Zijn
stichting mag dan Spraakuhloos heten, toch is dialoog heel belangrijk voor
spoken-wordartiest en schrijver Tomáš
de Paauw. Tijdens de Dag van de Dialoog, op 5 november in Dakpark Rotterdam,
geeft hij een voorproefje van zijn woordkunsten, waarmee hij Rotterdamse
jongeren verbindt.
Wat
doet stichting Spraakuhloos?
We
organiseren evenementen op verschillende plekken in de stad voor jongeren die
podiumkunsten beoefenen: we zijn een reizend open podium. Iedere keer
programmeren we jonge makers, iedere keer staan we op een andere locatie en
iedere keer voegen we een nieuwe kunstvorm toe die nog niet eerder bij ons is vertoond.
Waarom
is het alleen voor jonge makers?
Vijf
jaar geleden merkten mijn beste vriend en ik dat er maar heel beperkt aanbod
was van hetgeen wij tof vinden. Het was óf heel literair, of heel saai, of overprized.
Wij houden juist van mensen bij elkaar brengen. We besloten om een avond te
organiseren met performances die wij leuk vinden, als concept in een café in
Ommoord. Er kwamen meteen zestig mensen op af! Bij de tweede editie, drie weken
later, stonden we op Rotterdam Laat Open. Sindsdien hebben we alle grote venues
van Rotterdam wel gehad.
Hoe
komen de jonge makers bij jullie terecht?
Met
name via ons grote netwerk, via social media, via mond-tot-mondreclame. Ons
netwerk bestaat inmiddels uit zo’n duizend artiesten, die vaak ook weer jonge
creatievelingen kennen. Voor onze open podia kan iedereen zich aanmelden. Voor
onze geprogrammeerde avonden selecteren wij de artiesten, die tussen amateur-
en professioneel niveau in zitten. Vaak gaat het om jongeren die we gespot
hebben tijdens onze open podia of tijdens andere events.
Is
een podium bieden aan jongeren jullie enige doel als stichting?
Nee,
we zouden ook graag structureel erkend worden door de gemeente. Binnen de
gemeente is er eindeloze beleidsvoering over diversiteit en inclusie, honderden
pagina’s zijn erover geschreven en tientallen debatten zijn erover gevoerd. Het
zijn onderwerpen waar wij al vijf jaar iets mee doen, het zou fijn zijn als we
daar structureel budget voor krijgen.
Hoe
financieren jullie nu je events?
Op
dit moment via projectsubsidies. Een probleem daarvan is dat er heel veel geld
naar de gevestigde orde gaat om meer activiteiten voor jongeren te organiseren,
maar vaak weten zij niet hoe ze jongeren moeten bereiken en wat ze voor hen
moeten programmeren. Wij weten dat wel. In plaats van hen extra budget te geven
om opnieuw het wiel uit te vinden, kunnen ze beter ons jongerenprogramma’s
laten maken.
Er
zou dus wel wat meer dialoog mogen komen tussen gemeente en organisaties als
die van jullie?
Inmiddels
kennen ze ons wel, maar we lopen wel tegen een achterhaald systeem aan.
Gemeentes of fondsen vragen om uitgebreide geschreven projectplannen, terwijl
wij veel beter ons werk en het effect ervan kunnen laten zien in bijvoorbeeld
een powerpoint met video. Op die manier kunnen we veel beter ons verhaal
vertellen.
Waarom
is dialoog voor jou belangrijk?
Verbinding
staat bij ons centraal. We zeggen altijd dat iedereen met elkaar verbonden is
en dat contact houden het makkelijkste is wat er is. Maar verbinding mag ook
afstand zijn; geforceerd samenzijn leidt ook alleen maar tot afscheiding. Elkaars
personal space kennen is ook heel belangrijk, misschien moeten we juist
beginnen met checken wat iemands grenzen zijn.
Ben of ken je iemand die haar of zijn kunsten wil laten zien op het open podium van Spraakuhloos? Aanmelden kan via de website: http://www.spraakuhloos.com/
Een cliënt
die niet geholpen wil worden door een medewerker van kleur,
communicatieproblemen omdat dementerende migrantenouderen terugvallen op hun
moedertaal of een gespannen sfeer bij de hulpverlening door vervelende
opmerkingen over vermeende seksuele gerichtheid van een verpleegkundige: als
het gaat om inclusie staat de ouderenzorg voor allerlei uitdagingen en dilemma’s.
Cultureel antropoloog en socioloog Cor Hoffer doet al dertig jaar onderzoek
naar zorg voor migranten in Nederland en geeft trainingen aan professionals in
de zorg- en welzijnssector over omgaan met cliënten met andere culturele of
levensbeschouwelijke achtergronden.
Wat is het
grootste misverstand onder hulpverleners als het gaat om inclusief werken in de
zorg?
Zorgverleners
hebben vaak het idee dat ze een hele studie moeten doen naar de culturele of
religieuze achtergrond van hun cliënt. Ze zeggen vaak: ‘Ik weet niets van de
islam of het hindoeïsme, dus ik weet niet hoe ik met deze cliënt op de juiste
manier kan communiceren.’ Er ontstaat handelingsverlegenheid, zorgverleners
zijn bang om iets stoms te zeggen of klappen dicht. Maar het is helemaal niet
nodig om alles van een cultuur of religie af te weten, want in een open gesprek
met je cliënt kun je die informatie achterhalen. Het is beter om toe te geven
dat je iets niet weet en hier vervolgens vragen over te stellen, dan het
probleem te negeren. Zorg dat je altijd open het gesprek aangaat.
Waar lopen
zorgverleners zoal tegenaan?
Het
belangrijkste is dat migrantenouderen hun ziekte of ouderdom anders kunnen
ervaren dan je als autochtone hulpverlener gewend bent. Als je je hier niet van
bewust bent, kan de zorg niet goed aansluiten. Een voorbeeld hiervan is dat
dementerende ouderen soms aangeven stemmen te horen. Een autochtone
hulpverlener zou hierbij snel denken aan symptomen van een psychose, terwijl
‘stemmen horen’ in de Afrosurinaamse cultuur niet altijd als ziektesymptoom
wordt gezien of als beangstigend wordt gevonden. Een ander voorbeeld is dat
depressieve klachten in verschillende culturen wordt gezien als een gevolg van
veel tegenslag, die nu eenmaal bij het leven hoort. Afhankelijk van je
culturele achtergrond, kunnen signalen dus heel anders geïnterpreteerd worden.
Kan dat
niet tot verkeerde diagnoses leiden?
Dat
gebeurt helaas wel eens. Zo hebben enkele Amsterdamse geriaters en psychologen
speciale tests ontwikkeld om dementie bij ouderen met een migratieachtergrond
beter te kunnen vaststellen. De bestaande tests waren namelijk te veel gericht
op autochtone ouderen en de Nederlandse cultuur. Er werd voorheen bijvoorbeeld
gevraagd wie de toenmalige koningin was, maar sommige migrantenouderen hadden
dat niet direct paraat. Het is belangrijk alert te zijn op dergelijke culturele
aspecten, zodat op tijd de juiste begeleiding geboden kan worden en
misdiagnostiek wordt voorkomen. Langzaam maar zeker wordt er ook in onderzoek
en ontwikkeling van tests en medicijnen steeds meer rekening gehouden met
culturele en erfelijke factoren in diverse bevolkingsgroepen.
Zo te
horen hebben zorgverleners uit allerlei disciplines baat bij een training
cultuursensitief werken?
Zulke
trainingen zijn geschikt voor artsen, psychologen, psychiaters,
woonbegeleiders, wijkverpleegkundigen. Eigenlijk voor iedereen die iets van
doen heeft met ouderen, bijvoorbeeld ook mensen die mantelzorgers ondersteunen.
Wat leer
je zoal tijdens een training?
Het gaat
vooral over cultuursensitief werken. Daartoe leg ik uit welke invloed cultuur
kan hebben op ziekteopvattingen en hulpzoekgedrag. Daarnaast leg ik uit hoe je
hier in de dagelijkse praktijk rekening mee kunt houden. Hierbij ga ik onder meer in op het Culturele Interview, een
methodiek om het gesprek tussen zorgverlener en cliënt met een andere
achtergrond te stimuleren. Tijdens mijn lezing op het symposium van IDEM
Rotterdam en RADAR geef ik alvast een tipje van de sluier.
Waar
moeten zorgverleners nog meer rekening mee houden?
In veel
culturen speelt de familie of een geestelijke een bepalende rol. In Nederland
hameren we ontzettend op de autonomie van de individuele cliënt, terwijl
sommige mensen met een migratieachtergrond liever gezamenlijk beslissingen
nemen over gezondheid en behandelingen. Van de ene kant is het belangrijk deze
voorkeur te respecteren, maar aan de andere kant moet je ook oppassen dat de
familie een cliënt teveel uit handen neemt. Ook is het raadzaam voorzichtig te
zijn met de inzet van naasten als tolk. Want er is het risico dat de familie
uit schaamte of bescherming gefilterd gaat vertalen. Het is daarom aan te raden
om een officiële tolk in te schakelen als de cliënt zelf de taal niet machtig
is.
Wat zouden
de cliënt of familie zelf kunnen doen als ze het idee hebben dat ze niet goed
geholpen worden?
Stel dat
je het idee hebt dat een arts de belevingswereld van je vader of moeder niet
goed inschat, dan zou je om een second opinion kunnen vragen. Er zijn diverse
transculturele deskundigen en er komen steeds meer biculturele zorgverleners in
Nederland die in zo’n situatie specifieke hulp kunnen bieden.
Bij
antidiscriminatiebureau RADAR komen ook wel eens klachten binnen van
hulpverleners van kleur, die juist door hun cliënt worden gediscrimineerd. Wat
kunnen zij doen?
Dat
gebeurt helaas ook. Bijvoorbeeld een witte oudere die niet door een
zorgverlener met hoofddoek geholpen wil worden. Dat zorgt voor lastige
situaties. Ook hier gaat het om cultuursensitieve communicatie. Het probleem is
volgens mij dat veel organisaties hier nog geen beleid op hebben. Een
zorgorganisatie zou eigenlijk moeten zeggen: ‘Onze zorgverlener is
gekwalificeerd, dus u heeft deze hulp te aanvaarden.’
Meer weten? Kom naar ons symposium over inclusief werken in de ouderenzorg!
Cor Hoffer geeft een lezing op het symposium Onbegrensde mogelijkheden: inclusief werken in de ouderenzorg. Wil je hierbij aanwezig zijn? Meld je hier aan.
Een
uitvaart van een dierbare kan mensen diep in de financiële problemen brengen.
Vooral als de nabestaande zelf tot een kwetsbare groep behoort. SamSam
Uitvaartcoaching helpt nabestaanden een weg te vinden in het doolhof van regels
en wetten en ondersteunt bij het regelen van een begrafenis of crematie zonder
onnodig hoge kosten te maken. Maar ook wijzen de uitvaartcoaches op de risico’s
die zijn verbonden aan het regelen van iemands nalatenschap. “Zeg nooit direct
‘ja’ als iemand je vraagt dit te regelen.”
Een
begrafenis of crematie? Wel of geen rituelen? Welke muziek wordt er gedraaid en
wie gaat er spreken? Bij het regelen van een uitvaart komen talloze vragen op
je af. En dan zijn de financiën nog niet eens aan bod gekomen… Want heeft de
overledene een verzekering? Kan de uitvaart betaald worden uit de nalatenschap?
Of moet de familie voor alle kosten opdraaien? “Het is al moeilijk genoeg als
een dierbare overlijdt”, zegt Ardy Moeijes, oprichtster en projectleider van
SamSam Uitvaartcoaching. “Maar als je niet uitkijkt, heb je zo een schuld van
twee- tot drieduizend euro opgebouwd.”
Onderverzekerd
Van alle
Nederlanders heeft 70 procent een uitvaartverzekering, maar van die groep is 80
procent onderverzekerd. “Mensen willen het goed doen voor een overleden
dierbare”, zegt Sherita Thakoerdat, uitvaartcoach bij SamSam. “Nabestaanden
zijn emotioneel en willen een waardig afscheid regelen. Het gebeurt vaak dat
mensen kiezen voor de duurste opties bij een uitvaart, die sowieso al duizenden
euro’s kost, terwijl ze daar helemaal geen geld voor hebben. Schaamte voor
armoede speelt daarbij een rol, maar ook onwetendheid over wat er allemaal
mogelijk is. Mensen snijden zich dan al snel in de vingers.”
Zo is het
bijvoorbeeld niet verplicht om een uitvaartondernemer in de arm te nemen,
terwijl dat vaak wel de persoon is die als eerste op de stoep staat. “Zelfs
veel gemeentes geven in hun brochures en online informatie aan dat je als
nabestaande een uitvaartondernemer moet kiezen”, legt Ardy uit. “Alleen is dat
helemaal niet verplicht, je mag een heleboel zelf regelen. Als
gemeenteambtenaren al niet goed op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving,
hoe moet de burger dat dan zijn?”
Volgens
Ardy en Sherita hebben uitvaartondernemers de branche in hun greep. “De overheid
trekt zich steeds meer terug van het helpen regelen van een uitvaart”, zegt
Ardy. “Mensen met een laag inkomen konden rekenen op ondersteuning van de
gemeente, die zorgde ervoor dat de uitvaartondernemer betaald werd. Inmiddels
is die gemeentegarantie vervallen en is de bijzondere bijstand, waar soms
aanspraak op gemaakt kan worden, voor uitvaarten gehalveerd. Dat is meestal
niet genoeg voor een begrafenis of crematie, zeker niet als een overledene door
noodzaak in het mortuarium van het ziekenhuis moet verblijven.”
Huisbezoek
Via-via
komen de uitvaartcoaches van SamSam bij families die financieel in de problemen
zitten of daarin dreigen te raken door een uitvaart. Het eerste wat de coaches
doen, is een inschatting maken van de financiële situatie van de nabestaanden.
“Deze quickscan is noodzakelijk om het juiste traject te kunnen bepalen”, legt
Ardy uit. “Er zijn verschillende routes die je na een overlijden kan
bewandelen; er zijn verschillende instanties waar je kan aankloppen. Als we een
beter beeld hebben van de wensen van de familie en de financiële situatie, dan
kunnen we informeren over welke trajecten mogelijk zijn en hoe de kosten zo
laag mogelijk gehouden kunnen worden.”
Zo’n
huisbezoek, snel na een overlijden, doen de ondersteuners van SamSam altijd met
z’n tweeën. “Ten eerste is het heel zwaar om bij een rouwende familie langs te
gaan”, vertelt Sherita. “Het zijn natuurlijk lang niet altijd oude mensen die
vredig in hun slaap zijn gestorven. We krijgen ook te maken met slachtoffers van
geweld, of ernstig zieke mensen. Het is daarom belangrijk om elkaar te kunnen
steunen. Ten tweede willen we voorkomen dat een casus niet afgemaakt kan
worden. Er kan nu eenmaal ook altijd met ons onverwacht iets gebeuren.”
Praten over de dood
Het beste zou zijn, om al voordat iemand heengaat over de uitvaart en
nalatenschap na te denken. “Het zou fijn zijn als de dood gemakkelijker
bespreekbaar wordt”, zegt Ardy. “Soms hebben we met families te maken die nog
helemaal niets besproken hebben, ook al ligt een familielid op sterven in een
hospice.” Maar nog beter is het om erover te praten als het nog lang niet zo
ver is, zodat je bij een plotseling overlijden niet voor het blok wordt gezet.
Door een uitvaartondernemer, bijvoorbeeld. De meeste ondernemers werken immers
volgens een neoliberaal verdienmodel en hebben niet dezelfde focus als
bijvoorbeeld welzijnsorganisaties hebben. “Door vooraf binnen de familie
te praten over wensen en financiën, wordt het gemakkelijker om je aan je eigen
focus vast te houden.”
Neem de
tijd
Het
belangrijkste doel van SamSam is eraan bijdragen dat nabestaanden op eigen
kracht verder komen. De tijd nemen, is hiervoor het belangrijkste. “Als je in
de paniek zit van de dood en ook nog in armoede, is het moeilijk om je weg te
vinden in het doolhof van regelgeving”, legt Sherita uit. “Met een paar
opmerkingen en tools kunnen we mensen op weg helpen.” Ardy vult aan: “We zijn
heel assertief in onze ondersteuning. Als je voor het eerst te maken hebt met
het overlijden van een dierbare, dan heb je geen idee wat er allemaal op je
afkomt. Je snakt naar adem, dus je neemt alle – al dan niet goedbedoelde –
adviezen maar aan. Stel dat je vader in een ziekenhuis overlijdt, dan zegt het
ziekenhuispersoneel dat je snel het lichaam moet komen ophalen. Dat is niet
alleen om een bed vrij te maken voor een nieuwe patiënt, maar vooral omdat de
zorgverzekering van de vader niet meer voor de zorg betaalt. Bij overlijden
vervalt de zorgverzekering. Maar er zijn wel flinke kosten verbonden aan het
overbrengen van een lichaam drie uur na overlijden naar een mortuarium en de
laatste noodzakelijke verzorging: dat kost al gauw 200 euro en je hoeft er niet
eens opdracht voor gegeven te hebben.”
SamSam
wijst op onorthodoxe alternatieven, die legaal zijn maar niet bekend. “Het is
toegestaan om zelf een lichaam te vervoeren, bij wijze van spreken mag dat
zelfs op de fiets, mits je de juiste overlijdenspapieren bij je hebt en het
lichaam ethisch bedekt is”, legt Ardy uit. “Wat niet is toegestaan is zelf een
lichaam begraven of cremeren. Een uitvaart kun je dus nooit helemaal alleen,
maar je kan veel meer zelf regelen dan je zou verwachten.”
Nalatenschap
De
uitvaart zelf is echter nog maar het begin van het regelwerk nadat iemand
overlijdt. Aan de nalatenschap kunnen namelijk allerlei haken en ogen zitten.
“Nalatenschap is vreselijk ingewikkeld”, legt Ardy uit. “Als iemand overlijdt
moet je binnen drie maanden doorgeven of je als erfgenaam de nalatenschap
aanvaardt, verwerpt of beneficiair aanvaardt. Als je niets doorgeeft, bijvoorbeeld
omdat je hiervan niet op de hoogte bent, dan heb je automatisch de nalatenschap
aanvaard. Als je geluk hebt kan de uitvaart betaald worden uit die nalatenschap
en hou je zelf nog en spaarcentje over, maar het is ook goed mogelijk dat de
persoon in de schulden zit. Dan is de kans groot dat je met de kosten voor de
uitvaart én die schulden zit.”
Die
verantwoordelijkheid voor nalatenschap toebedeeld krijgen, zit al in een klein
hoekje. “Wettelijk gezien ben je als familie niet verplicht om een uitvaart te
regelen. Er wordt gesproken van een morele plicht, maar als jij daar om wat
voor reden niet aan wil voldoen, dan hoeft dat niet. In dat geval wordt de
burgemeester de opdrachtgever voor de uitvaart.”
Toch
zullen de meeste mensen willen helpen als een dierbare overlijdt. “Natuurlijk
willen de meeste familieleden zorgdragen voor een mooi afscheid”, zegt Ardy.
“Alleen weten veel mensen niet dat het daar vaak niet bij blijft. Je kan ook
aansprakelijk gehouden worden voor allerlei financiële kwesties. Die
verantwoordelijkheid kan al bij jou komen te liggen als je in bepaalde gevallen
alleen maar het huis hebt leeggehaald. Zonder iets getekend te hebben. Zeg dus
nooit direct ‘ja’, als iemand vraagt een uitvaart of nalatenschap te
regelen.”
Vrijwilligers
De
uitvaartcoaches van SamSam bieden op vrijwillige basis ondersteuning. Omdat het
nogal wat kennis en ervaring vraagt om nabestaanden van de juiste informatie te
voorzien en een goede inschatting te maken van de financiële situatie van een
rouwende familie, krijgen de coaches een intensieve opleiding die speciaal voor
SamSam is ontwikkeld door docente Ria Middelham van Duende Training en
Coaching. “In ruil voor die kosteloze opleiding, vragen we vrijwilligers om ten
minste twee jaar voor ons actief te blijven”, legt Ardy uit. “Dat kan zwaar
zijn, want sommige vrijwilligers die zich bij ons melden hebben een romantisch
beeld van de uitvaartcoaching. Ze denken dat ze bloemen mogen dragen, koffie
schenken of spreken bij een uitvaart. Maar dat is het niet, je wordt geen
uitvaartverzorger.”
SamSam heeft altijd mensen nodig die anderen in de hele brei van wat er bij een uitvaart komt kijken kunnen ondersteunen. Het gaat erom dat ze de juiste informatie geven en laten zien hoe nabestaanden dingen anders kunnen doen, zodat ze een weloverwogen beslissing kunnen nemen. Begin 2020 start SamSam met een nieuwe scholing. Meer weten? www.samsamuitvaartcoaching.nl
Kleine meiden die menen dat ze nooit prinses kunnen worden, jongens die hun neus niet mooi vinden of kinderen die geloven dat je alleen mooi bent als je je haar verft. Al op zeer jonge leeftijd hebben kinderen allerlei ideeën over wat mooi is, met alle gevolgen voor hun zelfbeeld van dien. De Rotterdamse journaliste en kinderboekenschrijfster Ramona Kimberley Molhoop wilde iets doen om zelfacceptatie van kinderen te vergroten. Ze schreef het prentenboek Prinses Imara’s Haar, om kinderen te leren dat allerlei kapsels mooi zijn.
‘Leek
je maar wat meer op je zusje, die heeft prachtig haar, lichte ogen en een
lichte huidskleur.’ Journaliste en kinderboekenschrijfster Ramona Kimberley
Molhoop was dat ‘mooiere’ zusje. Terwijl zij te horen kreeg dat haar haar zo
mooi glad was en zo gemakkelijk te verzorgen, was Ramona maar wat jaloers op
haar zus. Zij mocht namelijk regelmatig naar de kapper en kwam dan iedere keer
terug als ander persoon: de ene keer met stijl haar, dan weer met vlechten.
Ramona wilde ook wel van die lange vlechten met kralen, of een keer wat nieuws.
“Als
kind stond ik daar natuurlijk niet bij stil, maar toen ik wat ouder werd
realiseerde ik me hoe vreselijk dat voor mijn zus geweest moet zijn”, vertelt
Ramona. “Zij kreeg continu te horen dat mijn haar mooier was dan dat van haar
en ondertussen zat zij uren bij de kapper waar ze allerlei chemische middelen
in haar haar deden.”
Natural
hair movement
Het was tijdens haar studententijd dat Ramona zich meer bewust werd van de beeldvorming rond kroeshaar. Ze raakte steeds meer geïnteresseerd in de zogeheten ‘natural hair movement’. “In die tijd zat ik veel op socialenetwerksite Tumblr, waar ik deze Amerikaanse beweging tegenkwam”, licht Ramona toe. “Ik had er nog nooit van gehoord. Eigenlijk had ik überhaupt nooit echt nagedacht over het feit dat kroeshaar in een negatief daglicht staat en wat dat betekent. In Nederland was op dat moment nog niet zoveel bekend over vooroordelen waar deze vrouwen mee te maken hebben. Ik vond een Facebook-groep over ‘natural hair’ waar ik me bij aansloot. Daar was een veelgehoorde vraag: ‘Hoe leer ik mijn dochter dat ze mooi is?’ Het alleen maar zeggen bleek niet genoeg, er was meer representatie nodig. Ik ben op onderzoek uitgegaan en er bleken gewoon geen prentenboeken waarin kinderen met kroeshaar de hoofdrol spelen.”
Ramona kreeg het idee om zelf maar een prentenboek te maken. Toevalligerwijs viel dat samen met een studieopdracht. Tijdens haar studie journalistiek volgde Ramona de minor creative writing en besloot ze om voor een van de opdrachten het prentenboek te maken: Prinses Imara’s Haar. Ook de illustraties maakte ze zelf. “In een prentenboek kon ik twee passies samenbrengen: schrijven en tekenen”, vertelt ze. “Ik heb er bewust voor gekozen om de tekeningen in kinderlijke stijl te maken. Ik wilde dat het verhaal zo dicht mogelijk bij het kind zou staan. Daarom zie je ook duidelijk de potloodstrepen van het inkleuren.”
Haar
werk werd heel goed beoordeeld. Daarop besloot Ramona te proberen om haar boek
uitgegeven te krijgen. Het had wat voeten in de aarde, maar dit jaar slaagde ze
er eindelijk in om een uitgever te vinden. “En nu ben ik druk bezig om het in boekwinkels
en bibliotheken te krijgen”, zegt Ramona, “zodat zoveel mogelijk kinderen het
kunnen lezen.”
Langverwacht
Ramona’s
boek bleek een langverwachte uitkomst voor veel ouders. Ze krijgt allerlei
positieve reacties, zowel via social media als na bijeenkomsten waar ze komt
voorlezen. “Zo was er een vrouw van in de zestig die vertelde dat ze zo graag
gewild had dat het boek er was toen zij zelf kinderen kreeg”, zegt Ramona. “Ook
in hun gezin was er een struggle over haar: hoe leer je je dochters dat ze mooi
zijn als ze continu te horen krijgen dat hun haar niet mooi is en moeilijk
handelbaar? In die tijd waren er geen boeken of films waarin hoofdpersonages
kroeshaar hadden, er was gewoon geen representatie van mensen met
kroeshaar.”
Ook
nu nog herkennen mensen het verhaal van Imara. Ouders delen hun eigen ervaringen
met Ramona na een voorleesmiddag. “Ik verbaas me erover hoe jong kinderen nog
zijn als dit al begint te spelen”, legt Ramona uit. “Zo vertelde een moeder dat
haar driejarige dochtertje vond dat ze geen prinses kon zijn, omdat ze niet het
haar van een prinses had. Hoewel haar moeder zei dat ze prachtig was en
prachtig haar had, bleef het kind bij haar standpunt. Ze zou immers nooit een
kroontje kunnen dragen, want die zou door haar haar van haar hoofd vallen. Al
op zo’n jonge leeftijd kon ze het probleem verwoorden. Je weet wel dat het
speelt, maar het is heel confronterend als je dit hoort. Gelukkig is Prinses
Imara’s Haar nu haar lievelingsboek.”
Dat geldt niet
alleen voor deze driejarige. Via Facebook krijgt Molhoop allerlei fantastische
reacties op haar boek. “Ouders sturen me foto’s van kinderen die hetzelfde haar
willen als prinses Imara. Ze hebben dan geprobeerd om haar kapsels na te maken
en willen zo naar school!”
Ouderbetrokkenheid
Betrokkenheid van ouders is voor Ramona heel belangrijk. Bij events waar ze komt voorlezen, worden daarom ook altijd de ouders van de kinderen uitgenodigd. “Ik vind het niet alleen belangrijk om de kinderen ervan te doordringen dat ze mooi zijn, maar ook dat de ouders ervaringen kunnen uitwisselen”, legt ze uit. “Zij hebben zelf als kind niet altijd geleerd dat ze ook mooi zijn, of hoe ze kroeshaar het beste kunnen verzorgen. Het is niet zo simpel dat je er maar een borstel door haalt en dat het dan goed zit. Dus het is ook een goede plek om haarverzorgingstips uit te wisselen. Niet dat ik mezelf als expert zie, maar ik vind het belangrijk om elkaar te inspireren.”
Tijdens zo’n voorleesevent blijkt hoe vooroordelen over schoonheid en haar er onbewust bij heel jonge kinderen insluipen. “In het verhaal gaat prinses Imara op zoek naar manieren om haar haar te veranderen”, vertelt Ramona. “Tijdens het voorlezen probeer ik altijd interactief te werk te gaan, dus ik vraag de kinderen de hele tijd wat zij denken dat Imara gaat doen. Een jongen bleef maar roepen dat ze haar haar moest verven, dan zou het allemaal goed komen. Ik begreep maar niet waarom die jongen het maar bleef hebben over verven. Na afloop raakte ik met zijn moeder in gesprek. Zij nam de jongen, met een flinke bos krullen, altijd mee naar de kapper. Daar moest hij soms wachten op zijn beurt en zag hij allemaal vrouwen met hun haar in de verf. Hij vroeg waarom ze dat deden. Om er maar snel vanaf te zijn, zei zijn moeder dat ze daar mooier van werden. Dat had hij duidelijk onthouden.”
Zelfacceptatie
De
events zijn meer dan alleen maar naar een verhaaltje luisteren. “Na afloop doen
we knutselactiviteiten”, zegt Ramona. “De kinderen gaan dan aan de slag met een
zelfportret. Dan blijkt dat meisjes al zo jong als 4 jaar hun neus niet mooi
vinden, of hun haar niet. Ik houd ze letterlijk een spiegel voor: kijk eens hoe
mooi je bent.”
Het boek gaat dan ook niet zozeer alleen maar over haar. “Het gaat over zelfacceptatie, je eigen haar leren waarderen is daar een voorbeeld van”, zegt Ramona. “Maar het boek is voor iedereen, of je nu wit of bruin bent, stijl haar hebt of krullen, een meisje of een jongen bent.”
Molhoop hoopt in de toekomst nog veel meer voorleesevents te mogen verzorgen in bibliotheken of Huizen van de Wijk. “Natuurlijk is het een mooie gelegenheid om mijn boek onder de aandacht te brengen, maar ik vind het ook oprecht belangrijk om te werken aan zelfacceptatie van kinderen. Daarom hoop ik dat ik bijvoorbeeld op basisscholen mag komen voorlezen, zodat zoveel mogelijk kinderen leren hoe mooi ze zijn.”
Voor tentoonstellingsmaker
Houssein Bouziane was het niet meer dan vanzelfsprekend dat de inwoners van
Middelland zelf zouden bijdragen aan de totstandkoming van Middland Foto. Het
initiatief dat hij samen met Samir Yaqoobi nam, is dan ook uitgegroeid tot een
breed maatschappelijk project.
Bouzianes
binding met Middelland komt niet uit de lucht vallen: hij is geboren en getogen
in de Rotterdamse wijk. “Ik heb de wijk op z’n slechtst gezien”, zegt hij. “Dat
beeld is altijd op mijn netvlies blijven staan.” Hij doelt op het straatbeeld
van de jaren tachtig en negentig: half gesloopte gebouwen waar niks nieuws voor
in de plaats kwam; kinderen die spelen tussen heroïnespuiten; arbeidsmigranten
die aan hun lot werden overgelaten. “Ik ging wel eens bij een vriendje in
Ommoord spelen, dat was echt een andere wereld.” Ondanks de ‘ellende’ waarin
hij opgroeide, ziet Bouziane heel veel positieve kanten van Middelland. “Door
alle verschillende culturen die hier door elkaar wonen, is de dynamiek enorm.
Dat is nu nog steeds, en dat is prachtig om te zien.”
Van kunst naar welzijn
Tien jaar
lang stond Bouziane aan het roer van multidisciplinaire projectruimte Dek22
(“Daar was altijd zoveel beweging, een hele interessante plek.”). In dat werk
stond het maatschappelijk belang al hoog op de agenda, maar het kreeg concreter
vorm toen hij zo’n vijf jaar geleden Samir Yaqoobi tegenkwam bij een werkgroep
die jongeren met een Marokkaanse achtergrond ondersteunde, wanneer zij tussen
wal en schip vielen. “Ik kende Samir nog van het schoolplein”, vertelt Bouziane,
“maar inmiddels was hij al twintig jaar jongerenwerker. Hij kent de straat als
geen ander. Geleidelijk kregen we het idee om het verhaal van de wijk te
vertellen: hij vanuit zijn maatschappelijke achtergrond en ik vanuit mijn
artistieke achtergrond. Want als er ergens wat over te vertellen valt, is het
Middelland wel.”
De twee
bundelden hun krachten en startten het project vanuit de wijk zelf. “In de
brainstorm kwamen we eigenlijk gelijk uit op de migratieperiode van de jaren
zestig als startpunt, omdat het onze eigen ouders waren die destijds in
Middelland kwamen te wonen”, legt hij uit. “Vervolgens maakten we een flyer,
hingen we overal posters op en plaatsten we berichten in kranten om mensen op
te roepen foto’s in te sturen, van de jaren zestig tot nu. Er kwamen zoveel
positieve reacties, zelfs van mensen die inmiddels heel ergens anders wonen
kwamen foto’s binnen. Langzaamaan gingen ook professionele fotografen meedoen, belangrijke
namen als Otto Snoek en Hansje de Reuver, waardoor ook anderen weer aanhaakten.
Echt iedereen heeft meegedaan, dat is de grote kracht van dit project.”
Mooi voor
iedereen
Uit dat
enorme archief van de wijk moest Bouziane een selectie zien te maken. Dat was
een hele klus, maar door zijn jarenlange ervaring met tentoonstellingen wist
hij waar hij op moest letten. “Altijd probeer ik door de ogen van anderen te
kijken: hoe kan ik het zo maken dat het voor iedereen mooi is?” Een voorwaarde hiervoor,
was het buiten beschouwing laten van politiek. “We wilden het project goed
vertalen naar de wijk zelf, daarom zit er geen politiek in”, legt Bouziane uit.
“Van de ene kant zou het dan al snel over gentrificatie gaan, omdat er nu
eenmaal grote veranderingen zijn geweest in de wijk. Daar wordt al genoeg over
gediscussieerd, vinden wij. Van de andere kant wilden we het project zo
toegankelijk mogelijk maken, dus daar past geen politieke kleur bij.”
Van welk
pluimage je ook bent, Bouziane vindt het waardevol als allerlei Rotterdammers
de fototentoonstelling komen zien, ook van buiten de wijk. “Het project vertelt
een stukje geschiedenis van Rotterdam. Dat een wijk zo lang verpauperd is
geweest, is bijna onmenselijk. De gemeente probeerde van alles, maar door gebrek
aan goed beleid en geld kon het verder achteruitgaan. En toch heeft deze wijk
zichzelf overleefd. Je zou een boek kunnen schrijven over Middelland.”
Verduurzaming
van het project
Door het
succes van Middland Foto is Bouziane druk bezig met verduurzaming van het
project. “We zijn al bezig om het concept uit te rollen naar Spangen”, legt hij
uit. “Daar zag je vroeger ook veel dichtgetimmerde gebouwen, drugspanden of
vervallen woningen, maar door onder meer de populariteit van kluswoningen vind
je er nu ook twee groepen ‘tegenover elkaar’. Met zo’n fotoproject kunnen we
die nieuwe mensen iets leren over de wijk waar ze zijn beland en de mensen die
er al decennia wonen.” Zijn ambitie reikt ook al verder dan Rotterdam, zelfs
verder dan Nederland. “Marseille of Bordeaux lijken me ook geschikte steden om
dit project uit te voeren”, kijkt Bouziane vooruit. “Er is soortgelijke
problematiek daar. Het lijkt me interessant om nog een aantal keer met dit idee
aan de slag te gaan, maar dan op andere plekken.”
Toch is
Bouziane ook met Rotterdam nog lang niet klaar. “Om mijn missie verder uit te
breiden, ben ik bezig met een nieuw project om kunst en maatschappelijke
belangen bij elkaar te brengen. Ik vind het belangrijk dat jongeren met kunst
en muziek in aanraking komen. Vaak is dit weggelegd voor een kleine groep:
ouders moeten wel geld hebben voor muziekles of andere culturele hobby’s. Met
Voordoor wil ik werkplaatsen creëren voor jongeren, waar ze bijvoorbeeld kunnen
leren om T-shirts te zeefdrukken of muziek te maken. De naam slaat op ‘voor en
door jongeren’, maar ook op de deur (door in het Engels, WM.) die altijd
open staat. Sommige jongeren hebben net een zetje nodig. Wij willen daarbij
helpen door hen van alles te leren en hen te koppelen aan bedrijven waar ze
ervaring kunnen opdoen.”
Samenwerken
is de sleutel
Samenwerken
is de sleutel bij zo’n beetje alles wat Bouziane doet. Hij heeft inmiddels
zoveel samengewerkt met Rotterdamse organisaties, dat hij wel enkele tips heeft
voor andere professionals. De belangrijkste: als je zegt dat je iets met z’n
allen wil doen, zorg dan ook dat je het met z’n allen doet. “Vaak zie je
projecten waarbij zo breed mogelijk mensen worden betrokken, maar uiteindelijk
blijkt het niet toegankelijk. Bijvoorbeeld door het taaltje dat wordt
gesproken. Wijkbewoners blijven weg; een klein clubje – vaak van buiten –
blijft over. Het resultaat is dat er iets wordt gedaan voor mensen die net in
de wijk wonen, maar niet voor alle wijkbewoners.”
Bouziane adviseert
organisaties dan ook om goed naar elkaar te kijken en de verbinding te zoeken.
“Er worden allerlei goede initiatieven genomen, maar onthoud dat je niet altijd
zelf het wiel hoeft uit te vinden. Ga na of er al iemand in de wijk is die veel
knowhow heeft op het vlak van jouw project en bekijk wat jullie samen kunnen
doen. De organisatie, van bovenaf, en de mensen in de wijk, van onderaf, kunnen
elkaar enorm versterken.”
Zelf kijken?
Een van de foto’s uit de expositie Middland Foto.
Middland Foto is een project van Houssein Bouziane, Samir Yaaqobi, Joke van Bilsen, Ingrid Bijkerk en Rob van der Veen. De expositie is nog tot en met 27 oktober te zien in De Hoed (1e Middellandstraat 103). Ook in de wijk zelf zijn sporen van de fototentoonstelling te zien. Van supermarkten tot cafés: op bijzondere plekken word je fotografisch geconfronteerd met het verleden. Check de website voor meer informatie en precieze openingstijden.