Het nieuws
blijft bol staan van de ontwikkelingen over het coronavirus, maar dat betekent
niet dat de IDEM-thema’s minder belangrijk zijn geworden. We blijven aandacht
besteden aan inclusie, discriminatie, vrouw/man-emancipatie en
lhbti+-emancipatie. Zelfs met anderhalve meter afstand kun je je sterk maken
voor gelijkwaardigheid, vooral als je dat online doet! IDEM Rotterdam sprak met
Lana, van Jezelf op Zuid, dat zich op Instagram inzet voor gelijkwaardigheid
voor lhb’ers.
Jezelf op
Zuid wil – de naam zegt het al – dat iedereen zichzelf kan zijn op Zuid. Met
het initiatief willen Eline, Dyon, Lana, Daniel en Elise meer kenbaarheid geven
aan seksuele diversiteit in Rotterdam-Zuid. “Er zijn nu eenmaal mensen die op
mensen van hetzelfde geslacht vallen”, vertelt Lana. “Ze zijn er en ze mogen er
zijn. Door deze groep beter te laten zien, hopen we bij te dragen aan
acceptatie gelijkwaardigheid.”
Schoolproject
Jezelf op
Zuid is begonnen als schoolproject. “We kregen de opdracht om te kijken wat er
speelt in Rotterdam-Zuid”, legt de 22-jarige Lana uit, die Leisure & Events
Management studeert aan de WDKA in Rotterdam. “Het viel ons op dat er in
Rotterdam-Zuid nauwelijks uitingen van homoseksualiteit te zien zijn. We zijn
gaan onderzoeken of het er echt niet speelt.”
Stigma
“We
vroegen ons af of het komt doordat Zuid zo multicultureel is”, zegt Lana. “We
hebben met verschillende mensen gesproken die niet per se tegen
homoseksualiteit zijn, maar voor wie het wel afwijkt van de norm. Door meer
zichtbaarheid te geven aan verschillende vormen van liefde, hopen we meer
acceptatie te bewerkstelligen.”
De meeste
reacties op het initiatief zijn positief. Toch liepen Lana en de rest ook aan
tegen het stigma dat mensen op Zuid homofoob zouden zijn. “Sommige mensen
zeiden wel dat ze het spannend vonden, dat we dit openlijk op zuid gingen doen.
Maar vanuit de doelgroep horen we vooral dat ze blij zijn dat er aandacht voor
komt. Dat is nu eenmaal nodig om acceptatie te verbeteren, waar je ook bent.”
Toekomstbestendig
Lana en de andere initiatiefnemers willen graag doorgaan met Jezelf op Zuid, ook als het project voor school is afgerond. “We vinden het allemaal belangrijk genoeg om hiermee door te gaan”, zegt Lana. “Daarom zou het geweldig zijn als we een partner kunnen vinden om ons initiatief toekomstbestendig te maken.”
Wil jij met de initiatiefnemers sparren over een mogelijke samenwerking? Neem dan contact op met Lana via jezelfopzuid@gmail.com
Afstand
houden, hamsteren en non-stop het nieuws volgen: de coronacrisis zorgt voor een
heleboel stress. Maar ook elkaar helpen, bezinning en onthaasten zijn termen
die steeds vaker voorbijkomen in deze rare tijden. Luisteren is ook een van de
manieren bij uitstek om een ander in deze moeilijke tijd bij te staan. IDEM
Rotterdam sprak met Ben de la Mar, de initiatiefnemer van Luistergoud. Deze
organisatie streefde altijd al naar een maatschappij met ruimte voor trage
vragen, presentie en zingeving om bij te dragen aan het welzijn van mensen. Een
missie waar we vooral nu wel oren naar hebben.
Wat doet
Luistergoud?
Luistergoud is een goededoelenorganisatie die zich inzet om de verbinding in de stad te versterken. Wij doen dat op verschillende manieren. Ten eerste organiseren we ieder najaar de Aandachtslezing in Arminius. Afgelopen jaar sprak psychiater Dirk de Wachter, die zich erg veel bezighoudt met omzien naar elkaar. Hij hoopt dat mensen niet gelijk afstappen naar een externe hulpverlener, maar ook meer steun zoeken bij elkaar. Daarnaast geven we op locatie lezingen over zelfcompassie binnen vrijwilligerswerk. Deze lezing wordt gegeven door drs. Renate Willems, die onderzoek doet naar het belang van zelfcompassie bij vrijwilligers. Een van haar onderzoeksvragen is of een grotere mate van zelfcompassie tot meer compassie naar cliënten leidt. Tot slot financieren we trainingen, bijvoorbeeld voor vrijwilligers in de zorg. Hierbij staat vooral het belang van luisteren voorop.
Waarom is
luisteren belangrijk?
Er is veel
discussie, iedereen heeft wel een mening. Vooral in onzekere tijden als nu.
Maar hoor je wel wat de ander echt zegt? Als je beter naar anderen luistert,
luister je ook beter naar jezelf. Het leven wordt kleurrijker, we kunnen
prettiger met elkaar omgaan als we beter leren luisteren. Er is dan ook meer
ruimte voor verschillen. Wij geloven dat we de wereld een stukje mooier kunnen
maken als we mensen leren om beter naar elkaar te luisteren. Het vermogen om te
luisteren kun je ontwikkelen in jezelf. Dat vermogen proberen we mee te geven
aan zoveel mogelijk Rotterdammers.
Hoe kunnen
professionals dat vermogen bij zichzelf verder ontwikkelen?
Soms is de
veronderstelling dat je dingen eerder oplost als je snel gaat. Onze samenleving
is namelijk heel erg ingesteld op regelen. Maar als je vertraagt, zie je de
dingen soms scherper. Dan zie je waar het eigenlijk om gaat. Uiteindelijk ben
je dan zelfs sneller bij de gewenste oplossing dan wanneer je vluchtig maar van
alles probeert.
Tegelijkertijd
moet je jezelf ook niet te veel laten meeslepen door de verhalen van anderen,
lijkt me?
Als
professional krijg je allerlei verhalen van anderen te horen, ook tragische.
Dat raakt je, dat doet iets met je. Als dat niet het geval is, word je een
automaat waar de ander niks aan heeft. Als iets je te veel raakt, is het ook
niet goed. Je moet aandacht blijven geven aan jezelf, zodat je ook weer
aandacht kan geven aan de ander. Het is heel simpel: het moet nu eenmaal met
jou goed blijven gaan, wil je wat voor een ander kunnen betekenen.
Hoe is
Luistergoud ontstaan?
Luistergoud
is voortgekomen uit de telefonische hulpdienst Sensoor. Eind 2018 is deze
opgegaan in de landelijke Luisterlijn. Van het geld dat nog beschikbaar was
hebben we een fonds opgericht waarmee we iets zinvols willen doen voor de
Rotterdamse samenleving. In stijl van de traditie van Sensoor is Luistergoud
opgericht: luisteren naar elkaar, verbinding, aandacht voor de medemens,
compassie voor mensen die in een lastige positie zitten.
We worden
overstelpt met nieuws, fake news, meningen, cijfers, voorspellingen: is
luisteren niet gevaarlijk in tijden van corona?
Kunnen
luisteren betekent niet dat je alles klakkeloos moet geloven. Maar het blijft
belangrijk om het vermogen om te luisteren te ontwikkelen. Zodat je kunt
luisteren naar een ander, dat betekent echt horen wat diegene meemaakt en
beleeft. Als we dat kunnen geven we ruimte aan de ander. Dat doet mensen goed
en maakt onze wereld een beetje mooier. Dat is wat we met Luistergoud de
samenleving gratis aanbieden.
Wie een luisterend oor nodig heeft, verwijs ik graag naar de landelijke Luisterlijn (vroeger Sensoor). Daar wordt dag en nacht een luisterend oor geboden, zeker in deze tijden een groot goed.
Hoe dragen
jullie verder bij aan deze verbinding?
Ieder jaar reiken wij de Aandachtsaward uit aan een Rotterdamse organisatie die zich inzet voor verbinding in de stad. Luistergoud wil deze organisatie met de Award een steuntje in de rug geven. Er is een eerste prijs te winnen van maar liefst vijfduizend euro, een tweede van drieduizend euro en een derde prijs van duizend euro. Vorig jaar won Tulpen uit Rotterdam, die met Rotterdammers bloemstukjes maakt en uitdeelt aan mensen die er goed een kunnen gebruiken.
In 2019 werd landelijk veertig keer melding gemaakt van racisme in de zorg bij antidiscriminatiebureaus. In Rotterdam zijn slechts vijf incidenten geregistreerd. Racisme in de zorg lijkt nog sterker ondergerapporteerd dan racisme in andere sectoren. Bij veel zorginstellingen lijkt een zwijgcultuur te bestaan als het om misstanden gaat: het management wil de instelling niet in kwaad daglicht zetten en medewerkers zijn bang om hun baan te verliezen. De 33-jarige Yuna wil deze zwijgcultuur doorbreken. Haar leven is kapotgemaakt door dag in dag uit te moeten kampen met discriminerende ouderen en hun racistische familieleden, ondanks de goede zorg die zij probeerde te leveren. Haar leidinggevende adviseerde haar alles te negeren. Door haar verhaal te delen, hoopt Yuna andere zorgverleners die met racisme te maken krijgen aan te moedigen ook op te staan. IDEM-redacteur Wilke Martens tekende daarom haar verhaal op. Een waarschuwing voordat je verder leest: dit verhaal bevat expliciete beschrijvingen van het racisme waar Yuna mee te maken heeft gehad.
N***r, n***r, n***r, n***r, n***r![1]Zodra Yuna de kamer van meneer De Vries binnenloopt, begint het geschreeuw. Snel loopt ze naar het keukentje om koffie te zetten en ontbijt klaar te maken voor de oude man. Vanuit de kleine woonkamer, waar meneer De Vries in zijn leunstoel voor de televisie zit, hoort ze het gevloek doorgaan. Yuna wacht in de hoek van de keuken tot de koffie is uitgeprutteld. Zachtjes zingt ze een liedje, om het gescheld niet te hoeven horen. Ze maakt twee bruine boterhammen met kaas, schenkt koffie in een mok en zet alles op een dienblad. Na een diepe zucht loopt ze met het eten de woonkamer in. Zo rustig mogelijk zet ze het op het bijzettafeltje naast meneer De Vries’ stoel. Hij kijkt haar aan met vurige ogen. ‘N***r, n***r!’, begint het geroep opnieuw, nu recht in haar gezicht. Snel loopt Yuna naar buiten. Zodra ze de deur achter zich sluit, hoort ze dat het stil wordt in de woonkamer.
Van de tien autochtone bewoners op de Nederlandse woongroep in het kleinschalige zorgcentrum in Rotterdam-Zuid, uiten zich er twee ronduit racistisch. Iedere dag weer. De 33-jarige zorgmedewerker Yuna laat het over zich heen komen. Iedere dag weer. Ze weet dat deze mensen er niet zoveel aan kunnen doen. Niet alleen zijn deze ouderen opgegroeid in een Nederland waar amper mensen van kleur woonden, ook zorgt hun dementie ervoor dat gedragsnormen vervagen. Ze weten niet meer zo goed wat aanvaardbaar is en wat niet. Deze ouderen zijn ziek en als zij racistische dingen zeggen, kunnen ze daar niet echt iets aan doen. Dat heeft ze geleerd tijdens haar opleiding tot verzorgende, vier jaar geleden.
Alles voor
de kinderen
Hoe erg de dagelijkse discriminatie[2] haar ook raakt, Yuna probeert zo goed mogelijk haar werk te doen. Eigenlijk vindt ze het werk heel erg leuk. Ze is er nog goed in ook, al was werken in de ouderenzorg nooit haar meisjesdroom. De andere acht bewoners van de Nederlandse woongroep lopen met haar weg. Bij hen is het altijd gezellig als ze aan het werk is. Ze drinken samen koffie en kletsen honderduit, zingen liedjes, spelen soms een spelletje. Er wordt zelfs wel eens gedanst. Toen mevrouw Janssen onverhoopt naar het ziekenhuis moest, liet Yuna haar kinderen bij de buren achter om aan haar ziekbed te zitten. Mevrouw Janssen voelde als familie voor haar, als een oma. Vreselijk miste ze familiebanden. Haar eigen familie woont in Zambia. En de familie van haar man? Nee, die moest niks van haar hebben. Sinds zij en haar man getrouwd zijn, horen ze bijna nooit meer wat van de familie. Alleen haar schoonouders nemen wel eens contact op, maar vooral voor de kinderen. Hun kleinkinderen, ja, daar waren haar schoonouders dol op. Maar op haar? Nee, haar zouden ze het liefst in een vliegtuig terug naar Afrika zetten. Als ze de kinderen – en hun paspoorten natuurlijk – maar hier liet.
Vaak denkt Yuna aan haar kinderen. Dat helpt haar om de werkdag door te komen. Het helpt om de beledigingen van de dementerende bewoners te incasseren. Voor hen kan ze dit doorstaan. Ze moet wel. Ze heeft haar salaris nodig om hen te voeden en te kleden, om hun schoolgeld te betalen. En hopelijk, als ze goed genoeg spaart, om in de nabije toekomst groter te gaan wonen. Samen met haar man, twee kinderen, en een derde kindje.
Hoe het
begon
Zambia, zeven jaar eerder. Yuna werkt hard aan haar carrière als zangeres. Ze heeft al talloze optredens gedaan en ze is zelfs al twee keer door Nederland op tournee geweest met een muzikaal theatergezelschap. Maar haar ambitie is groter. Ze wil niet langer alleen maar opdraven in het buitenland als mensen een zoveelste vertolking van ‘Pata Pata’ willen horen. Ze wil haar eigen keuzes maken. Ze wil haar eigen nummers maken. Haar eigen stem laten horen.
Daarom is ze hier. Op een internationale muziekworkshop, waar zangers
en muzikanten samenkomen. Hier ontmoet ze Johan. De Nederlandse muzikant valt
als een blok voor haar. Ze worden verliefd en Yuna komt op een tijdelijk visum
naar Nederland. Niet veel later raakt ze zwanger van hem. Voor Johan is er geen
twijfel: hij houdt van haar, hij wil met haar een gezin stichten en vraagt haar
ten huwelijk. Yuna zegt ja.
Als Yuna’s toeristenvisum afloopt, keert ze terug naar Zambia. Terwijl Johan alles regelt voor het huwelijk, begint Yuna aan lessen Nederlands. Ze keert terug op een tijdelijk visum om in Nederland te kunnen bevallen. Hun zoontje wordt geboren, ze trouwen en ze keren nog één keer terug naar Zambia om ook daar hun bruiloft te vieren. Wanneer Yuna slaagt voor haar inburgeringsexamen, komt ze opnieuw naar Rotterdam. Voorgoed, dit keer.
Yuna heeft er zin in. Ze geniet van haar man en zoon en probeert
ondertussen ook in Nederland haar zangcarrière van de grond te krijgen.
Tegelijkertijd realiseert ze zich dat zingen geen stabiel inkomen oplevert,
terwijl ze graag financiële zekerheid wil om haar kinderen een goede toekomst
te kunnen bieden. Daarom begint ze aan de opleiding tot verzorgende niveau 1.
Het studeren gaat goed, dus leert ze nog twee jaar door voor verzorgende niveau
2. Yuna loopt stage op verschillende plekken, maar geen was er zo leuk als
verzorgingshuis De Appel. Yuna werkt op een multiculturele groep, waar iedereen
zich thuis voelt. Met veel plezier gaat ze iedere dag aan het werk in het grote
verzorgingshuis. Als ze na afronding van haar studie te horen krijgt dat ze bij
De Appel kan blijven werken, kan ze haar geluk niet op. Het gaat om een andere
locatie, maar die is dichterbij haar huis. Geweldig, zo kan ze na werk sneller
bij haar kinderen zijn. En de woongroepen zijn nog kleinschalig ook, kan dat
niet alleen maar beter zijn dan dat massale verzorgingshuis?
Tot slaaf
gemaakt
“Hey zwartje, ga eens koffie voor ons zetten!” De zoon van mevrouw Wildschut is de woonkamer nog niet binnen, of hij brult al naar Yuna. Achter hem aan komen zijn vrouw, zus, schoonzoon en twee grote honden binnen. Het is acht uur ’s ochtends. Zodra de deuren van het zorgcentrum opengaan, staat de familie voor de deur. Hoewel bezoek alleen is toegestaan in de kantine, beneden bij de receptie, lopen ze steevast door naar boven. Geen medewerker die er iets van zegt. Yuna is bezig ontbijt klaar te maken voor mevrouw Wildschut. Als ze het bord voor mevrouw neerzet, pakt haar zoon het af en gooit het eten in de prullenbak. Hij pakt een schaaltje, spuit het vol met slagroom uit een spuitbus en geeft dat aan zijn moeder. “Maak eten dat zij wil eten”, blaft hij Yuna toe.
Ze ontbeert de energie om de familie weg te sturen. Yuna heeft al zo
vaak geprobeerd deze mensen te wijzen op hun asociale gedrag, ze kan het niet
langer opbrengen. Meerdere keren per week bezorgen ze haar kopzorgen, net als
de familie van meneer De Vries. Niet alleen overtreden ze de huisregels van het
zorgcentrum, ook schelden ze haar steeds uit met racistische benamingen. Zwarte
piet, het n-woord, slaaf: ze krijgt het allemaal over zich heen. In het begin
probeerde ze voor zichzelf op te komen. Vriendelijk, zoals ze tijdens haar
studie had geleerd. “Meneer, zou u me alstublieft bij mijn eigen voornaam
kunnen aanspreken?”, vroeg ze rustig als er weer eens ‘zwarte piet’ naar haar
geroepen werd. “Dat doe ik toch”, kreeg ze dan terug.
Meerdere keren probeerde ze de familie te doordringen van de pijn die
hun opmerkingen en gedrag veroorzaakten. Niet alleen bij haar, maar ook bij
haar islamitische collega’s van andere afdelingen. Ook zij kregen het zwaar te
verduren als de familie door het pand liep. Niets hielp. Niemand hielp.
Aanvankelijk probeerde Yuna de verwensingen te negeren, zoals haar teamleider haar altijd adviseerde. Ze weet het nog goed, al op haar eerste werkdag kreeg ze het advies. Priya, de teamleider, gaf een rondleiding door het complex, waar op zes woongroepen mensen van vijf verschillende culturele afkomsten leven. Elke cultuur heeft een aparte woongroep: een Marokkaanse, een Turkse, een Hindoestaanse, een Afro-Caribische en twee Nederlandse groepen. Op iedere afdeling werkt personeel met dezelfde culturele achtergrond als de bewoners. Althans, dat is de bedoeling. Yuna, hoewel van Zambiaanse komaf, werd op de Nederlandse groep aan het werk gezet. “Dit is Yuna, jullie nieuwe vaste verzorgende”, kondigde de teamleider opgewekt aan. De autochtone bewoners heetten haar welkom. Behalve mevrouw Wildschut, zij haalde haar neus op: “Wat komt zij doen op een Nederlandse groep?” De teamleider negeerde de opmerking. Yuna zocht er niet veel achter. De teamleider had de discriminerende opmerking vast niet gehoord. Zoiets zou ze anders nooit over haar kant laten gaan, ze was immers zelf van Hindoestaanse afkomst…
Maar de teamleider had de opmerking wel degelijk gehoord. Na de
rondleiding nam ze Yuna apart: “Kijk, dit is nou Nederland. Als zwarte ben je
gewoon niet gelijk. Ze kijken op je neer en zien je als hun zorgslaafje. Als je
er wat van zegt, dan ben je agressief en gaan ze klagen bij de directie. Je kan
het dus maar beter negeren allemaal. Probeer het van je af te laten glijden.” Yuna
had geknikt, voordat de boodschap goed tot haar was doorgedrongen. Tijdens haar
stage had ze zoveel positieve ervaringen opgedaan, dat ze alleen maar zin had
om aan het werk te gaan. En de teamleider is zelf van kleur. Zij zegt nergens
iets van, dus zo erg kan het toch nooit zijn? En de moslimmeisjes, die lopen
toch ook allemaal met een lach op hun gezicht?
Stond
erbij en keek ernaar
“Je moet iets doen, dit gedrag kan je echt niet langer accepteren.” De agent kijkt Yuna bezorgd aan. “Je organisatie doet niks. Je teamleider, je collega’s: iedereen staat maar stil en kijkt ernaar. Je moet echt iets doen nu.” Yuna staat nog te trillen op haar benen. De situatie liep deze zondag zo erg uit de hand, dat de familieleden van mevrouw Wildschut zelfs met de politie op de vuist waren gegaan. Enkele van hen zaten weer op de woongroep, waar ze niet mochten zitten. De teamleider van een andere groep, een Caribische vrouw, sprak hen hierop aan. De familie weigerde te gaan. Ze scholden de vrouw uit en gedroegen zich intimiderend. Er waren maar weinig collega’s aanwezig om te helpen, dus schakelde Yuna de politie in toen het fysiek dreigde te worden. De wijkagent was inmiddels kind aan huis bij het zorgcentrum, het was de zoveelste melding over de familie. Maar vanwege onenigheid onder medewerkers (‘Kon je de familie van een bewoner überhaupt wegsturen?’), deed de politie niks.
De volgende dag maakt Yuna een afspraak bij het politiebureau om
aangifte te doen van discriminatie. Ze is op. Al zo vaak heeft ze de
familieleden verzocht om een klein beetje rekening met haar te houden. Ze had
als een hond in de hoek van de woonkamer zitten wachten tot de familie weg was.
Zoveel racistische, denigrerende opmerkingen had ze geslikt. Het gescheld had
ze steeds weer proberen te negeren. Allerlei vormen van intimidatie had ze te
verduren gekregen. Keer op keer had ze bij Priya aan de bel getrokken over de
onhoudbare situatie. Iedere keer had zij geantwoord dat ze het moest negeren,
dat ze ermee moest leren omgaan, dit is Nederland, accepteer het maar gewoon.
Maar ze kon niet meer. Hoe kan je dit accepteren? Hoe kan je dit normaal
vinden? Al drie keer had Yuna met een ontslagbrief voor Priya’s neus gestaan,
maar steeds vroeg de teamleider haar alsjeblieft te blijven. Er was al een
groot personeelstekort. En de andere acht bewoners dan, die kon ze toch niet
zomaar in de steek laten?
Yuna blijft, maar besluit wel de aangifte door te zetten. Als haar
teamleider haar niet kan helpen, dan maar het rechtssysteem. Dus vertrekt Yuna
met haar man naar het politiebureau in Rotterdam om aangifte te doen van
discriminatie, tegen mevrouw Wildschut en haar familie, tegen meneer De Vries
en zijn familie, tegen Priya en tegen de organisatie. Ze zullen er werk van
maken, belooft de agent.
Vertrouwenspersoon
“Wat er met jou gebeurt is schandalig.” Eindelijk lijkt iemand Yuna te begrijpen. Het is een opluchting om met de vertrouwenspersoon in gesprek te gaan. Na talloze keren te zijn afgewimpeld door haar teamleider Priya, lijkt het er eindelijk op dat Yuna hulp krijgt. Niet alleen kan ze terecht bij de vertrouwenspersoon, ook heeft het management om haar te beschermen overgeplaatst naar de andere Nederlandse groep. Het voelt een beetje dubbel: zouden niet de discriminerende families overgeplaatst moeten worden in plaats van zij? En waarom wordt pas actie ondernomen als er een aangifte ligt?
Toch gaat Yuna vol hernieuwde energie weer naar De Appel. Ze kijkt
uit naar het tweede gesprek met de vertrouwenspersoon. Maar zodra ze op werk
aankomt, krijgt Yuna een brief in handen gedrukt. Het is een officiële
waarschuwing van het management: als ze nog een keer de fout ingaat, wordt ze
op staande voet ontslagen. Yuna begrijpt er niets van. Wat heeft ze verkeerd
gedaan?
De twijfel slaat weer toe. Al maanden liep Yuna met het gevoel rond
er alleen voor te staan. Niemand zou haar helpen. Yuna werd neerslachtig.[3] Haar leven viel haar
steeds zwaarder. Vaak kwam ze huilend thuis van werk. Ze dacht zelfs dat de
dood een oplossing zou kunnen zijn. Ze kon maar beter verdwijnen, dan was alles
tenminste voorbij. Maar ze kon niet verdwijnen zonder dat haar kinderen, als ze
wat ouder waren, zouden begrijpen waarom ze hen had achtergelaten. Haar
kinderen moesten weten wat ze had doorstaan. Zij moesten weten in welke wereld Yuna niet
langer kon leven, de wereld van dagelijkse racistische haat, gescheld en
getreiter. Daarom zette ze op een dag haar telefoon op het aanrecht. Met de
camera aan.
De waarschuwing moet iets met de vertrouwenspersoon te maken hebben,
concludeert Yuna. Dat kan niet anders. In het eerste gesprek had ze verteld dat
ze video-opnamen had gemaakt. Terwijl Yuna ervan uitging dat ze alles in alle
eerlijkheid kon vertellen, bleek Priya de volgende dag al op de hoogte te zijn
van de opname. Ook dat Yuna aangifte had gedaan, was de teamleider ter ore
gekomen. Priya legt uit dat de coach Waardigheid & Trots haar heeft
ingelicht. Ze sommeert Yuna de beelden te verwijderen en eist dat de aangifte ingetrokken
wordt. Met mediation kunnen ze het onderling wel oplossen. Yuna is verbijsterd.
Tegen haar was toch verteld dat ze een gesprek met een vertrouwenspersoon zou
krijgen? Hoe kan alles nu op tafel liggen? En eigenlijk wil ze de aangifte helemaal
niet intrekken; discriminatie is toch verboden in Nederland? Dan heeft ze toch
een sterke zaak? Maar ook denkt ze aan haar kinderen. Ze wil haar baan niet
verliezen, dus geeft Yuna toe. Ze voelt zich als een slaaf, zo mak als de
slaven die ze in films heeft gezien. Zonder morren geeft ze haar telefoon aan
haar teamleider. Priya belt de politie en trekt de aangifte in.
De lange
mannen
“Ze zijn je aan het achtervolgen, de lange mannen. Pas goed op jezelf.” Priya lijkt niet de enige die op de hoogte is geraakt van de filmopnamen en de aangifte. De familieleden van mevrouw Wildschut achtervolgen Yuna als ze na een dienst naar huis gaat. De moslimmeisjes hebben het gezien. “Waarschuw je man”, vertellen ze Yuna. “Zeg hem dat hij je komt ophalen. Als je na een avonddienst alleen naar huis gaat, dan zullen de lange mannen je in elkaar slaan. Je zou niet de eerste zijn.” Dus komt Johan haar iedere avond ophalen. Samen met de kinderen, die nog te jong zijn om alleen thuis te blijven.
De overplaatsing naar de andere afdeling was een oplossing van niks. Niet
alleen voelde het voor Yuna alsof het probleem bij haar werd gelegd, maar
daarbovenop werd de intimidatie door de familieleden alleen maar erger. Als ze
bij vader of moeder op bezoek waren geweest, liepen ze zo naar Yuna toe via de
balkons die de twee afdelingen met elkaar verbinden. “Hey zwartje, wat denk je
te bereiken met die aangifte? Je gaat alles verliezen, meisje. Tegen de tijd
dat we met jou klaar zijn, gaan we naar de andere buitenlanders die ons land
overnemen. Jullie gaan je ons herinneren voor de rest van je leven.”
Ze staken hun tong naar haar uit. Ze spuugden voor haar op de grond. Ze
riepen haar na dat ze lelijk en vies was. Ze bedreigden haar. Yuna voelde zich
klein. Ze kwamen steeds met velen tegelijk op bezoek. Haar collega’s durfden er
ook niets tegen te doen. De teamleider deed nog steeds niets aan de onhoudbare
situatie. Het enige waar Priya mee bezig leek te zijn, was haar eigen baan
veiligstellen. Nadat Yuna naar de politie was gestapt maakte Priya verslagjes
van gesprekken die ze met Yuna gehad zou hebben. Meestal was Yuna het niet met
de verslagen eens, ze gaven een te rooskleurig beeld. Zo zou Priya al van alles
gedaan hebben om de situatie te verbeteren. Eens of niet, Yuna moest de
verslagen wel ondertekenen, anders mocht ze niet aan het werk die dag. Dan zou
ze minder salaris krijgen en de volgende maand te krap zitten.
Gebroken
Yuna heeft er genoeg van. Ze moet weg bij De Appel, anders wordt het haar dood. Na drie maanden op de nieuwe afdeling neemt ze alsnog ontslag. Deze keer echt. Op advies van de politie neemt ze contact op met antidiscriminatiebureau RADAR om haar te helpen. Na verschillende gesprekken tussen de klachtbehandelaar, Yuna en de organisatie komt er een interne zitting bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van De Appel, anderhalf jaar nadat ze voor het eerst een melding van discriminatie maakte bij Priya. De commissie verklaart Yuna’s klachten gegrond, maar de teamleider bleek er al niet meer te werken. De organisatie heeft fouten gemaakt, ze beloven beterschap. Ook de aangifte wordt heropend, maar al snel wordt deze door de officier van justitie ‘op de plank gelegd’ omdat meneer De Vries en mevrouw Wildschut inmiddels overleden zijn. Tegen de familieleden of de zorginstelling kan het openbaar ministerie nu niets meer beginnen, zo luidt de uitleg.
En Yuna? Voor haar veranderde dit niets. Zij zit nog steeds thuis,
zonder baan. Nog steeds gebroken. Yuna voelt zich geen mens meer. In een
paniekaanval had ze zelfs haar lange haar afgeknipt. Als ze haar dreads maar
zou afknippen, dan zou ze alle problemen wegknippen. Haar man had haar
gevonden. Urenlang had ze op de vloer gelegen, met haar dreads in een waaier om
haar heen. Depressief en getraumatiseerd. Niemand vroeg of ze haar baan terug
wilde. Niemand sprak over financiële compensatie voor de geleden schade.
Niemand vroeg hoe het nu met haar ging.
Lang zal het duren voordat Yuna opnieuw vertrouwen krijgt in de
Nederlandse samenleving. Diep in haar hart weet ze dat niet iedereen ‘zo’ is,
maar herstel heeft tijd nodig. Wat haar het meeste heeft geraakt is dat zoveel
mensen bleven toekijken. Hoe iedereen bewegingloos bleef kijken terwijl zij
vernederd werd. Ze begrijpt het wel, ergens. Iedereen is bang om zelf
slachtoffer te worden. Of hun baan te verliezen. Maar zelf zou ze nooit kunnen
zwijgen als ze getuige is van onrecht. Haar moeder heeft haar geleerd om voor
zichzelf op te komen. En dat zal ze altijd blijven doen, waar ter wereld ze ook
is.
Heb je hulp nodig na het lezen van dit verhaal?
Yuna heeft haar verhaal bewust gedeeld. Ze hoopt anderen die zich gediscrimineerd voelen de moed te geven om zich ook uit te spreken. Want als iedereen maar blijft toekijken, uit angst, of onbegrip, of welke reden dan ook, dan verandert er niets. Dan blijven mensen als de familie Wildschut en familie De Vries vrij baan houden. Dan blijven racistische opmerkingen ‘normaal’. En een wereld waarin racisme normaal gevonden wordt, die wereld wil ze niet. Niet voor zichzelf, niet voor anderen en zeker niet voor alle kinderen.
Heb je na het lezen van dit verhaal behoefte om met iemand te praten? Wil je een melding maken van racisme of ondersteuning krijgen bij een aangifte of officiële klacht? Neem dan contact op met antidiscriminatiebureau RADAR.
Uit privacyoverwegingen zijn de namen in dit artikel gefingeerd.
Er liggen
allerlei prachtige en ontroerende verhalen verscholen in de herinnering van
migrantenouderen: over hun jeugd in hun geboorteland, over de eerste moeilijke
jaren in Nederland en hoe ze hier uiteindelijk hun plek hebben gevonden. Daarom
startte Pluspunt, expertisecentrum voor senioren en participatie, het project
‘Het verhaal van je leven’. Vrijwilligers gaan uitgebreid in gesprek met een
migrantenoudere en tekenen haar of zijn verhaal op. IDEM Rotterdam sprak met de
in Turkije geboren Elif Ates en vrijwilliger Betty Notenboom, die Elifs
geschiedenis in boekvorm goot.
Elif Ates
werd op 2 januari 1949 in Oost-Anatolië (Turkije) geboren. Althans, dat staat
in haar paspoort. Want door sneeuw konden geboorteaangiftes nog wel eens op
zich laten wachten, dus misschien was ze er al eerder. Haar jeugd in een klein
dorpje in het oosten van Turkije was de gelukkigste periode uit haar leven. “In
tegenstelling tot mijn oudere zus, stuurde mijn vader mij wel naar school”,
vertelt Elif. “Dat was heel bijzonder in die tijd. Ik wilde heel graag leren,
ik wilde verpleegster worden. Door te leren voelde ik me vrij.”
Maar verpleegster werd ze niet. Op haar vijftiende vond haar vader een man voor haar. Door zijn werk in Nederland, zou die man goed voor haar kunnen zorgen, zo dacht Elifs vader. Toen Elif zeventien werd, vertrok ze naar Nederland. Die eerste jaren waren vreselijk zwaar. Ze was getrouwd met een man die een stuk ouder was en die ze amper kende. Ze kwam in een onbekend land, waar ze de taal niet sprak. Ze kwam in een pension, vol gastarbeiders met wie ze amper kon communiceren. Elif had nooit echt goed Turks geleerd, in haar dorp spraken ze Zaza. “Na zes weken werd ik op straat gezet door de huisbaas, terwijl mijn man nog op werk was”, vertelt ze. “Ik had geen idee wat de huisbaas tegen me zei, hij pakte gewoon mijn koffers en zette me op straat. Urenlang zat ik op de stoep te huilen.”
Geen spijt
Ondanks de
herinnering aan de pijn, vertelt Elif het verhaal met een glimlach op haar
gezicht. Ze vindt het fijn dat haar kinderen en kleinkinderen over haar jonge
jaren kunnen lezen. Via via had Elif, die erg actief is in de buurt, van ‘Het
verhaal van je leven’ gehoord. In eerste instantie zag ze er niets in om haar
verhaal aan een vreemde te vertellen. “Maar later besefte ik me dat het toch
wel heel leuk zou zijn voor mijn kinderen en kleinkinderen. Mijn kleinkinderen
van vijftien en dertien hebben het inmiddels gelezen, die waren helemaal
enthousiast!” Ondanks de eerste twijfel, heeft Elif het verhaal inmiddels zelf
ook twee keer gelezen. “Ik heb er geen spijt van gekregen!”
Betty tekende het verhaal van Elif op, nadat ze een aantal keer bij haar op de koffie was gegaan. “Elif moest even over de streep getrokken worden”, vertelt Betty, “maar toen ze eenmaal vertrouwd was met mij en het idee, begon ze heel gemakkelijk te vertellen.” Elif vult aan: “Ik heb ook zoveel te vertellen, ik wist eerst gewoon niet waar ik moest beginnen.”
Tweede natuur
Voor Betty
is het optekenen van verhalen een tweede natuur. “Schrijven is als ademen voor
mij, het gaat vanzelf. Ik ben in 2011 hiermee begonnen en heb inmiddels 26
levensboeken geschreven”, vertelt ze. “Ik was journalist, maar door een
burn-out kon ik niet meer fulltime werken. Op een gegeven moment ben ik via een
oude buurman in de levensverhalen gerold. Ik ontdekte daarna Pluspunt, waar ik
als vrijwilliger aan de slag ging. Ik vond het heel leuk om alle verhalen te
horen van zoveel verschillende mensen.”
Het verhaal van Elif trok direct haar interesse. “Ik ben heel erg geïnteresseerd in talen en culturen”, vertelt Betty. “Dus als Elif iets vertelt over Zaza, haar moedertaal, dan ga ik daar meteen meer over opzoeken. Zo leerde ik ook ontzettend veel over de cultuur uit Elifs dorp en haar geloof, een soort milde variant van het sjiisme.” Elif vult haar aan: “Het is een stroming binnen de islam, maar ons geloof werd in Turkije erg onderdrukt. Terwijl ik vind: als je maar respect hebt voor een ander, dan maakt het niet uit welk geloof je hebt.”
Wederzijds respect
En dat
wederzijdse respect is ook bij het optekenen van de levensverhalen essentieel.
“Ik was heel blij met Betty als schrijver”, zegt Elif. “Er was een goede klik.
Als die er niet was, had ik haar gewoon weggestuurd.” Betty vult haar lachend
aan: “Soms moet je informatie echt uit iemand trekken, maar dat was bij Elif
niet het geval. Vaak denken mensen dat ze niks te vertellen hebben, maar als ze
eenmaal beginnen zeggen ze ‘oh, ik wist niet dat ik dat allemaal nog wist’.”
Voor
beginnende schrijvers heeft Pluspunt een handleiding met tips om de
levensverhalen op te tekenen. Maar als professioneel schrijfster heeft Betty
ook nog wat adviezen. “Luisteren is het allerbelangrijkste”, zegt ze. “Het
hoeft niet in een keer goed te zijn. Bij mij gaat het ook altijd heel rommelig,
maar later zet ik alles weer op een rijtje!”
Betty vindt
het fijn dat zoveel verschillende mensen een kans krijgen om hun levensverhaal
te vertellen. “Er zijn ook genoeg commerciële organisaties waar je je
levensverhaal kan laten optekenen”, zegt Betty. “Alleen ben je dan algauw
vijfduizend euro kwijt, terwijl elk verhaal het waard is om verteld te
worden.”
Heb jij schrijfambities?
Heb jij
schrijfambities? Lijkt het je leuk om het levensverhaal van een migrantenoudere
op te tekenen? Meld je dan aan voor ‘Het verhaal van je leven’. Pluspunt biedt
begeleiding en training voor vrijwillige schrijvers. Meer informatie vragen of
direct aanmelden – ook voor ouderen wiens levensverhaal een boek verdienen –
kan via w.hilverda@pluspuntrotterdam.nl.
Bijna de helft van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaart weleens eenzaamheid. De ene af en toe, de ander vaak. Jongeren die chronisch gevoelens van eenzaamheid ervaren, belanden in een neerwaartse spiraal: ze trekken zich terug, ontwikkelen negatieve gedachten over zichzelf en over de wereld, trekken zich nog verder terug… Om deze negatieve spiraal te doorbreken, bedacht de 25-jarige Dinja Horsting voor haar afstudeerproject een speciale tafelvoetbaltafel voor (eenzame) jongeren. Inmiddels rolt ze het project voor wmo radar uit over Rotterdam.
“Het is
ontzettend snel gegaan sinds ik het idee kreeg voor de tafelvoetbaltafel”, vertelt
Dinja Horsting, die nog maar een jaar geleden afstudeerde aan de Hogeschool
voor de Kunsten Utrecht aan de opleiding Kunst en Economie. “Mijn studie is er
onder andere op gericht om de creatieve industrie in te zetten voor
maatschappelijke doeleinden”, legt ze uit. “Voor mijn afstuderen mocht ik zelf een
onderwerp kiezen. Omdat ik bij mijn opa en oma zag dat ze soms eenzaam waren –
ook al waren ze nog samen en hadden ze een kind en kleinkinderen – wilde ik
iets met eenzaamheid doen. Ik ging me verdiepen in de theorie en kwam er toen
achter dat jongeren ook kampen met gevoelens van eenzaamheid. Daar had ik nooit
bij stilgestaan, dus het sprak me heel erg aan om daar wat mee te doen.”
Coalitie
Erbij
Dinja ging
verder op onderzoek uit naar eenzaamheid onder jongeren en kwam op die manier
in contact met Coalitie Erbij in Rotterdam. “Tijdens een stage ben ik daar
aangesloten bij de Lerende Praktijk over jongeren en eenzaamheid”, zegt ze.
“Hier ging ik met professionals in gesprek om een mogelijke oplossing te
verzinnen. Natuurlijk kon ik het probleem niet in mijn eentje oplossen, dus ik
besloot er een afstudeerproject van te maken. Dit bestond uit de speciale voetbaltafel
en een campagne om het onder de aandacht te brengen: Een tegen Eenzaam.”
De voetbaltafel
is geen gewone. Bij deze tafel speel je met één speler tegen twee of drie
anderen. Op het veld en bij de puntentelling staan weetjes en tips over
eenzaamheid. “Het idee was dat jongeren zouden denken ‘hey, tafelvoetbal’ en
dan tijdens het spel het onderwerp eenzaamheid aankaarten”, legt Dinja uit.
“Maar we zijn ook bezig om werkvormen bij de voetbaltafel te bedenken, om meer
gestructureerd het gesprek te faciliteren over eenzaamheid bij jongeren.”
Aan het
werk: Lerende Praktijk
Direct na
haar afstudeerproject kreeg Dinja een baan aangeboden bij wmo radar om haar
idee in de praktijk te brengen. “Inmiddels staat de voetbaltafel op het Albeda
College, maar deze gaat als reizende campagne langs verschillende scholen”,
vertelt Dinja. “Bovendien is de tafel nooit af: ik blijf schaven aan het
concept. Dus feedback is altijd welkom!”
Naast het
uitrollen van haar voetbaltafel, werkt ze bij Coalitie Erbij Rotterdam aan de
Lerende Praktijk over jongeren en eenzaamheid. “Dit zijn bijeenkomsten waar
professionals, ervaringsdeskundigen of studenten samenkomen in een werkgroep”,
legt ze uit. “We bespreken het thema, wat we ermee willen doen in Rotterdam,
hoe we kunnen samenwerken. Er is nog plek in de werkgroep, dus wie interesse
heeft om mee te praten is welkom!”
Join us
Voor
eenzame jongeren zelf heeft Dinja, samen met een collega van wmo radar, het
project Join us naar Rotterdam gehaald. “Veel professionals die eenzaamheid signaleren
bij een jongere, weten niet wat ze vervolgens kunnen doen”, legt ze uit. “Join us
is een interventie waarnaar ze eenzame jongeren kunnen doorverwijzen. Hier
wordt gekeken naar het probleem achter het probleem. Een jongere kan
bijvoorbeeld eenzaam raken omdat hij een heel negatief zelfbeeld heeft. De jongeren
gaan onder begeleiding van jongerenwerkers van wmo radar aan de slag in WORM.
In groepsverband organiseren ze activiteiten. Op die manier wordt niet alleen
het symptoom, eenzaamheid, bestreden, maar ook de oorzaak.”
Goed luisteren naar jongeren is dan ook het
belangrijkste advies voor professionals, meent Dinja. “Neem de tijd, zorg dat
je echt aandacht voor jongeren hebt. Een goed gesprek is het allerbelangrijkste
begin.”
Meer weten?
Wil jij meer weten over eenzaamheid bij jongeren en het bijzondere tafelvoetbalproject van Dinja? Kom dan naar het IDEM-kennisatelier ‘Je verjaardag vier je het liefst met elkaar’ op donderdag 26 maart. Meer informatie en de aanmeldknop vind je in onze agenda.