Nieuw in de Kennisbank: Moslimdiscriminatie en islamkritiek: wat betekent dat en wat zijn de verschillen?

Nieuw in de Kennisbank: Moslimdiscriminatie en islamkritiek: wat betekent dat en wat zijn de verschillen?

Iedere maand wordt onze Kennisbank aangevuld met de nieuwste onderzoeken en publicaties op het gebied van inclusie, discriminatie en (LHBTIQ+) emancipatie. In de rubriek ‘Nieuw in de Kennisbank’ lichten we een van de publicaties uit. Deze keer een rapport van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS): Moslimdiscriminatie en islamkritiek: wat betekent dat en wat zijn de verschillen?

Kritiek hebben op de islam is één ding, moslimdiscriminatie is een ander. Mensen mogen kritiek uiten op de islam, of welke religie dan ook. Toch wordt moslimdiscriminatie soms verpakt als ‘kritiek op de islam’, of is de grens niet helemaal duidelijk. Daarom deed KIS onderzoek naar de verschillen. KIS bestudeerde 250 bronnen om de verschillen tussen islamkritiek en moslimdiscriminatie grondig te onderzoeken en onderbouwen. De hoofdvraag is opgedeeld in drie deelvragen, die we hieronder – met antwoord – citeren.

1: Wat is discriminatie tegen moslims en wat is islamofobie?

Discriminatie betekent iemand anders behandelen, achterstellen of uitsluiten vanwege bijvoorbeeld diens afkomst, religie, huidskleur of andere persoonlijke kenmerken. Zowel impliciete (meer automatische, onbewuste) als expliciete vooroordelen en stereotypen zijn een voorspeller van discriminatie of anderszins negatieve bejegening van een bepaalde groep. Daarnaast spelen sociale normen een rol in het ontstaan en in stand houden van anti-moslimdiscriminatie: dat betekent dat wanneer mensen denken dat andere mensen een bepaalde groep discrimineren (of juist niet), dat zij meer geneigd zijn om dat zelf dan ook te doen.

Discriminatie is dus ook duidelijk niet een individueel probleem maar een maatschappelijk probleem. Islamofobie is een term die zowel vroeger als nu wordt gebruikt en in empirische onderzoek meestal verwijst naar een negatieve houding (vooroordelen en stereotypen) van mensen ten aanzien van de islam en moslims. De nadruk ligt met deze term op angst voor moslims. Islamofobie wordt soms ook beschreven in termen van gedrag en er is een duidelijke relatie tussen een negatieve houding (waaronder angstgevoelens) hebben en negatief gedrag (discriminatie) naar moslims. Er is echter kritiek op de term onder meer omdat het een idee kan geven dat een negatieve houding ten aanzien van moslims alleen wordt vormgegeven door angst. Om die reden worden ook andere termen gebruikt, zoals moslimdiscriminatie en anti-moslimracisme. De laatste term lijkt beter te passen dan de term islamofobie en moslimdiscriminatie omdat (a) de term racisme naar een systeem verwijst van ongelijkheid in de samenleving op tal van terreinen en duidelijk maakt dat het niet gaat om slechts incidenten en (b) omdat moslims vaak geracialiseerd worden als groep: of je nu daadwerkelijk moslim bent of niet, zodra je een bepaald uiterlijk hebt en/of uit een land komt waar moslims in de meerderheid zijn, loop je het risico gediscrimineerd te worden vanwege je (vermeende) moslim zijn. Alhoewel er sprake lijkt te zijn van anti-moslimracisme in de samenleving, wordt dat niet altijd herkend.Onder meer omdat er termen worden gebruikt ten aanzien van moslims die niet gaan over ‘ras’, maar over cultuur. Racisme gaat echter over een groep mensen minderwaardig achten en systematisch achterstellen en dat geldt niet alleen op grond van vermeend ‘ras’, maar ook op basis vaan termen als etniciteit, cultuur of religie.

2: Wat is kritiek op de islam?

Religie kan worden omschreven als ‘een systeem van overtuigingen en praktijken, op basis van een groep mensen dat worstelt met de uiteindelijke problemen van het menselijke leven.’ De kernelementen van religie zijn (1) geduide werkelijkheden (naast de tastbare empirische werkelijkheid wordt aangenomen dat er nog een andere werkelijkheid bestaat), (2) geduide ervaringen (bijzonder ervaringen die gelovigen als religieus of bovennatuurlijk duiden) en (3) religieus geduide normen (religies hebben vaak ideeën over geboden en verboden, normen en regels). Mensen die kritisch naar religie kijken kunnen kritiek daarop hebben, maar ook op hoe er vorm wordt gegeven aan religie. Doorgaans gaat het om kritiek op (1) religieuze praktijken, (2) op specifieke religieuze ideeën uit een geloofstraditie en (3) op religieuze figuren en instituten of (4) op het idee van religie an sich. Kritiek op de islam kan komen uit verschillende hoeken. We hebben in dit rapport niet onderzocht of deze kritiek terecht is of niet, maar hebben wel een ordening gemaakt van deze kritiek. Allereerst gaat het om kritiek vanuit moslims zelf: dan wordt het vaak intra-religieuze of intergenerationele kritiek genoemd. Ten tweede kan de kritiek ook komen vanuit mensen die een ander geloof aanhangen (bijvoorbeeld christenen) en vanuit mensen die geen religie aanhangen: vanuit al deze groepen kan het gaan om onder meer (seculier) liberale kritiek, feministische kritiek of kritiek op de omgang met seksualiteit (en in het bijzonder lhbti+ negativiteit) of kritiek vanuit een bio-ethisch perspectief (bijvoorbeeld de omgang met abortus). En al deze kritiek kan uiteraard ook vanuit moslims zelf komen; zo zijn er diverse moslimfeministen die een feministische visie op de islam voorstaan. Vanuit christelijke hoek kan het gaan om christelijk-apologetische kritiek: theologisch geïnspireerde religiekritiek op de islam, vanuit het perspectief van religieuze waarheidsclaims en het idee dat het Christendom de enige ‘ware’ religie is. Kritiek op de islam kan net zoals kritiek op andere religies legitiem zijn in een democratische samenleving. Maar opvallend is dat juist de islam zoveel kritiek krijgt; in verschillende studies zien we dat het met name de islam is die onder vuur ligt vanwege bijvoorbeeld praktijken waarin vrouwen worden achtergesteld, terwijl het christendom dat niet krijgt. Een mogelijke verklaring hiervoor is de onmachtige positie van moslims in de samenleving; kritiek op de islam kan een manier zijn om de machtsverhoudingen in de samenleving te versterken, waarbij moslims zich moeten aanpassen aan niet-moslims.

3: Wat is uit empirisch wetenschappelijk onderzoek bekend over de verschillen tussen beide fenomenen?

Er is slechts één concreet meetinstrument gevonden om een onderscheid te maken tussen islamkritiek en anti-moslimracisme. Het gaat om een meetinstrument van Imhoff en Recker (2012) dat een onderscheid maakt tussen vooroordelen ten aanzien van moslims (islam prejudice) en kritiek op de islam als religie. Voor ieder concept worden kenmerken beschreven. Deze indeling en kenmerken sluiten aan bij wat gevonden is in de empirische literatuur en deze indeling lijkt dan ook betrouwbaar. In deze indeling wordt islam prejudice beschouwd als een negatieve houding naar alles wat voortkomt uit de islam of van moslims. Dat betekent onder meer dat de islam en moslims gezien worden als één groot zelfde niet-progressief blok, als per definitie gewelddadig, als compleet ‘anders’ en als politieke ideologie in plaats van religie. Ook het vergoelijken van discriminatie ten aanzien van moslims hoort hierbij. Dit is volgens het meetinstrument iets anders dan het bekritiseren van bepaalde religieuze praktijken (kritiek op hoe een deel van de moslims bijvoorbeeld omgaat met gender relaties of kritiek op fundamentalistische groeperingen zoals de Taliban), kritiek op specifieke religieuze ideeën uit een geloofstraditie (bijvoorbeeld door meer te hechten aan universele waarden), op religieuze figuren en instituten (kritiek op bijvoorbeeld gebrek aan scheiding van het geloof en de staat in bepaalde landen) of op het idee van religie an sich (een algemene seculiere overtuiging). Wanneer iemand kritiek heeft op het feit dat in sommige moslimgemeenschappen meisjes gedwongen een sluier moeten dragen, dan is dat te beschouwen als religiekritiek. Maar wanneer iemand zegt dat moslims of de islam per definitie vrouwonvriendelijk zijn, dan riekt dat naar vooroordelen. Het maakt hierbij niet uit of je spreekt over ‘moslims’ of de ‘islam’: verschillende empirische studies tonen aan het afkeuren van de (gehele) islam vaak hand in hand gaat met een negatieve houding naar moslims. Het is onmogelijk om de islam af te keuren zonder de mensen zelf af te keuren die deze religie aanhangen en vormen; als je bijvoorbeeld zegt dat de islam gewelddadig is, kan dit niet anders betekenen dat je vindt dat bepaalde mensen geweld plegen; een religie (zonder mensen) kan immers geen geweld plegen. Religiekritiek kan dus niet worden onderscheiden van vooroordelen omdat je andere termen gebruikt. Het verschil is dat bij vooroordelen alles wat komt vanuit moslims (of is te beschouwen als islamitisch) per definitie beoordeeld wordt als verkeerd. Dit terwijl je bij religiekritiek bepaalde zaken (ideeën, praktijken, instituten) vanuit moslims of de islam afkeurt. Kritiek op een religie enerzijds en vooroordelen naar moslims anderzijds kunnen in de praktijk uitmonden in hetzelfde gedrag; bijvoorbeeld vanuit beide houdingen kunnen mensen een tegenstander zijn van godsdienstlessen op scholen. Maar beide houdingen kunnen ook met elkaar verweven zijn; mensen die kritiek hebben op de islam als religie kunnen uiteraard ook vooroordelen hebben. Echter, er lijkt genoeg empirisch houvast te zijn om een onderscheid te maken tussen vooroordelen en discriminatie ten aanzien van moslims enerzijds en een religie kritische houding anderzijds, zoals met dit rapport is aangetoond. Op basis van dit rapport is een handreiking geschreven voor docenten (vo en mbo) waarin staat beschreven hoe je kritiek op de religie versus discriminatie van moslims van elkaar kunt onderscheiden. Dit is beschreven op basis van het rapport en op basis van eerder onderzoek van KIS naar wat werkt om discriminatie te verminderen (zie onder andere dit dossier). Er staan ook concrete handvatten in over wat je kunt doen als docent wanneer er sprake is van discriminatie of vooroordelen.

Meer lezen

Meetladder inclusief onderwijs

Meetladder inclusief onderwijs

IDEM Rotterdam heeft in 2023 onderzoek gedaan naar diversiteit en inclusie in het voortgezet onderwijs. De bevindingen uit dit onderzoek heeft IDEM vertaald naar onderstaande meetladder, geïnspireerd op een aantal eerder ontwikkelde checklists. Deze meetladder is een instrument voor onderwijsprofessionals en -teams die inzicht willen krijgen in de mate van inclusie op hun school. Onder een inclusieve school verstaan wij een omgeving waar elke leerling en elke medewerker zich optimaal kan ontwikkelen, ongeacht (culturele) achtergrond, huidskleur, gender, seksuele gerichtheid, beperking en sociaaleconomische status. Inclusie gaat over veel verschillende aspecten, waarvan we er zes hebben opgenomen in de meetladder. Het is een waardevol instrument om inzicht te geven in de punten waarop scholen inclusief kunnen zijn. Het kan scholen helpen om het gesprek over diversiteit en inclusie (weer) aan te gaan en investeringen te doen om de school meer inclusief te maken.

IDEM Rotterdams Nazomers Netwerkcafé

IDEM Rotterdams Nazomers Netwerkcafé

Rotterdam door een andere zonne(bril)

De zomervakantie is voorbij, iedereen moet weer aan de bak. Maar niet voordat we onze vakantieverhalen en nieuwe inzichten hebben gedeeld met collega’s en netwerkpartners.

Elkaar ontmoeten, ideeën uitwisselen en elkaar meenemen in andere perspectieven is een belangrijke manier om jezelf te ontwikkelen. Vooral als het gaat om inclusiever (leren) kijken naar je stad. IDEM Rotterdam faciliteert deze ontmoeting tijdens het Nazomers Netwerkcafé.

We nemen jullie mee in onze verhalen door jullie kennis te laten maken met een tentoonstelling en voorstelling die op hun eigen manier de verbeelding prikkelen. En we nodigen jullie uit om tijdens een drankje en hapje verhalen te delen, waarmee andere professionals de stad door een andere bril bekijken.

Kom naar ons Nazomers Netwerkcafé en laat je inspireren om weer inclusief aan de slag te gaan!

Praktische informatie

Datum
Donderdag 7 september 2023, van 14.30 uur tot 18.00 uur

Waar?
Garage Rotterdam, Goudsewagenstraat 27, Rotterdam 

Voor wie? 
Rotterdamse professionals die zich (willen gaan) inzetten voor een inclusieve stad en met elkaar kennis en ideeën willen uitwisselen over de thema’s inclusie, discriminatie, LHBTIQ+ en emancipatie.

Programma (voorlopig)

14.30 uur inloop  met tentoonstelling Choreographed Events van Bogomir Doringer
Een tentoonstelling waar je wordt uitgedaagd om perceptie van de werkelijkheid en de kennissystemen die deze vormen te bevragen.
15.00 uur welkom door dagvoorzitter
15.05 uur Verhaal IDEM: een OEN durven zijn
Een verhaal over blinde vlekken, goede bedoelingen en blijven leren     
15.15 uur Garage Rotterdam over het project Carpool
Een podium bieden, netwerken, uitwisseling en samenwerking met maatschappelijke organisaties. Om samen met hen maatschappelijk thema’s via kunst toegankelijk te maken voor ene breed en divers publiek.
15.25 uur Verhaal over de tentoonstelling  
15.45 uur pauze   
15.50 uur Tour d’Amour – verhalen van roze ouderen
16.50 uur netwerkgelegenheid met drankje en hapje / bekijken tentoonstelling  

Nieuw in de Kennisbank: ‘Vrij voorsorteren op later’

Nieuw in de Kennisbank: ‘Vrij voorsorteren op later’

Iedere maand wordt onze Kennisbank aangevuld met de nieuwste onderzoeken en publicaties op het gebied van inclusie, discriminatie en (LHBTIQ+) emancipatie. In de rubriek ‘Nieuw in de Kennisbank’ lichten we een van de publicaties uit. Deze keer het rapport van Stichting vrouwen in Hoger Technisch Onderwijs: ‘Vrij voorsorteren op later’.

Het onderzoek ‘Vrij voorsorteren op later’ focust op hoe loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in het voortgezet onderwijs genderstereotypen kan verminderen of tegengaan. LOB wordt ingezet op scholen om leerlingen voor te bereiden op het maken van een studiekeuze. Daarmee kan het een grote rol spelen bij het doorbreken van stereotypen.

Conclusies

VHTO onderzocht voor dit rapport de inrichting van LOB op middelbare scholen en in hoeverre er bewust geprobeerd wordt om genderstereotypen te doorbreken. Er zijn verschillende conclusies getrokken.

  1. LOB wordt op middelbare scholen op een eigen manier ingericht. Op de meeste scholen is er weinig tijd en geld om dit goed te doen. Decanen geven aan dat het niet als gedeelde verantwoordelijkheid wordt gezien. Mentoren en vakdocenten zijn te druk of vinden zichzelf niet geschikt om zo’n gesprek te voeren. En leerlingen die al vroeg een keuze gemaakt hebben, worden niet meer uitgedaagd daar nog eens over na te denken.
  2. Genderbias kan een rol spelen bij mogelijke verschillen in profieladviezen voor jongens en meiden die in dezelfde situatie zitten. Een meisje krijgt vaker negatief advies voor een technisch profiel en een jongen krijgt vaker een positief advies.
  3. Decanen schatten het belang van beroepskeuzetesten verschillend in. De meeste zien de test als startpunt voor een gesprek. Deze testen blijken echter een risico op genderbias in zich te hebben door formulering van vragen, gebruik van beroepsnamen met mannelijke of vrouwelijke connotatie en het uitvragen van gender aan het begin van de test.

Adviezen

Op basis van het onderzoek en de conclusies heeft de VHTO ook een aantal adviezen opgesteld.

  1. Begin op tijd met LOB en laat leerlingen kennismaken met verschillende beroepen en (countersterotiepe) beroepsbeoefenaars.
  2. Maak decanen, mentoren en docenten ervan bewust dat ze onbewuste genderstereotiepe opvattingen kunnen hebben over leerlingen en dat dit invloed kan hebben op de profiel- en studieadviezen die ze geven.
  3. Controleer LOB-methoden en -testen op genderstereotiepe taal- en beeldgebruik.
  4. Veranker het tegengaan van genderstereotypen in het beleid rondom LOB.
  5. Houd er rekening mee dat andere kenmerken van leerlingen dan hun gender, zoals het inkomen van hun ouders, hun biculturele achtergrond, hun geloof enzovoort, ook kunnen resulteren in stereotypen die de keuzes van leerlingen nóg verder kunnen beperken.

Meer lezen?

Download het hele onderzoek.

Lees meer over deze en andere nieuwe titels in de Kennisbank.

Of zoek direct zelf naar alle onderzoeken over discriminatie, inclusie, emancipatie en LHBTIQ+

‘Het doet zeer wanneer ik word weggezet als moeilijk’

‘Het doet zeer wanneer ik word weggezet als moeilijk’

14 juli is de Internationale dag voor non-binaire personen. Iemand die non-binair is, voelt zich geen man en ook geen vrouw. Hilda van Reeuwijk (34) is non-binair en werkt als netwerker bij IDEM Rotterdam. Helaas ervaart die ongelijke behandeling: ‘Je hoeft mijn genderidentiteit niet te begrijpen, noch mijn visie te accepteren dat gender een spectrum is. Maar ik wil wel dat je mij als mens respecteert.’

Hun hele leven lang heeft Hilda zich geen vrouw en geen man gevoeld. ‘Ik had wel het gevoel dat ik niet was “zoals het hoorde”, maar toen was hier nog geen naam voor’, zegt Hilda. Op hun 23e hoorde Hilda voor het eerst een term die paste bij hun genderidentiteit: non-binair. ‘Toen dacht ik: oké, ik mag hier dingen in voelen en dit verder onderzoeken. Vanaf mijn 29e ben ik de term gaan gebruiken voor mezelf.’

De voornaamwoorden van Hilda zijn die/hun. Daar kwam die toevallig achter in een gesprek met hun zus. ‘Mijn zus gebruikte toen voor het eerst die om mij aan te spreken’, vertelt Hilda. ‘Dat klopte voor mij meteen. Die/hun voelt voor mij momenteel goed.’

Ogen rollen

Regelmatig wordt Hilda aangeduid met ‘zij’. De verkeerde genderaanduiding gebruiken wordt misgenderen genoemd. Dat roept een vervelend gevoel op. ‘Het voelt gewoon alsof ik iedere dag opsta met een rugzak. En bij elke micro-agressie, zoals misgenderen, voelt het alsof er een baksteen in mijn tas wordt gestopt’. Mensen hierop aanspreken is volgens Hilda ook niet makkelijk: ‘Als ik mensen erop wijs om inclusieve taal te gebruiken, dan wordt er vaak met ogen gerold.’

Het voelt voor Hilda dan ook alsof die in hun eentje moet vechten voor hun bestaansrecht. ‘Het doet zeer wanneer ik word weggezet als moeilijk, want ik doe niet moeilijk’, zegt Hilda. ‘Ik wil mensen niet alsmaar corrigeren, maar ik wil ook niet steeds misgenderd worden. Ik zou liever gewoon bij de norm horen’, gaat die door. ‘Je hoeft mijn genderidentiteit niet te begrijpen, noch mijn visie te accepteren dat gender een spectrum is. Maar ik wil wel dat je mij als mens respecteert. Respecteer dat ik het anders zie en anders benaderd wil worden.’

Meerderheidsnorm

Inclusief taalgebruik is dan ook belangrijk. Hoe vaker we die en hun als voornaamwoorden horen en gebruiken in de taal, hoe normaler het wordt. Volgens Hilda kunnen organisaties daar een belangrijke rol in spelen: als zij inclusieve taal gebruiken, draagt dat bij aan een inclusieve meerderheidsnorm. ‘Als de NS ‘dames en heren’ omroept, en ik zeg dat ik mij daardoor buitengesloten voel, dan wordt er gezegd dat ik niet zo moet klagen. Maar wanneer de NS beste reizigers omroept, reageert nu niemand meer negatief op deze genderinclusieve begroeting.’

Microbevestigingen zijn subtiele vormen van erkenning en dragen volgens Hilda ook bij aan inclusiviteit. ‘Als een docent zich aan het begin van het schooljaar voorstelt met de zin: “Welkom klas, mijn naam is Piet en mijn voornaamwoorden zijn hij/hem”, dan stelt de docent een norm in de klas. Het is dan heel fijn om als kind te weten ‘het is hier veilig om mijn voornaamwoorden te delen en te zijn wie ik écht ben’.’

Proces

Aan mensen die niet zeker weten of zij non-binair zijn, of dit nog niet durven te delen, wil Hilda kwijt dat hun veiligheid altijd voorop moet staan. ‘Doe vooral wat veilig voelt. Twijfel je over welke voornaamwoorden bij je passen? Probeer dan een brief naar jezelf te schrijven en probeer verschillende voornaamwoorden uit. Dan kun je het altijd teruglezen en vergelijken.’

Hilda gaat verder: ‘Probeer ook je omgeving te betrekken bij jouw proces. Medestanders kunnen namelijk enorm helpen! Denk aan het verbeteren van mensen wanneer zij kwetsende opmerkingen maken, verkeerde voornaamwoorden gebruiken of gewoon om de norm te stellen.’

Tips

Op het gebied van taal is nog een wereld te winnen, geeft Hilda aan. ‘Wees niet bang om fouten te maken. Genderinclusieve taal staat niet gelijk aan het wegnemen van woorden. Je voegt juist woorden toe aan de taal! Geef bij een formulier bijvoorbeeld meer opties dan meneer of mevrouw.’

In de dagelijkse omgang is het volgens Hilda aangenamer als wordt gevraagd naar iemands voornaamwoorden. ‘Dat is beter dan gokken naar iemands genderidentiteit op basis van hoe iemand er uitziet’, zegt die. ‘En ben je omstander? Probeer je dan uit te spreken voor minderheidsgroepen, want dat wordt gewaardeerd. Het is fijn om te weten dat je er dan niet alleen voor staat.’

Nieuw in de Kennisbank: ‘Samen naar een cultuursensitieve thuiszorg’

Nieuw in de Kennisbank: ‘Samen naar een cultuursensitieve thuiszorg’

Iedere maand wordt onze Kennisbank aangevuld met de nieuwste onderzoeken en publicaties op het gebied van inclusie, discriminatie en (LHBTIQ+) emancipatie. In de rubriek ‘Nieuw in de Kennisbank’ lichten we een van de publicaties uit. Deze keer het KIS-rapport: ‘Samen naar een cultuursensitieve thuiszorg. Het versterken van de samenwerking tussen cultuurspecifieke thuiszorgaanbieders, zorgverzekeraars en zorgkantoren.’

Het Kennisplatform Inclusief Samenwerken (KIS) heeft een verkennend onderzoek gedaan naar de samenwerking tussen cultuurspecifieke thuiszorgaanbieders, zorgverzekeraars en zorgkantoren. Omdat steeds meer mensen met een migratieachtergrond thuiszorg nodig hebben, is het belangrijk dat professionals cultuursensitief kunnen werken. De centrale onderzoeksvraag was dan ook: Hoe kunnen zorgverzekeraars, zorgkantoren en cultuurspecifieke thuiszorgaanbieders beter samenwerken om de thuiszorg als geheel cultuursensitiever te maken?

Cultuurspecifieke zorg

Uit de verkenning blijkt dat de behoefte aan cultuurspecifieke zorg vooral ligt bij cliënten met een migratieachtergrond, omdat ze bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet zo goed beheersen. Maar ook bij anderen die wel goed Nederlands spreken is er behoefte aan cultuurspecifieke zorg. Zo kan iemands migratieachtergrond invloed hebben op de problematiek en behandeling. De respondenten geven aan dat cliënten het in ieder geval belangrijk vinden dat hulpverleners begrijpen wat de impact is van taal, cultuur en migratie.

Verhogen kwaliteit zorg

KIS concludeert dat de cultuurspecifieke zorg zou kunnen bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van de zorg in zijn geheel. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan:

a. De generieke zorg staat open voor substantiële verbeteringen ten aanzien van het cultuursensitief werken en is bereid te investeren in kennisuitwisseling en innovatie.

b. De cultuurspecifieke zorg is bereid de expertise te delen met de generieke zorg en zich in te spannen voor kennisuitwisseling.

c. De financiers van de zorg (de overheid en zorgverzekeraars) zijn bereid het verbeterproces te ondersteunen.

Aanbevelingen

Uit het onderzoek komen verschillende aanbevelingen naar voren:

1. Faciliteer, als overheid en verzekeraars, vertegenwoordigers van cliënten en patiënten met een migratieachtergrond om de specifieke behoeften duidelijk en indringend over te brengen.

2. Sla als cultuurspecifieke zorgorganisaties de handen ineen om de expertise van cultuurspecifieke zorg te expliciteren en de kansen voor innovatie te agenderen.

3. Vervul als overheid en zorgverzekeraar de rol van aanjager om kennisuitwisseling tussen generieke en cultuurspecifieke zorg te stimuleren.

4. Maak als landelijke partijen per zorgsector een plan van aanpak om het cultuursensitief werken in de generieke zorg verder te ontwikkelen. Regionale samenwerking met cultuurspecifieke zorg, gezamenlijke methodiekontwikkeling in bijvoorbeeld leernetwerken of pilots met cultuurspecifieke zorg binnen generieke instellingen zouden hieraan kunnen bijdragen. In regio’s waar geen cultuurspecifieke zorg is, zou uit andere regio’s een bijdrage geleverd kunnen worden in de vorm van intervisie of leernetwerken.

5. Beschouw de cultuurspecifieke zorgorganisaties als serieuze samenwerkingspartners. Stimuleer en faciliteer, als generieke zorgorganisaties, per sector de samenwerking en kennisuitwisseling met cultuurspecifieke organisaties

Meer lezen?

Lees meer over dit onderzoek op de website van KIS.

Lees meer over deze en andere nieuwe titels in de Kennisbank.

Of zoek direct zelf naar alle onderzoeken over discriminatie, inclusie, emancipatie en LHBTIQ+