Wilma Bruinen van MEE Rotterdam: Geen voorlichting zonder ervaringsdeskundige

Wilma Bruinen van MEE Rotterdam: Geen voorlichting zonder ervaringsdeskundige

Een brandalarm hoor je niet als je doof bent, waardoor je misschien lekker binnen blijft. De hoeveelheid voeding die je je baby moet geven is niet altijd even logisch als je licht verstandelijk beperkt bent. En mensen met autisme gaan bij een brandalarm niet automatisch naar buiten. Er zijn allerlei beperkingen, zowel zichtbaar als onzichtbaar, waardoor gevaarlijke situaties nóg gevaarlijker kunnen worden. Om hulpverleners daar meer inzicht in te geven, verzorgt MEE Rotterdam trainingen, workshops en voorlichtingen. “Dat doen we nooit zonder ervaringsdeskundige zelf.”

MEE Rotterdam zorgt er niet alleen voor dat mensen met een beperking meer grip krijgen op hun leven, maar ook dat zij beter begrepen worden door mensen zonder beperking. “Door onze trainingen, workshops en voorlichtingen krijgen hulpverleners meer inzicht in de problemen waar mensen met een beperking tegenaanlopen”, zegt Wilma Bruinen, coördinator groepsvoorlichting van MEE Rotterdam. “We nemen altijd een ervaringsdeskundige mee. Als iemand zelf haar of zijn verhaal vertelt, maakt dat veel meer indruk. Pas als je iemand goed begrijpt, kun je als hulpverlener alerter en sensitiever worden.”

Onzichtbare beperkingen

Voor hulpverleners zijn vooral onzichtbare beperkingen een complicerende factor. Denk aan een auditieve beperking, een chronische ziekte als MS, een licht verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel, autisme, et cetera. Voor welzijnswerkers en hulpverleners kan het lastig zijn om de juiste hulp aan te bieden, als niet precies duidelijk is welke problemen er spelen. “Het is daarom van belang om altijd alert te zijn op de mogelijkheid dat iemand een beperking heeft, ook als je die op het eerste oog niet kan zien”, legt Wilma uit. “Door op een respectvolle manier door te vragen kun je achterhalen of iemand met een beperking kampt en daardoor mogelijk specialistische hulp nodig heeft.”

De belangrijkste regel hierbij, is mensen altijd met respect behandelen. “Als je een nieuwe cliënt hebt en het gevoel krijgt dat je belangrijke informatie mist, vraag dan niet direct of diegene een beperking heeft. Dat kan onnodig kwetsen”, legt Wilma uit. “Zo vraag ik bijvoorbeeld terloops naar iemands werkloopbaan en schoolloopbaan. Als iemand antwoordt dat zij of hij Accent gevolgd heeft, dan weet je dat het praktijkonderwijs betreft. Ook zou je kunnen vragen welke baantjes iemand de afgelopen tijd heeft gehad. Stel dat iemand in een jaar tien verschillende baantjes heeft gehad, dan weet je dat die persoon het niet lang kan volhouden op een werkplek. Vervolgens kun je doorvragen of diegene niet zo goed met collega’s overweg kon, of misschien moeite had om op tijd te komen. Door voorzichtig door te vragen, kun je erachter komen of iemand kampt met een licht verstandelijke beperking, een psychische beperking of iets anders.” 

Licht verstandelijke beperking

Welzijnswerkers zouden extra alert moeten zijn op de groep mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). “In Rotterdam is er een grote groep LVB’ers die niet gezien wordt”, zegt Wilma. “Mensen uit deze groep zijn vaak street wise en verbaal heel handig. Dat houdt in dat ze gemakkelijk meepraten over verschillende onderwerpen, bijvoorbeeld omdat ze termen gebruiken die ze van andere welzijnswerkers hebben gehoord. Hierdoor krijg je al snel de indruk krijgt dat ze jou begrijpen. Daarbij is het ook logisch dat iemand doet alsof zij of hij je begrijpt, omdat de schaamte om hulp te vragen vaak groot is.”  

Wilma vertelt over een vrouw met een licht verstandelijke beperking, die tijdens een voorlichting van MEE als ervaringsdeskundige haar verhaal deelt. “Voor deze mevrouw is het heel lastig om haar dag in te delen. Als je net een baby hebt gekregen, is een vast dagritme van groot belang voor de gezondheid van je kindje. De baby moet op gezette tijden eten, ze moet voldoende slapen en op tijd verschoond worden. Voor iemand met een verstandelijke beperking kan dat een hele opgave zijn, waardoor het kindje mogelijk gezondheidsrisico’s loopt. Het is dus van groot belang dat bijvoorbeeld huisartsen alert zijn op signalen.”

Aannames en onwetendheid

Een ander belangrijk aspect is je bewust zijn van mogelijke vooroordelen en aannames. “Een van onze ervaringsdeskundigen heeft een auditieve beperking”, vertelt Wilma. “Bij voorlichtingen over doofheid vertelt ze over haar kinderen, die allebei kunnen horen. Dat zorgt vaak voor gefronste wenkbrauwen bij de toehoorders, maar in haar geval is er helemaal geen sprake van een erfelijke component. Ze is doof geworden als gevolg van een ziekte.”

Ook een mogelijkheid is dat de persoon in kwestie zelf niet op de hoogte is van haar of zijn onzichtbare beperking. “Stel dat iemand een autismespectrumstoornis heeft, dan is de kans groot dat die persoon daar zelf niet van op de hoogte is. Dat spectrum is zo breed en er zijn zoveel variaties, wat het enorm lastig maakt om daar inschattingen van te maken”, legt Wilma uit. “Bij autisme denken de meeste mensen direct aan overprikkeling, terwijl ik ook verschillende mensen met autisme ken die juist onderprikkeld zijn. Zij ondervinden minder last van lawaai, waardoor ze een alarm wel opmerken maar niet tot actie kunnen overgaan. Dat zijn dingen waar je als welzijnswerker niet direct bij stilstaat.”

Andere aanpak

Zoveel verschillende mensen, zoveel verschillende aanpakken, blijkt wel uit de workshops van MEE Rotterdam. “We geven vaak workshops aan de brandweer, politie of vervoersorganisaties”, zegt Wilma. “Dan gaan agenten bijvoorbeeld zelf rondlopen met een simulatiebril en stok, om een visuele beperking te simuleren. Of ze gaan een stukje in een rolstoel rijden, zodat ze echt ervaren hoe het is om een beperking te hebben.”

De workshops zijn daarbij heel praktisch ingestoken. “Een elektrische rolstoel, bijvoorbeeld, is hartstikke zwaar en die rol je niet zomaar weg in een noodsituatie”, legt Wilma uit. “Als de persoon in deze rolstoel zelf niet meer kan rijden in een noodsituatie, moet je toch die rolstoel zien weg te krijgen. Er zit een functie op om de rolstoel te ‘unlocken’, maar die moet je maar net kennen. Het is dus ontzettend handig om deze trucjes te leren.”

Ook een voorlichting of workshop?

Wil je ook een voorlichting of workshop over leven met een (onzichtbare) beperking voor jouw organisatie? Via MEE Rotterdam Rijnmond kun je een aanvraag indienen.

Sociaal ondernemer Lorenzo Elstak: “Kwetsbaarheid kan een kracht zijn”

Sociaal ondernemer Lorenzo Elstak: “Kwetsbaarheid kan een kracht zijn”

Openbare sporttoestellen die eruitzien als een maritiem kunstwerk: dat is Kaap Workout. Binnenkort wordt de sportroute op Katendrecht officieel geopend: je kan balanceren op Het Evenwichtskoord op het Kaapstrandje, je optrekken aan De Hijskraan op de kade bij de SS Rotterdam en spierballen kweken bij Het Stuurwiel op de kop van de Kabelhof. Deze sportieve en kunstzinnige ontmoetingsplek is maar één van de vele projecten van sociaal ondernemer Lorenzo Elstak. “Ik zie overal kansen.” 

Je doet honderdduizend dingen, maar het begon allemaal met dans?

Als kind was ik altijd al aan het dansen, in mijn vrije tijd oefende ik alle moves van Michael Jackson. Ik ben dan ook professioneel gaan dansen. Mensen worden echt blij van dansen, ze vergeten hun dagelijkse sleur. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat dansen magie is. 

Magie?

Ik danste met een groep vaak op bedrijfsfeesten, waar we altijd ontvangen werden als ‘die hiphopjongens’. De aanwezigen wilden meestal niks van ons weten. Je zag ze nog net niet hun tas steviger vastklemmen. Maar dan, als je op het podium staat, dan entertain je. Door jezelf uit te drukken door middel van dans, stel je jezelf kwetsbaar op. Mensen waarderen dat; het is kunst. De reacties gingen van ‘liever niet’, naar ‘wow, wie zijn jullie?’. Toen zag ik in dat dans ingezet kan worden als middel om te verbinden.

Hoe ben je van dans in het jongerenwerk gerold?

Ik heb bestuurskunde gestudeerd, met een minor jongerenbeleid. Toen ik afgestudeerd was, wist ik niet zo goed wat ik moest doen. Ik had het er met mijn moeder over, die naast haar vaste werk altijd veel vrijwilligerswerk heeft gedaan. Zij zag me wel iets met jongerenwerk gaan doen, omdat ik altijd al maatschappelijk betrokken was – ik kreeg vrijwilligerswerk met de paplepel ingegoten – en jongeren graag wat wilde bijleren. Zodoende heb ik vijf jaar lang op Zuid gewerkt, waar ik veel met jongeren heb gewerkt van allerlei verschillende achtergronden. Ik heb hier veel geleerd en een groot netwerk opgebouwd, maar na vijf jaar moest ik noodgedwongen mijn eigen stichting opzetten.

Hoezo noodgedwongen?

De organisatie waar ik werkte zette vooral in op het aspect veiligheid, op terugdringen van problemen, maar ik stond meer voor een aanpak vanuit maatschappelijke ontwikkeling. Ik wilde activiteiten opzetten om te zorgen voor talentontwikkeling. Mijn positieve benadering ging niet samen met die van de organisatie. Maar het had ook te maken met de tijd: de aanslagen op Charlie Hebdo waren net geweest. Ik sprak met jongeren die schreef aangekeken werden in de wijk, ze vonden het niet meer fijn in hun eigen wijk. Toevallig was de burgemeester in de buurt voor wijkgesprekken. Ik heb de jongeren geïnspireerd om hun stem te laten horen: een van hen ging het gesprek aan met Aboutaleb. De jongeren moeten weten dat hun stem krachtig is. Dat heeft me geïnspireerd om IKBENWIJ op te richten.

Wat is het idee achter IKBENWIJ?

Ik heb een programma ontwikkeld met dans, spoken word en theater. We zetten kunst en cultuur in als middel om mensen bij elkaar te brengen en in dialoog te gaan. We willen een wij-samenleving creëren, maar dat begint met ‘ik’. Door aandacht te geven aan het individu, leggen we verbinding en creëren we een wij-samenleving.

Hoe staat het er nu voor?

We zijn nu vier jaar verder en inmiddels hebben we een teambuildingsprogramma, een workshopprogramma en een scholenprogramma. Dat laatste vind ik toch wel het mooiste. We komen dan in een klas, bijvoorbeeld tijdens maatschappijleer, en beginnen met dans. Dat breekt het ijs. Dan vragen we iedereen naar welke muziek ze luisteren, bijvoorbeeld. Iedereen komt aan de beurt, de leerlingen krijgen begrip voor elkaar. Ze worden niet uitgelachen, dus er ontstaat een sfeer van veiligheid. Er ontstaat openheid en er wordt van alles gedeeld. Als iemand haar of zijn verhaal vertelt en in tranen uitbarst, dan gaan we daar integer mee om. Zo leren we de leerlingen in elkaars schoenen staan.

Is het niet lastig om jongeren zich kwetsbaar te laten opstellen?

Dat is het mooie eraan, dat gaat bijna vanzelf. De mensen die bij elkaar zitten begrijpen elkaar, doordat een veilige sfeer gecreëerd wordt. We betrekken de docenten erbij, want die moet nog met de klas verder als wij na zes workshops weer weg zijn. Soms zijn ze de tools gaandeweg verloren, soms hebben ze nog niet de kans gehad om die te ontwikkelen. We geven hen die tools en handvatten om ermee door te gaan.

Wat is de belangrijkste les die je leerlingen meegeeft?

Geef anderen de ruimte om zichzelf te zijn. Nadat ik heb opgetreden, vertel ik dat ik als jonge gozer altijd al bezig was met dans. Dat ik in groep 7 urenlang de moves van Michael Jackson stond te oefenen. Ik had een buitenboordbeugel, maar toch lachte niemand me uit. Ik heb altijd de ruimte gekregen om mezelf te zijn. Geef je klasgenoten ook die ruimte, ook al vind je ze misschien een beetje raar. Maar wie weet, staat die klasgenoot over vijftien jaar op een podium en ben jij degene die voor haar applaudisseert.

Ga je wel eens terug naar klassen, om te kijken hoe het gaat?

Laatst zijn we nog teruggegaan naar groep 7. Daar zat een docent die een valse start gemaakt had. De leerlingen waren een juf beloofd, maar kregen een meester. Hij kwam net zelf uit de schoolbanken, dus hij stond gelijk 2-0 achter. We zagen dat ze niet goed communiceerden. Zo sprak de docent bijvoorbeeld over de leerlingen waar ze bij waren, in plaats van met hen. We zijn er zes weken geweest en hebben heel wat losgemaakt. Een half jaar later belde de docent ons op: de leerlingen vroegen steeds naar ons en hij wilde laten zien hoe goed het ging. Natuurlijk zijn er nog steeds uitdagingen, maar het bewustzijn om deze aan te pakken is er.

Wat heb je zelf geleerd van al die workshops?

Dat kwetsbaarheid een kracht kan zijn in plaats van een zwakte. Door ons kwetsbaar op te stellen, en niet belerend een klas in te stappen, creëren we veiligheid. We hebben allerlei handvatten en tools, maar soms moet je het net even anders doen. We werken met mensen, dus moet je het voelen, je moet maatwerk leveren. En soms ga je op je bek, dan moet je toegeven. Die kwetsbaarheid als kracht, dat leer ik elke keer opnieuw.

Geldt dat ook voor je andere projecten? IKBENWIJ is immers niet het enige waarmee je bezig bent.

Mijn projecten staan allemaal op een of andere manier met elkaar in verbinding. Mijn entertainmentbedrijf Pure Amusement is ontstaan toen ik als jongerenwerker en danser werkte. Ik was altijd aan het netwerken en druk met opdrachten binnenhalen. Ik wilde andere creatievelingen ook meer werk bezorgen en zo ontstond het idee om hen meer te leren over ondernemen. Ik zag het vaak fout gaan dat deze mensen heel creatief zijn, maar dat ze een stukje ondernemerschap – boekhouding, acquisitie, dat soort dingen – misten. Die adviesfunctie ben ik gaan professionaliseren en dat is uitgemond in onderwijs: ik geef nu lessen ondernemerschap op het Albeda Danscollege.

Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om dansles toegankelijk te maken in alle wijken. Het is zonde als ouders het niet kunnen betalen of niet de tijd of mogelijkheid hebben om naar het Hiphophuis te gaan bijvoorbeeld. Daarom heb ik een project opgezet, waarbij dansles in de wijk wordt gegeven. Heel laagdrempelig, zodat iedereen in aanraking kan komen met dans.

Zou je je kunnen richten op een van je activiteiten, of is die combinatie juist wat jou jou maakt?

Kijk, ik zie gewoon altijd kansen en verbindingen. Mijn projecten zijn eigenlijk niet los van elkaar te zien en ze geven allemaal veel voldoening. Het gaat altijd om de pijlers kunst en cultuur, sport, ondernemerschap en zorg en welzijn. Ik pas al die elementen iedere keer opnieuw toe, steeds in een ander jasje.

Oftewel, je houdt maar niet op?

Nee, ik heb net weer een nieuwe stichting opgericht: Platform Katendrecht, dat ook gericht is op verbinding. De doelgroep is alle Kapenezen, maar vooral jongeren. Het is mooi dat hier op Katendrecht veel ontwikkeld is en dat er sterke schouders zijn bijgekomen, maar daar moet iedereen van kunnen profiteren. Met Platform Katendrecht willen we kookcursussen organiseren, lessen ondernemerschap geven, een vraagbaak zijn voor jongeren. We hebben een nieuwe ruimte aan de Tolhuislaan 111, waar iedereen van Katendrecht kan binnenlopen, maar waar ook geprogrammeerd wordt. We zijn wel nog op zoek naar mensen om mee samen te werken en partners die ons willen ondersteunen. Dat kan zowel financieel als in netwerk en expertise.

Een voorbeeld van onze activiteiten was een brunch die we hebben georganiseerd voor jongeren op ss Rotterdam. Stel dat je hier al je hele leven woont en er komt ineens zo’n groot schip in je wijk, maar je hebt niet het gevoel dat het ook voor jou is… Dan kan ik me voorstellen dat die jongeren daar niet blij mee zijn. Daarom hebben we dertig jongeren uitgenodigd voor een brunch op het schip, waarbij ze een rondleiding kregen van de directeur en iets leerden over de geschiedenis van het schip. Na afloop kwamen enkele jongeren zelf vragen of ze er konden komen werken. Kijk, dat zijn kleine dingen die je kan doen om verbindingen tussen ondernemers en bewoners te verbeteren.

Meer weten, samenwerken met Lorenzo of een van zijn projecten ondersteunen? Kijk op www.lorenzoelstak.nl

Genderstereotypen? Zoë Papaikonomou geeft tips om ze weg te wassen

Genderstereotypen? Zoë Papaikonomou geeft tips om ze weg te wassen

Een fles duurzaam wasmiddel om blinde vlekken weg te wassen. Dat is de prijs die onderzoeksjournalist en podcastmaker Zoë Papaikonomou samen met Radio 2 DJ One’sy Muller in Bonte Was Podcast uitdeelt aan mediamakers die te veel stereotypen gebruiken. Ze is ook medeauteur van het mediakritische boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’ Volgende week staat ze Rotterdamse professionals te woord in het IDEM Kennisatelier ‘Maar je zei toch jongens?’, over gender en stereotypen. We vroegen haar om alvast een tipje van de sluier te lichten.

Wat voor stereotypen?

Genderstereotypen, dus. Reclames, foto’s of verhalen waarin mannen traditionele ‘mannendingen’ doen en vrouwen traditionele ‘vrouwendingen’. Door continu deze stereotypen tegen te komen, wordt emancipatie een stuk lastiger. Zoë geeft een voorbeeld: “In de beeldbank van WOMEN Inc. zit een voorbeeld van een tv-programma, waarin zes wetenschappers aan het woord komen. De mannen zijn op hun kantoor geïnterviewd,  de enige vrouwelijke wetenschapper zit in haar keuken . Los van het feit dat vrouwen überhaupt weinig in beeld komen als deskundige, worden ze vaak nog in relatie tot een thuissituatie of moederschap geportretteerd. Dat geeft een beperkt beeld.”

‘Er zijn nu eenmaal minder vrouwelijke deskundigen’, ‘Ze willen meestal niet meewerken’, zijn veelgehoorde verweren van journalisten, programmamakers of communicatieprofessionals. Dat kan wel zo zijn, meent Zoë, maar het is vooral een teken dat journalisten beter hun best moeten doen. “Journalisten vallen snel terug op hun netwerk, dat vaak beperkt is. Het is gemakkelijker om te kiezen voor sprekers die je al kent, waarvan je weet dat ze gemakkelijk praten. Toch ontslaat je dat niet van de plicht om verder te zoeken, want er is genoeg deskundigheid onder vrouwen.”

Oké, maar hoe zit het dan precies met die stereotypen?

Aan de stereotiepe representatie van vrouwen liggen verschillende mechanismen ten grondslag. Extreme tegenstellingen is er daar een van. “Neem het nieuws over de Technische Universiteit in Eindhoven, die voor openstaande vacatures voorlopig alleen vrouwen wil aannemen”, legt Zoë uit. “In de berichtgeving worden over het algemeen een voor- en tegenstander van dit idee aan het woord gelaten, die het dan moeten gaan uitvechten. Hierdoor blijft de discussie oppervlakkig. Het zou veel diepgaander zijn om twee voorstanders te laten debatteren over een correcte uitvoering van dit plan.”

Terminologie is een tweede mechanisme, dat hardnekkig stereotypen in stand houdt. “Onlangs kwam ik de kop ‘Vrouw wordt directeur Havenbedrijf’ tegen”, vertelt Zoë. “Deze vrouw heeft ook een naam, waarom zou die niet in de kop kunnen? Door continu de nadruk te leggen op gender (wat alleen bij vrouwen gebeurt), wordt het nooit ‘normaal’ dat een vrouw directeur is.”

Het eerdergenoemde voorbeeld, waarbij mannelijke wetenschappers op kantoor en de vrouwelijke wetenschappers in de keuken worden geïnterviewd, is een voorbeeld van ‘othering’. Ook dit mechanisme ziet Zoë keer op keer terug in allerlei communicatie-uitingen.

Hoe moet het dan wel?

Oké, maar veel vrouwen combineren nu eenmaal het moederschap met een baan? En wat is er mis met een vrouw die zich met alle liefde fulltime stort op haar gezin en huishouden? Moeten communicatieprofessionals die dan verbannen naar de archiefkast? Natuurlijk niet, stelt Zoë gerust, maar het wordt een probleem wanneer vrouwen álleen in die hoedanigheid in beeld gebracht worden, of altijd ermee geassocieerd worden, en mannen nooit op die manier in beeld gebracht worden, terwijl ook zij werk en een gezinsleven combineren. “Zorg ervoor dat je heel kritisch bent op jezelf”, licht Zoë toe. “Welke onderwerpen kies je uit voor de nieuwsbrief van je organisatie? En welke woorden kies je (denk aan de kop over de nieuwe directeur van het Havenbedrijf)? Vergeet ook vooral niet om goed na te denken over het beeldmateriaal dat je kiest: staan er altijd zowel mannen als vrouwen op? En staan ze in genderstereotype omgevingen?”

Ook op strategisch niveau is het goed om als organisatie na te denken over de taal en beelden die je gebruikt. Gebruik je de vrouwelijke of mannelijke functietitel in een vacature? Benoem je specifiek dat je zoekt naar vrouwen én mannen én mensen die buiten dit spectrum vallen? “Het is goed om hier echt over na te denken”, zegt Zoë. “Gebruik je altijd directeur, of kies je toch liever voor directrice en directeur? Ik heb niet het antwoord voor je, maar het is van belang is om een keuze te maken en deze consequent toe te passen.”

Makkelijker gezegd dan gedaan

Alles goed en wel, maar de meeste communicatieprofessionals hebben hun handen al vol aan de taken die ze op hun bordje krijgen. “Vooral bij kleine organisaties zie je dat communicatieprofessionals veel taken op zich krijgen”, erkent Zoë. “Het is dan ook begrijpelijk dat het als extra werk aanvoelt. Het kost in het begin nu eenmaal meer tijd om bij iedere nieuwsbrief en iedere socialmediapost weloverwogen inclusief te werk te gaan. Veel werkgevers  realiseren zich dat niet. Daarom is het van belang hierover in gesprek te gaan met je collega’s en leidinggevende. Bespreek wat je als organisatie wil uitdragen en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben om dat te realiseren.”

Meer weten?

Wil je meer weten over het herkennen en voorkomen van genderstereotypen in de manier waarop je communiceert? Bezoek dan het IDEM Kennisatelier ‘Maar je zei toch jongens’ op donderdag 4 juli 2019 in Rotterdam. Meer informatie of aanmelden? Stuur een e-mail naar m.modderman@radar.nl

North Sea Round Town: jazz voor een inclusieve samenleving

North Sea Round Town: jazz voor een inclusieve samenleving

Luisteren met je handen, spoken word van de straat en Rotterdammers met een lichamelijke beperking die een concert geven: North Sea Round Town draait niet alleen om jazz, maar vooral om inclusie! In aanloop naar het North Sea Jazz Festival kun je van 27 juni tot en met 14 juli overal in Rotterdam tegen jazzmuzikanten aanlopen. North Sea Round Town brengt jazz naar de meest bijzondere plekken, in de meest bijzondere vormen en met de meest bijzondere partners. Michelle Wilderom, directeur van North Sea Round Town, vertelt over samenwerkingen in de stad.

Hoe is North Sea Round Town ontstaan?

Toen het North Sea Jazz Festival in 2006 naar Rotterdam kwam, wilde de gemeente een cadeau geven aan de stad. Als drie dagen lang topmusici in Rotterdam spelen, dan moet de stad daarvan kunnen meegenieten, was de gedachte. Daarom werd voorafgaand aan North Sea Jazz een fringe festival georganiseerd. In eerste instantie was het een groot, gratis programma op straat, waarbij Rotterdammers onverwacht tegen jazz aanlopen en kunnen kennismaken met de stad. In de loop der jaren is het uitgegroeid tot een groot evenement – waarbij muziek wordt gespeeld op straat, in de metro, op het centraal station – en zijn ook de jazzpodia en -programmeurs van de stad erbij betrokken.

Waarom zijn jullie de crossover met zorg en welzijn gestart?

Vanuit de gedachte dat het een cadeau voor de stad is, zochten we naar manieren om de muziek toegankelijk te maken voor alle Rotterdammers. We zijn daarom in 2016 begonnen met buurtconcerten, aanvankelijk in verzorgingshuizen. Dat werd breed uitgemeten in de media, maar daardoor kregen mensen het idee dat North Sea Round Town een festival voor ouderen is. Daarom zijn we gaan focussen op sociaalmaatschappelijke verrijking in de breedste zin van het woord en meer gaan nadenken over manieren om vorm te geven aan diversiteit en inclusie. Zo is het Klankconcert, dat ooit als pilot begon in samenwerking met het Oogziekenhuis, uitgegroeid tot een groot concert in de Laurenskerk. Mensen luisteren geblinddoekt naar het concert. Als je je ogen afdekt en het op dezelfde manier ervaart als blinde of slechtziende mensen, dan kun je als gelijkgestemde het concert ervaren.

Wat is de meest bijzondere samenwerking van het festival?

Deze editie werken we samen met vijf onafhankelijke, jonge programmeurs, alle vijf Nederlanders met een andere culturele achtergrond. Zij kennen de stad als geen ander en hun expertise op het gebied van jazzmuziek, in de breedste zin van het woord, is erg waardevol. Raluca Baicu (Nederlands-Roemeens) heeft een nachtprogramma samengesteld op de 31e verdieping van De Rotterdam. Tussen twaalf uur ’s avonds en acht uur ’s ochtends is er avantgardistische topjazz, waarbij het geluid meegaat op de verschillende fasen van licht gedurende de dag- en nachtcyclus. Ik ben er heel trots op dat we deze vijf professionals een podium kunnen bieden voor hun programma en waar mogelijk samen kunnen dromen om mooie projecten te realiseren.

Verder vieren we dit jaar dat het honderd jaar geleden is dat het eerste – geregistreerde – jazzconcert heeft plaatsgevonden in Rotterdam. We pakken daarom extra feestelijk uit, onder meer met een historische jazzroute. Als een sliert door de stad gaan grote Rotterdamse jazznamen, als Benjamin Herman, samen met Codarts-studenten langs vergeten jazzplekken van vroeger om er te spelen: een samenwerking met Codarts en Jazz International Rotterdam.

Het mooie aan deze bijzondere samenwerkingen, is dat niet alleen de toehoorders van jazz kunnen genieten, maar ook dat het muzikanten kan inspireren en iets kan leren. De confrontatie in de stad, of dat nou op een plein, een station of in een verzorgingshuis is, vraagt een hele andere benadering. Van zo’n nieuwe ervaring kun je ontzettend veel leren.

Een van de doelen van IDEM Rotterdam is organisaties in de stad met elkaar verbinden. Dat lijkt jullie door de muziek heel goed af te gaan.

Als het gaat om verbindingen leggen in de stad, heb ik als directeur van een muziekfestival een groot kapitaal in handen, ook crosssectoraal. Muziek is namelijk een hele fijne en vrolijke manier om interactie en samenspel tot stand te brengen. Jazz is van oorsprong ontstaan als social music, het is bedoeld om mensen te laten samenkomen. Dat sociale en maatschappelijke aspect zit heel erg in de samenwerkingen die wij aangaan. Je hoeft eigenlijk niks te zeggen, want de muziek spreekt al voor je. Het gaat om de noten die je speelt.

We zorgen ervoor dat we op plekken spelen waar bijzondere doelgroepen zijn, die heel blij zijn als we binnenkomen en met hen samenwerken. Denk aan de verzorgingshuizen of sociaal restaurant Hotspot Hutspot. Als directeur van een groot festival voelt het als mijn verantwoordelijkheid om het platform in te zetten voor dit soort ontmoetingen. Natuurlijk moet er een flink potje jazz gespeeld worden, maar daarnaast wil ik de mogelijkheid aangrijpen om een inclusieve samenleving op de agenda te zetten.

Hoogtepunten

Enkele hoogtepunten tijdens North Sea Round Town:

• My Breath My Music: nadat vijf Rotterdamse muzikanten met een lichamelijke beperking een masterclass van Candy Dulfer hebben gevolgd, geven ze met hun op maat gemaakte instrumenten een spetterend optreden in Lokaal Cultuur Centrum ’t Klooster, in samenspel met vijf topbands.

Donderdag 27 juni, 16.00 – 19.30 uur – feestelijke aftrap van de Buurtconcerten met aanschuifdiner – ’t Klooster, Afrikaanderplein
Vrijdag 12 juli, 19.30 uur, Hotspot Hutspot Lombardijen

Luisteren met je handen: dove, slechthorende en horende kinderen kunnen zich in deze muzikale workshop uitleven door met ingrediënten uit de moestuin een muziekcompositie te maken.

Zaterdag 29 juni & 13 juli; 13.30 tot 15.00 uur & 15.00-16.00 uur – Villa Zebra – op aanvraag mogelijk voor groepen en scholen.

• SPRAZZ: spokenwordartiesten vertellen over de buurt waar ze wonen en de mensen die de stad vormen. Oftewel, spoken word en jazz van de straat!

Vrijdag 5 juli – Mono

Kennisatelier – Special Edition

IDEM Rotterdam organiseert op 27 juni een Special Edition Kennisatelier – Inzoomen op bijzondere samenwerkingen, samen met Cultuur Concreet en North Sea Round Town. Meer informatie over de Special Edition van het Kennisatelier vind je hier.

5 vragen over…. IDAHOT

5 vragen over…. IDAHOT

Het is IDAHOT! Op allerlei gebouwen wordt op 17 mei de regenboogvlag gehesen. Maar wat is dit eigenlijk voor dag? Waarom is deze dag in het leven geroepen? En voor wie? We vroegen het aan Karlijn van der Boon, preventiemedewerker bij antidiscriminatiebureau RADAR. “Lhbti’ers worden nog altijd dagelijks geconfronteerd met de realiteit van discriminatie.”

1. Wat is IDAHOT?

IDAHOT staat voor de International Day Against Homophobia, Transphobia and Biphobia. Oftewel – in het Nederlands – de Internationale Dag tegen homofobie, transfobie en bifobie. Wereldwijd wordt op 17 mei aandacht gevraagd voor homohaat en de sociale onwenselijkheid daarvan. De dag werd in 2003 in het leven geroepen door de Canadese organisatie Fondation Emergence, maar inmiddels doen zo’n 130 landen mee.

Er is specifiek gekozen voor 17 mei, omdat de Wereldgezondheidsorganisatie op deze dag in 1990 besloot om homoseksualiteit te schrappen uit de lijst met psychische aandoeningen. Tot die tijd stond het namelijk nog altijd in de International Classification of Diseases, een officiële lijst met aandoeningen die wereldwijd gehanteerd wordt.

2. Waarom is IDAHOT belangrijk?

Het feit is dat er nog steeds veel homo- en transfobie in de wereld bestaat. Nog veel mensen krijgen met de keiharde werkelijkheid van discriminatie te maken om hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Ze krijgen moeilijker een baan, worden uitgesloten of gepest. Als gevolg daarvan kampen ze vaker met depressies of zelfs zelfmoordgedachten dan niet-lhbti’ers. Soms zit homo- of transfobie ook in lhbti’ers zelf: als je continu van de mensen om je heen het idee krijgt dat de samenleving jou niet oké vindt, dan ga je het zelf ook niet oké vinden.

In tegenstelling tot evenementen als de Rotterdam Pride, waar seksuele diversiteit vooral gevierd wordt, gaat het tijdens IDAHOT met name om bewustwording. Een dag als deze maakt seksuele en genderdiversiteit zichtbaar, wat bijdraagt aan de sociale acceptatie.

3. Hoe is het gesteld met de veiligheidsbeleving van lhbti’ers?

Hoewel het steeds beter gaat met de sociale acceptatie van seksuele en genderdiversiteit, zie je dat niet per se terug in het veiligheidsgevoel van veel lhbti’ers. Als mensen gevraagd wordt of ze vinden dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn, antwoorden ze vaak met ja. Toch gedragen mensen zich daar niet altijd naar. Wanneer iemand eruitziet als een jongen, maar zich niet genderconform gedraagt of kleedt, dan loopt deze persoon een groot risico op negatieve reacties. Die lopen uiteen van uitschelden tot bespugen of van nagekeken worden tot mishandeld worden.

Momenteel doet IDEM Rotterdam onderzoek naar de veiligheidsbeleving van lhbti’ers in Rotterdam. Het doel van dit onderzoek is om nadere richting te geven aan beleid, maatregelen en activiteiten ter bevordering van de veiligheid van deze doelgroep. De onderzoekers zijn nog op zoek naar lhbti’ers uit Rotterdam die hierover geïnterviewd willen worden. Uiteraard is deelname anoniem. Als je mee wil doen of meer informatie wil, kun je contact opnemen met Rob Witte via r.witte@art1.nl .  

4. Hoe herken je een onveilig klimaat voor lhbti’ers als professional?

Wanneer homo als scheldwoord gebruikt wordt en homoseksualiteit een taboe is, dan zorgt dat ervoor dat je niet gemakkelijk uit de kast komt. Tijdens mijn werk heb ik gemerkt dat er best wel veel scholen zijn waar docenten zeggen dat het bij hen niet speelt, vanwege het feit dat niemand uit de kast is. De vraag is natuurlijk of er daadwerkelijk geen lhbti’ers zijn, of dat ze er niet open over durven te zijn. Immers, als je je niet veilig voelt praat je niet over je seksuele gerichtheid.

In andere gevallen is duidelijk sprake van een onveilig klimaat voor lhbti’ers. Er zijn scholen of zorginstellingen waar leerlingen of bewoners heel heftig reageren, bijvoorbeeld omdat ze homofobie van huis uit hebben meegekregen. Wat je vaak ziet, is dat ‘tegenstanders’ het hardst roepen.

5. Wat kun je doen als professional om het klimaat binnen jouw organisatie veiliger te maken?

Er zijn twee groepen die je aandacht nodig hebben. De eerste groep betreft de lhbti’ers, van wie je misschien niet weet wie het zijn, maar die zich mogelijk onveilig voelen. De tweede groep bestaat uit de onruststokers of degenen die zorgen voor de discriminerende sfeer.

Voor de lhbti’ers kun je een veilige omgeving creëren door seksuele en genderdiversiteit bespreekbaar te maken. Daarbij is het van belang om het onderwerp specifiek te benoemen; in het algemeen zeggen dat ‘alles bespreekbaar is’ blijkt niet te werken. Laat weten dat de instelling expliciet aandacht heeft voor lhbti’ers, bijvoorbeeld door posters op te hangen, het onderwerp af en toe aan te kaarten en te wijzen op de mogelijkheid tot een vertrouwelijk gesprek.

Met betrekking tot de ‘onruststokers’ is het van belang om te laten weten hoe jij als professional over het onderwerp denkt. Als je het een lastig onderwerp vindt, is het mogelijk om niet inhoudelijk op het onderwerp in te gaan, maar je kan altijd aangeven dat je het woord ‘homo’ niet als scheldwoord wil horen. Houd er rekening mee dat ‘schreeuwers’ vaak in de minderheid zijn; door ook anderen aan het woord te laten ontstaat er vaak een positievere sociale norm.

Uiteindelijk kun je altijd inzetten op ‘agree to disagree’. Mensen hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar ze moeten elkaar wel met respect behandelen.

Meer weten over IDAHOT?

Kom naar het interessante dagprogramma in de bibliotheek Rotterdam, met inspirerende keynotesprekers, interactieve kennislabs en een workshop over lhbti-veiligheid in het onderwijs door Karlijn van der Boon.

Hoogleraar Lucas Meijs over de vrijwilliger in de toekomst

Hoogleraar Lucas Meijs over de vrijwilliger in de toekomst

Bij sommige organisaties lopen vrijwilligers de deuren plat, andere moeten ze er aan de haren bij trekken. Als het voor bepaalde organisaties nu al lastig is om voldoende vrijwilligers te vinden, hoe moet dat dan in de toekomst? We vroegen het aan Lucas Meijs, hoogleraar Strategic Philantropy and Volunteering aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

“Al twintig jaar schommelt het percentage vrijwilligers in Nederland tussen de 40 en 50 procent”, zegt Meijs. “Dat komt nu neer op zo’n zeven miljoen vrijwilligers. Het is wel zo dat de tijd die aan vrijwilligerswerk besteed wordt gemiddeld per persoon terugloopt. Daardoor lijkt het voor sommigen dat Nederlanders weinig aan vrijwilligerswerk doen, maar dat is dus allerminst het geval. Er zijn nu eenmaal organisaties waar mensen graag werken en plekken waar mensen minder graag werken.”

Vrijwilligerswerk of niet?

Ook de definitie van vrijwilligerswerk die iemand hanteert, heeft invloed op dit beeld. “Het probleem is dat we vaak praten over vrijwilligers alsof het werknemers zijn”, legt Meijs uit. “Maar bij vrijwilligerswerk gaat het niet om functies, het gaat om de beloningsstructuur (0 euro). In principe valt alles wat je buiten je eigen huishouden voor anderen of de samenleving doet zonder ervoor betaald te krijgen, onder vrijwilligerswerk. Stel dat je met vijf buren met een migratieachtergrond samenkomt om dozen in te pakken met spullen voor arme mensen in het thuisland, dan is dat vrijwilligerswerk. Anderen, met een smallere invulling, zullen echter hameren op een formele organisatie die erachter moet zitten.”

Een ander aspect dat invloed heeft op de definitie van vrijwilligerswerk is tijd. “Als ik vijf minuten spendeer om een politieke petitie door te sturen, dan zie ik dat als vrijwilligerswerk. Het is namelijk een politieke actie waar ik niet voor betaald krijg”, zegt Meijs. “Anderen zouden het pas als echt vrijwilligerswerk zien als iemand urenlang de straat op gaat om anderen die petitie te laten ondertekenen.”

Structureel tekort

Los van de persoonlijke interpretatie van wat vrijwilligerswerk is, doet Nederland het wereldwijd gezien goed als het om aantallen gaat. Toch zijn er steevast twee groepen waar je een tekort aan vrijwilligers ziet: in bestuursfuncties en in de zorg. Los daarvan zijn er organisaties die áltijd meer vrijwilligers kunnen gebruiken. Zo zijn er ongeveer dertigduizend vrijwilligers die namens De Zonnebloem mensen thuis opzoeken, maar daar kunnen er altijd meer bij. Dat is niet omdat ze zo weinig vrijwilligers hebben, maar omdat er zoveel eenzame mensen zijn.”

Daarbij is de behoefte niet altijd concreet. “Bijna alle organisaties antwoorden volmondig ‘ja’ op de vraag of ze meer vrijwilligers kunnen gebruiken, maar specifieke vacatures zijn er vaak niet”, zegt Meijs. “Daarnaast kun je proberen meer vanuit de behoefte van de vrijwilliger te denken in plaats van de organisatie. Als je iemand zoekt voor een dinsdag, maar de vrijwilliger kan alleen op woensdag, kun je dat dan verschuiven? Vraag je ook af of je misschien werk aanbiedt dat veel mensen simpelweg niet leuk vinden om te doen? Of is het misschien werk dat maar een beperkt aantal mensen kan?”

Schieten met hagel

“Veel organisaties schieten met hagel als ze zoeken naar vrijwilligers, terwijl ze een gerichte zoekactie zouden moeten opzetten”, legt Meijs uit. “Denk bijvoorbeeld na over de plek waar je flyers ophangt. Stel dat je iemand zoekt om een praatgroep voor transgender personen te begeleiden, hang dan geen flyers op bij een conservatieve leesclub. Of wanneer je als tafeltje-dekje chauffeurs nodig hebt, ga er dan niet automatisch van uit dat iedereen een rijbewijs heeft.”

Veranderingen door technologie

Door technologische ontwikkelingen is vrijwilligerswerk veranderd, maar het biedt ook nieuwe mogelijkheden. “Het grootste voordeel is dat vrijwilligerswerk minder plaats- en tijdgebonden te maken is”, zegt Meijs. “Campagnevoeren voor een politieke partij kan op Twitter terwijl je op de trein staat te wachten. Of kletsen met eenzame ouderen kan via de chat als je zelf thuis op de bank zit. Of geld inzamelen voor een goed doel, bijvoorbeeld via een sponsorloop, kan via een online crowdfundingsactie in plaats van langs de deuren te gaan. Het is kortom veel gemakkelijker geworden om vrijwilligerswerk te doen.” 

Inclusief vrijwilligerswerk

Technologische ontwikkelingen maken bepaalde vormen van vrijwilligerswerk ook juist toegankelijker. “Samen met Australische collega’s hebben we onderzoek gedaan naar een museum in Australië”, vertelt Meijs. “Het museum wilde graag de gehele collectie virtueel beschikbaar stellen. Daarvoor hebben ze de werken gefotografeerd, maar ook de beschrijvingen. Ze hebben online een netwerk van vrijwilligers opgetrommeld om die teksten te laten uittypen. Iemand die op de trein stond te wachten, had dan een deel van beschrijvingen overgetikt. Weer anderen werden gevraagd om de teksten te controleren. Op die manier konden ook mensen die bijvoorbeeld in een rolstoel zitten, vanuit huis vrijwilligerswerk doen en tegelijkertijd de collectie bezichtigen.”

Vormen die verdwijnen

Er komen nieuwe vormen van vrijwilligerswerk bij, maar er vallen ook vormen af. “Organisaties die klagen over het aantal vrijwilligers, zijn vaak organisaties die om zullen vallen in de nabije toekomst”, zegt Meijs. “Denk bijvoorbeeld aan schaakverenigingen, die omvallen omdat we online schaken tegen mensen over de hele wereld. Of als je graag wandelt kun je lid worden van een wandelsportvereniging, contributie betalen en je aan de regels van de vereniging houden. Maar je kan ook via social media vijftig mensen uitnodigen en zelf een wandeltocht houden.”