5 vragen over… antisemitisme

5 vragen over… antisemitisme

Een deel van de Joodse Rotterdammers gaat niet zichtbaar Joods over straat om antisemitische reacties te voorkomen. Wie toch een keppeltje of davidsster draagt, voelt een risico om uitgescholden of bespuugd te worden. Dat blijkt uit een kwalitatief onderzoek van IDEM Rotterdam naar de ervaringen en veiligheidsbeleving van Joodse Rotterdammers. IDEM Rotterdam stelt 5 vragen over antisemitisme aan onderzoekers Nienke de Wit en Bauke Fiere.

1. Wat is antisemitisme?

Hoewel antisemitisme geen eenduidige definitie heeft, wordt de definitie van International Holocaust Rememberance Alliance (IHRA, 2020) veel gebruikt, onder andere in nationale en internationale politiek. Deze definitie luidt als volgt:

“Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden die tot uiting kan komen als een gevoel van haat jegens Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse personen en/of hun eigendom en tegen instellingen en religieuze voorzieningen van de Joodse gemeenschap.”

IHRA verstaat onder manifestaties ook uitingen tegen de staat Israël, die beschouwd wordt als Joods collectief. Echter, kritiek tegen Israël die gelijk staat aan mogelijke kritiek op andere landen kan volgens hen niet beschouwd worden als antisemitisme.

2. Hoe vaak komt antisemitisme voor?

Hoeveel antisemitische incidenten er daadwerkelijk zijn in Nederland is lastig te vast te stellen. Verschillende instanties, onder andere antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI) en de politie, houden bij hoeveel meldingen zij ontvangen van antisemitisme, maar dit geeft geen inzicht in de werkelijke omvang van het probleem. Dit komt omdat antisemitisme niet altijd als zodanig wordt herkend en omdat van lang niet alle antisemitische incidenten een melding wordt gemaakt.  Uit onderzoek van de European Union Agency for Fundamental Rights (FRA) uit 2018 blijkt dat slechts een kwart van de slachtoffers van een antisemitisch incident in Nederland dit ergens heeft gemeld.

In 2019 telde het CIDI in totaal 182 antisemitische incidenten in Nederland, exclusief online antisemitisme. Het gaat om incidenten die direct gemeld zijn bij CIDI, of gedeeld door meldpunten als ADV’s en het College voor de Rechten van de Mens of via (sociale) media. Het gaat bijvoorbeeld om vernielingen en bekladdingen in de openbare ruimte, het uitschelden van mensen op straat of telefonisch en pesterijen op scholen. Daarnaast zijn er meldingen van bedreigingen en het bespugen van mensen die door hun kleding als Joods herkenbaar zijn.

Hoewel antisemitisme lastig te meten is en er geen exacte cijfers van de omvang zijn, zien verschillende instanties wereldwijd die cijfers bijhouden over antisemitisme een stijging van het aantal incidenten. Het Kantor Center rapporteert een stijging van het aantal grote gewelddadige incidenten in 2019 van 18% ten opzichte van 2018 (Kantor Center, 2020).  

3. Hoe herken je antisemitisme?

Antisemitisme kan zich direct, maar ook indirect uiten. Direct antisemitisme uit zich tegen Joodse personen, eigendommen of gebouwen, terwijl indirect antisemitisme niet direct wordt geuit. Bij direct antisemitisme kan het gaan om ongepaste en discriminerende opmerkingen, fysiek geweld en vernieling. Dit kan zich uiten in de privésfeer, maar ook in het publieke debat of de openbare ruimte. Indirect antisemitisme gaat bijvoorbeeld om antisemitische leuzen tijdens voetbalwedstrijden, het uitschelden van een politieagent voor k**jood of het verspreiden van diverse complottheorieën over Joden. Zo hoeft antisemitisch schelden niet direct tegen een Joods persoon geuit te worden, maar draagt het wel bij aan de normalisering van antisemitisme en een negatieve associatie met Joden. Antisemitisme heeft diverse verschijningsvormen, en kan zowel zeer duidelijk als subtiel voorkomen. Het hoeft niet altijd te gaan om direct geweld, maar juist sluimerende vormen kunnen ook schade toe richten, zoals stereotypes en vooroordelen over Joodse mensen.

4. Wat kun je als professional doen tegen antisemitisme?

Je kan jezelf informeren en nagaan wat je over het jodendom in Nederland weet. Daarnaast kan je je collega’s aanspreken wanneer je merkt dat die persoon weinig kennis heeft of op basis van vooroordelen handelt. Antisemitisme is, net zoals discriminatie op andere gronden, een complex fenomeen. Het hangt samen met normen, structuren van ongelijkheid en het op alledaagse manieren tot uiting kan komen. De eerste stap naar verandering is daarom om meer kennis op te doen en kritisch op jezelf te reflecteren.

5. Wat kun je doen als je antisemitisme ervaart?

Je kunt (anoniem) een melding doen van discriminatie bij het antidiscriminatiebureau in je gemeente (in Rotterdam is dat RADAR). De gespecialiseerde klachtbehandelaars kunnen je, indien gewenst, advies geven over mogelijke vervolgstappen en je hierin ondersteunen.

Omstanders kunnen altijd een goede bondgenoot zijn door zich uit te spreken tegen discriminatie, ook in het geval van antisemitisme. Ga naast iemand staan die antisemitisch bejegend wordt en geef deze persoon de ruimte om zichzelf uit te kunnen spreken. Verder kun je iemand die antisemitisme meemaakt ondersteunen, bijvoorbeeld door een luisterend oor te bieden en samen te kijken naar mogelijke oplossingen voor de situatie.

Lees het onderzoek ‘Openlijk Joods, maar niet altijd’

Wil je meer weten over antisemitisme? IDEM Rotterdam deed kwalitatief onderzoek naar antisemitisme in Rotterdam. Hiervoor zijn Joodse Rotterdammers gevraagd naar hun ervaringen met antisemitisme en welke invloed dat heeft op hun veiligheidsbeleving. Het onderzoek is hier te downloaden.

5 vragen over… seksuele straatintimidatie

5 vragen over… seksuele straatintimidatie

Roepen, sissen, nafluiten en vervolgens uitgescholden worden als je niet reageert. Voor veel (met name) vrouwen en LHBTIQ+-personen is dit een herkenbare realiteit. De gemeente Rotterdam wil korte metten maken met deze en andere vormen van straatintimidatie, want iedereen moet immers met een veilig gevoel op straat kunnen lopen. IDEM Rotterdam stelt vijf vragen over seksuele straatintimidatie aan Lisanne Oldekamp, beleidsadviseur en projectleider ‘aanpak seksuele straatintimidatie’ bij gemeente Rotterdam.

1. Wat is seksuele straatintimidatie?

Seksuele straatintimidatie kent vele vormen. In het plan van aanpak van de gemeente hanteren we de volgende definitie: ‘(seksuele) uitlatingen of gedragingen op straat waarmee anderen u irriteren, tot last zijn, kwetsen, beledigen, bedreigen of beperken in uw gevoel van vrijheid’.

2. Hoe vaak komt seksuele straatintimidatie in Rotterdam voor?

Uit onderzoek uit 2016 blijkt dat 44 procent van de vrouwen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, te maken heeft gehad met seksuele straatintimidatie. Het gaat daarbij om bovenstaande definitie. Als je echter een bredere definitie hanteert, waaronder ook sissen, fluiten of naroepen vallen, dan heeft maar liefst 94 procent van de vrouwen dit meegemaakt. Seksuele straatintimidatie is dus een groot probleem. De gemeente heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam opdracht gegeven om het onderzoek uit 2016 te herhalen, om een actueel beeld te krijgen van het probleem. Dat rapport verschijnt volgende week.

3. Wat doet de gemeente tegen seksuele straatintimidatie?

De gemeente heeft een integrale aanpak. Slachtoffers van seksuele straatintimidatie kunnen hun ervaring melden in de StopApp. Als je wil, kun je je contactgegevens achterlaten. Iemand van de gemeente neemt dan contact met je op, bijvoorbeeld om je door te verwijzen naar hulpverlening. We willen vooral dat melders zich gehoord voelen.

Verder voeren we campagnes om mensen ervan bewust te maken dat seksuele straatintimidatie niet normaal is. Deze richten zich naast slachtoffers ook op daders of potentiële daders. We gaan ons ook meer richten op omstanders: help iemand als je merkt dat er sprake is van seksuele straatintimidatie. Als hele samenleving moeten we zeggen: ‘We vinden dit niet normaal.’

Tot slot gaat er veel aandacht naar de strafbaarstelling van straatintimidatie. In Rotterdam hebben we een tijd een artikel in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV; in de APV staat de regelgeving binnen de gemeente, bijvoorbeeld ook over vergunningen en over waar je op straat alcohol mag drinken) gehad, waarmee straatintimidatie strafbaar was en waar we op konden handhaven. Helaas is dat door een rechter herroepen: een lokale verordening was volgens de rechter niet mogelijk, maar een wet (dus landelijk) wel. Inmiddels is in Den Haag een wetsvoorstel in de maak, waar de gemeente Rotterdam ook input voor levert. We doen ons uiterste best om die wet voor elkaar te krijgen.

4. Wordt er ook veel gedaan aan de preventie van seksuele straatintimidatie?

We zijn momenteel bezig met een nieuwe aanpak van seksuele straatintimidatie. Hierbij zal meer aandacht uitgaan naar preventie. Het belangrijkste hierbij is dat we niet het wiel opnieuw gaan uitvinden. We onderzoeken bijvoorbeeld of er lessen over seksueel gedrag zijn op scholen, waarbij we kunnen aanhaken. Ook proberen we aansluiting te vinden bij andere activiteiten in de stad, bijvoorbeeld workshops over taboes bespreken.

5. Wat kun je als professional doen als een cliënt of zorgvrager te maken heeft met seksuele intimidatie?

In eerste instantie kun je het melden in de StopApp. Ook professionals kunnen melden in de StopApp, eventueel anoniem. Hoe meer meldingen we binnenkrijgen, hoe meer zicht we hebben op het probleem en hoe concreter we het kunnen aanpakken. Als de persoon in kwestie dat wil, kunnen we contact opnemen en doorverwijzen naar de juiste hulpverlener. Verder is het heel erg afhankelijk van wat er is gebeurd en wat iemands behoefte is. We zijn op dit moment bezig met het doorontwikkelen van onze aanpak. Eén van de punten die we daarin willen meenemen, is het vergroten van het handelingsperspectief van omstanders. Die term ‘omstanders’ willen we wat verder afpellen, want ook professionals kunnen natuurlijk omstanders zijn. Om te zorgen dat we de juiste tips meegeven, ben ik ook erg benieuwd waar professionals behoefte aan hebben (hiervoor kun je per mail contact met me opnemen).

Verder raden we voor hulpverleners een korte online training aan van Stand Up. Met behulp van een aantal casussen krijg je meer inzicht in wat seksuele intimidatie is en hoe je het beste kan handelen.

Meer weten?

Op 29 april 2021 organiseert IDEM Rotterdam het Kennisatelier ‘Seksuele intimidatie, niks bijzonders?’. Er zijn nog een beperkt aantal plaatsen voor professionals beschikbaar, dus meld je snel aan. Over de aanpak van seksuele straatintimidatie door de gemeente Rotterdam kun je meer lezen op de website van de gemeente.

5 vragen over… hulpverlening aan sekswerkers

5 vragen over… hulpverlening aan sekswerkers

Porno, erotische massages, webcam, prostitutie: voor veel mensen zijn dit ‘ver van hun bed’-onderwerpen. Er rust een stigma op sekswerk en sekswerkers krijgen daardoor met allerlei vooroordelen en stereotypen te maken. Ook bij hulp- en zorgverleners gaan er vaak alarmbellen af wanneer een cliënt in deze sector werkt. Want hoe verleen je de beste hulp aan deze doelgroep? Stichting Humanitas ontwikkelde daarover de e-learning ‘Hulp en Zorg aan Sekswerkers’. IDEM Rotterdam stelt 5 vragen hierover aan Anke van den Dries, sociaal werker bij het Expertisecentrum Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel van Stichting Humanitas.

1. Wat betekent ‘sekswerk’ eigenlijk? En is er een verschil met prostitutie?

Sekswerk is een parapluterm. Hieronder vallen vormen van seksuele of erotische diensten waar iemand geld mee verdient. Je kan bijvoorbeeld denken aan fysieke offline vormen van sekswerk die ook wel prostitutie genoemd worden, maar ook aan iemand die je kan inhuren als BDSM-dominatrix, of een porno-acteur, of iemand die mensen begeleidt in het ontdekken van hun eigen seksualiteit. Ook zijn er sekswerkers die bijvoorbeeld gespecialiseerd in diensten voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking. En webcammers vallen ook onder sekswerk, mensen die op afstand seksuele diensten verlenen. Het hoeft dus lang niet altijd om een fysieke afspraak te gaan tussen sekswerker en klant. En als het wel om een fysieke afspraak gaat, dan is seksualiteit niet per definitie het belangrijkste onderdeel. Omdat de term zo breed is, en minder stigmatiserend dan prostitutie, spreken wij van sekswerk. Deze term geeft tegelijkertijd duidelijk aan dat het om arbeid gaat.

2. Is iedere sekswerker tegen haar / zijn / hun zin aan het werk? Hoe schat je als hulpverlener in of dit wel of niet het geval is?

Het idee dat je sekswerk niet vrijwillig zou kunnen doen, komt voort uit allerlei stigma’s die eromheen hangen. Sekswerkers houden zich namelijk meestal niet aan wat de normatieve kaders van ‘goede seksualiteit’ zouden zijn. Ze hebben bijvoorbeeld seks voor geld en zijn niet monogaam. Een van de manieren om met al deze vooroordelen om te gaan, als je niet goed begrijpt waarom iemand sekswerk zou doen, kan zijn door aan te nemen dat iemand wel slachtoffer moet zijn. Daardoor worden ook sekswerkers die vrijwillig voor dit werk gekozen hebben, in die hoek gedrukt.

Daarnaast is de term ‘vrijwilligheid’ ingewikkeld, omdat daar verschillende interpretaties van mogelijk zijn. Als een pooier of mensenhandelaar iemand dwingt om in de seksindustrie te werken, dan is de onvrijwilligheid of uitbuiting helder. Maar sommige mensen vinden het ook onvrijwillig als een iemand vanuit financiële stress sekswerk doet. Maar wat als iemand uit financiële stress ervoor kiest om als extra inkomsten kranten te bezorgen, is dat dan ook onvrijwillig? Er is een ‘grijs gebied’, waardoor ook onderzoeken en cijfers op dit vlak geen uitsluitsel geven.

Er zijn sekswerkers die vanuit hele positieve motivaties voor dit werk gaan, maar we zien ook veel mensen die sekswerk doen omdat ze weinig andere opties hadden. Vaak is dan alleen niet sekswerk zelf het probleem, maar iets wat erachter zit. Psychische problemen, bijvoorbeeld, armoede of problemen met verblijfstatus of rechten op sociale voorzieningen. Het is dan raadzaam om oplossingen voor het achterliggende probleem te zoeken. Sekswerk criminaliseren of afpakken lost dat achterliggende probleem namelijk nooit op.

3. Hebben sekswerkers veel last van het taboe op / vooroordelen over hun beroep?

Ja, we merken dat sekswerkers zich niet altijd goed bejegend voelen. Het feit dat er speciale hulpverleningsorganisaties voor sekswerkers bestaan, geeft al aan dat er een sterk stigma is. Zoiets is er namelijk niet voor timmerlieden of docenten. De problemen waarmee sekswerkers zich bij ons melden, zijn veelal veroorzaakt door het stigma. In de e-learning vertelt bijvoorbeeld een sekswerker die een ggz-behandeling kreeg. Ze aarzelde om te vertellen over haar beroep, omdat ze al eerder negatieve en discriminerende ervaringen heeft gehad. Op een bepaald punt vond ze dat ze toch open moest zijn, maar vertelde uit voorzichtigheid dat ze in het verleden sekswerk gedaan heeft. Uiteindelijk zag ze bij het bespreken van het behandelplan, dat er een seksuele stoornis aan haar diagnose was toegevoegd. De volgende keer dat ze hulp inschakelt, denkt ze wel twee keer na voordat ze over haar beroep praat. Een ander voorbeeld is een sekswerker die naar de huisarts ging voor een oogontsteking, waarbij er direct vanuit werd gegaan dat ze sperma in haar oog had gekregen. En dergelijke voorbeelden, daar zijn er tal van. Sekswerk wordt er te snel bij gehaald en geproblematiseerd. Dat zorgt er helaas vaak voor dat sekswerkers eerder geneigd zijn om hulp en zorg te mijden.

4. Hoe kun je als professional in het maatschappelijk veld sekswerkers het beste ondersteunen?

Ten eerste is het van belang om bij jezelf na te gaan wat je eigen beeld is van sekswerk, maar eigenlijk ook seksualiteit in brede zin: want wanneer we het over sekswerk hebben, hebben we het over seks. Hoe hebben seksuele normatieve kaders zich in jou genesteld, hoe beïnvloedt dit jouw denkbeelden en hoe uit zich dat? We zijn ook als professionals mensen en brengen onze eigen normen en gevoelens mee, maar kijk hier eerlijk naar en deal ermee zodat ze in contact met je cliënt jouw professionele handelen niet in de weg staan.

Wanneer je je zorgen maakt over uitbuiting of misbruik in een situatie, kan het helpen om in gedachten een ander beroep in te vullen. Zou je je ook zorgen maken als het gaat om een bouwvakker of horecamedewerker met dezelfde signalen? Als je twijfelt, overleg dan. Je kan altijd bellen naar het regionale meldpunt Jeugdprostitutie en Mensenhandel van Stichting Humanitas (tijdens kantoortijden 010 – 236 5212, of pmw@stichtinghumanitas.nl), waar een van onze collega’s met je kan meedenken over een casus, eventueel ook anoniem.

Hulp- en zorgverleners die nog meer willen weten over sekswerkers, stigma, hulpvragen, ervaringen en misstanden, kunnen de door ons ontwikkelde e-learning volgen (geaccrediteerd bij Registerplein, SKJ, NIP en LV POH-GGZ). In acht lessen geven onderzoekers, hulpverleners en ervaringsdeskundigen meer informatie.

In het Tijdscrift voor Seksuologie, waarin de e-learning werd besproken, werden al een aantal tips uit de online cursus samen gepakt: ‘Tast steeds je woordgebruik af met je cliënt. Vermijd elke overdreven reactie (redgedrag, romantiseren, infantilisering, fetishering) en houd het contact gewoon zakelijk beroeps-specifiek. Wees bij voorkeur ook na kantooruren beschikbaar. Vraag naar zowel positieve als negatieve ervaringen in het sekswerk om een open, onbevooroordeelde opstelling te bevorderen. Wees gender-, seksueel en cultuur-sensitief. Verwijs door bij een mismatch. Doe bij vermoedens van uitbuiting precies hetzelfde als in soortgelijke situaties bij andere beroepen. Dat betekent: bespreek je zorgen altijd open en helder met de cliënt en pas de voorgeschreven stappen in de meldcode toe. Wees echter altijd voorzichtig om een sekswerker ongewenst te “outen” of anderszins in gevaar te brengen bij een eventuele stap naar instanties.’ (Vanwesenbeeck, 2019)

5. Hoe kunnen we de samenleving inclusiever maken voor sekswerkers?

Het is al fijn als mensen dit artikel lezen. Dat betekent dat ze ervoor open staan om meer over dit onderwerp te weten. Vergeet niet dat sekswerkers ‘ook net mensen zijn’. Ook als sekswerk niks voor jou is, of iets is waar je je moeilijk in kan vinden, probeer dan toch je te verplaatsen in een ander. Lees bijvoorbeeld tweets van activistische sekswerkers. Zoals bij zoveel onderwerpen rondom diversiteit geldt ook hier: door in aanraking te komen met een wereld die niet van jou is, kun je erover leren.

Als samenleving is er verbetering te behalen door sekswerk als werk te zien en niet anders te behandelen dan andere vormen van arbeid. Geef sekswerkers toegang tot dezelfde arbeidsrechten en bescherming als alle andere arbeiders. Geef mensen gelijke kansen om hun leven in te richten en de kost te verdienen, met sekswerk of juist niet. Gelijke rechten en gelijke kansen zou sekswerk een stuk veiliger maken, minder gestigmatiseerd en vrijer.

5 vragen over…. Discriminatie van moslima’s

5 vragen over…. Discriminatie van moslima’s

Moslima’s krijgen bovengemiddeld vaak met discriminatie te maken. Door hun veelal zichtbare identiteit zijn deze vrouwen vaker en eerder doelwit van pesterijen, discriminatie of uitsluiting. Maar hoe komt het eigenlijk dat zij hier relatief meer last van hebben? En wat kun je als professional doen om deze vorm van discriminatie tegen te gaan? Afiah Vijlbrief, Nienke de Wit en Bauke Fiere voeren voor IDEM onderzoek uit naar discriminatie van moslima’s op de arbeidsmarkt. Zij beantwoorden vijf vragen over moslimadiscriminatie.

1. Moslima’s ervaren relatief veel discriminatie. Hoe komt dat?

In tegenstelling tot moslimmannen of moslima’s zonder hoofddoek, worden moslima’s met een hoofddoek vaker gediscrimineerd. Juist door hun hoofddoek worden zij zichtbaar herkend als ‘symbool’ van de islam. Sommige mensen hebben hierbij direct vooroordelen, bijvoorbeeld dat denkbeelden van een moslima zouden indruisen tegen ‘progressieve’ westerse ideeën over gendergelijkheid. Moslima’s worden door hun zichtbaarheid expliciet bejegend, denk bijvoorbeeld aan uitschelden (op straat), genegeerd worden of niet aangenomen worden voor een baan. Ook moslima’s die geen hoofddoek dragen kunnen met stereotypering of vooroordelen te maken krijgen, alleen gebeurt dit vaak subtieler.

Als moslima’s gediscrimineerd worden, kunnen zij bovendien met een combinatie aan gronden te maken krijgen. Denk bijvoorbeeld aan seksediscriminatie, omdat ze vrouw zijn, in combinatie met een negatieve houding tegenover de islam, en/of racisme vanwege hun huidskleur of etnische achtergrond. Moslimadiscriminatie gaat daarom verder dan alleen religie.

2. Op welke terreinen ervaren moslima’s de meeste discriminatie?

De meeste meldingen die antidiscriminatiebureaus ontvangen over ervaren discriminatie van moslims hebben betrekking op de arbeidsmarkt. De beschikbare gegevens zijn vrij algemeen, dus deze vraag is lastig te beantwoorden voor specifiek moslima’s. In 2019 ging het om 35% van alle meldingen van moslimdiscriminatie. Voorbeelden hiervan zijn het niet aangenomen worden voor een functie vanwege het dragen van een hoofddoek en genegeerd worden. Ook over de terreinen commerciële dienstverlening en de openbare ruimte komen relatief veel meldingen binnen, bijvoorbeeld het nageroepen of uitgescholden worden op straat.

3. Wat zijn de verschillen tussen ervaringen met islamofobie tussen vrouwen en mannen?

Zowel islamitische vrouwen als mannen maken discriminatie mee. Neem bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat mannen met een niet-westers klinkende naam minder vaak worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek dan iemand met hetzelfde cv en een westers klinkende naam. Hierover valt meer te lezen in het rapport Liever Mark dan Mohammed. Bij vrouwen is het vaker zo dat zij worden aangekeken en aangesproken op hun positie ten opzichte van mannen, wat voortkomt uit vooroordelen over een religie die vrouwen onderdrukt. Onbewust worden vrouwen daardoor ook op een bepaalde manier op de werkvloer gepositioneerd. Zo worden moslima’s bijvoorbeeld vaker niet serieus genomen. Ze zijn namelijk vrouw én islamitisch. Een voorbeeld uit de praktijk is dat ondanks opleidingsniveau, de moslima gevraagd wordt voor werk dat onder haar niveau is.

4. Hoe verschilt seksisme tegen moslimavrouwen met dat tegen andere vrouwen?

Moslima’s kennen in ieder geval twee ‘minderheidsidentiteiten’: namelijk vrouw en islamitisch. Niet-moslima’s behoren tot minstens één minderheidsgroep. Moslima’s worden gestigmatiseerd door hun religie, maar ook nog eens geseksualiseerd door hun vrouw-zijn en mogelijk geëxotiseerd door hun uiterlijk, etniciteit of afkomst. Deze lagen in hun identiteit verschillen mogelijk van niet-moslima’s met andere zichtbare en onzichtbare identiteitskenmerken.

5. Wat kun je als moslima doen als je met discriminatie te maken krijgt? En als niet-moslima?

Je kunt (anoniem) een melding doen van discriminatie bij het antidiscriminatiebureau in je gemeente (in Rotterdam is dat RADAR). De gespecialiseerde klachtbehandelaars kunnen je, indien gewenst, advies geven over mogelijke vervolgstappen en je hierin ondersteunen. Meldingen geven daarnaast inzicht in wat er speelt in de maatschappij. Onderzoek doet dit ook. Momenteel voert IDEM onderzoek uit naar de ervaringen van moslima’s op de Rotterdamse arbeidsmarkt.

Anderen kunnen altijd een goede bondgenoot zijn door zich uit te spreken tegen discriminatie, ook in het geval van moslimdiscriminatie. Ga naast iemand staan die gediscrimineerd wordt, op welke grond dan ook, en geef deze persoon ruimte om zichzelf uit te kunnen spreken, ook op de werkvloer. Verder kun je iemand die discriminatie meemaakt ondersteunen door bijvoorbeeld een luisterend oor te bieden en samen te kijken naar wat mogelijke oplossingen zijn voor de situatie. 

Heb je interesse om deel te nemen aan het onderzoek van IDEM? Werk jij als moslima op de Rotterdamse arbeidsmarkt en wil je je ervaringen anoniem delen ten behoeve van dit onderzoek? Neem dan contact op met onderzoeker Afiah Vijlbrief (a.vijlbrief@radar.nl). Als dank voor je deelname ontvang je een cadeaubon ter waarde van 15 euro.

Voorlichting over corona aan kwetsbare groepen

Voorlichting over corona aan kwetsbare groepen

Het coronavirus roept veel vragen op. Over de gezondheid van jezelf, over die van je naasten. Over de verregaande maatregelen die worden genomen door de overheid. De informatie die we krijgen via het journaal of kranten is niet voor iedereen goed te volgen. Berichten via sociale media zijn misschien niet altijd waar. Hoe praat je over het coronavirus met iemand die verstandelijk beperkt is of de Nederlandse taal niet goed machtig is? IDEM Rotterdam beantwoordt 5 vragen over voorlichting over corona aan kwetsbare groepen.

1. Hoe kan ik in eenvoudige taal uitleggen wat het coronavirus is en welke risico’s er zijn?

De informatie via het journaal en kranten over het coronavirus kan voor sommige mensen lastig te begrijpen zijn. Er worden veel onderwerpen behandeld en verschillende doelgroepen aangesproken. Pharos, expertisecentrum op het gebied van gezondheidsverschillen, heeft een duidelijke informatiepagina gemaakt over het coronavirus. Wat moet je wel en niet doen, wanneer je de dokter moet bellen en hoe je je handen moet wassen: in eenvoudige taal, ondersteund met afbeeldingen.

2. Ik werk met mensen met een verstandelijke beperking. Hoe kan ik hen uitleg geven?

Op het Kennisplein Gehandicaptensector is te lezen hoe je mensen met een verstandelijke beperking uitleg geeft om de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te houden. Zo is een reeks pictogrammen te downloaden waarmee uitgelegd kan worden hoe je het risico om ziek te worden of anderen te besmetten minimaliseert.

3. In mijn organisatie is veel contact met vluchtelingen en migranten. Hoe informeer ik hen over de coronacrisis?

Organisaties die werken met vluchtelingen, migranten of internationale studenten en kenniswerkers kunnen gebruikmaken anderstalige communicatiemiddelen van de Rijksoverheid. Ook op de website van Vluchtelingenwerk vind je relevante informatie in verschillende talen, bijvoorbeeld over de tijdelijke sluiting van inburgeringsscholen.

4. Waar kunnen doven en slechthorenden terecht voor informatie over COVID-19?

Doven en slechthorenden kunnen terecht op de website van de Rijksoverheid, waar middels video’s in Nederlandse Gebaren Taal (NGT) informatie over het coronavirus wordt gegeven.

5. Hoe leg ik het beste aan kinderen uit wat het coronavirus is en waarom zulke drastische maatregelen genomen worden?

Vertel je eerlijk aan je kinderen dat opa of oma misschien overlijdt aan het coronavirus als ze op bezoek gaan? Hoe leg je aan de jongsten uit waarom ze niet meer naar school kunnen? En waarom kan je niet meer normaal buitenspelen? En hoe ga je om met kinderen die uit angst discrimineren, bijvoorbeeld omdat ze niet meer met een Italiaans klasgenootje willen afspreken? In dit artikel van NRC geven experts de do’s en don’ts. Daarnaast sprak burgemeester Aboutaleb alle Rotterdamse kinderen toe in een open brief in kinderkrant Jong010. Zo schrijft hij: “Als we ons aan de regels houden, dan helpt dat enorm. Ik reken op jullie hulp.”

5 vragen over…  Racisme tegen Aziatische Nederlanders na uitbraak coronavirus

5 vragen over… Racisme tegen Aziatische Nederlanders na uitbraak coronavirus

Sociale en traditionele media staan er bol van: niet alleen heeft de uitbraak van het coronavirus in China ook in Nederland angst ingeboezemd, tevens lijkt het een nieuwe golf van racisme te veroorzaken. Hoe direct is de link tussen het coronavirus en racisme tegen Aziatische Nederlanders? En wat doet het met mensen die worden uitgescholden of buitengesloten vanwege een virus waar ze niks mee te maken hebben? IDEM Rotterdam stelde vijf vragen over racisme en het coronavirus aan Hui-Hui Pan, van het Pan Asian Collective.

1. Wat is de relatie tussen het coronavirus en racisme?

Behalve dat de plaats waar het virus is uitgebroken in China ligt, is er geen enkele relatie tussen het coronavirus en China of Chinese mensen. Toch is er wel een directe link tussen het virus en racisme tegen Aziatische mensen: ze worden letterlijk uitgescholden voor ‘coronavirus’ of ze worden ontweken of uitgesloten in bijvoorbeeld het openbaar vervoer omdat ze ‘besmettelijk’ zouden zijn. Dat is natuurlijk de grootste onzin. Veel Nederlanders met een Chinese achtergrond zijn nog nooit in China geweest, laat staan in Wuhan.

Mijn nichtje is uitgescholden op straat, bij de zoons van een vriendin werd op voetbal steeds ‘coronavirus’ geroepen: ik hoor talloze verhalen. Als volwassene kun je misschien nog wel antwoord geven, maar kinderen zouden hier echt niet mee belast moeten worden. Omdat ik zelf jonge kinderen heb, doen deze verhalen mij heel erg veel pijn. Je wil niet dat ze scheldpartijen en uitsluiting moeten meemaken, alleen maar omdat in een land, dat niet eens hun land is, een virus is uitgebroken.

2. Welke groepen Nederlanders krijgen te maken met deze vorm van racisme?

Niet alleen Chinese Nederlanders krijgen ermee te maken, maar eigenlijk iedereen die er Aziatisch uitziet. Het laat zien dat veel mensen geen idee hebben van Azië: iedereen die uiterlijke kenmerken heeft van een Aziaat is ‘Chinees’. Zo is tegen de 6-jarige dochter van vrienden van me op school gezegd dat ze een virus uit China is, terwijl haar ouders Japans en Koreaans zijn. Alle Aziatische mensen worden op een hoop gegooid. Dat laat ook zien hoe weinig geografisch besef er is van hoe de wereld, en Azië in het bijzonder, eruitziet. Veel Nederlanders met Chinese achtergrond hebben hun roots in de regio’s Zhejiang, Kanton of Hongkong. Dat ligt maar liefst 900 kilometer van Wuhan, waar het virus is uitgebroken. Dat is net zover als de afstand tussen Amsterdam en Zuid-Frankrijk. Oftewel, de meeste Nederlanders met een Chinese achtergrond of hun voorouders, hebben geen enkele link met de getroffen regio.

Daarnaast wordt het risico vaak uit de context gehaald. Als je bedenkt dat er in China 1,4 miljard mensen wonen, dan valt het aantal besmettingen relatief nog mee. Daarbij zijn de maatregelen die in China zijn genomen om verspreiding van het virus tegen te gaan, zoals het hermetisch afsluiten van een stad met 11 miljoen mensen, veel extremer dan we hier zouden doen. Berichten op sociale media doen het echter lijken alsof we in een apocalyptische situatie zitten, zoals in de film Outbreak. Dat boezemt natuurlijk veel angst in, maar die angst mag nooit een reden zijn om racisme tegen Aziatische Nederlanders goed te praten.

3. Is racisme tegen Aziatische Nederlanders nieuw?

Racisme tegen Aziatische Nederlanders is er al zo lang als er migratie is vanuit Azië naar Nederland. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen er meer Chinese migranten naar Nederland om als stoker te werken op grote passagiersschepen, vanwege een grote staking van zeelieden in 1911. Na de economische depressie bleven ze hangen en werd het racisme tegen deze groep erger. Er waren zelfs mensen die alle Chinezen in concentratiekampen wilden stoppen en er werden zelfs Chinese mensen gedeporteerd, omdat ze nu ‘waardeloos’ werden bevonden voor de arbeidsmarkt.

Veel van de beeldvorming over Chinese Nederlanders stamt uit die tijd, maar ook later werden stereotypen herhaald en herhaald. Zo hadden Van Kooten & De Bie in de jaren zestig veel sketches over Chinese mensen, of worden in een programma waarin Frans Bauer naar China afreist ook alleen maar grapjes gemaakt. Sterker nog, van al die afleveringen vond er maar één echt in China plaats. Het is dus niet zo raar dat er nog steeds veel negatieve stereotypen hardnekkig aanwezig zijn in de samenleving.

Het verschil met nu is dat door de uitbraak van het coronavirus angst een grotere rol is gaan spelen. Racisme blijkt dan een uitlaatklep van die angst, mensen denken dat ze beter uit de buurt kunnen blijven van Aziatische mensen.

4. Waarom spreken steeds meer Aziatische Nederlanders zich uit tegen racisme?

Al decennia spreken Aziatische Nederlanders zich uit tegen het racisme waar ze mee te maken krijgen. Als je zoekt kun je oude artikelen vinden waarin dat al gebeurt. Alleen gaat het sinds de komst van sociale media veel sneller en veel massaler. Nu kan iedereen zich gemakkelijker uitspreken tegen racisme. En mensen worden mondiger, dus het protest neemt toe.

5. Wat kunnen we als samenleving doen om racisme tegen Aziatische Nederlanders te stoppen? 

Meer kennis en bewustwording creëren is belangrijk, bijvoorbeeld over de geschiedenis van migratie vanuit China naar Nederland. Verder is het belangrijk dat de weerspiegeling van Aziatische Nederlanders in de media meer in verhouding is. Als het over diversiteit gaat, wordt vaak gedacht aan Nederlanders van Marokkaanse, Turkse of Antilliaanse komaf. Bijna nooit zie je iemand met een Aziatische achtergrond.

Met het Pan Asian Collective wil ik bijdragen aan betere representatie en zichtbaarheid van Aziatische Nederlanders. Als Chinese vrouwen niet ‘standaard’ als prostituee worden gerepresenteerd in films, of Aziatische mannen als onaantrekkelijke computernerd, dan komen mensen er steeds meer achter dat Aziaten onderling net zo divers zijn als iedere andere bevolkingsgroep. Om dat te bereiken organiseren we verschillende bijeenkomsten over dit thema, die zijn terug te vinden op onze Facebook-pagina. Zo is er op 12 februari 2020 een bijeenkomst in Amsterdam voor Chinese Global Citizens en in de Week tegen Racisme is er op 16 maart de filmvertoning ‘Hollywood Chinese’ met aftertalk, ook in Amsterdam.

Meld discriminatie!

Word je zelf racistische nageroepen of buitengesloten sinds het nieuws over het coronavirus? Meld discriminatie via de app Meld Discriminatie Nu! of op www.radar.nl.