“Identiteit hangt af van de context waarin je je bevindt”

“Identiteit hangt af van de context waarin je je bevindt”

Je leest er steeds vaker over, op de werkvloer kom je de term tegen en natuurlijk in het publieke debat: intersectionaliteit. Maar wat is intersectionaliteit, of kruispuntdenken, nu eigenlijk? Het eerste kennisatelier van 2020, op 18 februari, stond dan ook in het teken van dit begrip.

Veel professionals bleken te worstelen met de term intersectionaliteit. Bijna vijftig mensen waren namelijk aanwezig in het HipHopHuis in Rotterdam om te luisteren naar productiecoördinator Lisa McCray, onderzoeker Carolin Ossenkop en vooral naar elkaar. Wat is toch dit veel gebezigde begrip? Is het belangrijk voor ons werk? En zo ja, waarom en hoe passen we het toe?

Intersectionaliteit

Kort gezegd maakt intersectionaliteit inzichtelijk hoe verschillende elementen van de identiteiten van mensen – zoals gender, etniciteit, sociaaleconomische positie en seksuele gerichtheid – van invloed kunnen zijn op hun specifieke ervaringen in de maatschappij. Dat klinkt complex, maar de theorie heeft ook een praktische kant. Wie een intersectionele benadering toepast, slaagt er beter in om inclusief te werken.

Die benadering proberen ze bij het HipHopHuis altijd in het achterhoofd te houden. Ze zijn zich bewust van hun eigen positie, maar dat wil niet zeggen dat alles op het gebied van inclusie al perfect is. “Zo kan bijvoorbeeld onze rolstoeltoegankelijkheid een stuk beter”, legde Lisa McCray uit in een eerder interview met IDEM. “Maar we zijn op de goede weg en leren iedere dag wat bij. Om diversiteit een eerlijke kans te geven, moet je inclusief zijn. Dat kan alleen door intersectioneel te denken en te handelen.”

Tijdens het Kennisatelier liet Lisa een deel van de documentaire over intersectionaliteit zien, die ze samen met voormalige studiegenoten had gemaakt. Hierin stellen ze hun eigen positie ten aanzien van die van hun docenten aan de kaak: wat betekent het voor hen dat ze (bijna) alleen les krijgen van witte mannen. “Wat we nodig hebben”, lichtte Lisa toe tijdens de bijeenkomst, “is een herverdeling van de gevestigde orde. ‘All white cisgender male’: dat werkt wel, maar niet op een inclusieve manier.” Lisa’s droom is dan ook dat andere studenten niet meer hoeven te ervaren wat zij ervaren heeft.

Context

Na de pauze gaf onderzoeker Carolin Ossenkop theoretische achtergrond over het begrip intersectionaliteit en de toepassing ervan. “Identiteit hangt af van de context waarin je je bevindt”, was de belangrijkste conclusie uit haar lezing. Een van haar speerpunten was om organisaties zich bewust te maken van die context. “Hoe hoger op de ladder je komt binnen een organisatie, hoe minder diversiteit je ziet”, legt ze uit. “Maar ook mensen die hoger op die ladder staan moeten weten wat er in alle lagen daaronder speelt.”

Na de uitleg gingen de aanwezige professionals in groepen uiteen om creatief aan de slag te gaan met het thema. Aanwezigen kregen de opdracht om op papier te zetten wat hun droom was ten aanzien van intersectionaliteit in de toekomst. Vervolgens werden de tekeningen in groepjes besproken en plenair teruggekoppeld. De belangrijkste les uit de workshop? “Soms zit je zo in je eigen perspectief, dat je je niet eens bewust bent van het feit dat het een perspectief is”, aldus een medewerker van de gemeente.

Op de hoogte blijven?

Lijkt zo’n Kennisatelier jou ook interessant en nuttig? Wil je daarom op de hoogte blijven van alle events en bijeenkomsten van IDEM Rotterdam? Meld je aan bij ons netwerk en schrijf je in voor de nieuwsbrief!

5 vragen over…  Racisme tegen Aziatische Nederlanders na uitbraak coronavirus

5 vragen over… Racisme tegen Aziatische Nederlanders na uitbraak coronavirus

Sociale en traditionele media staan er bol van: niet alleen heeft de uitbraak van het coronavirus in China ook in Nederland angst ingeboezemd, tevens lijkt het een nieuwe golf van racisme te veroorzaken. Hoe direct is de link tussen het coronavirus en racisme tegen Aziatische Nederlanders? En wat doet het met mensen die worden uitgescholden of buitengesloten vanwege een virus waar ze niks mee te maken hebben? IDEM Rotterdam stelde vijf vragen over racisme en het coronavirus aan Hui-Hui Pan, van het Pan Asian Collective.

1. Wat is de relatie tussen het coronavirus en racisme?

Behalve dat de plaats waar het virus is uitgebroken in China ligt, is er geen enkele relatie tussen het coronavirus en China of Chinese mensen. Toch is er wel een directe link tussen het virus en racisme tegen Aziatische mensen: ze worden letterlijk uitgescholden voor ‘coronavirus’ of ze worden ontweken of uitgesloten in bijvoorbeeld het openbaar vervoer omdat ze ‘besmettelijk’ zouden zijn. Dat is natuurlijk de grootste onzin. Veel Nederlanders met een Chinese achtergrond zijn nog nooit in China geweest, laat staan in Wuhan.

Mijn nichtje is uitgescholden op straat, bij de zoons van een vriendin werd op voetbal steeds ‘coronavirus’ geroepen: ik hoor talloze verhalen. Als volwassene kun je misschien nog wel antwoord geven, maar kinderen zouden hier echt niet mee belast moeten worden. Omdat ik zelf jonge kinderen heb, doen deze verhalen mij heel erg veel pijn. Je wil niet dat ze scheldpartijen en uitsluiting moeten meemaken, alleen maar omdat in een land, dat niet eens hun land is, een virus is uitgebroken.

2. Welke groepen Nederlanders krijgen te maken met deze vorm van racisme?

Niet alleen Chinese Nederlanders krijgen ermee te maken, maar eigenlijk iedereen die er Aziatisch uitziet. Het laat zien dat veel mensen geen idee hebben van Azië: iedereen die uiterlijke kenmerken heeft van een Aziaat is ‘Chinees’. Zo is tegen de 6-jarige dochter van vrienden van me op school gezegd dat ze een virus uit China is, terwijl haar ouders Japans en Koreaans zijn. Alle Aziatische mensen worden op een hoop gegooid. Dat laat ook zien hoe weinig geografisch besef er is van hoe de wereld, en Azië in het bijzonder, eruitziet. Veel Nederlanders met Chinese achtergrond hebben hun roots in de regio’s Zhejiang, Kanton of Hongkong. Dat ligt maar liefst 900 kilometer van Wuhan, waar het virus is uitgebroken. Dat is net zover als de afstand tussen Amsterdam en Zuid-Frankrijk. Oftewel, de meeste Nederlanders met een Chinese achtergrond of hun voorouders, hebben geen enkele link met de getroffen regio.

Daarnaast wordt het risico vaak uit de context gehaald. Als je bedenkt dat er in China 1,4 miljard mensen wonen, dan valt het aantal besmettingen relatief nog mee. Daarbij zijn de maatregelen die in China zijn genomen om verspreiding van het virus tegen te gaan, zoals het hermetisch afsluiten van een stad met 11 miljoen mensen, veel extremer dan we hier zouden doen. Berichten op sociale media doen het echter lijken alsof we in een apocalyptische situatie zitten, zoals in de film Outbreak. Dat boezemt natuurlijk veel angst in, maar die angst mag nooit een reden zijn om racisme tegen Aziatische Nederlanders goed te praten.

3. Is racisme tegen Aziatische Nederlanders nieuw?

Racisme tegen Aziatische Nederlanders is er al zo lang als er migratie is vanuit Azië naar Nederland. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen er meer Chinese migranten naar Nederland om als stoker te werken op grote passagiersschepen, vanwege een grote staking van zeelieden in 1911. Na de economische depressie bleven ze hangen en werd het racisme tegen deze groep erger. Er waren zelfs mensen die alle Chinezen in concentratiekampen wilden stoppen en er werden zelfs Chinese mensen gedeporteerd, omdat ze nu ‘waardeloos’ werden bevonden voor de arbeidsmarkt.

Veel van de beeldvorming over Chinese Nederlanders stamt uit die tijd, maar ook later werden stereotypen herhaald en herhaald. Zo hadden Van Kooten & De Bie in de jaren zestig veel sketches over Chinese mensen, of worden in een programma waarin Frans Bauer naar China afreist ook alleen maar grapjes gemaakt. Sterker nog, van al die afleveringen vond er maar één echt in China plaats. Het is dus niet zo raar dat er nog steeds veel negatieve stereotypen hardnekkig aanwezig zijn in de samenleving.

Het verschil met nu is dat door de uitbraak van het coronavirus angst een grotere rol is gaan spelen. Racisme blijkt dan een uitlaatklep van die angst, mensen denken dat ze beter uit de buurt kunnen blijven van Aziatische mensen.

4. Waarom spreken steeds meer Aziatische Nederlanders zich uit tegen racisme?

Al decennia spreken Aziatische Nederlanders zich uit tegen het racisme waar ze mee te maken krijgen. Als je zoekt kun je oude artikelen vinden waarin dat al gebeurt. Alleen gaat het sinds de komst van sociale media veel sneller en veel massaler. Nu kan iedereen zich gemakkelijker uitspreken tegen racisme. En mensen worden mondiger, dus het protest neemt toe.

5. Wat kunnen we als samenleving doen om racisme tegen Aziatische Nederlanders te stoppen? 

Meer kennis en bewustwording creëren is belangrijk, bijvoorbeeld over de geschiedenis van migratie vanuit China naar Nederland. Verder is het belangrijk dat de weerspiegeling van Aziatische Nederlanders in de media meer in verhouding is. Als het over diversiteit gaat, wordt vaak gedacht aan Nederlanders van Marokkaanse, Turkse of Antilliaanse komaf. Bijna nooit zie je iemand met een Aziatische achtergrond.

Met het Pan Asian Collective wil ik bijdragen aan betere representatie en zichtbaarheid van Aziatische Nederlanders. Als Chinese vrouwen niet ‘standaard’ als prostituee worden gerepresenteerd in films, of Aziatische mannen als onaantrekkelijke computernerd, dan komen mensen er steeds meer achter dat Aziaten onderling net zo divers zijn als iedere andere bevolkingsgroep. Om dat te bereiken organiseren we verschillende bijeenkomsten over dit thema, die zijn terug te vinden op onze Facebook-pagina. Zo is er op 12 februari 2020 een bijeenkomst in Amsterdam voor Chinese Global Citizens en in de Week tegen Racisme is er op 16 maart de filmvertoning ‘Hollywood Chinese’ met aftertalk, ook in Amsterdam.

Meld discriminatie!

Word je zelf racistische nageroepen of buitengesloten sinds het nieuws over het coronavirus? Meld discriminatie via de app Meld Discriminatie Nu! of op www.radar.nl.

Lisa McCray brengt intersectionaliteit in het HipHopHuis in de praktijk

Lisa McCray brengt intersectionaliteit in het HipHopHuis in de praktijk

Intersectionaliteit: ineens hoor je deze term overal. Niet alleen lees je erover, ook op steeds meer werkvloeren hoor je de term. Bij het HipHopHuis wordt intersectionaliteit een tweede natuur, omdat de doelgroep zo divers is. Productiecoördinator Lisa McCray brengt het concept in haar dagelijkse werk in de praktijk. “Om diversiteit een eerlijke kans te geven, moet je inclusief zijn. Dat kan alleen door intersectioneel te denken en te handelen. We zijn op de goede weg, maar leren iedere dag bij.”

Als dochter van een Nederlandse moeder en Afro-Amerikaanse vader was Lisa McCray al haar hele leven bezig met intersectionaliteit, al had ze dat nooit echt door. Zo merkte ze in haar jeugd dat haar dagelijkse beleving, als vrouw van kleur, erg kan verschillen van die van haar moeder. Eveneens een vrouw, maar een witte vrouw. Daarentegen deelt ze haar huidskleur met haar vader, maar omdat hij man is maakt dat zijn dagelijkse beleving weer heel anders dan die van haar. Pas tijdens haar studie Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool Rotterdam hoorde ze voor het eerst van de term intersectionaliteit en realiseerde ze zich dat die op verschillende aspecten van haar leven van toepassing is. “Voor mij omvat intersectionaliteit alle onderwerpen en thema’s die buiten de norm vallen”, vertelt ze, “met alle intersecties die daarin bestaan.”

Andere kant van de geschiedenis

Al op de basisschool hield Lisa zich bezig met onderwerpen die buiten de norm vallen, zoals haar huidskleur. “Als persoon van kleur heb je van jongs af aan al door dat er onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende groepen mensen. Je begrijpt alleen nog niet waarom dat zo is.” Ook op school werd Lisa niet veel wijzer over dit ‘waarom’. Het was haar vader die Lisa meer leerde over de geschiedenis van hun voorouders. “Op school kregen we wel les over de ‘gouden eeuw’, maar die periode werd alleen vanuit Nederlands perspectief belicht”, vertelt ze. Lisa vroeg zich af waarom ze nooit mensen zoals zij terugzag in de schoolboeken. Daarom maakte ze een werkstuk over de VOC en de WIC, waarin ook de verhalen van haar vader terugkwamen.  

Toen Lisa naar de middelbare school ging, dacht ze daar meer te leren over die andere kant van de geschiedenis. “Ik koos voor het profiel Cultuur & Maatschappij, in de veronderstelling dat ik nu toch ook wel onderwezen zou worden over mijn geschiedenis. Maar we kregen alleen maar les van witte mannen, waardoor ik nog steeds alles zelf moest opzoeken. Pas tijdens mijn studie veranderde dat. Ik deed een minor aan de Willem de Kooning Academie en daar kreeg ik les van een vrouw van kleur. Zij heeft me geïntroduceerd in de theorie achter representatie van ras en gender in de media. Dat vond ik zo interessant dat ik besloot op dat onderwerp af te studeren.”

Meerdere perspectieven

Lisa bleek niet de enige die behoefte had aan meerdere perspectieven in het onderwijs. Er bestonden nu eenmaal meer ‘hokjes’ dan wit, man en cisgender. “Enkele studiegenoten wilden ook heel graag iets doen met intersectionaliteit”, vertelt ze. “Want hoe kun je nou een goede cultureel-maatschappelijk vormer worden als je alleen maar de westerse cultuur meekrijgt? En als je alleen maar les krijgt van witte, cisgender mannen? Er zijn veel meer hokjes, met ook nog allemaal overlap. Daarom besloten we een collectief te vormen: we waren met mensen van allerlei afkomsten, mensen met diverse seksuele voorkeur, verschillende genders. We begonnen met ‘performative lectures’, een soort interactieve theatrale bijeenkomst waarin we vertelden wat vier jaar studeren aan de Hogeschool Rotterdam met ons had gedaan. Bezoekers zaten letterlijk in hokjes, maar we zorgden wel voor een veilige setting. Het laatste uur van de bijeenkomst konden bezoekers uit de hokjes komen, om met elkaar in gesprek te gaan over wat ze gehoord hadden.”

Het bleek erg zwaar om de veelal mannelijke, witte docenten te confronteren met ervaringen van studenten die niet binnen die norm vielen. “We hadden onderschat hoe mentaal uitputtend het is om keer op keer je verhaal te vertellen aan de mensen die eigenlijk ‘het probleem’ zijn”, licht Lisa toe. “Velen voelden zich aangevallen, omdat zij die witte cisgender man zijn waar we over spraken. Ze hadden zeker wel begrip voor ons verhaal, maar dat is niet genoeg. Uiteindelijk moet de verandering vanuit hen komen. Het is immers de verantwoordelijkheid van de schoolleiding en de leraren om nieuw beleid te maken dat inclusiever is.”

Verandering kost enorm veel tijd. Dat was de belangrijkste les die Lisa geleerd heeft van de ‘performative lectures’ tijdens haar studie. Aan het begin van die verandering is het van belang dat je eerst bij jezelf nagaat in welke hokjes je denkt te vallen. “Vraag je af of die hokjes bij een norm horen of niet. Denk na over hoe vaak jij jezelf terugziet op tv, in magazines of in je organisatie. Welke hokjes kan je afvinken en welke hokjes missen er nog in jouw omgeving? Op die manier word je je bewust van je positie en of die geprivilegieerd is of niet. Bewustwording van je eigen positie is de eerste belangrijke stap om het gesprek over intersectionaliteit aan te gaan.”

Inclusief bij het HipHopHuis

Bij het HipHopHuis zijn ze zich bewust van die eigen positie, al wil dat niet zeggen dat alles op het gebied van inclusie perfect gaat. “Zo kan bijvoorbeeld onze rolstoeltoegankelijkheid een stuk beter”, legt Lisa uit. “Maar we zijn op de goede weg en leren iedere dag wat bij.” Als Productiecoördinator probeert ze zoveel mogelijk een intersectionele benadering te hanteren. “Onze corebusiness is dans”, zegt Lisa. “We zijn een dansschool, maar tegelijkertijd een maatschappelijk instituut. Zo hebben we ook een educatief programma en gaan we langs op scholen om ‘hiphop values’ over te brengen. In tegenstelling tot het stereotype – veel blingbling en schaars geklede vrouwen – gaat hiphop over sociale rechtvaardigheid en respect. Ook hebben we hier veel boeken verzameld over de zwarte geschiedenis, dus iedereen die interesse heeft in het onderwerp is welkom om erover te lezen. Daarnaast hebben we iedere vrijdagavond een talk over allerlei thema’s, van ‘white saviorism’ tot seksualiteit. Het is heel laagdrempelig, dus iedereen kan aanschuiven om mee te praten.”

Ook als het om praktische dingen gaat, verliest Lisa intersectionaliteit nooit uit het oog. “Als bijvoorbeeld een programmamaker ons vraagt om dansers, probeer ik een zo divers mogelijke groep samen te stellen”, legt Lisa uit. “We willen dat zoveel mogelijk mensen gerepresenteerd worden. Of als ik catering moet regelen, kies ik niet voor de standaard.”

Alleen divers zijn is echter niet genoeg, benadrukt Lisa. “Om diversiteit een eerlijke kans te geven, moet je inclusief zijn. Dat kan alleen door intersectioneel te denken en te handelen.”


Meer weten over intersectionaliteit?

Wil jij ook meer weten over intersectionaliteit? Kom dan naar het IDEM-kennisatelier ‘Intersectionali…wat?’ op 18 februari 2020 in het HipHopHuis Rotterdam. Tijdens de bijeenkomst staan onder meer de volgende vragen centraal: Waar komt intersectionaliteit vandaan? Wat is een intersectionele benadering? Hoe hangt intersectionaliteit samen met inclusiviteit? 

Meer informatie of aanmelden? Lees hier meer over het kennisatelier.

Edward van de Vendel: “De nieuwe queer-boekenreeks Glow is voor álle jongeren”

Edward van de Vendel: “De nieuwe queer-boekenreeks Glow is voor álle jongeren”

Schrijver Edward van de Vendel nam het initiatief voor Glow: een boekenreeks voor jongeren die raakt aan het lhbtiq+-thema. Dit voorjaar trapt uitgeverij Querido de reeks af met een groot interviewboek, gevolgd door young-adultromans. Het grote verschil met eerdere lhbtq-boeken? “Het zijn niet langer probleemboeken”, zegt Van de Vendel. “Dat een van de geliefden aan het eind doodgaat, is gelukkig allang niet meer.”

Twintig jaar geleden bracht Van de Vendel zelf al een jeugdroman uit over een liefde tussen twee jongens: De dagen van de bluegrassliefde. Sindsdien is lhbtiq+ een belangrijk thema geworden in zijn werk. “Het boek werd meteen positief ontvangen en ik kreeg veel mails van lezers”, zegt hij. “Sommige jongens vertelden me dat ze door dit boek aan hun ouders durfden te vertellen dat ze op jongens vielen, of ze gaven het boek aan vrienden om de boodschap over te brengen.”

Van de Vendel was niet de eerste die over homoseksuele jongeren schreef. “Er waren wel meer boeken over het lhbtiq+-thema, maar dat waren vaak probleemboeken”, legt Van de Vendel uit. “Ze gingen over de strijd van uit de kast komen, over het lijden van transpersonen tijdens hun transitie of over onmogelijke liefdes tussen mensen uit verschillende culturen. In twee derde van die boeken ging een van de twee geliefden dood. Dat is gelukkig al lang niet meer. Je ziet steeds vaker dat de personages ‘toevallig’ queer zijn, zonder dat de nadruk wordt gelegd op problemen. Als schrijver wil je een boek maken waarin queer jongeren zich herkennen, maar ook een boek waar anderen wat van kunnen leren.”

Literatuur bleef achter

Het viel Van de Vendel op dat de film- en Netflixcultuur al veel eerder zijn meegegaan met onderwerpen die bij jongeren spelen. De jeugdboeken- en literaire cultuur blijft echter achter. “Daar wilde ik graag verandering in brengen”, vertelt hij, “dus ging ik in gesprek met mijn uitgever. Ik had gezien dat het in het buitenland veel beter is, maar dat hier niet zoveel queer boeken worden uitgegeven. Gelukkig wilde Querido meteen meewerken, maar het was even zoeken naar de beste vorm. We wilden in ieder geval geen regenboogkleuren of andere duidelijke symbolen op de cover, om stigmatisering te voorkomen, maar de boeken moeten ook goed te vinden zijn. De cover moet laten zien dat de boeken niet specifiek voor een queer-publiek zijn, maar wel dat de verhalen over hen gaan.” 

Bijzondere interviews

Glow, de naam van de serie waaronder de jeugdboeken zullen verschijnen, trapt af met een bijzonder boek. Geen roman, maar een interviewboek. Van de Vendel sprak met twintig jongeren tussen de 16 en 23 jaar die zich allemaal ergens op het queer-spectrum bevinden. “Het zijn grote persoonlijke interviews”, legt Van de Vendel uit. “Ik vraag niet alleen naar seksualiteit, maar naar wat ‘gloeit’ in het leven van de jongeren. Dat kan woede zijn, of liefde, of iets anders. Een tekenaar maakt prachtige portretten bij de interviews en ik heb bij ieder interview een gedicht geschreven.”

Met de interviews wil Van de Vendel de persoonlijke verhalen van de jongeren vertellen en laten zien hoe breed liefde kan zijn. “De jongeren die ik heb gesproken zijn onderling allemaal heel verschillend”, licht hij toe. “Het gaat van een aseksueel meisje tot een homoseksuele jongen; ze komen uit alle delen van het land; ze hebben allemaal verschillende opleidingsniveaus. Maar wat ze gemeen hebben is dat ze allemaal iets hebben moeten overwinnen. Ik ben heel erg geraakt door alle verhalen. Zo was er een Nederlands meisje dat verliefd werd op een meisje uit Libanon en zij beschreef hun vakantieliefde op een prachtige manier. Maar er waren ook hele heftige verhalen, bijvoorbeeld dat van een homoseksuele Armeense jongen die bij hem thuis samenkwam met gelijkgestemden. Die jongen is letterlijk zijn huis en zijn dorp uit gejaagd. Of je nu een mooi of een heftig verhaal hebt, een groot of een klein verhaal: met deze serie willen we laten zien dat ál deze verhalen belangrijk zijn.”

Oproep

Voor het interviewboek zoekt Edward van de Vendel nog dringend een intersekse persoon – tussen de 16 en 23 jaar. Intersekse personen worden te weinig gehoord in de media, dus het is van groot belang dat dat nu wel gebeurt. Vind je het goed om respectvol en (als je dat wilt) anoniem geïnterviewd te worden? Mail dan naar e.vendel@chello.nl voor meer info. Heel veel dank!

Hilde Labadie van GroenGoed Rotterdam: “Heerlijk, die culturele uitwisseling tijdens het tuinieren”

Hilde Labadie van GroenGoed Rotterdam: “Heerlijk, die culturele uitwisseling tijdens het tuinieren”

Hilde Labadie van GroenGoed Rotterdam: “Heerlijk, die culturele uitwisseling tijdens het tuinieren” 

In de buurtmoestuinen van GroenGoed verbouwen Rotterdammers hun eigen groente en fruit. Niet voor zichzelf op hun eigen stukje grond, zoals in een volkstuin, maar allemaal samen. De oogst wordt verdeeld onder de vrijwilligers. Wat overblijft, gaat naar armoedebestrijdingsprojecten. IDEM spreekt met Hilde Labadie, zangeres en een van de coördinatoren van GroenGoed, over dit bijzondere concept. “Het accent ligt op gelijkwaardigheid, iedereen kan iets inbrengen.”

Wat is GroenGoed??

GroenGoed is een stichting die zes buurtmoestuinen in Rotterdam Noord en Centrum begeleidt: het Wilgenplantsoen, de Bloklandtuin, het Kinderparadijs, het Bergwegplantsoen, Eetbaar Park Pompenburg en Tuin op Hofbogen. Daarnaast werken wij nauw samen met Stichting Vredestuin en zijn we ook op de Vredestuin en Vredestuin Noord te vinden.

In al deze moestuinen verbouwen we met allemaal vrijwilligers groente en fruit. Eén of twee keer in de week komen we samen op de tuin. Dan beginnen we met een kop koffie en bespreken we de werkverdeling. De vrijwilligers kunnen zelf kiezen in welke klus ze zin hebben die dag. Soms hebben mensen zelf een taak om uit te voeren, of willen ze graag iets specifieks kweken. Als het tijd is om te oogsten, worden de groente en fruit verdeeld onder de vrijwilligers. Vaak is er zelfs over, dat geven we weg aan armoedebestrijdingsprojecten.

Wat is jouw rol?

Ik ben een van de tuincoördinatoren van Stichting GroenGoed. Wij hebben 6 locaties in beheer en worden hiervoor betaald. De tuincoördinatoren van GroenGoed ondersteunen de Vredestuinen op vrijwillige basis.  

Waar komt je liefde voor tuinieren vandaan?

Eigenlijk wilde ik al van jongs af aan boerin worden, maar dat was ik een tijdlang vergeten. Op een gegeven moment heb ik een tijd op een boerderij gewoond. Toen ik weer terugkeerde naar de stad voelde ik me heel verloren. Op dat moment vertelde iemand me over de Vredestuin, dat werd voor mij een lichtpunt. Ik ging er aan de slag, drie of vier uur in de week, maar toch voelde ik me al snel onderdeel van die gemeenschap.

Welke mensen komen er zoal naar de Vredestuin?

Enkele mensen komen via de Unie van Vrijwilligers. Een paar mensen komen via een activeringscoach. Maar de meeste mensen komen omdat ze graag willen tuinieren, of op zoek zijn naar groene initiatieven en hun ecologische voetafdruk willen verkleinen. Er zijn ook mensen die hier in eerste instantie hun compost komen brengen, maar later besluiten om mee te tuinieren. En het gebeurt ook regelmatig dat mensen gewoon langsfietsen en zwaaien. De keer daarop komen ze eens kijken wat we eigenlijk aan het doen zijn en de keer daarna doen ze zelf ook mee.

Er komen ook nieuwe Nederlanders tuinieren, die tegelijkertijd hun Nederlands oefenen. Daar is de tuin een heel geschikte plek voor! Door de sociale contacten helpt het hen ook om weer een stukje eigenwaarde terug te krijgen. En voor ons is het leuk om te merken dat iedereen met een andere achtergrond een eigen tuincultuur heeft. Op agrarisch vlak heb ik al veel interessante uitwisseling meegemaakt! Zo heeft een man uit Syrië veel ervaring met enten, dat is het veredelen van boompjes. Veel Turkse vrouwen verbouwen zuring, dat is een bladgroente die in Nederland bijna niet gegeten wordt. Het is prachtig om al die diversiteit te zien: niet alleen qua taal of keuken, maar dus ook qua tuinieren.

Zijn er nog andere voordelen dan gratis groenten?

Zeker! Tuinieren heeft allerlei bijeffecten, naast het leren van de taal voor nieuwe Nederlanders. Er wordt namelijk een gemeenschap opgebouwd, waardoor het veiliger wordt in de omgeving van de tuin. Er is meer sociale controle en cohesie. Daarnaast verklein je je ecologische voetafdruk, doordat je minder groente en fruit meer hoeft te kopen. En het is ook grappig om te zien dat de vrijwilligers steeds vaker diensten of goederen ruilen. Laatst had ik van iemand een tuinbroek gekregen, omdat zij er een over had. Anderen doen een klusje voor een ander, weer een ander wil helpen met taart bakken voor een feestje. Zo zie je dat er een hele hechte club ontstaat.

Kunnen nieuwe vrijwilligers nog meedoen?

Iedereen die interesse heeft kan gewoon een keer langskomen! Na twee of drie keer gaan we een gesprek aan met nieuwe vrijwilligers om te bekijken wat hun wensen zijn op de tuin. Sommigen komen om te leren tuinieren, anderen om ‘uit hun hoofd te komen’, weer een ander doet het als alternatief voor de sportschool. Het maakt niet uit of je elke week wil komen, of eens in de drie maanden, maar het is voor ons als coördinator wel fijn om daar een beetje zicht op te hebben.

Wat is jouw belangrijkste doel met dit werk in de tuinen?

Het voornaamste doel is dat we op een ecologische manier met de aarde omgaan. Ik vind het heel fijn om buiten te zijn en in de aarde te werken. Ik verbouw nu al zo lang mijn eigen groente, dat ik het absurd begin te vinden om groente te kopen. Als we allemaal samen tuinieren is er genoeg. Er is zelfs overvloed en dat verdelen we. Niemand hoeft ervoor te betalen, want het is van ons allemaal samen.  Daarom hoop ik dat er veel meer van deze initiatieven komen, zodat veel meer Rotterdammers plezier kunnen beleven aan tuinieren en gratis groente en fruit kunnen eten.

Meer weten?

Volg het nieuws over de tuinen van Stichting GroenGoed op https://groengoedrotterdam.com/