Farah Ramezani: ‘Goed omgaan met diversiteit kun je leren’

Farah Ramezani: ‘Goed omgaan met diversiteit kun je leren’

Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit bespreekbaar maken in de klas is een uitdaging voor onderwijsprofessionals. Dat blijkt uit onderzoek van IDEM Rotterdam naar gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Opleidingskundige Farah Ramezani, een van de sprekers tijdens ons online Kennisatelier over dit thema, biedt leermethodes om binnen je organisatie met diversiteit en inclusie om te gaan.

Je hebt je eigen trainings- en ontwikkelingsbureau, Ravilok. Hoe ben je dat begonnen?

Al voordat ik mijn eigen bureau begon, in 2019, was ik trainer in het onderwijs. Vanuit die functie kreeg ik een kijkje in de keuken op heel veel scholen. Daar zag ik dat er een verbeterslag gemaakt kon worden in de mate waarin er aandacht werd gegeven aan diversiteit- en inclusiethematiek op het niveau van de leerlingen. In het kader van burgerschapsvorming, komen er natuurlijk onderwerpen in het verlengde van het thema terug, maar voor het maken van diepgang en het voeren van ongemakkelijke gesprekken. Daar viel wat mij betreft nog winst te behalen. Als ik met docenten sprak, dan hadden de meeste van hen een lerende houding ten opzichte  van het thema. Een belangrijke leervraag die herhaaldelijk terugkomt is dan ook: ’Hoe ga je het moeilijke gesprek aan?’

Zelf heb ik een opleidingskundige achtergrond: ‘hoe leren volwassenen in organisaties’ is een thema waar ik me veel mee bezig houd.  Ik zag mogelijkheden om het leren van volwassenen, en de manier waarop we graag leren, te combineren met diversiteit en inclusie in organisaties. Voor 2019 was ik niet heel erg met die thema’s bezig, althans niet in werkcontext, maar mede dankzij mijn trainerservaringen in het onderwijs en door te reflecteren op mijn eigen zichtbare- en minder zichtbare diversiteitskenmerken zag ik kansen en potentie om daarin mijn bijdrage, expertise en ervaringsdeskundigheid te bieden aan iedereen die daar meer over wil leren. Ook ik heb barrières op de maatschappelijke ladder gehad onder andere door mijn eigen migratieachtergrond. Zo heb ik bijvoorbeeld ook niveaus moeten stapelen in het onderwijs. Dat is een van de redenen dat het thema kansenongelijkheid mijn hart sneller doet kloppen. In de afgelopen jaren heb ik veel onderzoek gedaan naar hoe volwassenen in organisaties kunnen leren omgaan met diversiteit en inclusie. Dan is het niet alleen belangrijk wat we moeten weten (dus op niveau van kennis) maar net zo belangrijk om bouwstenen rondom houding en vaardigheden evenveel aandacht te geven. Daar ontwerp ik trainingen en scholingstrajecten voor en dat bied ik door het hele land aan samen met mijn team.

Wat viel je dan precies op aan die leerlingen?

Jongeren zijn vanzelfsprekend zoekende op heel veel gebieden, identiteitsontwikkeling is daarin een belangrijke factor. Maar ook vragen zoals: hoe gaan we om met iemand die niet op ons lijkt of die andere overtuigingen erop nahoudt, andere normen en waarden. In het onderwijs is dat erg zichtbaar: in de pauzes zie je bijvoorbeeld ook vaak groepsvorming, leerlingen die op elkaar lijken zoeken elkaar op. Dat is in sommige opzichten niet erg, dat doen wij als volwassenen ook. De kans is groot dat in je eigen vriendengroep ook veel mensen zijn die op jou lijken. Alleen op school wil je je leerlingen voorbereiden voorbij de mini-samenleving op school, en daarmee voorbereiden op de ‘echte’ samenleving, waar ze terecht kunnen komen in een omgeving waar superdiversiteit de norm is. Hoe fijn is het dan dat je als leerling op school al diversiteitcompetenties hebt meegekregen om daarmee om te kunnen gaan?  

Is het bij kinderen niet zo dat ze juist geen verschil zien? Dat ze minder belast zijn met stereotypen en vooroordelen?

Helaas hebben we allemaal stereotiepe denkbeelden en vooroordelen, zowel jong als oud. Er is natuurlijk ook een verschil te noemen tussen bijvoorbeeld een klein dorp en een grote stad. In een stedelijke context is ‘diversiteit’ vanzelfsprekend en wordt het niet ter discussie gesteld. Maar op andere plekken is dat besef er nog te weinig. En natuurlijk hangt het ook af van welke aandacht een school aan diversiteit besteedt en in hoeverre je als school een inclusieve leeromgeving weet neer te zetten. Wanneer je als leerling ziet dat je school positieve aandacht aan diversiteit schenkt, dan ga je daar mogelijk ook anders mee om.

En daar ligt dan een belangrijke rol voor docenten?

Sommige docenten ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken. Of als er iets speelt in het nieuws, een actueel maatschappelijk thema, dan sijpelt dat door in je klas. Zij weten niet altijd hoe ze dat constructief moeten behandelen. Dat zijn echter competenties die je wel kan leren. Op het moment dat een docent een open houding heeft en welwillend is, dan kun je precies de juiste kennis en houding en vaardigheden leren om dat gesprek wel aan te gaan.

Die vaardigheden hebben ze niet geleerd op de pabo?

Er is een discrepantie tussen wat je leert op de lerarenopleiding en wat je in de praktijk tegenkomt. Er lijkt te weinig aandacht te zijn voor diversiteit op allerlei opleidingen. Er zijn bepaalde onderdelen van de opleiding waarbij diversiteit wordt aangestipt, maar er wordt geen echte verdiepingsslag gemaakt. Wat betekent het nu echt in de praktijk, wat betekent de diversiteit van iemand voor alledaagse interacties die ze hebben met anderen. Aan daadwerkelijk intersectioneel kunnen denken, handelen en doen wordt nog te weinig aandacht besteed. Maar ook iets heel simpels wordt vaak vergeten: wat zijn je eigen diversiteitskenmerken? Als je niet weet wat je eigen diversiteit betekent voor je interactie met anderen, hoe ga je dan om met diversiteit van anderen?

Dus de leraren aan de lerarenopleidingen moeten hier ook iets mee?

Zeker! Je zou zelfs nog een niveau hoger kunnen denken: hoe komen de huidige lerarenopleidingen überhaupt tot stand? Wordt er voldoende rekening gehouden met het belang van een inclusieve leeromgeving? Het is goed om dan na te denken over modules die in een opleiding terugkomen en in hoeverre dat vanuit een eenzijdige blik is ontworpen en ontwikkeld. Die eenzijdige blik zorgt ervoor dat je bij veel domeinen niet belandt, terwijl die wel heel relevant zijn voor de toekomstige werkpraktijk van leraren.

Heb je tips voor docenten?

Gezien de werkdrukte in het onderwijs zijn we geneigd om voor de snelle winsten te gaan. De ‘quick fix’, maar het afbreukrisico is dan gewoon echt te groot. Begin klein, maar blijf bezig met het thema. En niet geheel onbelangrijk: verken de mogelijkheid om kritische zelfreflectie toe te passen. Begin bij je eigen diversiteitskenmerken en ga na wat die betekenen voor je interactie met leerlingen. Dat je in een bepaald gezin bent opgegroeid, of een bepaalde sociaaleconomische status hebt, of de eerste in je familie was die ging studeren: wat betekent dat voor de doelgroep met wie je werkt? Zorg voor die gedegen fundering en ga dan pas naar de diversiteit van de ander.

Vaak horen we dat docenten graag aan de slag willen met diversiteit en inclusie, maar weinig steun krijgen van hun management.

Voor die mensen heb ik heel veel respect. Het is keihard werken en pionieren. Het belangrijkste voor hen is om het gesprek te blijven aangaan met eensgezinde mensen. Blijf praten met mensen die dezelfde taal spreken. Het is ook goed om te luisteren naar kritische stemmen, maar om het vol te houden heb je een vangnet van gelijkgestemden nodig. Anders raak je opgebrand.

Vaak wordt iemand in een organisatie aangewezen om met diversiteit en inclusie aan de slag te gaan. Wat vanuit het management meestal niet beseft wordt, is dat de aangewezen projectleiders en ambassadeurs mogelijk ook zelf te maken hebben gehad met uitsluitingsmechanismen. Met name collega’s die zelf ook zichtbare diversiteitskenmerken hebben. Door met dit thema bezig te zijn, wordt dagelijks een trauma opgerakeld. Dat zou al een belangrijke reden moeten zijn om ervoor te zorgen dat zij genoeg ondersteuning krijgen. Denk na over wat deze taak vraagt van die collega. En wat die collega nodig heeft van de organisatie.

 Meer weten?

Gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs: welke uitdagingen en behoeften zijn er?

Gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs: welke uitdagingen en behoeften zijn er?

Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit bespreekbaar maken in de klas is een uitdaging voor onderwijsprofessionals. Dat blijkt uit onderzoek van IDEM Rotterdam naar gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Investeringen in inclusie zijn niet structureel en scholen hebben geen overkoepelend beleid waarin expliciet staat omschreven hoe een school omgaat met diversiteit en inclusie.

Het bespreekbaar maken van onderwerpen als racisme, religie en seksuele en genderdiversiteit in de klas is voor professionals een van de grootste uitdagingen. De thema’s liggen gevoelig en kunnen leiden tot verhitte, weinig constructieve discussies tussen leerlingen. Professionals weten niet altijd hoe ze deze gesprekken in goede banen moeten leiden. Dat blijkt uit onderzoek van IDEM Rotterdam naar inclusie en gelijke kansen in het onderwijs, waarvoor twintig professionals en experts zijn bevraagd op dit thema.

Reflectie

Een tweede uitdaging die uit het onderzoek naar voren komt heeft te maken met samenwerking tussen onderwijsprofessionals. Uit de gesprekken met professionals bleek dat op sommige scholen een (veilige) sfeer ontbreekt om met elkaar te praten over diversiteit en inclusie. Niet alle onderwijsprofessionals ervaren de ruimte om feedback te vragen of te geven aan collega’s die zich niet inclusief uiten en/of gedragen. Het is opvallend dat slechts enkele onderwijsprofessionals die wij spraken reflecteren op hun eigen handelen, maar voornamelijk vertellen over hun collega’s en de manieren waarop zij naar hun idee niet inclusief handelen. Bewustzijn van je eigen perspectief en het vermogen om daarop te reflecteren is cruciaal voor een inclusieve (school)cultuur.

Investeringen

Scholen investeren in diversiteit en inclusie, maar vaak zijn deze niet van structurele aard. Onderwijsprofessionals geven aan behoefte te hebben aan deskundigheidsbevordering over diversiteit en inclusie. Gastlessen op deze thema’s werden genoemd als een manier om dit te bewerkstelligen.

Een bredere diversiteit onder het schoolpersoneel en teambuildingsactiviteiten voor onderwijsprofessionals werden eveneens genoemd als acties om diversiteit en inclusie te vergroten. Meer aandacht voor vieringen, anders dan christelijke feestdagen, is ook een manier om meer jongeren zich gezien en gehoord te laten voelen.

Meer lezen

In het rapport worden deze en andere uitdagingen van onderwijsprofessionals uitgebreid beschreven. Ook worden de concrete voorbeelden van investeringen genoemd, die kunnen dienen als inspiratie voor andere scholen.

Verslag Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid?’

Verslag Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid?’

Posters over gendertwijfel, protesten tegen dragqueens of belaging van jongeren in hun safe space: LHBTIQ+ personen ervaren veel onbegrip of zelfs haat. Deze haat lijkt uit conservatieve hoek te komen en in omvang en ernst toe te nemen. Op dinsdag 13 juni 2023 kwam een kleine groep professionals bij elkaar voor het Kennisatelier ‘Doe jij alsof voor veiligheid’, over veiligheidsbeleving van LHBTIQ+ personen in Rotterdam.

Het was een vreselijk warme dag, maar desalniettemin kwamen zo’n tien Rotterdamse professionals naar de Actiegroep Oude Westen om kennis uit te wisselen op het gebied van veiligheidsbeleving van LHBTIQ+ personen. IDEM-netwerker Hilda van Reeuwijk heette iedereen allemaal welkom en brak het ijs met een oefening waarbij deelnemers werden aangemoedigd om elkaar beter te leren kennen door middel van observatie, luisteren en empathie. 


Bron: Ijsbrekers toolkit. (https://ijsbrekers.online/

Wat weten we al?

Waarom is zichtbaarheid nodig?

Het vergroten van de zichtbaarheid van LHBT+ personen is een belangrijk aspect van het bevorderen van acceptatie en inclusie.

Hoewel symbolische acties en zichtbaarheid belangrijk kunnen zijn om bewustzijn te creëren, is het van cruciaal belang dat ze worden ondersteund door daadwerkelijke veranderingen op het gebied van beleid, wetgeving en maatschappelijke attitudes. Het is belangrijk dat symboolpolitiek wordt aangevuld met concrete maatregelen en inspanningen om discriminatie en ongelijkheid aan te pakken en de levens van LHBT+ personen daadwerkelijk te verbeteren.

Ik wel, ik niet

De deelnemers werd gevraagd om mee te doen met de oefening “Ik wel, ik niet”. Hilda noemde enkele stellingen en deelnemers gingen aan de linker- of rechterkant van de ruimte staan, de “ik wel” of “ik niet” kant. Er mocht niet gesproken worden, waardoor je jezelf niet kon verklaren of beargumenteren. Je kon alleen zichtbaar aan welke kant je staat. Stellingen varieerde van “Ik weet waar de verschillende letters in de afkorting LHBTIQ voor staan.” Tot “Ik vind al die extra aandacht voor LHBTIQ+ soms wat overdreven”.

De oefening laat ervaren hoe mensen soms het gevoel hebben dat ze iets moeten laten zien of merken, terwijl ze niet weten hoe op hun antwoord gereageerd zal worden. Dit kan leiden tot oneerlijke antwoorden of het verbergen van ware gevoelens om zich veilig te voelen.

Veiligheidsalliantie

In 2017 is de Veiligheidsalliantie opgericht om de veiligheid van LHBTIQ+ personen in Rotterdam te vergroten. Verschillende organisatie sloegen hiervoor de handen ineen. 

Deze organisaties van o.a. COC, Dona Daria, Transcafe, Rotterdam Pride, OUTRotterdam, Humanitas, IDEM/RADAR, Roze in Blauw en de gemeente Rotterdam komen regelmatig bij elkaar om te kijken hoe zij in samenwerking met elkaar individuele casuïstiek met betrekking op discriminatie en haat naar LHBTIQ+ personen kunnen aanpakken. Maar ook adviezen aan gemeente, zorg, sociaal domein, onderwijs en politie kunnen doen mbt preventief handelen in en behouden van een veilig klimaat voor LHBTIQ+ personen. Ook worden actuele ontwikkelingen van (on)veiligheid van LHBTIQ+ personen besproken en hoe, in samenwerking met elkaar en door het eventueel betrekken van de achterban hierop te reageren. 

Een keer per jaar schuift de Veiligheidsalliantie aan in de veiligheidsdriehoek om meldingen en ervaringen te vergelijken. Hiermee is er structurele aandacht bij de instanties voor veiligheid van LHBTIQ+ personen. 

Straatintimidatie

Er is veel aandacht voor straatintimidatie, al is dat vooral gericht op meisjes en vrouwen. Een voorbeeld van interactie tussen jongens en meisjes werd gegeven om te laten zien dat soms intimidatie onbewust kan zijn. Jongens die zich op ‘messenhotspots’ stoer gedragen om zichzelf te beschermen, kunnen ook meisjes intimideren zonder dat dit hun bedoeling is. Er werd opgemerkt dat jongens niet altijd leren wat intimidatie is en soms handelingen als romantisch beschouwen, terwijl de ontvanger het als intimiderend ervaart.

In samenwerking met de Veiligheidsalliantie wordt nu ook de doelgroep LHBTIQ+ meegenomen in de aanpak. Omdat de aanpak van staartintimidatie voorloopt op de ontwikkeling van wetten is de gemeente genoodzaakt te kijken naar wat wel kan. Zo worden momenteel enkele BOA’s getraind om straatintimidatie te deëscaleren.

Scholen

Er werd opgemerkt dat scholen vaak niet beschikken over de basiskennis om jongeren in de LHBTQ+ gemeenschap adequaat te ondersteunen. Dit leidt soms tot situaties waarin het bijwonen van bijeenkomsten of evenementen kan leiden tot onveiligheid, omdat de hele school op de hoogte is van wie er deel uitmaakt van de regenbooggemeenschap. Een mogelijke oplossing is samenwerking met Gender and Sexuality Alliances (GSA’s) van verschillende scholen in dezelfde plaats, zodat grotere aantallen betrokken zijn en uitgeweken kan worden naar een veilige (externe locatie).

Good Practice

Eveline van de Putte begon in 2014 met Tour d’Amour nadat ze de verhalen van enkele roze ouderen had opgetekend. Ze kwam erachter dat er weinig over LHBTIQ+ gesproken werd in verzorgingshuizen. Met twee roze ouderen reist ze langs verzorgingshuizen en scholen om dit thema bespreekbaar te maken. Uit die bezoeken kwamen opvallende punten naar voren:

  • In veel verzorgingshuizen wordt gedacht dat er geen roze ouderen zijn. Er wordt niet beseft dat de ouderen zich niet durven uit te spreken over hun seksuele of genderidentiteit.
  • Ouderen waren vroeger gewend om naar een andere plaats af te reizen om contact te hebben met gelijkgestemden. Zo zouden ze niet als LHBTIQ+ aangemerkt of herkend worden in hun eigen woonplaats. Als ze door ouderdom of ziekte niet meer kunnen reizen, verliezen ze een groot sociaal netwerk.
  • Sommige roze ouderen passen hun huis aan zodra ze afhankelijk worden van thuiszorg. Denk bijvoorbeeld aan het weghalen van homoerotische kunst.
  • Omdat er veel verschillende hulpverleners aan huis komen, durven roze ouderen niets te delen over hun identiteit. Zij weten immers nooit zeker hoe de hulpverlener ertegenover staat en hoe op hen gereageerd wordt.
  • Er zijn speciale voorzieningen voor roze ouderen, maar veel van hen vinden het niet prettig om daar te wonen. Of om samen met andere roze ouderen op een aparte afdeling te wonen. Ouderen willen het liefst in een ‘normaal’ verzorgingshuis wonen, en daar ook zichzelf mogen zijn.

Lees-, kijk- en luistertips

Kijktips

  • Kijk tip webserie Dona Daria; schaduwkant van coming out day
  • Filmpjes omstanders interventie:

                  Fairspace (Taal is Engels)

                  5 D’s van de omstandersinterventie (Engelstalig)

Luistertips

Leestips

Thamar Kempees: ‘Laat kinderen zien dat er meer is dan het kader waarin ze opgroeien’

Thamar Kempees: ‘Laat kinderen zien dat er meer is dan het kader waarin ze opgroeien’

Marketingadviseur en (klein beetje) activist Thamar Kempees startte in 2019 de Boze Bitches Boekenclub: een boekenclub waar alleen feministische literatuur wordt gelezen. De animo was enorm en inmiddels is er ook een Boze Baby’s Boekenclub, waar intersectionele kinderboeken worden gedeeld én waar regelmatig door drags wordt voorgelezen. We vroegen Thamar Kempees naar het ontstaan van de boekenclubs en de ophef over voorlezen door drags.

Hoe is het idee voor de Drag Queen Hour van de Boze Baby’s Boekenclub ontstaan?

Ik merkte dat kinderen niet veel meer lezen dan de captions op hun scherm. Ik wilde dat kinderen positieve associaties zouden hebben bij lezen. Zelf werd ik vroeger voorgelezen door voorleesmoeders en door anderen, ik wilde daar een speelse draai aan geven. Prinsessen zijn leuk, maar ook gewoontjes. Dus bedacht ik me dat drags leuker zouden zijn als voorlezer. Het was niet per se een nieuw idee, maar ik wist nog niet dat het al bestond. Ik begon met de Drag Queen Reading Hour in Rotterdam in 2021 in samenwerking met The Writer’s Guide (to the Galaxy).  

Hoe was die eerste keer?

Het was heel leuk! Er waren kinderen van 4 tot 8 jaar. Ma’MaQueen was er, met wie ik vaak samenwerk. De kinderen konden allemaal vragen stellen, over identiteit, drag, make-up, de glitterjurken. Maar de belangrijkste vraag was of ze chips mochten. Kinderen mochten zelf natuurlijk ook verkleed komen, ze konden zich aankleden zoals ze wilden. Het was fijn en hartverwarmend.

Onlangs organiseerde LantarenVenster ook zo’n voorleesactiviteit. Daar ontstond grote ophef over, terwijl jij dit al jaren doet.

Misschien had het te maken met de manier waarop erover gecommuniceerd werd. Volgens mij werd het gelinkt aan de drag ban in Amerika en als tegengeluid onder de aandacht gebracht. Zelf heb ik de voorleesactiviteit nooit als tegengeluid gepresenteerd.

Er kwam een demonstratie tegen de demonstratie. Daar was je wel bij.

Ik ben absoluut met liefde gaan tegendemonstreren. Het ging verkeerd omdat Thierry Baudet de discussie over de Week van de Lentekriebels (een projectweek voor scholen waarin ze lesgeven over weerbaarheid, relaties en seksualiteit, red.) koppelde aan het voorlezen door drags. Hij verspreidde misinformatie over welke boeken zouden worden voorgelezen, alle boeken zouden over seksualiteit gaan. Hoe haal je het in je hoofd om dat te zeggen? Daar ben ik echt boos over geworden.

Want, welke boeken lezen jullie wel voor?

Wij lezen voor uit kinderboeken die inclusiever zijn. Zoals de Neehoorn van Marc-Uwe Kling of Hector zoekt zijn kleur van Laila de Miranda. Of andere boeken die inclusiever zijn en waar bijvoorbeeld twee papa’s of twee mama’s zijn of de hoofdpersoon een bruin kindje is.

Dat klinkt niet extreem.

Nee, dat is het grappige. Dan komen er zo’n vijftig, zestig, zeventig woeste lui protesteren tegen twee prinsessen die kinderen voorlezen. En die staan te schreeuwen dat genderideologie indoctrinatie is. En LHBTQIA+ grooming. Waarom denk je dat dat grooming is? Is dat projectie? Ik vind die vertaalslag zó heftig.

Waarom is voorlezen desondanks belangrijk volgens jou?

Toen ik op de basisschool zat, werd er alleen maar voorgelezen uit boeken waarin jongens avonturen beleefden. Ik dacht dat je alleen als jongen zulke dingen kon doen. En nog steeds is er niet genoeg representatie in boeken. Het zijn vooral witte kinderen die op avontuur gaan. En er wordt bijna altijd alleen de traditionele gezinssamenstelling getoond. Ik vind het belangrijk om kinderen te laten zien dat er meer is dan het kader waarbinnen je opgroeit.

En de kinderen, hoe reageren die tijdens de Boze Baby’s Boekenclub?

Er zijn kindjes geweest die geboren zijn als jongen, maar hebben aangegeven dat ze liever meisje zouden zijn. Dan kunnen ze tijdens de boekenclub aantrekken wat ze willen, we bieden een safer space voor de kinderen. En natuurlijk zijn de ouders erbij, want wij zijn geen oppas. Die zijn vaak nog grotere fans van het voorleesuurtje dan de kinderen zelf.

Heb je tips voor professionals die in moeilijke discussies over gender belanden?

Probeer te blijven praten over alles, hoe vermoeiend het soms ook is. Want ‘wij’ zijn al heel lang met deze thema’s bezig, maar de maatschappij gaat vaak wat langzamer mee. Probeer geduldig te blijven, ook al is dat heel vervelend.

Verder is transparantie voor mij heel belangrijk. Probeer altijd eerlijk te zijn vanuit waar jij beweegt. Ook wanneer het lastig is. En onthoud dat de reactie van anderen niet jouw verantwoordelijkheid is.

Meer weten?

Volg de Boze Bitches Boekenclub op Instagram

Mijiza Jonas: ‘Doe mee, leer en kijk wat jouw volgende stap kan zijn’

Mijiza Jonas: ‘Doe mee, leer en kijk wat jouw volgende stap kan zijn’

In 2023 wordt de afschaffing van de slavernij in Rotterdam uitgebreid herdacht. Voor dit bijzondere herdenkingsjaar heeft het Stedelijk Collectief Keti Koti, op initiatief van de Rotterdamse Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, een mooi programma voor de stad gemaakt. De activiteiten moeten zorgen voor erkenning, begrip en collectieve bewustwording van dit pijnlijke verleden. Het gezamenlijke motto is dan ook ‘Verbroken ketenen, verbonden Rotterdammers’. IDEM Rotterdam sprak met Mijiza Jonas van GVGT.

Precies honderdvijftig jaar geleden werd de slavernij écht afgeschaft door Nederland. Hoewel de slavernij officieel in 1863 werd afgeschaft door de Nederlandse staat, moesten de tot slaaf gemaakten nog tien jaar doorwerken op de plantages. Dat was feitelijk een soort dwangarbeid, die periode wordt ook wel de contractarbeidsperiode genoemd. In 2023 staat Rotterdam stil bij dit belangrijke herdenkingsjaar en bij de doorwerking die het slavernijverleden nog altijd heeft. ‘Ter voorbereiding op dit herdenkingsjaar, zijn we gestart met het Stedelijk Collectief Keti Koti’, vertelt Mijiza Jonas van Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst (GVGT). ‘Uiteraard organiseert GVGT op 30 juni de herdenking bij het Slavernijmonument, maar daarnaast bieden we samen met onze partners de stad Rotterdam een mooi programma aan. Vele Rotterdamse kunst- en cultuurorganisaties, maatschappelijke instellingen en scholen organiseren een veelheid aan activiteiten, zoals lezingen, theater, wandelroutes, een kerkdienst, het Keti Koti festival, Dia di Tula (eredag voor deze verzetsheld uit Curaçao). De activiteiten lopen zelfs door tot na de zomer. Op www.verbrokenketenen.nl kun je het hele programma vinden.’

Iedereen wordt gezien

Net zoals ieder jaar, is niet alleen de viering van de afschaffing, maar ook de herdenking van het slavernijverleden van belang. ‘We moeten niet vergeten wat er gebeurd is’, zegt Jonas, ‘en dat het effect van slavernij nog steeds doorwerkt. We mogen niet vergeten dat er destijds mensen in verzet kwamen, dat we daarom vrij zijn. Dit jaar staan we specifiek stil bij de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Zij hebben weggelopen tot slaaf gemaakten altijd opgevangen. Tegelijkertijd zaten ze zelf in een onderdrukte positie en dat is nu nog steeds zo. In onze Burgerzaallezing op 28 juni in het stadhuis zal historicus Frank Dragtenstein aandacht besteden aan de oorspronkelijke bewoners, we willen benadrukken dat we hen zien en hen bedanken dat ze voor ons gestreden hebben. Daarnaast zal het ook gaan over het verzet vanuit de tot slaaf gemaakten zelf.’

Ruimte voor gesprek

De stad Rotterdam heeft excuses aangeboden voor het slavernijverleden, de provincie Zuid-Holland pasgeleden nog en de overheid op 19 december 2022. ‘Ik vind het een stap in de goede richting dat veel verschillende instellingen en organisaties in Nederland hun excuses aanbieden en erkennen dat ze een slavernijverleden hadden’, legt Jonas uit. ‘Niemand kijkt je er persoonlijk op aan, want we waren allemaal nog niet geboren, maar het is wel gebeurd binnen je eigen organisatie of instituut.’ 

Daarbij waren de excuses van de overheid voor het slavernijverleden een belangrijk signaal in aanloop naar dit herdenkingsjaar. ‘Het betekent dat er ruimte is voor gesprek en activiteiten, na de komma, zoals Rutte het omschreef’, zegt Jonas. ‘Kennisdeling, dialoog, activiteiten, elkaar ontmoeten, gesprekken voeren: dat is echt belangrijk om mensen de tools te geven in hoe ze met het slavernijverleden om kunnen gaan. Er is een grote behoefte op dit vlak en GVGT heeft daarin al veel voorwerk gedaan. Het is een goed teken dat inmiddels bijna iedereen ermee aan de slag wil. En gelukkig komen er gelden vrij om dat ook echt te doen.’

Van gesprek naar beleid

Gesprek is een belangrijke eerste stap, maar niet voldoende. ‘Als je kijkt naar de jongere generatie, iedereen van 35 en jonger, die heeft geen tijd meer om te wachten en steeds opnieuw in gesprek te gaan’, zegt Jonas. ‘Ze laten zich zien en laten hun mening horen. Psychiater Glenn Helberg zei ooit terecht: “Het is niet ‘je mag er zijn’. Nee, je bent er al.” Dat gevoel leeft heel sterk onder de jongere generatie: we zijn er al, dus hoe ga je met ons dealen?’

Jonas ziet daarom een belangrijke rol weggelegd voor de – lokale – politiek. Jonas: ‘Bij de start van het herdenkingsjaar zei burgemeester Aboutaleb dat ze een vrouwelijk hoofd voor het politiekorps zochten. Er werd ook gezegd dat dat moeilijk zou zijn, maar zijn reactie was dat ze dan net zo lang zouden zoeken tot er een vrouw was. En dat is belangrijk: er moet beleid op komen en er moet meer moeite gedaan worden. We moeten leren van wat er in het verleden niet goed is gegaan, met de Toeslagenaffaire als duidelijk voorbeeld, en kijken hoe we weer verder kunnen. Met iedereen, en alle groepen, die elkaar moeten vinden.’

Bondgenoten

Om naar die gezamenlijke toekomst op weg te gaan, is het belangrijk dat alle Rotterdammers begrip en respect hebben voor elkaar en elkaars verleden. Witte Rotterdammers en anderen die nog geen of weinig kennis van het slavernijverleden hebben, kunnen die vergroten door een van de activiteiten te bezoeken. ‘Op de Rotterdamse Uitagenda, de website van GVGT en op www.verbrokenketenen.nl staan alle activiteiten rondom Keti Koti’, zegt Jonas. ‘Ben je niet van het theater, ga naar een dialooggesprek. Er is vast iets wat bij je past. Doe mee en leer! En kijk wat jouw volgende stap kan zijn.’