Oud-leraar Musa van Maaren weet seksuele diversiteit bespreekbaar te maken, ook in een klas met leerlingen die nadrukkelijk niet op dit onderwerp zitten te wachten. Hij schreef er het boek ‘Mijn meester is een homo’ over. In het najaar geeft hij in samenwerking met IDEM Rotterdam workshops over seksuele diversiteit op verschillende middelbare scholen. We vroegen hem alvast naar zijn aanpak.

U was docent en openlijk homoseksueel. Hoe was dat op het werk?

Veel leraren durven niet uit de kast te komen. Dat komt vooral doordat ze geen steun krijgen van de schoolleiding. Die wil geen chaos op school. Ze zijn bang dat leerlingen of hun ouders er niet goed op reageren, ze vroegen mij zelfs om het voor mezelf te houden. Ze zeggen dat je seksualiteit privé is. Alleen snappen hetero’s niet dat ze continu hun seksualiteit uiten, door te praten over hun man of vrouw of foto’s te laten zien van hun vriend of vriendin. Onbewust profileren ze zich als hetero, waarom zouden homo’s zichzelf niet mogen laten zien?

Maar toch was u er open over?

Ja, iedereen wist het toch al. In de kantine hoorde je leerlingen zeggen dat ze les hadden van een homo. De schoolleiding vond dat ik me ‘niet zo moest profileren’. Maar wat betekent dat? Het was niet zo dat ik in een roze tutu door het gebouw liep.

Wat was hun idee achter dat profileren?

Ik ontmoet veel leerkrachten en onderwijsprofessionals die vinden dat je kwetsbare leerlingen, tot de leeftijd van 18 jaar, niet moet belasten met een thema als seksuele diversiteit. Ze geloven dat door erover te praten, je leerlingen in het LHBTIQA+ spectrum duwt. Ik word heel moe van leerkrachten die denken dat het een keuze is. De hele samenleving is gericht op heteroseksualiteit, dat zie je overal om je heen, daar word je ook niet vanzelf hetero van? Mensen vragen vaak waarom zo’n regenboogvlag zo recht in hun gezicht moet, maar als ik een film of serie kijk moet ik ook steeds naar heteroliefde kijken. Waarom mag dat van jullie wel altijd recht in mijn gezicht?

Als de ideeën hierover zo star zijn, hoe ga je dan het gesprek aan?

Ik zie mezelf als bruggenbouwer. Ik ben moslim geworden en in de moskee weet iedereen dat ik homo ben. Ik zie religie als verbindende factor. In een klas met veel islamitische jongeren krijg ik altijd terug dat in de koran staat dat homoseksualiteit niet mag. Altijd vraag ik waar dat dan staat. Ze weten het antwoord niet, want ze hebben de koran niet gelezen. Ook ben ik wel eens een ‘menselijk boek’ in de Human Library, waar bezoekers in gesprek kunnen met – in mijn geval – een islamitische homo. Na de eerste verwarring over het feit dat ik wit ben, gaan mensen het gesprek wel aan. Het gaat altijd over de koran of religieuze geleerden die zich zouden hebben uitgesproken over homoseksualiteit, maar niemand heeft dan zelf de koran gelezen of met die geleerden gesproken. We moeten daarom het gesprek blijven aangaan.

Lukt het door die gesprekken uiteindelijk wel om meer begrip te creëren?

Ja, maar niet in een eenmalige ontmoeting of in een workshop van twee uur. Het moet dan echt vaker aan de orde komen. En dat is vaak lastig op scholen. Enerzijds ontmoet ik vaak witte heteroseksuele mannelijke leraren die vinden dat je seksuele diversiteit niet moet bespreken. Bij vrouwelijke heteroseksuele leraren zie ik vaak een soort moederlijke bescherming van LHBTIQ+ leerlingen: die willen het onderwerp niet bespreken om confrontatie uit de weg te gaan.

Dus eigenlijk zouden vooral leerkrachten workshops moeten volgen, meer dan leerlingen?

Ik geef workshops over diversiteit ook aan leerkrachten. Ik begin zo’n workshop met vragen of ze wel eens verliefd zijn geweest, wanneer hun eerste verliefdheid was, of ze controle hadden over hun lichaam, of ze voorbeelden nodig hadden om bepaalde rollen aan te nemen. Daaruit blijkt dat ze zich ervan bewust zijn dat je geen controle hebt over verliefdheid, dat je bent wie je bent, maar toch blijven sommigen geloven dat homoseksualiteit is aangeleerd. Als mensen dat blijven denken, wordt het een hele lange strijd.

En het moet dus niet bij één workshop blijven?

Zowel bij leerlingen als docenten moet het thema op de agenda blijven staan. Ik gaf eens een workshop aan studenten van de lerarenopleiding. Na tweeëneenhalf uur vroeg ik hen hoe ze de informatie uit de workshop zouden kunnen gebruiken in hun eigen lessen. ‘Nee, dat hoort bij maatschappijleer’, zegt een docent geschiedenis dan. Terwijl je het bij alle vakken makkelijk zijdelings aan bod kan laten komen. Het klopt dat het lesmateriaal weinig divers is, maar ook daar kun je zelf allerlei voorbeelden aan toevoegen. Kies bij taalonderwijs bijvoorbeeld een leesboek waar twee jongens of twee meiden op elkaar verliefd worden.

Wat kunnen we in Rotterdam van je workshops gaan verwachten?

De workshop zelf is gericht op bewustwording van leerkrachten. Ik begin met een kennismakingsspel, over je eigen verliefdheid en hoe die zich ontwikkelde. Ik hoop dat leerkrachten zich dan realiseren dat je als LHBTIQA+ leerling nooit echt hebt kunnen oefenen, omdat je bijna alleen heterovoorbeelden ziet. Ik vertel ook wat ik meemaak op scholen. Aan de hand van die voorbeelden bespreken we hoe je dat zelf aan zou pakken, ik wil graag dat leerkrachten meedenken in het proces. Dat ze beseffen dat als je geen informatie geeft over LHBTIQA+, je leerlingen ‘heteroseksueel opleidt’. Hoe geef je leerlingen de mogelijkheid om aan te geven dat ‘anders’ zijn geen punt is?

En, hoe doe je dat?

Ik denk dat veel leerkrachten eerst uit hun eigen bubbel moeten komen. Een groot deel van de workshop gaat over je eigen identiteit: waar sta je zelf? Wees je bewust van wie je bent, hoe je zelf omgaat met je seksualiteit, hoe sta je tegenover diversiteit? Ik geef handvatten om daar in hun werk – en in hun dagelijkse leven –op te letten. Dat is een goed vertrekpunt om in te zien dat er meer is dan je eigen (hetero)identiteit.

Zelf de workshop van Musa van Maaren volgen?

Musa van Maaren geeft in november en december namens IDEM Rotterdam workshops op verschillende scholen in Rotterdam. Wil je hier meer over weten? Mail naar info@idemrotterdam.nl