Kunst en cultuur is misschien niet het eerste wat in je opkomt als je aan zorg en welzijn denkt. Toch was dat de combinatie waar het om draaide tijdens de Special Edition van het IDEM Kennisatelier ‘Inzoomen op bijzondere samenwerkingen’, die samen met Platform Cultuur & Welzijn en North Sea Round Town op 27 juni 2019 werd georganiseerd in Het Gemaal op Rotterdam-Zuid.
De afgelopen drie jaar hebben professionals uit de kunst- en cultuursector mooie projecten uitgevoerd die raken aan de zorg- en welzijnssector. Via het Rotterdams Platform Cultuur & Welzijn werden verbindingen gelegd en samenwerkingen gelanceerd. Zo zorgde bijvoorbeeld het Wereldmuseum ervoor dat hun tentoonstelling beter toegankelijk is voor mensen met een beperking. Drie andere initiatieven, waarbij er een mooi raakvlak is tussen welzijn en cultuur, kwamen tijdens het Kennisatelier vertellen over hun inspirerende crossoverproject.
Zorg & beeldende kunst
Het is niet alleen kommer en kwel in de zorg! Met het project ‘Kunst van en voor Elkaar’ van Mary-Ann van der Velden hebben ruim 750 cliënten van zorginstellingen onder begeleiding van Rotterdamse kunstenaars meer dan honderd schilderijen gemaakt. Aan de hand van foto’s die gemaakt zijn tijdens de workshops in zorginstellingen Laurens, Aafje en Rudolf Steiner, liet Van der Velden zien hoe het kunstproject in z’n werk gaat. De schilderijen die door dementerenden gemaakt zijn, kun je kopen of adopteren. Met de opbrengsten worden weer nieuwe workshops georganiseerd. Tijdens het Kennisatelier konden bezoekers ervaren hoe het is om gezamenlijk aan een schilderij te werken: er stond een ‘inkleurschilderij’ van de Rotterdamse skyline klaar om afgemaakt te worden.
Fotografie & welzijn
Middland foto wil via fotografie een eerbetoon brengen aan bewoners en ondernemers van de Rotterdamse wijk Middelland. De initiatiefnemers Houssein Bouziane en Samir Yaaqobi maken samen met creatief ondernemer Joke van Bilsen en jongeren een tentoonstelling over het verleden van Middelland, dat ondanks criminaliteit en drugsoverlast nooit onveilig aanvoelt. “Aan de hand van historische gebeurtenissen willen we de ontwikkeling van de wijk laten zien”, licht Bouziane toe. De fototentoonstelling, die nog tot eind oktober te zien is in De Hoed (1e Middellandstraat 103), beslaat dan ook een periode vanaf 1960 tot nu. Daarnaast zijn sporen van het project ook in de buitenruimte in de wijk terug te vinden: er is een route waarlangs je op onverwachte plekken, bij ondernemers, supermarkten en restaurants foto’s uit het project kunt tegenkomen.
Welzijn & muziek
Zit er niets anders op dan alleen maar luisteren naar muziek als je een zware lichamelijke beperking hebt? Niet bij stichting My Breath My Music, die door zelf ontwikkelde elektronische instrumenten de mogelijkheid biedt aan mensen met een lichamelijke beperking om zelf te spelen. Oprichter Ruud van der Wel vertelde hoe hij op onderzoek uitging om instrumenten aan te passen, zodat mensen met verschillende beperkingen er op konden spelen. “Als Keith Richards een snaar uit zijn gitaar mag slopen, dan mogen wij dat ook.” Aanvullend vertelde ambassadrice en bestuurslid Karin van Dijk enthousiast over de optredens die ze met het gezelschap geeft. Hoewel ze ontzettend veel plezier beleeft aan musiceren, loopt het muzikale gezelschap soms ook tegen problemen aan: “Het gebeurt vaak dat we met onze rolstoelen het podium niet eens op kunnen.”
Afsluiting Platform Cultuur & Welzijn
Het is maar een greep uit de bijzondere samenwerkingen die de afgelopen drie jaar onder de vlag van het Platform Cultuur & Welzijn zijn gerealiseerd. Hoewel er nog behoefte lijkt te zijn aan een partij die deze verbindingen faciliteert, wordt het platform opgeheven. Ter afronding ervan ging cultuursocioloog Sandra Trienekens nader met de deelnemers in gesprek over de successen en verbeterpunten van intersectorale samenwerkingen. “De kunsten verkennen thema’s uit de zorg, zonder ze direct te hoeven oplossen of targets te moeten halen. Op die manier kunnen de kunsten ons iets leren over de manier van samenleven.”
Opening North Sea Round Town
Aan het einde van de middag werd het tijd voor de kick-off van North Sea Round Town, het jaarlijkse fringefestival rondom North Sea Jazz waarbij heel Rotterdam wordt verrast met optredens en muzikale events. Als symbool van verbinding – niet alleen tussen organisaties, maar ook tussen plekken in de stad – staken we samen het Afrikaanderplein over. Het was inmiddels een drukte van belang bij verzamelgebouw ’t Klooster, waar binnen en buiten al jazzy klanken klonken. Onder het genot van de muziek van vier topbands – Jules Deelder en Boris Van der Lek, Marmelade, Pierre et Les Optimistes, Trio Brock met Laurens Maakt Muziek – konden bezoekers aanschuiven aan lange tafels, waar een heerlijk driegangendiner werd geserveerd van African Queens.
Een fles duurzaam wasmiddel om blinde vlekken weg te wassen. Dat is de prijs die onderzoeksjournalist en podcastmaker Zoë Papaikonomou samen met Radio 2 DJ One’sy Muller in Bonte Was Podcast uitdeelt aan mediamakers die te veel stereotypen gebruiken. Ze is ook medeauteur van het mediakritische boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’ Volgende week staat ze Rotterdamse professionals te woord in het IDEM Kennisatelier ‘Maar je zei toch jongens?’, over gender en stereotypen. We vroegen haar om alvast een tipje van de sluier te lichten.
Wat voor
stereotypen?
Genderstereotypen,
dus. Reclames, foto’s of verhalen waarin mannen traditionele ‘mannendingen’
doen en vrouwen traditionele ‘vrouwendingen’. Door continu deze stereotypen
tegen te komen, wordt emancipatie een stuk lastiger. Zoë geeft een voorbeeld: “In
de beeldbank van WOMEN Inc. zit een voorbeeld van een tv-programma, waarin zes
wetenschappers aan het woord komen. De mannen zijn op hun kantoor geïnterviewd,
de enige vrouwelijke wetenschapper zit
in haar keuken . Los van het feit dat vrouwen überhaupt weinig in beeld komen
als deskundige, worden ze vaak nog in relatie tot een thuissituatie of
moederschap geportretteerd. Dat geeft een beperkt beeld.”
‘Er zijn
nu eenmaal minder vrouwelijke deskundigen’, ‘Ze willen meestal niet meewerken’,
zijn veelgehoorde verweren van journalisten, programmamakers of
communicatieprofessionals. Dat kan wel zo zijn, meent Zoë, maar het is vooral
een teken dat journalisten beter hun best moeten doen. “Journalisten vallen snel
terug op hun netwerk, dat vaak beperkt is. Het is gemakkelijker om te kiezen
voor sprekers die je al kent, waarvan je weet dat ze gemakkelijk praten. Toch
ontslaat je dat niet van de plicht om verder te zoeken, want er is genoeg
deskundigheid onder vrouwen.”
Oké, maar
hoe zit het dan precies met die stereotypen?
Aan de
stereotiepe representatie van vrouwen liggen verschillende mechanismen ten
grondslag. Extreme tegenstellingen is er daar een van. “Neem het nieuws over de
Technische Universiteit in Eindhoven, die voor openstaande vacatures voorlopig alleen
vrouwen wil aannemen”, legt Zoë uit. “In de berichtgeving worden over het
algemeen een voor- en tegenstander van dit idee aan het woord gelaten, die het
dan moeten gaan uitvechten. Hierdoor blijft de discussie oppervlakkig. Het zou
veel diepgaander zijn om twee voorstanders te laten debatteren over een
correcte uitvoering van dit plan.”
Terminologie
is een tweede mechanisme, dat hardnekkig stereotypen in stand houdt. “Onlangs
kwam ik de kop ‘Vrouw wordt directeur Havenbedrijf’ tegen”, vertelt Zoë. “Deze
vrouw heeft ook een naam, waarom zou die niet in de kop kunnen? Door continu de
nadruk te leggen op gender (wat alleen bij vrouwen gebeurt), wordt het nooit
‘normaal’ dat een vrouw directeur is.”
Het
eerdergenoemde voorbeeld, waarbij mannelijke wetenschappers op kantoor en de
vrouwelijke wetenschappers in de keuken worden geïnterviewd, is een voorbeeld
van ‘othering’. Ook dit mechanisme ziet Zoë keer op keer terug in allerlei
communicatie-uitingen.
Hoe moet
het dan wel?
Oké, maar
veel vrouwen combineren nu eenmaal het moederschap met een baan? En wat is er
mis met een vrouw die zich met alle liefde fulltime stort op haar gezin en
huishouden? Moeten communicatieprofessionals die dan verbannen naar de
archiefkast? Natuurlijk niet, stelt Zoë gerust, maar het wordt een probleem
wanneer vrouwen álleen in die hoedanigheid in beeld gebracht worden, of altijd
ermee geassocieerd worden, en mannen nooit op die manier in beeld gebracht
worden, terwijl ook zij werk en een gezinsleven combineren. “Zorg ervoor dat je
heel kritisch bent op jezelf”, licht Zoë toe. “Welke onderwerpen kies je uit
voor de nieuwsbrief van je organisatie? En welke woorden kies je (denk aan de
kop over de nieuwe directeur van het Havenbedrijf)? Vergeet ook vooral niet om
goed na te denken over het beeldmateriaal dat je kiest: staan er altijd zowel
mannen als vrouwen op? En staan ze in genderstereotype omgevingen?”
Ook op
strategisch niveau is het goed om als organisatie na te denken over de taal en
beelden die je gebruikt. Gebruik je de vrouwelijke of mannelijke functietitel
in een vacature? Benoem je specifiek dat je zoekt naar vrouwen én mannen én
mensen die buiten dit spectrum vallen? “Het is goed om hier echt over na te
denken”, zegt Zoë. “Gebruik je altijd directeur, of kies je toch liever voor
directrice en directeur? Ik heb niet het antwoord voor je, maar het is van
belang is om een keuze te maken en deze consequent toe te passen.”
Makkelijker
gezegd dan gedaan
Alles goed
en wel, maar de meeste communicatieprofessionals hebben hun handen al vol aan
de taken die ze op hun bordje krijgen. “Vooral bij kleine organisaties zie je
dat communicatieprofessionals veel taken op zich krijgen”, erkent Zoë. “Het is
dan ook begrijpelijk dat het als extra werk aanvoelt. Het kost in het begin nu
eenmaal meer tijd om bij iedere nieuwsbrief en iedere socialmediapost weloverwogen
inclusief te werk te gaan. Veel werkgevers realiseren zich dat niet. Daarom is het van
belang hierover in gesprek te gaan met je collega’s en leidinggevende. Bespreek
wat je als organisatie wil uitdragen en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben
om dat te realiseren.”
Meer weten?
Wil je meer weten over het herkennen en voorkomen van genderstereotypen in de manier waarop je communiceert? Bezoek dan het IDEM Kennisatelier ‘Maar je zei toch jongens’ op donderdag 4 juli 2019 in Rotterdam. Meer informatie of aanmelden? Stuur een e-mail naar m.modderman@radar.nl
Op 1 juli wordt in verschillende steden in Nederland Keti Koti gevierd. Voor Nederlanders met een Surinaamse en Caraïbische achtergrond is Keti Koti een belangrijke dag: ze herdenken de afschaffing van de slavernij. Maar kennis over deze geschiedenis is natuurlijk voor iedereen belangrijk. Daarom beantwoordt Sidris van Sauers, medewerker Preventie van RADAR, vijf vragen over Keti Koti.
1. Wat is Keti Koti?
Keti Koti betekent
verbroken ketenen. Het is een jaarlijks terugkerende feestdag op 1 juli ter
viering van de afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse
Antillen. Op woensdag 1 juli 1863 werd met 21 kanonschoten en middels de
Emancipatiewet de afschaffing van slavernij ingeluid in Paramaribo, de
hoofdstad van Suriname.
Toch kregen tot slaaf gemaakten niet onmiddellijk hun vrijheid. Zij moesten onder erbarmelijke omstandigheden nog tien jaar voor hun voormalige eigenaren werken, onder toezicht van de staat. Kort gezegd kwam dit erop neer dat de slavernij nog een decennium werd voortgezet, dit keer onder toezicht van de Nederlandse overheid.
Op steeds meer plekken in Nederland wordt aandacht geschonken aan de herdenking en de viering. Soms wordt de herdenking op 30 juni georganiseerd en de viering op 1 juli. Dit is ook het geval in Rotterdam: op 30 juni vindt de herdenking plaats bij het Slavernijmonument en legt onder andere burgemeester Aboutaleb een krans.
2. Voor wie is de herdenking belangrijk?
Keti Koti is niet alleen belangrijk voor mensen met een Surinaamse of Caraïbische achtergrond. Het is een gedeelde geschiedenis, dus van belang voor alle nazaten van dit koloniale verleden. Naast de viering van de vrijheid, is het een dag voor bezinning. Keti Koti herinnert ons aan het belang om op een gelijkwaardige manier met elkaar om te gaan. Het is belangrijk voor iedereen die begaan is met de geschiedenis.
3. Slavernij en Nederland? Dat is toch iets tussen Amerika en Afrika?
De slavernij behoort tot het verleden van
Nederland: zeshonderdduizend mannen, vrouwen en kinderen zijn als handelswaar
van Afrika naar de nieuwe wereld verscheept, verkocht en onder dwang aan het
werk gezet. Ook Nederland heeft hier een rol in gehad. Aan het begin van de zestiende
eeuw is de slavenhandel vooral in handen van Portugezen en Spanjaarden. In 1621
komt hier verandering in. De West Indische Compagnie wordt opgericht en
bemachtigt een monopolie op de slavenhandel aan de West-Afrikaanse kust en
Noord en Zuid Amerika.
Bijna honderd jaren lang verscheept de WIC tot slaaf gemaakte mensen naar Zuid Amerika en brengt opbrengsten en luxe goederen weer naar Nederland. In 1730 verliest de WIC hun monopolie op de mensenhandel en krijgt te maken met concurrentie van een andere grote Nederlandse organisatie namelijk de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC).
Op 1 juli 1863 schaft Nederland als een
van de laatste Europese landen de slavernij af.
Nederland dankt zijn welvaart wel degelijk aan de opbrengsten vanuit de koloniën, handel en rol in de Trans-Atlantische slavernij. Op verschillende plaatsen in Nederland zijn er nog gebouwen, straatnamen enzovoorts die herinneren aan de bedrijven en personen die een belangrijke rol speelden in de handel ten koste van de koloniën. Er zijn nog altijd twee perspectieven van waaruit deze geschiedenis wordt bekeken…
4. Waarom wordt het in Rotterdam gevierd/herdacht?
Omdat
het belangrijk is. Omdat de geschiedenis niet vergeten mag worden. Omdat we een
gedeelde geschiedenis hebben.
Ook in Rotterdam zijn herinneringen te vinden aan mensen en bedrijven die een rol hebben gespeeld in deze koloniale geschiedenis. Zo hebben de Rotterdamse haven en havenbedrijven een belangrijke rol gespeeld. Er zijn bedrijven die vandaag de dag nog steeds floreren, maar zijn opgebouwd met gelden die zijn verworven met onder andere de handel in en transporten van tot slaaf gemaakten.
Rotterdam is een superdiverse stad, waar mensen van vele culturen samenleven. Veel van hen zijn nazaten van het koloniale verleden, slavernijverleden, Trans-Atlantische slavernij en transporten. Het kan niet anders zijn dan dat Rotterdammers en anderen samen stilstaan bij dit gedeelte van de geschiedenis van Rotterdam. Het is niet voor niks dat de Rotterdamse gemeente een onderzoek laat uitvoeren naar het slavernijverleden van de stad.
5. Ik heb geen Surinaamse of Caraïbische achtergrond, maar wil graag mee herdenken/vieren. Wat zijn de do’s en don’ts?
Do’s:
Luisteren
en openstaan voor de geschiedenis, verteld van een andere kant
Echt
luisteren en nadenken over de invloeden die dit verleden nog steeds heeft op
nazaten van de slavernij
Respecteer
de pijn van de nazaten
Neem
het ongemak zonder te klagen
Wat
gebeurd is in de geschiedenis is niet de schuld van mensen die vandaag leven,
maar mensen die vandaag leven plukken nog steeds de vruchten ervan. Wees hier
bewust van!
Wees
je bewust van je privileges en probeer deze in te zetten om gemarginaliseerde
groepen/nazaten de ruimte te geven.
Don’ts:
Ga niet ‘ja maar-en’…
Ga de zaken niet bagatelliseren of vergelijken met andere ellende in de wereld.
Het is niet lang geleden… niet zo lang als je denkt. Bijvoorbeeld wanneer je in de 40 bent, is het slechts 3 à 4 generaties (de ouders van je opa en oma).
Ga het niet proberen te verzachten… voor jezelf, want voor nazaten kun je dit toch niet.
Probeer de pijnlijke gebeurtenissen en de gevolgen of invloeden die het vandaag de dag nog heeft niet weg te poetsen onder andere namen, om het witte ongemak te verdoezelen.
Denk niet dat het een geschiedenis, herdenking is van alleen zwarte mensen… het is een gedeeld verleden.
Nee, er was niets goeds aan de slavernij, de mensenhandel, gestolen lichamen en kolonisatie voor de zwarte mensen. Dus opmerkingen als ‘anders waren jullie hier nu niet geweest toch?’…….. Don’t! Just don’t!
Luisteren met je handen, spoken word van de
straat en Rotterdammers met een lichamelijke beperking die een concert geven:
North Sea Round Town draait niet alleen om jazz, maar vooral om inclusie! In
aanloop naar het North Sea Jazz Festival kun je van 27 juni tot en met 14 juli
overal in Rotterdam tegen jazzmuzikanten aanlopen. North Sea Round Town brengt
jazz naar de meest bijzondere plekken, in de meest bijzondere vormen en met de
meest bijzondere partners. Michelle Wilderom, directeur van North Sea Round Town,
vertelt over samenwerkingen in de stad.
Hoe is North Sea Round Town ontstaan?
Toen het
North Sea Jazz Festival in 2006 naar Rotterdam kwam, wilde de gemeente een
cadeau geven aan de stad. Als drie dagen lang topmusici in Rotterdam spelen,
dan moet de stad daarvan kunnen meegenieten, was de gedachte. Daarom werd
voorafgaand aan North Sea Jazz een fringe festival georganiseerd. In eerste
instantie was het een groot, gratis programma op straat, waarbij Rotterdammers
onverwacht tegen jazz aanlopen en kunnen kennismaken met de stad. In de loop
der jaren is het uitgegroeid tot een groot evenement – waarbij muziek wordt
gespeeld op straat, in de metro, op het centraal station – en zijn ook de
jazzpodia en -programmeurs van de stad erbij betrokken.
Waarom
zijn jullie de crossover met zorg en welzijn gestart?
Vanuit de
gedachte dat het een cadeau voor de stad is, zochten we naar manieren om de
muziek toegankelijk te maken voor alle Rotterdammers. We zijn daarom in 2016
begonnen met buurtconcerten, aanvankelijk in verzorgingshuizen. Dat werd breed
uitgemeten in de media, maar daardoor kregen mensen het idee dat North Sea
Round Town een festival voor ouderen is. Daarom zijn we gaan focussen op
sociaalmaatschappelijke verrijking in de breedste zin van het woord en meer
gaan nadenken over manieren om vorm te geven aan diversiteit en inclusie. Zo is
het Klankconcert, dat ooit als pilot begon in samenwerking met het
Oogziekenhuis, uitgegroeid tot een groot concert in de Laurenskerk. Mensen
luisteren geblinddoekt naar het concert. Als je je ogen afdekt en het op
dezelfde manier ervaart als blinde of slechtziende mensen, dan kun je als
gelijkgestemde het concert ervaren.
Wat is de
meest bijzondere samenwerking van het festival?
Deze
editie werken we samen met vijf onafhankelijke, jonge programmeurs, alle vijf
Nederlanders met een andere culturele achtergrond. Zij kennen de stad als geen
ander en hun expertise op het gebied van jazzmuziek, in de breedste zin van het
woord, is erg waardevol. Raluca Baicu (Nederlands-Roemeens) heeft een
nachtprogramma samengesteld op de 31e verdieping van De Rotterdam. Tussen
twaalf uur ’s avonds en acht uur ’s ochtends is er avantgardistische topjazz,
waarbij het geluid meegaat op de verschillende fasen van licht gedurende de
dag- en nachtcyclus. Ik ben er heel trots op dat we deze vijf professionals een
podium kunnen bieden voor hun programma en waar mogelijk samen kunnen dromen om
mooie projecten te realiseren.
Verder
vieren we dit jaar dat het honderd jaar geleden is dat het eerste –
geregistreerde – jazzconcert heeft plaatsgevonden in Rotterdam. We pakken
daarom extra feestelijk uit, onder meer met een historische jazzroute. Als een
sliert door de stad gaan grote Rotterdamse jazznamen, als Benjamin Herman,
samen met Codarts-studenten langs vergeten jazzplekken van vroeger om er te
spelen: een samenwerking met Codarts en Jazz International Rotterdam.
Het mooie
aan deze bijzondere samenwerkingen, is dat niet alleen de toehoorders van jazz
kunnen genieten, maar ook dat het muzikanten kan inspireren en iets kan leren.
De confrontatie in de stad, of dat nou op een plein, een station of in een
verzorgingshuis is, vraagt een hele andere benadering. Van zo’n nieuwe ervaring
kun je ontzettend veel leren.
Een van de
doelen van IDEM Rotterdam is organisaties in de stad met elkaar verbinden. Dat
lijkt jullie door de muziek heel goed af te gaan.
Als het
gaat om verbindingen leggen in de stad, heb ik als directeur van een
muziekfestival een groot kapitaal in handen, ook crosssectoraal. Muziek is
namelijk een hele fijne en vrolijke manier om interactie en samenspel tot stand
te brengen. Jazz is van oorsprong ontstaan als social music, het is bedoeld om
mensen te laten samenkomen. Dat sociale en maatschappelijke aspect zit heel erg
in de samenwerkingen die wij aangaan. Je hoeft eigenlijk niks te zeggen, want
de muziek spreekt al voor je. Het gaat om de noten die je speelt.
We zorgen ervoor dat we op plekken spelen waar bijzondere doelgroepen zijn, die heel blij zijn als we binnenkomen en met hen samenwerken. Denk aan de verzorgingshuizen of sociaal restaurant Hotspot Hutspot. Als directeur van een groot festival voelt het als mijn verantwoordelijkheid om het platform in te zetten voor dit soort ontmoetingen. Natuurlijk moet er een flink potje jazz gespeeld worden, maar daarnaast wil ik de mogelijkheid aangrijpen om een inclusieve samenleving op de agenda te zetten.
Hoogtepunten
Enkele hoogtepunten tijdens North Sea Round Town:
• My Breath My Music: nadat vijf Rotterdamse muzikanten met een lichamelijke beperking een masterclass van Candy Dulfer hebben gevolgd, geven ze met hun op maat gemaakte instrumenten een spetterend optreden in Lokaal Cultuur Centrum ’t Klooster, in samenspel met vijf topbands.
Donderdag 27 juni, 16.00 – 19.30 uur – feestelijke aftrap van de Buurtconcerten met aanschuifdiner – ’t Klooster, Afrikaanderplein Vrijdag 12 juli, 19.30 uur, Hotspot Hutspot Lombardijen
• Luisteren met je handen: dove, slechthorende en horende kinderen kunnen zich in deze muzikale workshop uitleven door met ingrediënten uit de moestuin een muziekcompositie te maken.
Zaterdag 29 juni & 13 juli; 13.30 tot 15.00 uur & 15.00-16.00 uur – Villa Zebra – op aanvraag mogelijk voor groepen en scholen.
• SPRAZZ: spokenwordartiesten vertellen over de buurt waar ze wonen en de mensen die de stad vormen. Oftewel, spoken word en jazz van de straat!
Het is IDAHOT! Op allerlei gebouwen wordt op 17 mei de regenboogvlag gehesen. Maar wat is dit eigenlijk voor dag? Waarom is deze dag in het leven geroepen? En voor wie? We vroegen het aan Karlijn van der Boon, preventiemedewerker bij antidiscriminatiebureau RADAR. “Lhbti’ers worden nog altijd dagelijks geconfronteerd met de realiteit van discriminatie.”
1. Wat is IDAHOT?
IDAHOT staat voor de International Day Against Homophobia, Transphobia and Biphobia. Oftewel – in het Nederlands – de Internationale Dag tegen homofobie, transfobie en bifobie. Wereldwijd wordt op 17 mei aandacht gevraagd voor homohaat en de sociale onwenselijkheid daarvan. De dag werd in 2003 in het leven geroepen door de Canadese organisatie Fondation Emergence, maar inmiddels doen zo’n 130 landen mee.
Er is specifiek gekozen voor 17 mei, omdat de
Wereldgezondheidsorganisatie op deze dag in 1990 besloot om homoseksualiteit te
schrappen uit de lijst met psychische aandoeningen. Tot die tijd stond het
namelijk nog altijd in de International Classification of Diseases, een
officiële lijst met aandoeningen die wereldwijd gehanteerd wordt.
2. Waarom is IDAHOT belangrijk?
Het feit is dat er nog steeds veel homo- en
transfobie in de wereld bestaat. Nog veel mensen krijgen met de keiharde
werkelijkheid van discriminatie te maken om hun seksuele gerichtheid of
genderidentiteit. Ze krijgen moeilijker een baan, worden uitgesloten of gepest.
Als gevolg daarvan kampen ze vaker met depressies of zelfs zelfmoordgedachten
dan niet-lhbti’ers. Soms zit homo- of transfobie ook in lhbti’ers zelf: als je
continu van de mensen om je heen het idee krijgt dat de samenleving jou niet
oké vindt, dan ga je het zelf ook niet oké vinden.
In tegenstelling tot evenementen als de
Rotterdam Pride, waar seksuele diversiteit vooral gevierd wordt, gaat het
tijdens IDAHOT met name om bewustwording. Een dag als deze maakt seksuele en
genderdiversiteit zichtbaar, wat bijdraagt aan de sociale acceptatie.
3. Hoe is het gesteld met de
veiligheidsbeleving van lhbti’ers?
Hoewel het steeds beter gaat met de sociale acceptatie van seksuele en genderdiversiteit, zie je dat niet per se terug in het veiligheidsgevoel van veel lhbti’ers. Als mensen gevraagd wordt of ze vinden dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn, antwoorden ze vaak met ja. Toch gedragen mensen zich daar niet altijd naar. Wanneer iemand eruitziet als een jongen, maar zich niet genderconform gedraagt of kleedt, dan loopt deze persoon een groot risico op negatieve reacties. Die lopen uiteen van uitschelden tot bespugen of van nagekeken worden tot mishandeld worden.
Momenteel doet IDEM Rotterdam onderzoek naar de veiligheidsbeleving van lhbti’ers in Rotterdam. Het doel van dit onderzoek is om nadere richting te geven aan beleid, maatregelen en activiteiten ter bevordering van de veiligheid van deze doelgroep. De onderzoekers zijn nog op zoek naar lhbti’ers uit Rotterdam die hierover geïnterviewd willen worden. Uiteraard is deelname anoniem. Als je mee wil doen of meer informatie wil, kun je contact opnemen met Rob Witte via r.witte@art1.nl .
4. Hoe herken je een onveilig klimaat
voor lhbti’ers als professional?
Wanneer homo als scheldwoord gebruikt wordt en homoseksualiteit een taboe is, dan zorgt dat ervoor dat je niet gemakkelijk uit de kast komt. Tijdens mijn werk heb ik gemerkt dat er best wel veel scholen zijn waar docenten zeggen dat het bij hen niet speelt, vanwege het feit dat niemand uit de kast is. De vraag is natuurlijk of er daadwerkelijk geen lhbti’ers zijn, of dat ze er niet open over durven te zijn. Immers, als je je niet veilig voelt praat je niet over je seksuele gerichtheid.
In andere gevallen is duidelijk sprake van een onveilig klimaat voor lhbti’ers. Er zijn scholen of zorginstellingen waar leerlingen of bewoners heel heftig reageren, bijvoorbeeld omdat ze homofobie van huis uit hebben meegekregen. Wat je vaak ziet, is dat ‘tegenstanders’ het hardst roepen.
5. Wat kun je doen als professional om
het klimaat binnen jouw organisatie veiliger te maken?
Er zijn twee groepen die je aandacht nodig hebben. De eerste groep betreft de lhbti’ers, van wie je misschien niet weet wie het zijn, maar die zich mogelijk onveilig voelen. De tweede groep bestaat uit de onruststokers of degenen die zorgen voor de discriminerende sfeer.
Voor de lhbti’ers kun je een veilige omgeving
creëren door seksuele en genderdiversiteit bespreekbaar te maken. Daarbij is
het van belang om het onderwerp specifiek te benoemen; in het algemeen zeggen
dat ‘alles bespreekbaar is’ blijkt niet te werken. Laat weten dat de instelling
expliciet aandacht heeft voor lhbti’ers, bijvoorbeeld door posters op te
hangen, het onderwerp af en toe aan te kaarten en te wijzen op de mogelijkheid
tot een vertrouwelijk gesprek.
Met betrekking tot de ‘onruststokers’ is het van
belang om te laten weten hoe jij als professional over het onderwerp denkt. Als
je het een lastig onderwerp vindt, is het mogelijk om niet inhoudelijk op het
onderwerp in te gaan, maar je kan altijd aangeven dat je het woord ‘homo’ niet
als scheldwoord wil horen. Houd er rekening mee dat ‘schreeuwers’ vaak in de
minderheid zijn; door ook anderen aan het woord te laten ontstaat er vaak een
positievere sociale norm.
Uiteindelijk kun je altijd inzetten op ‘agree to
disagree’. Mensen hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar ze moeten
elkaar wel met respect behandelen.