Verval jij per ongeluk in stereotypen als je de nieuwsbrief vult? Herhaal jij onbedoeld vooroordelen in je socialmediaposts? Ben je je wel bewust van genderdiversiteit als je een aanmeldformulier maakt? Professionals krijgen in allerlei situaties te maken met tekst of beeld waarin per ongeluk genderstereotypen bevestigd kunnen worden. IDEM Rotterdam geeft 10 tips om genderstereotypen in je communicatie-uitingen te voorkomen.
1. Check of je stereotypeert
“Mannen
worden blij van werken.” Als je deze kop boven een artikel zou zien, dan klinkt
dat best gek, nietwaar? Toch zou niemand opkijken van de kop ‘Vrouwen worden
blij van werken’.
Ben jij
bezig met een artikel, Facebookpost of andere uiting en komen er mannen of
vrouwen in voor? Draai dan de rollen eens om. Krijg je er de kriebels van als
je ‘man’ invult wanneer je ‘vrouw’ wilde schrijven? Grote kans dat je aan het
stereotyperen bent.
Heb je inspiratie nodig voor deze omkeringen, wil je hier alert op blijven of gewoon lachen om de absurditeit ervan? Volg dan @manwhohasitall op Twitter.
2. Schrijf ‘zij of hij’
Het gaat vaak automatisch: als je in een tekst wil verwijzen naar een algemeen persoon, dan schrijf je ‘hij of zij’. Maar waarom zou je het niet omdraaien? Schrijf bijvoorbeeld structureel ‘zij of hij’, of verwijs alleen in vrouwelijke vorm (‘De mens is wat zij er zelf van maakt’).
3. Houd rekening met non-binaire of trans personen
Om inclusief te zijn in je communicatie-uitingen, is het van belang rekening te houden met non-binaire en transpersonen. De meeste trans personen willen graag aangesproken worden conform hun genderidentiteit, ongeacht of ze al in transitie zijn geweest (zij of hij is dan prima). Soms ligt het gevoeliger, zoals bijvoorbeeld bij non-binaire personen. Zij voelen zich immers niet thuis onder het label ‘vrouw’, maar ook niet onder het label ‘man’. De meest effectieve oplossing is de zin herschrijven naar meervoud: ‘Wil je non-binaire personen op de juiste manier aanspreken, verwijs dan naar hen. Dat vinden zij vaak het prettigst.’
4. Definieer een persoon niet aan de hand van haar of zijn partner
Houd je een interview of schrijf je een nieuwsbericht over een vrouw of man, die toevallig getrouwd is met een BN’er, publiek persoon of een andere bekende man of vrouw?
Introduceer diegene dan niet als ‘de vrouw of man van…’, maar schrijf over de persoon in haar of zijn eigen hoedanigheid als expert of professional. Bespreek haar relatie alleen als het inhoudelijk relevant is voor je stuk en probeer het vooral in de intro te vermijden.
5. Schrijf je vacatures? Voeg dan m/v/x toe aan de functietitel (of x/m/v of v/x/m of m/x/v)
Secretaresse, verpleegkundige of directeur: sommige functienamen zijn helemaal niet genderneutraal en andere pretenderen genderneutraal te zijn, maar zijn dat eigenlijk niet. Wanneer je een vacature plaatst en je wil graag dat iedereen zich aangesproken voelt om te reageren, houd hier dan rekening mee in je functietitel. Door een derde categorie toe te voegen (x), betrek je iedereen die zich niet aangesproken voelt door m of v.
Ben jij een
communicatieadviseur of -adviseuse? Ben je redacteur of redactrice? Ben je
netwerker of netwerkster? Net zoals de functietitels in vacatureteksten, zijn
ook de functietitels in je handtekening of op je visitekaartje vaak
“genderneutraal”, maar dus eigenlijk mannelijk (zie ook de vorige tip).
Denk daarom na over je eigen functietitel. Kies ten eerste wat voor jezelf prettig voelt, maar ook wat praktisch is. Een communicatieadviseuse wordt immers minder snel gegoogeld dan een -adviseur. Ben je journaliste? Dan is die extra ‘e’ Google-technisch gezien minder bezwaarlijk en kun je bijdragen aan de zichtbaarheid van vrouwen in je beroepsgroep.
7. Ga het gesprek aan met collega’s en leidinggevenden
Alle kleine beetjes helpen natuurlijk, maar als jij als enige binnen je organisatie structureel genderneutraal communiceert dan sla je misschien de plank mis. Ga daarom het gesprek aan met je collega’s en leidinggevende(n). Bepaal samen de (communicatie)lijn en probeer ervoor te zorgen dat iedereen hier consistent in is.
8. Zorg voor voldoende genderafwisseling in beeldmateriaal
Gebruik je afbeeldingen om je boodschap te versterken? Heel goed! Maar let wel op dat je voldoende afwisselt tussen vrouwen en mannen. Probeer daarnaast te voorkomen dat je vrouwen of mannen in stereotiepe rolverdeling laat zien. Vergeet ook niet om non-binaire en trans mensen in dagelijkse situaties te laten zien. Speciaal daarvoor heeft Vice een beeldbank samengesteld met foto’s die je gratis kunt downloaden en gebruiken: https://broadlygenderphotos.vice.com
9. Let op de combinatie tussen woord en beeld
Probeer erop te letten dat je tekst en beeld elkaar versterkt en elkaar niet tegenspreekt. Gaat je artikel bijvoorbeeld over een eerlijke verdeling van huishoudelijke taken? Kies dan bijvoorbeeld niet een foto van een man in het huishouden waarbij ‘alles misgaat’: op die manier houd je onbedoeld het stereotype in stand.
Een goede balans vinden tussen woord en beeld kan heel lastig zijn, want soms zijn stereotypen niet zo eenduidig of voor de hand liggend. Sparren met collega’s over een bepaalde keuze is dan ook altijd een goed idee.
10. Vraag niet naar geslacht op een aanmeldformulier
Ben je bezig met een aanmeldformulier voor een event? Traditioneel vraag je dan naar geslacht om de juiste aanheft te bepalen. Toch kun je dit beter niet doen, om te voorkomen dat je mensen uitsluit. Vraag alleen naar geslacht als deze informatie strikt noodzakelijk is (tip: dat is het bijna nooit). Is het toch belangrijk? Voeg dan een derde optie toe, bijvoorbeeld ‘x’, ‘neutraal’ of ‘wil ik niet zeggen’. En als je toch bezig bent met een nieuw dropdownmenu, zou je ook de volgorde eens kunnen aanpassen!
Alsof ze zijn opgehangen door de ANWB of Rijkswaterstaat: de vier bordjes die in alle windrichtingen van de milieuzone van Rotterdam hangen roepen pas fronsende wenkbrauwen op als je de tekst leest: Gossip Free Zone. De niet van echt te onderscheiden ‘verkeersborden’ zijn een initiatief van line kramer en marjolijn kok, beide kunstenaars die regelmatig samenwerken onder de naam THE KOKRA FAMILY.
Wat is het
verhaal achter de Gossip Free Zone?
marjolijn: We werden benaderd door Bas Hendrikx, de curator van Garage
Rotterdam, om iets te maken over de stad. De nadruk zou liggen op het
queerperspectief. We wisten meteen dat we iets wilden doen met de milieuzone,
omdat we ons daaraan ergerden. Vrienden van ons moesten hun oude auto verkopen,
omdat deze niet meer was toegestaan in de milieuzone, maar tegelijkertijd
meerden er wel om de haverklap enorme cruiseschepen aan. Die zijn natuurlijk ook
niet echt milieuvriendelijk. Dat zette ons aan het denken over de gezondheid
van de stad: de waarden van CO2-uitstoot zijn te meten, maar hoe
zorg je voor mentale gezondheid? Dat is immers net zo belangrijk als fysieke
gezondheid.
Als iedereen zich op haar plek voelt in de stad, dan draagt dat bij aan mentale gezondheid. Roddelen zorgt echter voor uitsluiting, onder anderen van lhbti’ers. Zo kwamen we op het idee om van de milieuzone een Gossip Free Zone te maken, om mensen bewust te maken van de negatieve impact die roddelen kan hebben. We hebben liever dat mensen met elkaar praten dan over elkaar.
Hebben
jullie al gehoord dat er naar aanleiding van de borden bijzondere gesprekken
zijn geweest?
line: We hebben heel veel positieve reacties gekregen, maar of er echt
gesprekken zijn geweest weten we niet. De meeste mensen die de borden zien,
weten natuurlijk niet dat het een kunstproject van ons is. Wat voor ons het
belangrijkste was, om via een omweg bewustwording te creëren. Dit wilden we juist
niet doen door in verboden te praten. Je ziet wel eens van die wijkregels op
huizen hangen, maar wij wilden het niet betuttelend brengen. We wilden laten
zien dat je er zelf voor kan kiezen om niet te roddelen. ‘Free’ suggereert een
soort vrijblijvendheid.
Klopt het
dat het een guerrilla-kunstproject is?
marjolijn: Dat klopt, dus het is maar de vraag hoe lang de bordjes blijven
hangen. Toen we het plan hadden bedacht, was het te kort dag om officieel
toestemming aan te vragen voor een kunstproject in de buitenruimte. De bordjes
waren namelijk gekoppeld aan een tentoonstelling in Garage Rotterdam. Een
medewerker had ervaring met guerillakunst, dus die heeft ons geholpen. We
hebben er natuurlijk voor gezorgd dat de bordjes goed bevestigd zijn en geen
gevaar vormen voor bewoners of verkeer. De tentoonstelling is inmiddels
afgelopen, maar de bordjes hangen er nog steeds!
line: Ondertussen doen we ons best om de borden te behouden voor de stad.
Daarom ben ik druk bezig met een aanvraag voor het project, maar helaas krijg
ik steeds maar geen reactie van de officiële instanties.
Hoe kan
jullie kunst bijdragen aan meer gelijkheid in Rotterdam?
line: Door werk te maken dat niet heel dwingend is, maar je beetje bij
beetje aan het denken zet. Ik denk dat kleine speldenprikjes net zoveel effect
hebben als grote parades of regenboogfestivals.
marjolijn: Daarbij kun je met kunst in de buitenruimte ook mensen bereiken die
niet zo snel naar een kunstinstelling zouden gaan. Dat is het mooie eraan. En
de boodschap moet er inderdaad niet te dik bovenop liggen, want dan voelen
mensen zich te gestuurd.
Maar
denken jullie dat mensen de boodschap dan wel oppikken, er staat immers geen
verdere uitleg bij het bord?
line: Ik geloof in het trickle-downprincipe. Dat lijkt mij de beste manier
om mensen te leren over inclusiviteit. Ik geloof in kleine stapjes: kennis die
je zo verspreid is eerlijker en het effect is duurzamer.
marjolijn: Ons doel is vooral om mensen aan het denken te zetten, bijvoorbeeld
al met onze naam als kunstenaarscollectief: THE KOKRA FAMILY. Als getrouwde
vrouwen zonder kinderen, worden we meestal niet als familie gezien. Wij willen
graag nadenken over het concept ‘familie’: wie hoort daar wel en niet bij? Hoe
kunnen we het concept familie uitbreiden? Zou je bijvoorbeeld een volwassen
vluchteling kunnen adopteren, zodat deze familie wordt en legaal in Nederland
kan verblijven?
line: We noemen onszelf ook bewust
‘queer’ en niet lesbisch, want dat is nog steeds normatief. We gaan liever
tegen alle normen en binair denken in. Door dat aan de kaak te stellen, hopen
we dat mensen hierover met ons in gesprek gaan. Als je het niet eens bent met
ons samenzijn, spreek ons daar dan persoonlijk op aan.
Daar zit
je toch ook niet altijd op te wachten?
marjolijn: Toch hebben we dat liever dan dat mensen met vooroordelen blijven
rondlopen. Dit soort microactivisme levert namelijk wel veel op. We proberen te
laten zien dat ons samenzijn ook goed is, dat het niet eng of gevaarlijk is,
waardoor we hopen dat ze ons als gewoon gaan zien.
line: Kijk, het moet natuurlijk wel leuk blijven. Als mensen agressief
worden of echt niet willen, dan gaan we ook niet preken.
Zijn al
jullie kunstprojecten gericht op sociale thema’s?
line: Als we samenwerken, hebben onze projecten altijd een sociale
insteek. Daarnaast is het altijd een performatief werk, waarbij het publiek of
de toeschouwer een rol vervult. Dit proberen we wel altijd met een vleugje
humor te doen, omdat dat belangrijk is om je boodschap over te brengen zonder
dwingend te zijn.
Hebben
jullie vanuit jullie kunstenaarsachtergrond tips voor professionals, om bij te
dragen aan een inclusieve samenleving?
line: ‘Selfcare’ is heel belangrijk, hou van jezelf. Denk ook over andere
vormen van ‘wij’. En neem vooral heel veel tijd. Letterlijk, want het gaat om
een proces.
marjolijn: Probeer mensen op een andere manier te stimuleren, speels. Leg de boodschap er niet te dik bovenop.
De kranten en nieuwssites stonden er bol van en Twitter ontplofte zo’n beetje: de wet gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding is op 1 augustus in werking getreden. De wet houdt in dat mensen niet met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, zorginstellingen of overheidsgebouwen mogen betreden. Er ontstond volop commotie en voor- en tegenstanders van de wet lieten zich (online) luid horen. Hoe zit het nu precies met dat gedeeltelijk verbod en wat kun je doen als je naar aanleiding ervan discriminatie ervaart of er getuige van bent? We stelden 5 vragen aan antidiscriminatiebureau RADAR.
1. Wat houdt het verbod precies in?
De ‘Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’ houdt in dat mensen niet met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, zorginstellingen of overheidsgebouwen mogen betreden. Onder gezichtsbedekkende kleding wordt het volgende verstaan: “kleding die het gezicht geheel bedekt of waarbij alleen de ogen zichtbaar zijn”. Het gaat dan bijvoorbeeld om integraalhelmen, bivakmutsen, boerka’s of nikabs.
De
overheid benadrukt dat in Nederland iedereen het recht heeft om zich te kleden
zoals diegene wil, ongeacht wat anderen daarvan vinden. Alleen in bepaalde
situaties, zoals in genoemde gebouwen en het openbaar vervoer, is het van
belang dat mensen elkaar kunnen aankijken en herkennen.
Wanneer
iemand met gezichtsbedekkende kleding het openbaar vervoer, overheidsgebouwen
of zorg- of onderwijsinstellingen betreedt, kan diegene door een medewerker
worden verzocht de gezichtsbedekkende kleding af te doen of de ruimte te
verlaten. Als dit niet gebeurt, zou hulp van de politie gevraagd kunnen worden
en zou een boete gegeven kunnen worden.
2. Kun je stellen dat de wet discriminerend uitwerkt?
Het is niet met zekerheid te stellen of de wet discriminerend uitwerkt op grond van godsdienst of geslacht. Hiervoor is namelijk een uitspraak nodig van een oordelende instantie. Het College voor de Rechten van de Mens kan zich hier echter niet over uitlaten, aangezien het eenzijdig overheidshandelen betreft.
Om te bepalen of de wet discriminerend is, zou een civiele procedure op basis van artikel 1 van de grondwet tegen de Staat gestart kunnen worden. Een rechter zou dan kunnen beoordelen of de Staat onrechtmatig handelt. Als alle juridische paden in Nederland bewandeld zijn, is het ook mogelijk de kwestie voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie of het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
3. Wat vindt RADAR er verder van?
RADAR betreurt het feit dat in de
discussie over de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding de nadruk
wordt gelegd op boerka’s en nikabs, terwijl de wet ook geldt voor items als
bivakmutsen en integraalhelmen. Kortom, gevallen waarbij het gehele gezicht
bedekt is of alleen de ogen te zien zijn. De nadruk op boerka’s en nikabs
draagt ons inziens bij aan stigmatisering van moslima’s.
Daarnaast vindt RADAR het kwalijk dat in een artikel van Algemeen Dagblad expliciet wordt gewezen op de mogelijkheid van een burgerarrest, wanneer iemand “zich stoort aan de boerka op een plek waar dat verboden is”. Een burgerarrest is in principe in alle gevallen van een strafbaar feit mogelijk. Het specifiek benadrukken of belichten van deze mogelijkheid in relatie tot dit verbod, roept de vraag op wat daarmee wordt beoogd. Een burgerarrest moet overigens in alle gevallen proportioneel zijn, onder meer gelet op de aard van het vergrijp. Als dat niet het geval is, en als niet aan andere specifieke voorwaarden van een burgerarrest voldaan wordt, is bij het burgerarrest gebruikte dwang of geweld strafbaar. In geen enkel geval moedigt RADAR mensen aan om voor eigen rechter te spelen.
4. Wat kun je doen als je gevallen en gevoelens van discriminatie ervaart naar aanleiding van de wet?
Krijg je zelf te maken met discriminatie, intimidatie, islamofobie of andersoortige ongelijke behandeling naar aanleiding van de wet, de berichtgeving en de commotie die erop ontstond? Meld dit dan via www.radar.nl of de app Meld Discriminatie Nu. Alle gevallen en gevoelens van discriminatie kunnen worden doorgegeven. Gespecialiseerde klachtbehandelaars kunnen je bijstaan: niet alleen met een luisterend oor, maar ook met eventuele vervolgstappen zoals bemiddeling (met bijvoorbeeld een werkgever of schoolleiding) of een verzoek om een oordeel bij het College voor de Rechten van de Mens.
5. Wat kun je doen tegen discriminatie van boerka- of nikabdraagsters?
Mocht je getuige zijn van
discriminatie of ongelijke behandeling van een boerka- of nikabdraagster, dan
kun je ook dat melden. Je kunt namelijk ook namens een ander melden, of melding
maken van een incident dat je gezien hebt. Melden is in alle gevallen goed,
zodat antidiscriminatiebureaus beter zicht krijgen op de omvang van
discriminatie, zowel in het algemeen als op specifieke gronden.
Verder kun je anderen aanspreken op
negatieve uitlatingen op dit vlak. Op Twitter is de hashtag #boerkabuddies
gelanceerd, waarbij mensen aanbieden een boerka- of nikabdraagster te vergezellen
wanneer zij alleen de straat op moeten.
Een
brandalarm hoor je niet als je doof bent, waardoor je misschien lekker binnen
blijft. De hoeveelheid voeding die je je baby moet geven is niet altijd even
logisch als je licht verstandelijk beperkt bent. En mensen met autisme gaan bij
een brandalarm niet automatisch naar buiten. Er zijn allerlei beperkingen,
zowel zichtbaar als onzichtbaar, waardoor gevaarlijke situaties nóg
gevaarlijker kunnen worden. Om hulpverleners daar meer inzicht in te geven,
verzorgt MEE Rotterdam trainingen, workshops en voorlichtingen. “Dat doen we
nooit zonder ervaringsdeskundige zelf.”
MEE
Rotterdam zorgt er niet alleen voor dat mensen met een beperking meer grip
krijgen op hun leven, maar ook dat zij beter begrepen worden door mensen zonder
beperking. “Door onze trainingen, workshops en voorlichtingen krijgen
hulpverleners meer inzicht in de problemen waar mensen met een beperking
tegenaanlopen”, zegt Wilma Bruinen, coördinator groepsvoorlichting van MEE
Rotterdam. “We nemen altijd een ervaringsdeskundige mee. Als iemand zelf haar
of zijn verhaal vertelt, maakt dat veel meer indruk. Pas als je iemand goed
begrijpt, kun je als hulpverlener alerter en sensitiever worden.”
Onzichtbare beperkingen
Voor
hulpverleners zijn vooral onzichtbare beperkingen een complicerende factor.
Denk aan een auditieve beperking, een chronische ziekte als MS, een licht verstandelijke
beperking, niet-aangeboren hersenletsel, autisme, et cetera. Voor
welzijnswerkers en hulpverleners kan het lastig zijn om de juiste hulp aan te
bieden, als niet precies duidelijk is welke problemen er spelen. “Het is daarom
van belang om altijd alert te zijn op de mogelijkheid dat iemand een beperking
heeft, ook als je die op het eerste oog niet kan zien”, legt Wilma uit. “Door
op een respectvolle manier door te vragen kun je achterhalen of iemand met een
beperking kampt en daardoor mogelijk specialistische hulp nodig heeft.”
De
belangrijkste regel hierbij, is mensen altijd met respect behandelen. “Als je
een nieuwe cliënt hebt en het gevoel krijgt dat je belangrijke informatie mist,
vraag dan niet direct of diegene een beperking heeft. Dat kan onnodig kwetsen”,
legt Wilma uit. “Zo vraag ik bijvoorbeeld terloops naar iemands werkloopbaan en
schoolloopbaan. Als iemand antwoordt dat zij of hij Accent gevolgd heeft, dan
weet je dat het praktijkonderwijs betreft. Ook zou je kunnen vragen welke
baantjes iemand de afgelopen tijd heeft gehad. Stel dat iemand in een jaar tien
verschillende baantjes heeft gehad, dan weet je dat die persoon het niet lang
kan volhouden op een werkplek. Vervolgens kun je doorvragen of diegene niet zo
goed met collega’s overweg kon, of misschien moeite had om op tijd te komen.
Door voorzichtig door te vragen, kun je erachter komen of iemand kampt met een
licht verstandelijke beperking, een psychische beperking of iets anders.”
Licht verstandelijke beperking
Welzijnswerkers
zouden extra alert moeten zijn op de groep mensen met een licht verstandelijke
beperking (LVB). “In Rotterdam is er een grote groep LVB’ers die niet gezien
wordt”, zegt Wilma. “Mensen uit deze groep zijn vaak street wise en
verbaal heel handig. Dat houdt in dat ze gemakkelijk meepraten over
verschillende onderwerpen, bijvoorbeeld omdat ze termen gebruiken die ze van
andere welzijnswerkers hebben gehoord. Hierdoor krijg je al snel de indruk
krijgt dat ze jou begrijpen. Daarbij is het ook logisch dat iemand doet alsof
zij of hij je begrijpt, omdat de schaamte om hulp te vragen vaak groot
is.”
Wilma
vertelt over een vrouw met een licht verstandelijke beperking, die tijdens een
voorlichting van MEE als ervaringsdeskundige haar verhaal deelt. “Voor deze
mevrouw is het heel lastig om haar dag in te delen. Als je net een baby hebt
gekregen, is een vast dagritme van groot belang voor de gezondheid van je
kindje. De baby moet op gezette tijden eten, ze moet voldoende slapen en op
tijd verschoond worden. Voor iemand met een verstandelijke beperking kan dat
een hele opgave zijn, waardoor het kindje mogelijk gezondheidsrisico’s loopt.
Het is dus van groot belang dat bijvoorbeeld huisartsen alert zijn op
signalen.”
Aannames en onwetendheid
Een ander
belangrijk aspect is je bewust zijn van mogelijke vooroordelen en aannames.
“Een van onze ervaringsdeskundigen heeft een auditieve beperking”, vertelt
Wilma. “Bij voorlichtingen over doofheid vertelt ze over haar kinderen, die
allebei kunnen horen. Dat zorgt vaak voor gefronste wenkbrauwen bij de
toehoorders, maar in haar geval is er helemaal geen sprake van een erfelijke
component. Ze is doof geworden als gevolg van een ziekte.”
Ook een
mogelijkheid is dat de persoon in kwestie zelf niet op de hoogte is van haar of
zijn onzichtbare beperking. “Stel dat iemand een autismespectrumstoornis heeft,
dan is de kans groot dat die persoon daar zelf niet van op de hoogte is. Dat
spectrum is zo breed en er zijn zoveel variaties, wat het enorm lastig maakt om
daar inschattingen van te maken”, legt Wilma uit. “Bij autisme denken de meeste
mensen direct aan overprikkeling, terwijl ik ook verschillende mensen met
autisme ken die juist onderprikkeld zijn. Zij ondervinden minder last van
lawaai, waardoor ze een alarm wel opmerken maar niet tot actie kunnen overgaan.
Dat zijn dingen waar je als welzijnswerker niet direct bij stilstaat.”
Andere aanpak
Zoveel
verschillende mensen, zoveel verschillende aanpakken, blijkt wel uit de
workshops van MEE Rotterdam. “We geven vaak workshops aan de brandweer, politie
of vervoersorganisaties”, zegt Wilma. “Dan gaan agenten bijvoorbeeld zelf
rondlopen met een simulatiebril en stok, om een visuele beperking te simuleren.
Of ze gaan een stukje in een rolstoel rijden, zodat ze echt ervaren hoe het is
om een beperking te hebben.”
De
workshops zijn daarbij heel praktisch ingestoken. “Een elektrische rolstoel,
bijvoorbeeld, is hartstikke zwaar en die rol je niet zomaar weg in een
noodsituatie”, legt Wilma uit. “Als de persoon in deze rolstoel zelf niet meer
kan rijden in een noodsituatie, moet je toch die rolstoel zien weg te krijgen.
Er zit een functie op om de rolstoel te ‘unlocken’, maar die moet je maar net
kennen. Het is dus ontzettend handig om deze trucjes te leren.”
Ook een voorlichting of workshop?
Wil je ook een voorlichting of workshop over leven met een (onzichtbare) beperking voor jouw organisatie? Via MEE Rotterdam Rijnmond kun je een aanvraag indienen.
Openbare
sporttoestellen die eruitzien als een maritiem kunstwerk: dat is Kaap Workout. Binnenkort
wordt de sportroute op Katendrecht officieel geopend: je kan balanceren op Het
Evenwichtskoord op het Kaapstrandje, je optrekken aan De Hijskraan op de kade
bij de SS Rotterdam en spierballen kweken bij Het Stuurwiel op de kop van de
Kabelhof. Deze sportieve en kunstzinnige ontmoetingsplek is maar één van de
vele projecten van sociaal ondernemer Lorenzo Elstak. “Ik zie overal kansen.”
Je doet
honderdduizend dingen, maar het begon allemaal met dans?
Als kind
was ik altijd al aan het dansen, in mijn vrije tijd oefende ik alle moves van
Michael Jackson. Ik ben dan ook professioneel gaan dansen. Mensen worden echt
blij van dansen, ze vergeten hun dagelijkse sleur. Op een gegeven moment
realiseerde ik me dat dansen magie is.
Magie?
Ik danste
met een groep vaak op bedrijfsfeesten, waar we altijd ontvangen werden als ‘die
hiphopjongens’. De aanwezigen wilden meestal niks van ons weten. Je zag ze nog
net niet hun tas steviger vastklemmen. Maar dan, als je op het podium staat,
dan entertain je. Door jezelf uit te drukken door middel van dans, stel je
jezelf kwetsbaar op. Mensen waarderen dat; het is kunst. De reacties gingen van
‘liever niet’, naar ‘wow, wie zijn jullie?’. Toen zag ik in dat dans ingezet
kan worden als middel om te verbinden.
Hoe ben je
van dans in het jongerenwerk gerold?
Ik heb
bestuurskunde gestudeerd, met een minor jongerenbeleid. Toen ik afgestudeerd
was, wist ik niet zo goed wat ik moest doen. Ik had het er met mijn moeder
over, die naast haar vaste werk altijd veel vrijwilligerswerk heeft gedaan. Zij
zag me wel iets met jongerenwerk gaan doen, omdat ik altijd al maatschappelijk
betrokken was – ik kreeg vrijwilligerswerk met de paplepel ingegoten – en
jongeren graag wat wilde bijleren. Zodoende heb ik vijf jaar lang op Zuid
gewerkt, waar ik veel met jongeren heb gewerkt van allerlei verschillende
achtergronden. Ik heb hier veel geleerd en een groot netwerk opgebouwd, maar na
vijf jaar moest ik noodgedwongen mijn eigen stichting opzetten.
Hoezo
noodgedwongen?
De
organisatie waar ik werkte zette vooral in op het aspect veiligheid, op
terugdringen van problemen, maar ik stond meer voor een aanpak vanuit
maatschappelijke ontwikkeling. Ik wilde activiteiten opzetten om te zorgen voor
talentontwikkeling. Mijn positieve benadering ging niet samen met die van de
organisatie. Maar het had ook te maken met de tijd: de aanslagen op Charlie
Hebdo waren net geweest. Ik sprak met jongeren die schreef aangekeken werden in
de wijk, ze vonden het niet meer fijn in hun eigen wijk. Toevallig was de
burgemeester in de buurt voor wijkgesprekken. Ik heb de jongeren geïnspireerd
om hun stem te laten horen: een van hen ging het gesprek aan met Aboutaleb. De
jongeren moeten weten dat hun stem krachtig is. Dat heeft me geïnspireerd om
IKBENWIJ op te richten.
Wat is het
idee achter IKBENWIJ?
Ik heb een
programma ontwikkeld met dans, spoken word en theater. We zetten kunst en
cultuur in als middel om mensen bij elkaar te brengen en in dialoog te gaan. We
willen een wij-samenleving creëren, maar dat begint met ‘ik’. Door aandacht te
geven aan het individu, leggen we verbinding en creëren we een wij-samenleving.
Hoe staat
het er nu voor?
We zijn nu
vier jaar verder en inmiddels hebben we een teambuildingsprogramma, een
workshopprogramma en een scholenprogramma. Dat laatste vind ik toch wel het
mooiste. We komen dan in een klas, bijvoorbeeld tijdens maatschappijleer, en
beginnen met dans. Dat breekt het ijs. Dan vragen we iedereen naar welke muziek
ze luisteren, bijvoorbeeld. Iedereen komt aan de beurt, de leerlingen krijgen
begrip voor elkaar. Ze worden niet uitgelachen, dus er ontstaat een sfeer van
veiligheid. Er ontstaat openheid en er wordt van alles gedeeld. Als iemand haar
of zijn verhaal vertelt en in tranen uitbarst, dan gaan we daar integer mee om.
Zo leren we de leerlingen in elkaars schoenen staan.
Is het
niet lastig om jongeren zich kwetsbaar te laten opstellen?
Dat is het
mooie eraan, dat gaat bijna vanzelf. De mensen die bij elkaar zitten begrijpen
elkaar, doordat een veilige sfeer gecreëerd wordt. We betrekken de docenten
erbij, want die moet nog met de klas verder als wij na zes workshops weer weg
zijn. Soms zijn ze de tools gaandeweg verloren, soms hebben ze nog niet de kans
gehad om die te ontwikkelen. We geven hen die tools en handvatten om ermee door
te gaan.
Wat is de
belangrijkste les die je leerlingen meegeeft?
Geef
anderen de ruimte om zichzelf te zijn. Nadat ik heb opgetreden, vertel ik dat
ik als jonge gozer altijd al bezig was met dans. Dat ik in groep 7 urenlang de
moves van Michael Jackson stond te oefenen. Ik had een buitenboordbeugel, maar toch
lachte niemand me uit. Ik heb altijd de ruimte gekregen om mezelf te zijn. Geef
je klasgenoten ook die ruimte, ook al vind je ze misschien een beetje raar.
Maar wie weet, staat die klasgenoot over vijftien jaar op een podium en ben jij
degene die voor haar applaudisseert.
Ga je wel
eens terug naar klassen, om te kijken hoe het gaat?
Laatst
zijn we nog teruggegaan naar groep 7. Daar zat een docent die een valse start
gemaakt had. De leerlingen waren een juf beloofd, maar kregen een meester. Hij
kwam net zelf uit de schoolbanken, dus hij stond gelijk 2-0 achter. We zagen
dat ze niet goed communiceerden. Zo sprak de docent bijvoorbeeld over de
leerlingen waar ze bij waren, in plaats van met hen. We zijn er zes weken
geweest en hebben heel wat losgemaakt. Een half jaar later belde de docent ons
op: de leerlingen vroegen steeds naar ons en hij wilde laten zien hoe goed het
ging. Natuurlijk zijn er nog steeds uitdagingen, maar het bewustzijn om deze
aan te pakken is er.
Wat heb je
zelf geleerd van al die workshops?
Dat
kwetsbaarheid een kracht kan zijn in plaats van een zwakte. Door ons kwetsbaar
op te stellen, en niet belerend een klas in te stappen, creëren we veiligheid.
We hebben allerlei handvatten en tools, maar soms moet je het net even anders
doen. We werken met mensen, dus moet je het voelen, je moet maatwerk leveren.
En soms ga je op je bek, dan moet je toegeven. Die kwetsbaarheid als kracht,
dat leer ik elke keer opnieuw.
Geldt dat
ook voor je andere projecten? IKBENWIJ is immers niet het enige waarmee je
bezig bent.
Mijn
projecten staan allemaal op een of andere manier met elkaar in verbinding. Mijn
entertainmentbedrijf Pure Amusement is ontstaan toen ik als jongerenwerker en
danser werkte. Ik was altijd aan het netwerken en druk met opdrachten
binnenhalen. Ik wilde andere creatievelingen ook meer werk bezorgen en zo
ontstond het idee om hen meer te leren over ondernemen. Ik zag het vaak fout
gaan dat deze mensen heel creatief zijn, maar dat ze een stukje ondernemerschap
– boekhouding, acquisitie, dat soort dingen – misten. Die adviesfunctie ben ik
gaan professionaliseren en dat is uitgemond in onderwijs: ik geef nu lessen
ondernemerschap op het Albeda Danscollege.
Tegelijkertijd
vind ik het belangrijk om dansles toegankelijk te maken in alle wijken. Het is
zonde als ouders het niet kunnen betalen of niet de tijd of mogelijkheid hebben
om naar het Hiphophuis te gaan bijvoorbeeld. Daarom heb ik een project opgezet,
waarbij dansles in de wijk wordt gegeven. Heel laagdrempelig, zodat iedereen in
aanraking kan komen met dans.
Zou je je
kunnen richten op een van je activiteiten, of is die combinatie juist wat jou
jou maakt?
Kijk, ik
zie gewoon altijd kansen en verbindingen. Mijn projecten zijn eigenlijk niet
los van elkaar te zien en ze geven allemaal veel voldoening. Het gaat altijd om
de pijlers kunst en cultuur, sport, ondernemerschap en zorg en welzijn. Ik pas
al die elementen iedere keer opnieuw toe, steeds in een ander jasje.
Oftewel, je
houdt maar niet op?
Nee, ik
heb net weer een nieuwe stichting opgericht: Platform Katendrecht, dat ook
gericht is op verbinding. De doelgroep is alle Kapenezen, maar vooral jongeren.
Het is mooi dat hier op Katendrecht veel ontwikkeld is en dat er sterke
schouders zijn bijgekomen, maar daar moet iedereen van kunnen profiteren. Met
Platform Katendrecht willen we kookcursussen organiseren, lessen
ondernemerschap geven, een vraagbaak zijn voor jongeren. We hebben een nieuwe
ruimte aan de Tolhuislaan 111, waar iedereen van Katendrecht kan binnenlopen,
maar waar ook geprogrammeerd wordt. We zijn wel nog op zoek naar mensen om mee
samen te werken en partners die ons willen ondersteunen. Dat kan zowel
financieel als in netwerk en expertise.
Een
voorbeeld van onze activiteiten was een brunch die we hebben georganiseerd voor
jongeren op ss Rotterdam. Stel dat je hier al je hele leven woont en er komt
ineens zo’n groot schip in je wijk, maar je hebt niet het gevoel dat het ook
voor jou is… Dan kan ik me voorstellen dat die jongeren daar niet blij mee
zijn. Daarom hebben we dertig jongeren uitgenodigd voor een brunch op het
schip, waarbij ze een rondleiding kregen van de directeur en iets leerden over
de geschiedenis van het schip. Na afloop kwamen enkele jongeren zelf vragen of
ze er konden komen werken. Kijk, dat zijn kleine dingen die je kan doen om
verbindingen tussen ondernemers en bewoners te verbeteren.
Meer weten, samenwerken met Lorenzo of een van zijn projecten ondersteunen? Kijk op www.lorenzoelstak.nl