Online in gesprek – All lives matter: ja toch, niet dan?

Online in gesprek – All lives matter: ja toch, niet dan?

Black Lives Matter, natuurlijk. Maar wat is er mis met de leus ‘All lives matter’? Standbeelden of de gouden koets die uit het straatbeeld moeten: waarom kan er niet gewoon een bordje bij? Racisme wordt steeds breder besproken in de samenleving. Ook in Rotterdam staat het onderwerp hoog op de politieke agenda. Zo gaat het geld dat bespaard wordt door het afgelasten van de vuurwerkshow op oudejaarsavond zelfs naar racismebestrijding. Maar is het niet logisch dat racisme niet oké is?  

Rotterdamse professionals kwamen tijdens het Kennisatelier ‘All lives matter: ja toch, niet dan’ op donderdag 5 november online samen om dieper op deze vragen in te gaan. Hoe kan iets racistisch zijn als je het niet zo bedoelde? Hoe is racisme ontstaan? Welke sporen van het slavernijverleden zijn nog altijd zichtbaar in Rotterdam? En hoe speelt cultuur een rol in alledaags racisme?  

Historische context

Historicus en journalist Tessa Hofland gaf tijdens het Kennisatelier een presentatie over haar podcast ‘Nooit bewust opgeslagen’. In de vierdelige serie behandelt ze iedere aflevering een ander thema. Zo neemt ze je mee naar plekken in Rotterdam waar je nog sporen van het slavernijverleden kan zien en interviewt ze onderzoekers die migratiestromen in en uit Rotterdam in kaart gebracht hebben.

Ze reflecteert niet alleen op de inhoudelijk interessante zaken die ze geleerd heeft, maar ook op wat het betekent om als witte vrouw een podcast over het slavernijverleden van Rotterdam te maken. “Het maken van de podcast was een leerproces”, licht ze toe. “Misschien was het wel mijn taak als witte vrouw om het ongemakkelijke op te zoeken en datzelfde leerproces ook bij anderen op te zoeken. Racisme is een probleem van witte mensen: het is door hen de wereld in gebracht.”

Van racialisering naar culturalisme

Dr. Maria Luce Sijpenhof was de tweede spreker. Zij ging in haar presentatie dieper in op ‘ras’ en racialisering: hoe hebben ideeën van vroeger invloed op het heden? Ze legde ten eerste uit wat racialisering inhoudt, namelijk het categoriseren in rassen. “Racialisering is een Ideologisch proces om mensen met gemeenschappelijke eigenschappen, cultuur of taal een bepaald label op te drukken. Het dient om hiërarchie tussen mensen aan te brengen.”

Biologisch gezien bestaan er namelijk geen rassen. “Ras is een sociaal construct”, licht ze toe. “Maar ondanks dat ras genetische fictie is, blijft het een dagelijkse realiteit, bijvoorbeeld via racisme. Toch zie je dat witte mensen racisme niet echt als probleem beschouwen in Nederland.” Ze legt vervolgens uit dat er in Nederland lange tijd sprake was van latent racisme, maar dat het veranderd is in een meer acute en actuele vorm, ingebed in groeiend nationalisme.

Na de Tweede Wereldoorlog verschoof het racisme naar culturalisme, betoog dr. Sijpenhof. De Holocaust mocht nooit meer gebeuren, waardoor de nadruk kwam te liggen op mensenrechten. Het woord ‘ras’ werd vervangen door ‘cultuur’. In plaats van onderscheid te maken naar ras, werd onderscheid gemaakt naar cultuur. Deze nadruk zien we nog elke dag, maar is subtieler en onzichtbaarder. Deze nieuwe vorm van racisme gaat om het in stand houden van dominante sociale posities en belangen van groepen met sociale privileges. “We moeten bedacht zijn op deze nieuwe vormen, omdat het relevant is om het over de kern van het probleem te blijven hebben.”  

All lives matter?

Tot slot sprak activist en spreker Leal van Herwaarden over alledaags racisme, zoals verschillende vormen van micro-agressie waar hij en vele andere mensen van kleur mee te maken krijgen. Denk aan opmerkingen over of aanraken van het haar van vrouwen van kleur, opmerkingen over iemand welbespraaktheid of verbazing over iemands niveau. Het zijn allemaal geen slecht bedoelde daden, maar de impact ervan voelt lang niet altijd goedschiks. “Ik ben het ermee eens dat de intentie van een daad belangrijk is”, zegt hij, “maar de impact ervan is net zo belangrijk. Daar zouden we meer bij stil moeten staan.”

Mensen van kleur staan volgens Lael altijd in de spotlight. “Vaak wordt er niet geluisterd naar wat je zegt, maar wordt gekeken in welke mate je voldoet aan ‘de norm’”, legt hij uit. “Racisme is een strijd van alle mensen. Het is een probleem van ons allemaal. We moeten ook de witte meerderheid laten beseffen dat dat ze micro-agressies veroorzaken. Het is niet zo zwart/wit als we denken. Het zit ‘m in kleine dingen die er makkelijk insluipen. Laten we niet te sterk vasthouden aan ons zelfbeeld van goede, morele, fatsoenlijke mensen.”

Maar wat vindt hij dan van de leus ‘All lives matter’? Lael: “Als de Hartstichting aan de deur komt voor een collecte, dan zeg je toch ook niet dat alle ziektes belangrijk zijn? Het is soms gewoon nodig om te focussen op een onderdeel. Blijkbaar snapt nog niet de hele wereldbevolking dat zwarte levens ertoe doen, dus moeten we daarop focussen.”

De drie sprekers werden na hun presentaties overstelpt met vragen, maar iedereen leek het over een aantal zaken eens. Er is meer bondgenootschap nodig van witte mensen, (witte) mensen moeten uit hun bubbel komen en samenwerking tussen ‘witte organisaties’ en ‘organisaties van kleur’ is essentieel, met als voorwaarde dat de witte organisatie het niet moet willen overnemen.

Op de hoogte blijven? 

Lijkt zo’n Kennisatelier jou ook interessant en nuttig? Wil je daarom op de hoogte blijven van alle events en bijeenkomsten van IDEM Rotterdam? Meld je aan bij ons netwerk en schrijf je in voor de nieuwsbrief! 

Illustratie: Ez Silva (www.ezsilva.com)

5 vragen over… hulpverlening aan sekswerkers

5 vragen over… hulpverlening aan sekswerkers

Porno, erotische massages, webcam, prostitutie: voor veel mensen zijn dit ‘ver van hun bed’-onderwerpen. Er rust een stigma op sekswerk en sekswerkers krijgen daardoor met allerlei vooroordelen en stereotypen te maken. Ook bij hulp- en zorgverleners gaan er vaak alarmbellen af wanneer een cliënt in deze sector werkt. Want hoe verleen je de beste hulp aan deze doelgroep? Stichting Humanitas ontwikkelde daarover de e-learning ‘Hulp en Zorg aan Sekswerkers’. IDEM Rotterdam stelt 5 vragen hierover aan Anke van den Dries, sociaal werker bij het Expertisecentrum Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel van Stichting Humanitas.

1. Wat betekent ‘sekswerk’ eigenlijk? En is er een verschil met prostitutie?

Sekswerk is een parapluterm. Hieronder vallen vormen van seksuele of erotische diensten waar iemand geld mee verdient. Je kan bijvoorbeeld denken aan fysieke offline vormen van sekswerk die ook wel prostitutie genoemd worden, maar ook aan iemand die je kan inhuren als BDSM-dominatrix, of een porno-acteur, of iemand die mensen begeleidt in het ontdekken van hun eigen seksualiteit. Ook zijn er sekswerkers die bijvoorbeeld gespecialiseerd in diensten voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking. En webcammers vallen ook onder sekswerk, mensen die op afstand seksuele diensten verlenen. Het hoeft dus lang niet altijd om een fysieke afspraak te gaan tussen sekswerker en klant. En als het wel om een fysieke afspraak gaat, dan is seksualiteit niet per definitie het belangrijkste onderdeel. Omdat de term zo breed is, en minder stigmatiserend dan prostitutie, spreken wij van sekswerk. Deze term geeft tegelijkertijd duidelijk aan dat het om arbeid gaat.

2. Is iedere sekswerker tegen haar / zijn / hun zin aan het werk? Hoe schat je als hulpverlener in of dit wel of niet het geval is?

Het idee dat je sekswerk niet vrijwillig zou kunnen doen, komt voort uit allerlei stigma’s die eromheen hangen. Sekswerkers houden zich namelijk meestal niet aan wat de normatieve kaders van ‘goede seksualiteit’ zouden zijn. Ze hebben bijvoorbeeld seks voor geld en zijn niet monogaam. Een van de manieren om met al deze vooroordelen om te gaan, als je niet goed begrijpt waarom iemand sekswerk zou doen, kan zijn door aan te nemen dat iemand wel slachtoffer moet zijn. Daardoor worden ook sekswerkers die vrijwillig voor dit werk gekozen hebben, in die hoek gedrukt.

Daarnaast is de term ‘vrijwilligheid’ ingewikkeld, omdat daar verschillende interpretaties van mogelijk zijn. Als een pooier of mensenhandelaar iemand dwingt om in de seksindustrie te werken, dan is de onvrijwilligheid of uitbuiting helder. Maar sommige mensen vinden het ook onvrijwillig als een iemand vanuit financiële stress sekswerk doet. Maar wat als iemand uit financiële stress ervoor kiest om als extra inkomsten kranten te bezorgen, is dat dan ook onvrijwillig? Er is een ‘grijs gebied’, waardoor ook onderzoeken en cijfers op dit vlak geen uitsluitsel geven.

Er zijn sekswerkers die vanuit hele positieve motivaties voor dit werk gaan, maar we zien ook veel mensen die sekswerk doen omdat ze weinig andere opties hadden. Vaak is dan alleen niet sekswerk zelf het probleem, maar iets wat erachter zit. Psychische problemen, bijvoorbeeld, armoede of problemen met verblijfstatus of rechten op sociale voorzieningen. Het is dan raadzaam om oplossingen voor het achterliggende probleem te zoeken. Sekswerk criminaliseren of afpakken lost dat achterliggende probleem namelijk nooit op.

3. Hebben sekswerkers veel last van het taboe op / vooroordelen over hun beroep?

Ja, we merken dat sekswerkers zich niet altijd goed bejegend voelen. Het feit dat er speciale hulpverleningsorganisaties voor sekswerkers bestaan, geeft al aan dat er een sterk stigma is. Zoiets is er namelijk niet voor timmerlieden of docenten. De problemen waarmee sekswerkers zich bij ons melden, zijn veelal veroorzaakt door het stigma. In de e-learning vertelt bijvoorbeeld een sekswerker die een ggz-behandeling kreeg. Ze aarzelde om te vertellen over haar beroep, omdat ze al eerder negatieve en discriminerende ervaringen heeft gehad. Op een bepaald punt vond ze dat ze toch open moest zijn, maar vertelde uit voorzichtigheid dat ze in het verleden sekswerk gedaan heeft. Uiteindelijk zag ze bij het bespreken van het behandelplan, dat er een seksuele stoornis aan haar diagnose was toegevoegd. De volgende keer dat ze hulp inschakelt, denkt ze wel twee keer na voordat ze over haar beroep praat. Een ander voorbeeld is een sekswerker die naar de huisarts ging voor een oogontsteking, waarbij er direct vanuit werd gegaan dat ze sperma in haar oog had gekregen. En dergelijke voorbeelden, daar zijn er tal van. Sekswerk wordt er te snel bij gehaald en geproblematiseerd. Dat zorgt er helaas vaak voor dat sekswerkers eerder geneigd zijn om hulp en zorg te mijden.

4. Hoe kun je als professional in het maatschappelijk veld sekswerkers het beste ondersteunen?

Ten eerste is het van belang om bij jezelf na te gaan wat je eigen beeld is van sekswerk, maar eigenlijk ook seksualiteit in brede zin: want wanneer we het over sekswerk hebben, hebben we het over seks. Hoe hebben seksuele normatieve kaders zich in jou genesteld, hoe beïnvloedt dit jouw denkbeelden en hoe uit zich dat? We zijn ook als professionals mensen en brengen onze eigen normen en gevoelens mee, maar kijk hier eerlijk naar en deal ermee zodat ze in contact met je cliënt jouw professionele handelen niet in de weg staan.

Wanneer je je zorgen maakt over uitbuiting of misbruik in een situatie, kan het helpen om in gedachten een ander beroep in te vullen. Zou je je ook zorgen maken als het gaat om een bouwvakker of horecamedewerker met dezelfde signalen? Als je twijfelt, overleg dan. Je kan altijd bellen naar het regionale meldpunt Jeugdprostitutie en Mensenhandel van Stichting Humanitas (tijdens kantoortijden 010 – 236 5212, of pmw@stichtinghumanitas.nl), waar een van onze collega’s met je kan meedenken over een casus, eventueel ook anoniem.

Hulp- en zorgverleners die nog meer willen weten over sekswerkers, stigma, hulpvragen, ervaringen en misstanden, kunnen de door ons ontwikkelde e-learning volgen (geaccrediteerd bij Registerplein, SKJ, NIP en LV POH-GGZ). In acht lessen geven onderzoekers, hulpverleners en ervaringsdeskundigen meer informatie.

In het Tijdscrift voor Seksuologie, waarin de e-learning werd besproken, werden al een aantal tips uit de online cursus samen gepakt: ‘Tast steeds je woordgebruik af met je cliënt. Vermijd elke overdreven reactie (redgedrag, romantiseren, infantilisering, fetishering) en houd het contact gewoon zakelijk beroeps-specifiek. Wees bij voorkeur ook na kantooruren beschikbaar. Vraag naar zowel positieve als negatieve ervaringen in het sekswerk om een open, onbevooroordeelde opstelling te bevorderen. Wees gender-, seksueel en cultuur-sensitief. Verwijs door bij een mismatch. Doe bij vermoedens van uitbuiting precies hetzelfde als in soortgelijke situaties bij andere beroepen. Dat betekent: bespreek je zorgen altijd open en helder met de cliënt en pas de voorgeschreven stappen in de meldcode toe. Wees echter altijd voorzichtig om een sekswerker ongewenst te “outen” of anderszins in gevaar te brengen bij een eventuele stap naar instanties.’ (Vanwesenbeeck, 2019)

5. Hoe kunnen we de samenleving inclusiever maken voor sekswerkers?

Het is al fijn als mensen dit artikel lezen. Dat betekent dat ze ervoor open staan om meer over dit onderwerp te weten. Vergeet niet dat sekswerkers ‘ook net mensen zijn’. Ook als sekswerk niks voor jou is, of iets is waar je je moeilijk in kan vinden, probeer dan toch je te verplaatsen in een ander. Lees bijvoorbeeld tweets van activistische sekswerkers. Zoals bij zoveel onderwerpen rondom diversiteit geldt ook hier: door in aanraking te komen met een wereld die niet van jou is, kun je erover leren.

Als samenleving is er verbetering te behalen door sekswerk als werk te zien en niet anders te behandelen dan andere vormen van arbeid. Geef sekswerkers toegang tot dezelfde arbeidsrechten en bescherming als alle andere arbeiders. Geef mensen gelijke kansen om hun leven in te richten en de kost te verdienen, met sekswerk of juist niet. Gelijke rechten en gelijke kansen zou sekswerk een stuk veiliger maken, minder gestigmatiseerd en vrijer.

Tessa Hofland: “Het stoorde me dat de slavernijgeschiedenis hier niet makkelijk is terug te zien”

Tessa Hofland: “Het stoorde me dat de slavernijgeschiedenis hier niet makkelijk is terug te zien”

Historicus en journalist Tessa Hofland maakte de podcast ‘Nooit bewust opgeslagen, over het Rotterdamse slavernijverleden’. In de vierdelige serie behandelt ze iedere aflevering een ander thema. Zo neemt ze je mee naar plekken in Rotterdam waar je nog sporen van het slavernijverleden kan zien en interviewt ze onderzoekers die migratiestromen in en uit Rotterdam in kaart gebracht hebben.

Hoe ben je op het idee gekomen voor deze podcast?

Tijdens gesprekken over het slavernijverleden hoorde ik mezelf steeds weer zeggen dat het ook een Nederlands verleden is, en dus ook Rotterdams. Maar dat past niet bij het beeld dat veel mensen hebben van slavernij, want het wordt alleen maar verteld als iets dat overzees gebeurde. Het wordt bijna als excuus gebruikt: ‘Het gebeurde niet hier, dus we konden er niets van weten.’ Zelf heb ik tijdens mijn studies kennis opgedaan over het slavernijsysteem op de Caribische eilanden, maar ik wilde ook mijn eigen omgeving kunnen duiden. Hoe heeft het slavernijverleden een impact gehad op mijn eigen stad, op Rotterdam dus.

Waarom is dat belangrijk?

De koloniale geschiedenis werd altijd neergezet als iets wat mensen onderscheidt. Maar dat is niet de basis die je wil hebben in een stad, of land. Het is namelijk een gedeelde geschiedenis, een geschiedenis die ons verbindt. Misschien waren je voorouders slachtoffer van het systeem of iemand die eraan heeft meegewerkt, en dat is een groot verschil maar toch is het een gedeeld verleden.

Kun je als witte vrouw dat verhaal vertellen?

Om allerlei redenen heb ik met die vraag geworsteld. Moet ik hier als witte vrouw wel een voortrekkersrol in nemen? Een aantal gesprekken hebben mij ervan overtuigd om het toch te doen. Een van de redenen was dat ik de mogelijkheid had om met een klein financieel risico deze podcast te maken. Ik heb een parttime baan en dus een inkomen. Bovendien had ik de nodige kennis en ervaring als journalist en historicus. Daarnaast is het niet alleen de verantwoordelijkheid van mensen van kleur of van zwarte mensen om dit thema aan te kaarten. Is het niet juist de verantwoordelijkheid van witte mensen, die ooit dit probleem hebben gecreëerd? Ik wilde in ieder geval de basis leggen van deze geschiedenis, zodat die last niet altijd bij anderen komt te liggen. Het is de geschiedenis van onze, dus ook van mijn stad die ik vertel.

Vanwaar de focus op Rotterdam?

Mijn fascinatie begon breder, namelijk met het idee van het Koninkrijk. In 2012 ging ik naar Curaçao voor mijn studie. Het idee van het Koninkrijk was nog vaag voor me, dus ik wilde daar naartoe om er meer over te leren. Ik ben later ook op Saba, St Eustatius en St Maarten, Aruba en Bonaire geweest. Daarmee had ik het hele Koninkrijk gezien.

Op Curaçao merkte ik dat je sporen van het slavernijverleden makkelijker kon terugzien dan in Nederland. Dat begon me te storen: waarom is de geschiedenis daar zo duidelijk en leren we er hier zo weinig over? Ik woon in Rotterdam, dus ik wilde mijn eigen stad ook op dit vlak leren kennen.

Wat heeft je het meest verrast tijdens het maken van de podcast?

Waar ik me het meest over verbaasde, was de echo die altijd klonk: ‘Hoe konden we dat nou weten?’ Maar Rotterdam is meer dan de haven, de scheepsbouwers, de jeneverstokers. Er zijn altijd mensen in Rotterdam geweest die het slavernijsysteem met eigen ogen hebben gezien, of zelf slachtoffer waren van het systeem. Zwarte mensen en mensen van kleuren waren ook altijd in de stad. Die moeten verhalen hebben verteld, en die moeten zijn meegenomen naar andere plekken. Toen al moeten er verhalen rondgegaan zijn over hoe tot slaaf gemaakten behandeld werden, dat er lijfstraffen werden uitgedeeld, dat ze urenlang moesten werken in de brandende zon. Het verrassende is dat ook in die tijd geprotesteerd werd, maar toch zijn op een gegeven moment de verhalen verstomd.

Heb je enig idee waarom dat zo was?

Deze vraag heb ik gesteld aan Alex van Stipriaan, hoogleraar Caribische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit, die ook betrokken is bij het Rotterdamse onderzoek naar het slavernijverleden van de stad. Hij legde uit dat het systeem van onderdrukking en mensen onmenselijk behandelen, dat we honderden jaren in stand gehouden hebben, op een gegeven moment niet meer bij ons zelfbeeld paste. Er waren bijvoorbeeld al eerder herdenkingen van het slavernijverleden, maar die waren op zeker moment gestopt. En door de wereldoorlogen in de twintigste eeuw, is het waarschijnlijk nog meer naar de achtergrond verdwenen.

Wat zou iedere Rotterdammer moeten weten van de geschiedenis van de stad?

Rotterdam is niet ontstaan uit de as van het bombardement in 1940. Rotterdam heeft een lange geschiedenis, het is een hele oude stad. Het was een van mijn drijfveren om te laten zien dat de Rotterdamse geschiedenis niet begint bij het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor had je het slavernijverleden, allerlei migratiestromen, noem maar op. Ook dat hoort allemaal bij onze geschiedenis.

Online Kennisatelier over racisme

Wil je meer weten over het slavernijverleden van Rotterdam en de relatie met hedendaags racisme? Neem dan deel aan ons online Kennisatelier ‘All lives matter: ja toch, niet dan?’, waar Tessa Hofland een van de sprekers is. In onze agenda vind je meer informatie over het Kennisatelier of meld je direct aan!

Illustratie: Ez Silva

Van integratie naar inclusie: online in gesprek over inclusie

Van integratie naar inclusie: online in gesprek over inclusie

De ‘I’ van IDEM Rotterdam stond altijd voor integratie, maar sinds het najaar van 2020 voor inclusie. IDEM heeft hiervoor gekozen, omdat het begrip integratie de indruk kan wekken dat sommige mensen ‘binnen’ de samenleving staan en anderen ‘erbuiten’. Maar de samenleving, dat is iederéén. In al haar diversiteit. Tijdens het online Kennisatelier ‘Van integratie naar inclusie’ gingen Rotterdamse professionals hierover in gesprek.

Helaas kon het geplande fysieke Kennisatelier op 29 september geen doorgang vinden vanwege aangescherpte coronamaatregelen. Maar op 8 oktober 2020 gingen Rotterdamse professionals hierover alsnog online met elkaar in gesprek. IDEM-onderzoeker Nienke de Wit opende het Kennisatelier met een toelichting op de keuze voor de term inclusie boven integratie. “De term integratie kent vele negatieve associaties”, zegt Nienke. “Het is gekoppeld aan inburgering en mislukte integratie. Als het mensen niet lukt om deel te nemen, komen zij buiten de samenleving te staan. Bij integratie ligt de verantwoordelijkheid alleen bij degene die moet integreren, terwijl het eigenlijk een gedeelde verantwoordelijkheid zou moeten zijn van iedereen in de samenleving.”

Inclusieve samenleving

IDEM Rotterdam wil met deze verschuiving uiting geven aan het belang van een inclusieve samenleving. Inclusie staat voor een samenleving waar iedereen erbij hoort; een samenleving waarin iedereen op een gelijkwaardige manier Rotterdammer kan zijn. Inclusie draait om het toelaten van verschillen: iedereen wordt gehoord, gekend en erkend. Maar hoe kunnen we dit bereiken? En betekent inclusie voor iedereen hetzelfde?

Om die laatste vraag te beantwoorden, werd aan deelnemers gevraagd in de mentimeter in te vullen waaraan ze denken bij de term ‘inclusie’. Er kwamen veel positieve associaties naar boven: gelijkwaardigheid, samen, acceptatie, iedereen, welkom. “Bij inclusie gaat het erom dat alle verschillende mensen zich niet hoeven te voegen naar een bepaalde norm”, legt Nienke uit. “Dat al die mensen in al hun diversiteit op een gelijkwaardige manier mee kunnen doen.”  

Diversiteit vs. Inclusie


Bij inclusie is het van belang dat organisaties verder gaan dan ‘toegang geven tot’. Het gaat ook om wie spreekt, wie bepaalt, wie kan meebeslissen? Het uiteindelijke doel is dat iedereen mag meedoen, drempels zijn weggewerkt. Deelnemers werd gevraagd wat volgens hen de grootste uitdaging is van inclusief worden. De antwoorden liepen uiteen van ‘geen uitsluiting’, ‘je bewust zijn van vooroordelen’, ‘spanning tussen norm en niet-norm’ en ‘je kent verhaal van de ander niet’. Probeer te voorkomen dat je zelf aspecten voor iemand gaat invullen op basis van wat je ziet, want allerlei andere identiteitsaspecten zie je niet.

Diversiteit en inclusie zijn termen die vaak door elkaar gebruikt worden, legt IDEM-onderzoeker Afiah Vijlbrief uit. “Bij inclusie gaat het vooral om meedenken en meebeslissen: iedereen moet op elk niveau structureel kunnen meedoen”, licht ze toe. “Organisaties denken vaak dat ze er zijn als het personeelsbestand divers is. Wat je echter vaak ziet gebeuren is dat mensen van kleur vooral in de uitvoerende laag van de organisaties zitten, maar dat de top vaak man, wit en van middelbare leeftijd is. Zij bepalen beleid op basis van hun kaders. Kortom, diversiteit leidt niet automatisch tot inclusie.”

Rotterdam onbeperkt

De gemeente Rotterdam zet zich in om inclusief te worden, zowel op werkgeversniveau als op stedelijk niveau. Mirjam de Leeuwe, van Rotterdam Onbeperkt, gaat in haar presentatie nader in op inclusief zijn voor mensen met een (al dan niet zichtbare) beperking. “Van de ene kant is dat heel praktisch”, legt ze uit. “Denk aan fysieke toegankelijkheid: kun je ergens naar binnen, zijn de drempels weggehaald, is er een lift? Maar het gaat ook om het sociale niveau: praat de baliemedewerker tegen jou, of tegen degene achter je rolstoel?”

De gemeente probeert zo min mogelijk in te zetten op doelgroepenbeleid, maar haar algemene beleid inclusief te maken. Als dat laatste lukt, zou doelgroepenbeleid namelijk niet meer nodig zijn. “Natuurlijk heeft iemand met een auditieve beperking iets anders nodig dan iemand in een rolstoel, maar bij inclusie gaan we uit van het algemene plaatje. Het gevaar is dat er anders te veel naar aantallen gekeken wordt: voor die ene persoon ga je je beleid niet aanpassen. Maar dat is niet de gewenste insteek, je zou die ene persoon maar zijn!”

Inclusie op de werkvloer en persoonlijke ervaringen

Jochen Dekker van RADAR ging tijdens het Kennisatelier nader in op de vraag hoe je een inclusieve werkvloer creëert. Hij benadrukte dat het een altijd doorgaand proces is, waarbij commitment en visie vanuit de top essentieel zijn. “Leer van je fouten”, zegt hij. “Iedere organisatie is anders. Misschien bedenk je iets, maar pakt het verkeerd uit. Dat is niet erg, omarm het. Probeer het te relativeren, een beetje zelfspot kan ook helpen.”

Adalgizia Delgado vertelde vervolgens bevlogen over haar ervaringen als zwarte vrouw in de Nederlandse samenleving. Ze gaat in een indrukwekkende, maar ook grappige presentatie in op de dubbele standaard die er bestaat tussen mannen en vrouwen, als gevolg van de schuld en schaamte die vrouwen al eeuwenlang over zich heen krijgen. Maar ze benadrukt dat vrouwen ook inclusief naar mannen moeten zijn en hen ruimte moeten bieden om hun emoties beter te laten zien. “Laten we hen niet zien als een of andere seksmachine, die op allerlei andere gebieden moeten presteren.” Er volgde volop digitaal applaus na Adalgizia’s speech.

Inclusie voor LHBTIQ+-personen

Tot slot kreeg Leroy Vaarnold, van stichting Humanitas, het woord. Hen gaat nader in op de vraag hoe je de samenleving inclusief maakt voor LHBTIQ+-personen. In hun werk begeleidt Leroy vooral veel mensen die in transitie zijn en zich niet meer veilig voelen op hun werkplek. “Er zijn nog altijd veel mensen die niet bekend zijn met transgender personen, of er geen begrip voor hebben”, legt Leroy uit. “Door simpele dingen kun je ervoor zorgen dat je werkwijze inclusief wordt, bijvoorbeeld door de correcte voornaamwoorden te gebruiken. Als iemand in transitie is naar vrouw, noem haar dan ook ‘zij’ en verwijs met ‘haar’.”

Ook professionals zelf kunnen op eenvoudige manier laten zien dat hun organisatie bezig is met inclusiviteit. “Benoem je eigen voornaamwoorden, bijvoorbeeld in de handtekening van je mail. Anderen die met hun genderidentiteit worstelen, zien dan dat erover wordt nagedacht door je organisatie en niet per se geframed worden.”

Nadat alle sprekers hun verhaal gehouden hadden, gingen de deelnemers uiteen in break-outrooms om over het onderwerp verder te praten.

Op de hoogte blijven? 

Lijkt zo’n Kennisatelier jou ook interessant en nuttig? Wil je daarom op de hoogte blijven van alle events en bijeenkomsten van IDEM Rotterdam? Meld je aan bij ons netwerk en schrijf je in voor de nieuwsbrief!  

Jacqueline Rensen: “Hopelijk is de invloed van Irma blijvend”

Jacqueline Rensen: “Hopelijk is de invloed van Irma blijvend”

Vertalingen naar gebarentaal, trainingen voor horende mensen die samenwerken met een slechthorende of dove collega en zelfs workshops zingen in gebarentaal voor kinderen. De Rotterdamse Jacqueline Rensen zet zich op verschillende manieren in voor inclusie van slechthorende en dove mensen. De populariteit van gebarentolk Irma Sluis tijdens de persconferenties over de coronacrisis heeft de interesse in gebarentaal doen toenemen. “Maar Irma is niet meer altijd te zien, de aandacht verslapt weer”, zegt Jacqueline Rensen. “Toch hoop ik dat haar invloed blijvend is.”


Lange tijd dacht Jacqueline Rensen, die zwaar slechthorend geboren is en op latere leeftijd doof werd, dat het haar eigen verantwoordelijkheid was om te kunnen communiceren op de werkvloer. Ze zorgde ervoor dat ze collega’s goed kon zien als ze spraken, besteedde extra aandacht aan sheets tijdens presentaties, regelde een tolk bij bijeenkomsten en was niet verontwaardigd als een vergadering toch doorging als zij niet kon meedoen. Maar toen ze een baan kreeg bij Dovenschap, de nationale belangenbehartiger van vroegdove mensen, ervoer ze hoe het ook kon. Iedereen kon er gebaren, dus er waren geen belemmeringen in de communicatie. Bij de Brede Raad 010, waar Jacqueline aan deelneemt, nam de managementassistent het op zich de tolk te regelen voor vergaderingen. En als er geen beschikbaar was, werd de vergadering verschoven, zodat haar mening altijd meetelde. Jacqueline voelde zich eindelijk gehoord.


Gedeelde verantwoordelijkheid


“Ervoor zorgen dat een slechthorend of doof iemand goed kan meekomen op de werkvloer, is een gedeelde verantwoordelijkheid”, zegt Jacqueline. “Daar ben ik me in de loop der jaren steeds bewuster van geworden. Een gebarentolk is er niet zozeer omdat ik doof ben, maar vooral omdat niemand anders gebarentaal kan.”

Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor inclusie op de werkvloer. “Voorheen was de tendens ‘zij moet zich aanpassen aan ons’, maar de houding van veel werkgevers, leidinggevenden en collega’s verandert”, legt ze uit. “Het is misschien lastig om horende collega’s te verplichten, maar steeds vaker wordt verwacht dat zij zich ook aanpassen.”


Tips voor horende collega’s

Zo moeilijk hoeft die aanpassing ook helemaal niet te zijn. Jacqueline geeft graag enkele tips aan horende mensen die een slechthorende of dove collega hebben. “Als een collega heeft aangegeven slechthorend of doof te zijn, kun je om te beginnen vragen wat diegene nodig heeft om jou te kunnen verstaan”, legt Jacqueline uit. “Door die vraag te stellen voelt de slechthorende of dove collega zich minder bezwaard. Laat merken dat diegene het niet alleen hoeft te doen en dat jij slechthorendheid accepteert.”

Harder praten is niet heel zinvol. “De articulatie is veel belangrijker”, legt Jacqueline uit. “Veel mensen weten niet wat ze moeten doen als iemand vraagt of ze duidelijker kunnen praten. Ga in ieder geval niet staccato en heel langzaam praten, dan valt alle mimiek weg. Houd een normaal spreektempo aan, maar praat net iets rustiger. Zorg er verder voor dat je aandacht hebt voor je collega: maak oogcontact.” Kijk niet raar op als je collega vraagt je een kwartslag of zo te draaien. Dat is nodig vanwege de lichtval.

Ook tijdens vergaderingen wordt het met kleine aanpassingen een stuk makkelijker voor dove of slechthorende collega’s. “Als slechthorende heb je uren beschikbaar om in te zetten voor een gebarentolk of schrijftolk. Dat is iemand die op een speciaal toetsenbord met lettergrepen meetypt, zodat de dove of slechthorende kan meelezen”, vertelt Jacqueline. “Mocht die niet beschikbaar zijn, zorg er dan voor dat de vergadering gestructureerd verloopt. Verspreid vooraf de agenda, zorg voor een goede voorzitter die beurten geeft en spreek onderling af dat iemand een hand opsteekt als diegene iets wil zeggen. En zijn er presentaties? Stuur ze voor de vergadering naar de bewuste collega.”


Populariteit


Op haar huidige werk, bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werd in januari 2019 het thema ‘diversiteit en inclusie’ gepresenteerd. Jacqueline zag haar kans en greep de gelegenheid aan om aandacht te vragen voor slechthorend- of doofheid op de werkvloer. Ze begon met workshops ‘visuele communicatie’ voor collega’s, om hen bewust te maken van hoe je kan communiceren zonder iemand te verstaan. De enthousiaste deelnemers wilden zelfs meer gebarentaal leren.

Door de coronacrisis konden de fysieke workshops niet meer doorgaan, maar Jacqueline wist te regelen dat haar werkgever 150 accounts inkocht voor de GebarenChallenge, een online cursus om gedurende een jaar vijfhonderd gebaren te leren. “Deze werden aangeboden via ons intranet”, vertelt Jacqueline. “En binnen drie dagen waren er al honderd accounts vergeven. Dat enthousiasme gaf me ontzettend veel energie! Ik hoop dat ik met veel meer collega’s in gebarentaal kan communiceren als we straks weer naar kantoor kunnen.”

De animo voor de cursus is ongetwijfeld vergroot door de populariteit van gebarentolk Irma Sluis, die Nederland heeft leren kennen door de persconferenties over de coronacrisis. “Irma is niet meer altijd te zien, dus de aandacht zal misschien verslappen”, zegt Jacqueline. “Bovendien zorgt het toegenomen gebruik van mondkapjes voor een nieuw probleem: het is niet meer mogelijk om de mond en de mimiek te zien als mensen praten, waardoor het voor doven en slechthorenden nog moeilijker wordt om te communiceren. Gelukkig is de informatievoorziening voor doven en slechthorenden wel hoger op de politieke agenda gekomen, dus dat is een goede eerste stap. Mogelijk wordt door de wet Erkenning Nederlandse Gebarentaal het een en andere beter geregeld.”


Gebarentaal op school


Een structurele oplossing zou zijn als kinderen op de basisschool al gebarentaal leren, meent Jacqueline. “Ik begrijp dat je over het algemeen niet vaak dove mensen tegenkomt”, legt ze uit, “maar als kind kun je gemakkelijker een extra taal leren dan wanneer je ouder bent. Bovendien heeft het nog andere voordelen: mocht iemand later zelf slechthorend of doof worden, dan kent diegene al de basis. Een ander voordeel is dat je je lichaam en je mimiek beter durft te gebruiken, je krijgt er meer lef van. Bovendien kun je kiezen uit een visuele taal en gesproken taal en deze flexibel inzetten, afhankelijk van situaties”

Jacqueline ziet in dat een verplichtstelling voor gebarentaal onwaarschijnlijk is, maar wijst er wel op dat het gemakkelijk aangeboden kan worden als keuzevak. “Je kan op school allerlei talen leren, dus waarom niet ook gebarentaal?”

Mijn grote dank gaat uit naar gebarentolk Tina van Dijk die dit interview ondersteund heeft.