De
Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb heeft deze week in de gemeenteraad
zijn excuses aangeboden aan de nabestaanden van de 16-jarige Hümeyra, die eind
vorig jaar door haar ex werd doodgeschoten. Niet omdat de burgemeester
eindverantwoordelijke is, maar omdat hij zich verantwoordelijk voelt voor het
(dodelijke) geweld tegen Hümeyra en vele andere vrouwen in de stad. Eind vorig
jaar, na de stille tocht tegen geweld tegen vrouwen die werd georganiseerd door
RADAR, Dona Daria, SPIOR en Emancipator, werd de werkgroep ‘Stop geweld tegen
vrouwen’ in het leven geroepen. IDEM stelt vijf vragen aan Martha Louis,
beleidsadviseur van de gemeente, die deel uitmaakt van deze werkgroep.
1. Wat heeft de werkgroep ‘Stop geweld tegen vrouwen’ tot nu toe gedaan?
Onze
belangrijkste taak is een beweging op gang zien te brengen in de stad van
mensen die vinden dat geweld tegen vrouwen nu écht moet stoppen. Dat is onze
kernboodschap en die moet breed gedragen worden. Dat lijkt een open deur, maar
we kunnen de boodschap niet vaak genoeg herhalen. Als werkgroep willen we ons
heel erg duidelijk profileren: geweld tegen vrouwen is niet acceptabel en moet
stoppen.
De eerste
stap is het maatschappelijke debat stimuleren. Hiervoor moeten we het taboe op partner-
en huiselijk geweld zien te doorbreken. Er is nog heel veel schaamte, daarom
moeten we tegen vrouwen in een gewelddadige relatie zeggen: ‘Je bent niet de
enige, er is niets waarvoor je je hoeft te schamen.’
De
werkgroep bestaat uit politie, de hulpverlening Veilig Thuis, gemeenteraadsleden
en maatschappelijke organisaties. Bestuurlijk gezien is wethouder Bokhove
(Jeugd) de trekker van het project, maar ook wethouder Wijbenga (Samenleven) is
nauw betrokken bij de werkgroep. Maar de belangrijkste vertegenwoordigers in de
werkgroep zijn de ervaringsdeskundigen: voormalige slachtoffers van geweld en
ook nabestaanden. Want helaas zijn er ook dodelijke slachtoffers te betreuren,
zoals Hümeyra. Hun ervaringen zijn van groot belang. Daar moeten we veel meer
gebruik van maken, er valt veel van ze te leren.
2. Wat doet de gemeente verder om geweld tegen vrouwen te stoppen?
Als
gemeente zijn we nauw betrokken bij de werkgroep. Ik ben een van de ambtenaren
in de werkgroep en wij zorgen voor de verbinding tussen maatschappelijke
organisaties en het stadsbestuur. Achter de schermen ondersteunen we het proces
van de werkgroep, er is namelijk veel werk mee gemoeid.
Daarnaast zorgen
we ervoor dat het onderwerp geagendeerd blijft op de politieke agenda. De (sociale)
veiligheid van onder meer meisjes en vrouwen is een belangrijk speerpunt van
dit College. Geweld tegen vrouwen is namelijk een vergaande uiting van een veel
breder maatschappelijk probleem, namelijk ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Die ongelijkheid is bijvoorbeeld te zien in de loonkloof tussen mannen en
vrouwen, en de financiële afhankelijkheid van vrouwen.
We zetten ook
in op goede hulpverlening en nazorg. Uit het vernietigende rapport over de
hulpverlening rond de zaak van Hümeyra blijkt dat dit veel beter moet met name in
de afstemming tussen de verschillende partijen. Daarnaast worden er trainingen
gegeven aan politieagenten, om meldingen van geweld tegen vrouwen niet alleen
serieus te nemen, maar er ook actief wat mee te doen. Agenten moeten zich
bijvoorbeeld beter bewust zijn van de situatie van een vrouw die aan de balie
komt: op dat moment is er namelijk al heel erg veel gebeurd. Ook rekening
houden met het psychologische mechanisme dat speelt bij vrouwen die terugkeren
naar hun gewelddadige partner is daarbij van belang, het is als een soort
verslaving. Daar moeten agenten wel voor open staan, ook al begrijpen ze de
complexe processen die hiermee samenhangen misschien niet helemaal. Het is heel
iets anders dan “boeven vangen”. Daarbij is ook cultuursensitiviteit
van belang. Dit geldt voor alle organisaties die te maken hebben met de
problematiek.
3. Hoe groot is het probleem eigenlijk in Rotterdam?
In 2018
zijn zo’n kleine 8000 incidenten van huiselijk geweld in Rotterdam bij de
politie bekend. We weten dat de cijfers in Rotterdam iets hoger liggen dan het
landelijke gemiddelde. En die landelijke cijfers zijn al schrikbarend. Van alle
vrouwen in Nederland maakt 45 procent ooit fysiek of seksueel geweld in haar
leven mee. Bijna 73 procent is ooit seksueel geïntimideerd. Een op de vijf
vrouwen is ooit fysiek mishandeld door haar partner of ex-partner. De dader is in bijna alle gevallen een man. Vaak
wordt het fysieke of seksuele geweld gepleegd in huis, wat eigenlijk voor
iedereen een veilige plek zou moeten zijn. En tegenwoordig is er ook stalking
en cybergeweld, waar vooral veel meiden en jonge vrouwen mee te maken krijgen.
Kortom, er komen steeds meer manieren bij om vrouwen geweld aan te doen.
4. Op 25 november vindt het Dialoogdiner van de werkgroep plaats, waarin verder wordt nagedacht over manieren om geweld tegen vrouwen te stoppen. Is daarmee de taak van de werkgroep afgerond?
Integendeel,
dan begint het pas. Afgelopen jaar hebben we geprobeerd om met alle partijen
samen zoveel mogelijk ideeën op te halen die kunnen bijdragen om het probleem
van geweld tegen vrouwen zo effectief mogelijk aan te pakken. In de
voorverkenning hebben we een inventarisatie gemaakt van mogelijke activiteiten.
Met al deze inzichten maken we een ‘agenda van de toekomst’. We kijken wat
maatschappelijke organisaties kunnen doen, maar ook wat we in het reguliere
beleid moeten aanpassen om deze hardnekkige problematiek aan te pakken. Hierin
maken we een doorlopende lijn in het beleid: van emancipatiebeleid, beleid bij aanpak
huiselijk geweld en aanpak seksueel geweld tot de aanpak schadelijke
traditionele praktijken.
Aan de
voorkant staat preventie centraal. Door het faciliteren van bijvoorbeeld
empowermenttrajecten (versterking weerbaarheid). Zo wordt op scholen in het vak
burgerschap bijvoorbeeld aandacht besteed aan onderwerpen zoals discriminatie
en gelijkwaardigheid van man en vrouw. Hoe kijken jongens tegen meisjes aan en
andersom, zou een afgeleide daarvan kunnen zijn. Bewustwording is daarbij van
groot belang. Beseffen jongens wel welk
effect het kan hebben wanneer je een meisje op straat naroept?
Aan de achterkant werken we hard aan de aanpak van het probleem. Zo
proberen we straatintimidatie aan te pakken met het zogenoemde ‘sisverbod’, wat
je trouwens ook direct kan melden via de Stop App. We doen mee aan het project
‘Veilige Steden’ in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap; het doel van het
programma is om de sociale veiligheid van (kwetsbare Rotterdammers en in het
bijzonder Rotterdamse vrouwen en meisjes op straat en in het publieke domein
(bijv. in de horeca of het openbaar vervoer) te
verhogen Kortom, als gemeente ondernemen we van alles om geweld tegen vrouwen
een halt toe te roepen.
5. Voor vrouwen die in een gewelddadige relatie zitten is het vaak heel lastig om daar uit te stappen. Wat is uw advies aan hen?
Hoe
moeilijk het ook is, probeer toch het geweld te bespreken met je naaste
omgeving. Het is een taboe dat doorbroken moet worden. Weet dat je je er niet
schuldig over hoeft te voelen, want je bent lang niet de enige. Probeer het
patroon te doorbreken door erover te praten, zet je over die schaamte heen. Als
het om stalking gaat, bespreek het met je buren als je stalker een contact- of
straatverbod heeft, zodat ook zij weten dat hij niet in de straat mag komen.
Aan de andere kant is het ook van belang om vermoedens van huiselijk geweld bij
de buren te melden. Dit kan ook anoniem. Het is tenslotte een misdrijf dat wordt
gepleegd. Tot slot: De omvang en ernst van geweld tegen vrouwen in Nederland
duiden op een groot maatschappelijk probleem met consequenties op het gebied
van veiligheid, openbare orde en volksgezondheid. Geweld tegen vrouwen hangt
samen met de verschillen in maatschappelijke positie van vrouwen en mannen, de
daarmee samenhangende stereotypering en hardnekkige sociale en culturele
legitimeringen van geweld. Een gendersensitieve aanpak is noodzakelijk om
geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden.
De kranten en nieuwssites stonden er bol van en Twitter ontplofte zo’n beetje: de wet gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding is op 1 augustus in werking getreden. De wet houdt in dat mensen niet met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, zorginstellingen of overheidsgebouwen mogen betreden. Er ontstond volop commotie en voor- en tegenstanders van de wet lieten zich (online) luid horen. Hoe zit het nu precies met dat gedeeltelijk verbod en wat kun je doen als je naar aanleiding ervan discriminatie ervaart of er getuige van bent? We stelden 5 vragen aan antidiscriminatiebureau RADAR.
1. Wat houdt het verbod precies in?
De ‘Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’ houdt in dat mensen niet met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, zorginstellingen of overheidsgebouwen mogen betreden. Onder gezichtsbedekkende kleding wordt het volgende verstaan: “kleding die het gezicht geheel bedekt of waarbij alleen de ogen zichtbaar zijn”. Het gaat dan bijvoorbeeld om integraalhelmen, bivakmutsen, boerka’s of nikabs.
De
overheid benadrukt dat in Nederland iedereen het recht heeft om zich te kleden
zoals diegene wil, ongeacht wat anderen daarvan vinden. Alleen in bepaalde
situaties, zoals in genoemde gebouwen en het openbaar vervoer, is het van
belang dat mensen elkaar kunnen aankijken en herkennen.
Wanneer
iemand met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, overheidsgebouwen
of zorg- of onderwijsinstellingen betreedt, kan diegene door een medewerker
worden verzocht de gezichtsbedekkende kleding af te doen of de ruimte te
verlaten. Als dit niet gebeurt, zou hulp van de politie gevraagd kunnen worden
en zou een boete gegeven kunnen worden.
2. Kun je stellen dat de wet discriminerend uitwerkt?
Het is niet met zekerheid te stellen of de wet discriminerend uitwerkt op grond van godsdienst of geslacht. Hiervoor is namelijk een uitspraak nodig van een oordelende instantie. Het College voor de Rechten van de Mens kan zich hier echter niet over uitlaten, aangezien het eenzijdig overheidshandelen betreft.
Om te bepalen of de wet discriminerend is, zou een civiele procedure op basis van artikel 1 van de grondwet tegen de Staat gestart kunnen worden. Een rechter zou dan kunnen beoordelen of de Staat onrechtmatig handelt. Als alle juridische paden in Nederland bewandeld zijn, is het ook mogelijk de kwestie voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie of het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
3. Wat vindt RADAR er verder van?
RADAR betreurt het feit dat in de
discussie over de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding de nadruk
wordt gelegd op boerka’s en nikabs, terwijl de wet ook geldt voor items als
bivakmutsen en integraalhelmen. Kortom, gevallen waarbij het gehele gezicht
bedekt is of alleen de ogen te zien zijn. De nadruk op boerka’s en nikabs
draagt ons inziens bij aan stigmatisering van moslima’s.
Daarnaast vindt RADAR het kwalijk dat in een artikel van Algemeen Dagblad expliciet wordt gewezen op de mogelijkheid van een burgerarrest, wanneer iemand “zich stoort aan de boerka op een plek waar dat verboden is”. Een burgerarrest is in principe in alle gevallen van een strafbaar feit mogelijk. Het specifiek benadrukken of belichten van deze mogelijkheid in relatie tot dit verbod, roept de vraag op wat daarmee wordt beoogd. Een burgerarrest moet overigens in alle gevallen proportioneel zijn, onder meer gelet op de aard van het vergrijp. Als dat niet het geval is, en als niet aan andere specifieke voorwaarden van een burgerarrest voldaan wordt, is bij het burgerarrest gebruikte dwang of geweld strafbaar. In geen enkel geval moedigt RADAR mensen aan om voor eigen rechter te spelen.
4. Wat kun je doen als je gevallen en gevoelens van discriminatie ervaart naar aanleiding van de wet?
Krijg je zelf te maken met discriminatie, intimidatie, islamofobie of andersoortige ongelijke behandeling naar aanleiding van de wet, de berichtgeving en de commotie die erop ontstond? Meld dit dan via www.radar.nl of de app Meld Discriminatie Nu. Alle gevallen en gevoelens van discriminatie kunnen worden doorgegeven. Gespecialiseerde klachtbehandelaars kunnen je bijstaan: niet alleen met een luisterend oor, maar ook met eventuele vervolgstappen zoals bemiddeling (met bijvoorbeeld een werkgever of schoolleiding) of een verzoek om een oordeel bij het College voor de Rechten van de Mens.
5. Wat kun je doen tegen discriminatie van boerka- of nikabdraagsters?
Mocht je getuige zijn van
discriminatie of ongelijke behandeling van een boerka- of nikabdraagster, dan
kun je ook dat melden. Je kunt namelijk ook namens een ander melden, of melding
maken van een incident dat je gezien hebt. Melden is in alle gevallen goed,
zodat antidiscriminatiebureaus beter zicht krijgen op de omvang van
discriminatie, zowel in het algemeen als op specifieke gronden.
Verder kun je anderen aanspreken op
negatieve uitlatingen op dit vlak. Op Twitter is de hashtag #boerkabuddies
gelanceerd, waarbij mensen aanbieden een boerka- of nikabdraagster te vergezellen
wanneer zij alleen de straat op moeten.
Op 1 juli wordt in verschillende steden in Nederland Keti Koti gevierd. Voor Nederlanders met een Surinaamse en Caraïbische achtergrond is Keti Koti een belangrijke dag: ze herdenken de afschaffing van de slavernij. Maar kennis over deze geschiedenis is natuurlijk voor iedereen belangrijk. Daarom beantwoordt Sidris van Sauers, medewerker Preventie van RADAR, vijf vragen over Keti Koti.
1. Wat is Keti Koti?
Keti Koti betekent
verbroken ketenen. Het is een jaarlijks terugkerende feestdag op 1 juli ter
viering van de afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse
Antillen. Op woensdag 1 juli 1863 werd met 21 kanonschoten en middels de
Emancipatiewet de afschaffing van slavernij ingeluid in Paramaribo, de
hoofdstad van Suriname.
Toch kregen tot slaaf gemaakten niet onmiddellijk hun vrijheid. Zij moesten onder erbarmelijke omstandigheden nog tien jaar voor hun voormalige eigenaren werken, onder toezicht van de staat. Kort gezegd kwam dit erop neer dat de slavernij nog een decennium werd voortgezet, dit keer onder toezicht van de Nederlandse overheid.
Op steeds meer plekken in Nederland wordt aandacht geschonken aan de herdenking en de viering. Soms wordt de herdenking op 30 juni georganiseerd en de viering op 1 juli. Dit is ook het geval in Rotterdam: op 30 juni vindt de herdenking plaats bij het Slavernijmonument en legt onder andere burgemeester Aboutaleb een krans.
2. Voor wie is de herdenking belangrijk?
Keti Koti is niet alleen belangrijk voor mensen met een Surinaamse of Caraïbische achtergrond. Het is een gedeelde geschiedenis, dus van belang voor alle nazaten van dit koloniale verleden. Naast de viering van de vrijheid, is het een dag voor bezinning. Keti Koti herinnert ons aan het belang om op een gelijkwaardige manier met elkaar om te gaan. Het is belangrijk voor iedereen die begaan is met de geschiedenis.
3. Slavernij en Nederland? Dat is toch iets tussen Amerika en Afrika?
De slavernij behoort tot het verleden van
Nederland: zeshonderdduizend mannen, vrouwen en kinderen zijn als handelswaar
van Afrika naar de nieuwe wereld verscheept, verkocht en onder dwang aan het
werk gezet. Ook Nederland heeft hier een rol in gehad. Aan het begin van de zestiende
eeuw is de slavenhandel vooral in handen van Portugezen en Spanjaarden. In 1621
komt hier verandering in. De West Indische Compagnie wordt opgericht en
bemachtigt een monopolie op de slavenhandel aan de West-Afrikaanse kust en
Noord en Zuid Amerika.
Bijna honderd jaren lang verscheept de WIC tot slaaf gemaakte mensen naar Zuid Amerika en brengt opbrengsten en luxe goederen weer naar Nederland. In 1730 verliest de WIC hun monopolie op de mensenhandel en krijgt te maken met concurrentie van een andere grote Nederlandse organisatie namelijk de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC).
Op 1 juli 1863 schaft Nederland als een
van de laatste Europese landen de slavernij af.
Nederland dankt zijn welvaart wel degelijk aan de opbrengsten vanuit de koloniën, handel en rol in de Trans-Atlantische slavernij. Op verschillende plaatsen in Nederland zijn er nog gebouwen, straatnamen enzovoorts die herinneren aan de bedrijven en personen die een belangrijke rol speelden in de handel ten koste van de koloniën. Er zijn nog altijd twee perspectieven van waaruit deze geschiedenis wordt bekeken…
4. Waarom wordt het in Rotterdam gevierd/herdacht?
Omdat
het belangrijk is. Omdat de geschiedenis niet vergeten mag worden. Omdat we een
gedeelde geschiedenis hebben.
Ook in Rotterdam zijn herinneringen te vinden aan mensen en bedrijven die een rol hebben gespeeld in deze koloniale geschiedenis. Zo hebben de Rotterdamse haven en havenbedrijven een belangrijke rol gespeeld. Er zijn bedrijven die vandaag de dag nog steeds floreren, maar zijn opgebouwd met gelden die zijn verworven met onder andere de handel in en transporten van tot slaaf gemaakten.
Rotterdam is een superdiverse stad, waar mensen van vele culturen samenleven. Veel van hen zijn nazaten van het koloniale verleden, slavernijverleden, Trans-Atlantische slavernij en transporten. Het kan niet anders zijn dan dat Rotterdammers en anderen samen stilstaan bij dit gedeelte van de geschiedenis van Rotterdam. Het is niet voor niks dat de Rotterdamse gemeente een onderzoek laat uitvoeren naar het slavernijverleden van de stad.
5. Ik heb geen Surinaamse of Caraïbische achtergrond, maar wil graag mee herdenken/vieren. Wat zijn de do’s en don’ts?
Do’s:
Luisteren
en openstaan voor de geschiedenis, verteld van een andere kant
Echt
luisteren en nadenken over de invloeden die dit verleden nog steeds heeft op
nazaten van de slavernij
Respecteer
de pijn van de nazaten
Neem
het ongemak zonder te klagen
Wat
gebeurd is in de geschiedenis is niet de schuld van mensen die vandaag leven,
maar mensen die vandaag leven plukken nog steeds de vruchten ervan. Wees hier
bewust van!
Wees
je bewust van je privileges en probeer deze in te zetten om gemarginaliseerde
groepen/nazaten de ruimte te geven.
Don’ts:
Ga niet ‘ja maar-en’…
Ga de zaken niet bagatelliseren of vergelijken met andere ellende in de wereld.
Het is niet lang geleden… niet zo lang als je denkt. Bijvoorbeeld wanneer je in de 40 bent, is het slechts 3 à 4 generaties (de ouders van je opa en oma).
Ga het niet proberen te verzachten… voor jezelf, want voor nazaten kun je dit toch niet.
Probeer de pijnlijke gebeurtenissen en de gevolgen of invloeden die het vandaag de dag nog heeft niet weg te poetsen onder andere namen, om het witte ongemak te verdoezelen.
Denk niet dat het een geschiedenis, herdenking is van alleen zwarte mensen… het is een gedeeld verleden.
Nee, er was niets goeds aan de slavernij, de mensenhandel, gestolen lichamen en kolonisatie voor de zwarte mensen. Dus opmerkingen als ‘anders waren jullie hier nu niet geweest toch?’…….. Don’t! Just don’t!