Racisme, religie, seksuele diversiteit en genderdiversiteit bespreekbaar maken in de klas is een uitdaging voor onderwijsprofessionals. Dat blijkt uit onderzoek van IDEM Rotterdam naar gelijke kansen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Opleidingskundige Farah Ramezani, een van de sprekers tijdens ons online Kennisatelier over dit thema, biedt leermethodes om binnen je organisatie met diversiteit en inclusie om te gaan.

Je hebt je eigen trainings- en ontwikkelingsbureau, Ravilok. Hoe ben je dat begonnen?

Al voordat ik mijn eigen bureau begon, in 2019, was ik trainer in het onderwijs. Vanuit die functie kreeg ik een kijkje in de keuken op heel veel scholen. Daar zag ik dat er een verbeterslag gemaakt kon worden in de mate waarin er aandacht werd gegeven aan diversiteit- en inclusiethematiek op het niveau van de leerlingen. In het kader van burgerschapsvorming, komen er natuurlijk onderwerpen in het verlengde van het thema terug, maar voor het maken van diepgang en het voeren van ongemakkelijke gesprekken. Daar viel wat mij betreft nog winst te behalen. Als ik met docenten sprak, dan hadden de meeste van hen een lerende houding ten opzichte  van het thema. Een belangrijke leervraag die herhaaldelijk terugkomt is dan ook: ’Hoe ga je het moeilijke gesprek aan?’

Zelf heb ik een opleidingskundige achtergrond: ‘hoe leren volwassenen in organisaties’ is een thema waar ik me veel mee bezig houd.  Ik zag mogelijkheden om het leren van volwassenen, en de manier waarop we graag leren, te combineren met diversiteit en inclusie in organisaties. Voor 2019 was ik niet heel erg met die thema’s bezig, althans niet in werkcontext, maar mede dankzij mijn trainerservaringen in het onderwijs en door te reflecteren op mijn eigen zichtbare- en minder zichtbare diversiteitskenmerken zag ik kansen en potentie om daarin mijn bijdrage, expertise en ervaringsdeskundigheid te bieden aan iedereen die daar meer over wil leren. Ook ik heb barrières op de maatschappelijke ladder gehad onder andere door mijn eigen migratieachtergrond. Zo heb ik bijvoorbeeld ook niveaus moeten stapelen in het onderwijs. Dat is een van de redenen dat het thema kansenongelijkheid mijn hart sneller doet kloppen. In de afgelopen jaren heb ik veel onderzoek gedaan naar hoe volwassenen in organisaties kunnen leren omgaan met diversiteit en inclusie. Dan is het niet alleen belangrijk wat we moeten weten (dus op niveau van kennis) maar net zo belangrijk om bouwstenen rondom houding en vaardigheden evenveel aandacht te geven. Daar ontwerp ik trainingen en scholingstrajecten voor en dat bied ik door het hele land aan samen met mijn team.

Wat viel je dan precies op aan die leerlingen?

Jongeren zijn vanzelfsprekend zoekende op heel veel gebieden, identiteitsontwikkeling is daarin een belangrijke factor. Maar ook vragen zoals: hoe gaan we om met iemand die niet op ons lijkt of die andere overtuigingen erop nahoudt, andere normen en waarden. In het onderwijs is dat erg zichtbaar: in de pauzes zie je bijvoorbeeld ook vaak groepsvorming, leerlingen die op elkaar lijken zoeken elkaar op. Dat is in sommige opzichten niet erg, dat doen wij als volwassenen ook. De kans is groot dat in je eigen vriendengroep ook veel mensen zijn die op jou lijken. Alleen op school wil je je leerlingen voorbereiden voorbij de mini-samenleving op school, en daarmee voorbereiden op de ‘echte’ samenleving, waar ze terecht kunnen komen in een omgeving waar superdiversiteit de norm is. Hoe fijn is het dan dat je als leerling op school al diversiteitcompetenties hebt meegekregen om daarmee om te kunnen gaan?  

Is het bij kinderen niet zo dat ze juist geen verschil zien? Dat ze minder belast zijn met stereotypen en vooroordelen?

Helaas hebben we allemaal stereotiepe denkbeelden en vooroordelen, zowel jong als oud. Er is natuurlijk ook een verschil te noemen tussen bijvoorbeeld een klein dorp en een grote stad. In een stedelijke context is ‘diversiteit’ vanzelfsprekend en wordt het niet ter discussie gesteld. Maar op andere plekken is dat besef er nog te weinig. En natuurlijk hangt het ook af van welke aandacht een school aan diversiteit besteedt en in hoeverre je als school een inclusieve leeromgeving weet neer te zetten. Wanneer je als leerling ziet dat je school positieve aandacht aan diversiteit schenkt, dan ga je daar mogelijk ook anders mee om.

En daar ligt dan een belangrijke rol voor docenten?

Sommige docenten ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken. Of als er iets speelt in het nieuws, een actueel maatschappelijk thema, dan sijpelt dat door in je klas. Zij weten niet altijd hoe ze dat constructief moeten behandelen. Dat zijn echter competenties die je wel kan leren. Op het moment dat een docent een open houding heeft en welwillend is, dan kun je precies de juiste kennis en houding en vaardigheden leren om dat gesprek wel aan te gaan.

Die vaardigheden hebben ze niet geleerd op de pabo?

Er is een discrepantie tussen wat je leert op de lerarenopleiding en wat je in de praktijk tegenkomt. Er lijkt te weinig aandacht te zijn voor diversiteit op allerlei opleidingen. Er zijn bepaalde onderdelen van de opleiding waarbij diversiteit wordt aangestipt, maar er wordt geen echte verdiepingsslag gemaakt. Wat betekent het nu echt in de praktijk, wat betekent de diversiteit van iemand voor alledaagse interacties die ze hebben met anderen. Aan daadwerkelijk intersectioneel kunnen denken, handelen en doen wordt nog te weinig aandacht besteed. Maar ook iets heel simpels wordt vaak vergeten: wat zijn je eigen diversiteitskenmerken? Als je niet weet wat je eigen diversiteit betekent voor je interactie met anderen, hoe ga je dan om met diversiteit van anderen?

Dus de leraren aan de lerarenopleidingen moeten hier ook iets mee?

Zeker! Je zou zelfs nog een niveau hoger kunnen denken: hoe komen de huidige lerarenopleidingen überhaupt tot stand? Wordt er voldoende rekening gehouden met het belang van een inclusieve leeromgeving? Het is goed om dan na te denken over modules die in een opleiding terugkomen en in hoeverre dat vanuit een eenzijdige blik is ontworpen en ontwikkeld. Die eenzijdige blik zorgt ervoor dat je bij veel domeinen niet belandt, terwijl die wel heel relevant zijn voor de toekomstige werkpraktijk van leraren.

Heb je tips voor docenten?

Gezien de werkdrukte in het onderwijs zijn we geneigd om voor de snelle winsten te gaan. De ‘quick fix’, maar het afbreukrisico is dan gewoon echt te groot. Begin klein, maar blijf bezig met het thema. En niet geheel onbelangrijk: verken de mogelijkheid om kritische zelfreflectie toe te passen. Begin bij je eigen diversiteitskenmerken en ga na wat die betekenen voor je interactie met leerlingen. Dat je in een bepaald gezin bent opgegroeid, of een bepaalde sociaaleconomische status hebt, of de eerste in je familie was die ging studeren: wat betekent dat voor de doelgroep met wie je werkt? Zorg voor die gedegen fundering en ga dan pas naar de diversiteit van de ander.

Vaak horen we dat docenten graag aan de slag willen met diversiteit en inclusie, maar weinig steun krijgen van hun management.

Voor die mensen heb ik heel veel respect. Het is keihard werken en pionieren. Het belangrijkste voor hen is om het gesprek te blijven aangaan met eensgezinde mensen. Blijf praten met mensen die dezelfde taal spreken. Het is ook goed om te luisteren naar kritische stemmen, maar om het vol te houden heb je een vangnet van gelijkgestemden nodig. Anders raak je opgebrand.

Vaak wordt iemand in een organisatie aangewezen om met diversiteit en inclusie aan de slag te gaan. Wat vanuit het management meestal niet beseft wordt, is dat de aangewezen projectleiders en ambassadeurs mogelijk ook zelf te maken hebben gehad met uitsluitingsmechanismen. Met name collega’s die zelf ook zichtbare diversiteitskenmerken hebben. Door met dit thema bezig te zijn, wordt dagelijks een trauma opgerakeld. Dat zou al een belangrijke reden moeten zijn om ervoor te zorgen dat zij genoeg ondersteuning krijgen. Denk na over wat deze taak vraagt van die collega. En wat die collega nodig heeft van de organisatie.

 Meer weten?