Jonas van GVGT.

Precies honderdvijftig jaar geleden werd de slavernij écht afgeschaft door Nederland. Hoewel de slavernij officieel in 1863 werd afgeschaft door de Nederlandse staat, moesten de tot slaaf gemaakten nog tien jaar doorwerken op de plantages. Dat was feitelijk een soort dwangarbeid, die periode wordt ook wel de contractarbeidsperiode genoemd. In 2023 staat Rotterdam stil bij dit belangrijke herdenkingsjaar en bij de doorwerking die het slavernijverleden nog altijd heeft. ‘Ter voorbereiding op dit herdenkingsjaar, zijn we gestart met het Stedelijk Collectief Keti Koti’, vertelt Mijiza Jonas van Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst (GVGT). ‘Uiteraard organiseert GVGT op 30 juni de herdenking bij het Slavernijmonument, maar daarnaast bieden we samen met onze partners de stad Rotterdam een mooi programma aan. Vele Rotterdamse kunst- en cultuurorganisaties, maatschappelijke instellingen en scholen organiseren een veelheid aan activiteiten, zoals lezingen, theater, wandelroutes, een kerkdienst, het Keti Koti festival, Dia di Tula (eredag voor deze verzetsheld uit Curaçao). De activiteiten lopen zelfs door tot na de zomer. Op www.verbrokenketenen.nl kun je het hele programma vinden.’

Iedereen wordt gezien

Net zoals ieder jaar, is niet alleen de viering van de afschaffing, maar ook de herdenking van het slavernijverleden van belang. ‘We moeten niet vergeten wat er gebeurd is’, zegt Jonas, ‘en dat het effect van slavernij nog steeds doorwerkt. We mogen niet vergeten dat er destijds mensen in verzet kwamen, dat we daarom vrij zijn. Dit jaar staan we specifiek stil bij de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Zij hebben weggelopen tot slaaf gemaakten altijd opgevangen. Tegelijkertijd zaten ze zelf in een onderdrukte positie en dat is nu nog steeds zo. In onze Burgerzaallezing op 28 juni in het stadhuis zal historicus Frank Dragtenstein aandacht besteden aan de oorspronkelijke bewoners, we willen benadrukken dat we hen zien en hen bedanken dat ze voor ons gestreden hebben. Daarnaast zal het ook gaan over het verzet vanuit de tot slaaf gemaakten zelf.’

Ruimte voor gesprek

De stad Rotterdam heeft excuses aangeboden voor het slavernijverleden, de provincie Zuid-Holland pasgeleden nog en de overheid op 19 december 2022. ‘Ik vind het een stap in de goede richting dat veel verschillende instellingen en organisaties in Nederland hun excuses aanbieden en erkennen dat ze een slavernijverleden hadden’, legt Jonas uit. ‘Niemand kijkt je er persoonlijk op aan, want we waren allemaal nog niet geboren, maar het is wel gebeurd binnen je eigen organisatie of instituut.’ 

Daarbij waren de excuses van de overheid voor het slavernijverleden een belangrijk signaal in aanloop naar dit herdenkingsjaar. ‘Het betekent dat er ruimte is voor gesprek en activiteiten, na de komma, zoals Rutte het omschreef’, zegt Jonas. ‘Kennisdeling, dialoog, activiteiten, elkaar ontmoeten, gesprekken voeren: dat is echt belangrijk om mensen de tools te geven in hoe ze met het slavernijverleden om kunnen gaan. Er is een grote behoefte op dit vlak en GVGT heeft daarin al veel voorwerk gedaan. Het is een goed teken dat inmiddels bijna iedereen ermee aan de slag wil. En gelukkig komen er gelden vrij om dat ook echt te doen.’

Van gesprek naar beleid

Gesprek is een belangrijke eerste stap, maar niet voldoende. ‘Als je kijkt naar de jongere generatie, iedereen van 35 en jonger, die heeft geen tijd meer om te wachten en steeds opnieuw in gesprek te gaan’, zegt Jonas. ‘Ze laten zich zien en laten hun mening horen. Psychiater Glenn Helberg zei ooit terecht: “Het is niet ‘je mag er zijn’. Nee, je bent er al.” Dat gevoel leeft heel sterk onder de jongere generatie: we zijn er al, dus hoe ga je met ons dealen?’

Jonas ziet daarom een belangrijke rol weggelegd voor de – lokale – politiek. Jonas: ‘Bij de start van het herdenkingsjaar zei burgemeester Aboutaleb dat ze een vrouwelijk hoofd voor het politiekorps zochten. Er werd ook gezegd dat dat moeilijk zou zijn, maar zijn reactie was dat ze dan net zo lang zouden zoeken tot er een vrouw was. En dat is belangrijk: er moet beleid op komen en er moet meer moeite gedaan worden. We moeten leren van wat er in het verleden niet goed is gegaan, met de Toeslagenaffaire als duidelijk voorbeeld, en kijken hoe we weer verder kunnen. Met iedereen, en alle groepen, die elkaar moeten vinden.’

Bondgenoten

Om naar die gezamenlijke toekomst op weg te gaan, is het belangrijk dat alle Rotterdammers begrip en respect hebben voor elkaar en elkaars verleden. Witte Rotterdammers en anderen die nog geen of weinig kennis van het slavernijverleden hebben, kunnen die vergroten door een van de activiteiten te bezoeken. ‘Op de Rotterdamse Uitagenda, de website van GVGT en op www.verbrokenketenen.nl staan alle activiteiten rondom Keti Koti’, zegt Jonas. ‘Ben je niet van het theater, ga naar een dialooggesprek. Er is vast iets wat bij je past. Doe mee en leer! En kijk wat jouw volgende stap kan zijn.’

Jenny Klijnsmit: ‘Gewichtsdiscriminatie is een systemisch probleem’

Jenny Klijnsmit: ‘Gewichtsdiscriminatie is een systemisch probleem’

Gewicht is geen officiële discriminatiegrond, maar dikke mensen ervaren discriminatie, ongelijke behandeling, pesten en uitsluiting. Vooroordelen en stigma’s over gewicht liggen daaraan ten grondslag. Stichting Dikke Vinger biedt support en zet zich in voor gelijkwaardige behandeling van dikke mensen. IDEM Rotterdam sprak met Jenny Klijnsmit van Dikke Vinger over dik zijn, aannames over en inclusie van dikke mensen.

Een stichting voor dikke mensen, hoe is Dikke Vinger ontstaan?

Dikke Vinger is in 2018 ontstaan als een supportgroep voor dikke mensen. Het was fijn om bij elkaar te komen en herkenning te vinden in elkaars verhalen. Bij deelnemers aan de supportgroep ontstaat vaak een mentale shift. Eerst denk je dat jij en jouw lichaam het probleem zijn. Maar langzaam verandert dat. Niet jouw lichaam is het probleem, maar de manier waarop je lichaam behandeld wordt door anderen.

Kun je daar voorbeelden van geven? Waar lopen dikke mensen tegenaan?

Hoe groter je maat, hoe ernstiger de problemen worden in de maatschappij. Je wordt meer gepest, meer uitgelachen, je kan minder geschikte kleding vinden, je ziet jezelf niet terug in de media, noem maar op.

Het beschimpen van dikke mensen is al eeuwen oud. In de religie wordt gulzigheid als een van de zondes genoemd. Dat versterkt het hardnekkige idee dat dik zijn per definitie komt doordat je te veel eet. En dat het aan jezelf ligt als het niet lukt om af te vallen. Daardoor is er vaak weinig respect voor dikke mensen.

Daarnaast zijn er allerlei aannames over gewicht en wat een “gezond” gewicht is. Bij veel behandelingen wordt de BMI als poortwachter gebruikt, bijvoorbeeld bij een genderbevestigende operatie voor trans personen. Of bij een vruchtbaarheidsbehandeling voor mensen met een baarmoeder. Een hoog BMI is een risicofactor voor andere ziektes en aandoeningen. Maar wat is nou écht de oorzaak: het gewicht ofwel de vetcellen zelf, of speelt stigmatisering en discriminatie ook een grote rol?

Wat doet Dikke Vinger?

We organiseren supportgroepen en leuke bijeenkomsten voor dikke mensen, zoals bijvoorbeeld een kledingruil, picknick en stranddag. Daarnaast proberen we mensen bewust te maken van de stigma’s en vooroordelen over dikke mensen, via sociale media, workshops, onze podcast en gesprekken met de overheid. Bij de meeste mensen heeft minder eten en meer bewegen geen resultaat op de lange termijn. Bij veel dikke mensen is er een andere oorzaak dan stofwisseling, dus dan gaat diëten sowieso niet zorgen voor duurzaam gewichtsverlies. Zelf ben ik ooit opgenomen geweest in een verslavingskliniek, omdat ik dacht dat ik verslaafd was aan eten. Maar waarschijnlijk had ik altijd honger omdat ik al meer dan 20 jaar probeerde af te vallen en op dieet was. Ik probeerde steeds minder en minder te eten, maar je stofwisseling wordt daardoor steeds zuiniger afgesteld, je lichaam past zich daaropaan.

Bij Dikke Vinger werken we dan ook op basis van drie pijlers. De eerste is intrapersoonlijk: wat denk je over jezelf als je in de spiegel kijkt? Je niet goed genoeg voelen komt voor bij alle mensen, dik en dun. De tweede is interpersoonlijk: hoe verloopt het contact met andere mensen? Hoe word je behandeld door je familie, vrienden en collega’s. De derde pijler is institutioneel: tegen welke vormen van uitsluiting loop je aan, word je niet aangenomen omdat je ‘niet representatief’ zou zijn, ervaar je medische discriminatie? Dit komt alleen voor bij dikke mensen. Dikke Vinger strijdt tegen ongelijke behandeling op basis van gewicht. Dit is geen individueel, maar een systemisch probleem.

Waarom gebruiken jullie het woord dik?

Wij gebruiken het woord dik omdat het een omschrijving is. Je hebt een dikke boom, een dikke jas, een dik boek of een dikke persoon. Alleen als het om mensen gaat heeft het woord ‘dik’ een negatieve associatie zoals, lui, ongezond, lelijk en ongedisciplineerd. Wij willen terug naar de omschrijvende term, niet naar de subjectieve associatie die eraan hangt. Net als dat er lange en kleine mensen zijn, zijn er ook dikke en dunne mensen. De termen “overgewicht en obesitas” gebruiken we overigens helemaal niet, want dat hangt samen met medisch stigma. Obesus is Latijns voor ‘zichzelf dik gegeten’.

Toch kun je niet zomaar iedereen dik noemen. Sommige mensen hebben hele negatieve herinneringen aan het woord. Bijvoorbeeld omdat ze op school zijn gepest, op werk, of door hun eigen ouder of verzorger. Het is daarom altijd goed om even bij een persoon zelf te checken welke term diegene het prettigst vindt.

Hoe kunnen we als samenleving inclusiever worden voor dikke mensen?

Dikke mensen verdienen een gelijkwaardige behandeling, ongeacht hun gewicht, leefstijl of gezondheid. Dikke mensen zijn onderdeel van de diversiteit aan mensen in de samenleving. Het is niet relevant hoe zij dik zijn geworden en of ze er iets aan willen of kunnen doen. Ga er niet vanuit dat we ontevreden zijn over ons lichaam en ga er niet vanuit dat we allemaal gewichtsverlies nastreven.

Daarnaast laten mensen elkaar dagelijks onbewust merken hoe erg het zou zijn om dik te zijn. Denk aan je schuldgevoel uiten over het eten van een taartje. Of opmerkingen tijdens de lunch dat je de boter op je broodje moet compenseren in de sportschool. Al dat soort kleine opmerkingen zijn een vorm van microagressie waarbij je constant het signaal ontvangt dat het niet oké is om dik te zijn en dat iedereen om je heen als de dood is om dik te worden.

Voor professionals in de zorg hebben we het project ‘Dik bij de dokter’. Daarmee willen we onder andere gewichtsdiscriminatie in kaart brengen en kennis en bewustwording bij zorgverleners vergroten. Op onze website staan allerlei handige tips, zoals dat je dikke patiënten behandelt waarvoor ze komen en niet in de plaats daarvan ongevraagd dieetadvies geeft. Ook is er een folder voor dikke patiënten, zodat ze handvatten hebben hoe ze zich kunnen voorbereiden op artsenbezoek.

Heb je tot slot nog een persoonlijke tip voor andere dikke mensen?

Wees je ervan bewust dat jouw gewicht niet het probleem is, maar de manier waarop anderen jou behandelen vanwege dat gewicht. Dat is tegelijkertijd ook lastig: je kan je gewicht niet gemakkelijk veranderen, maar de wereld al helemaal niet. Daarom is het belangrijk om gelijkgestemden te vinden, support te zoeken, naar elkaars verhalen te luisteren en daar herkenning in vinden.