Dounia Jari: “De kracht van jonge moslima’s wordt te vaak niet gezien”

Dounia Jari: “De kracht van jonge moslima’s wordt te vaak niet gezien”

Moslima’s krijgen bovengemiddeld vaak met discriminatie te maken. Door hun veelal zichtbare identiteit zijn deze vrouwen vaker en eerder doelwit van pesterijen, discriminatie of uitsluiting. Maar deze zichtbare identiteit en de stigmatisering die daarmee samenhangt, kan voor queer moslima’s nóg een drempel vormen. IDEM spreekt daarover met Dounia Jari, voorzitter van Stichting Maruf, het platform voor queer moslims.

Stichting Maruf is niet alleen een kenniscentrum omtrent islam en seksuele diversiteit, maar vooral een veilige ontmoetingsplek voor queer moslims. Lesbische, homoseksuele, biseksuele en trans moslims krijgen namelijk te maken met discriminatie om hun etniciteit én hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit. “Hun worsteling gaat verder dan een interne dialoog”, legt Dounia uit. “Zij zitten met vragen over hoe ze opgaan in hun omgeving. Moslima’s ervaren vaker geweld dan andere moslims. En wat als je dan ook nog worstelt met je genderidentiteit? Intersectionaliteit in acht nemen is daarom onmisbaar als het om queer moslima’s gaat.”

Valkuil

Stigmatisering is een belangrijke oorzaak van deze worsteling. Zo is de associatie van de islam met anti-homosentimenten problematisch. “Veel mensen begrijpen niet dat je queer kunt zijn én moslim”, vertelt Dounia. “Er zijn bijvoorbeeld mensen die alleen op hun social media uit de kast komen, maar in het echt niet. Vaak volgen er heel veel negatieve reacties. ‘Waarom verlaat je je geloof niet?’ of ‘Waarom negeer je je seksualiteit niet?’ Er wordt heel binair gedacht: je wordt geacht een keuze te maken. Bij Maruf zeggen we: ‘Je hoeft geen keuze te maken.’”

Dounia merkt dat het voor de jongere generatie queer moslims steeds vanzelfsprekender is om geen keuze te maken. “Vorige generaties gingen dood vanbinnen, als ze bij zichzelf ontdekten dat ze niet heteroseksueel waren”, zegt Dounia. “Het voelde alsof jij je moest aanpassen, want de omgeving ging gewoon op dezelfde manier door. Bij de jongere generatie lijkt het andersom te zijn: ‘Ik ben zeker van mijn seksualiteit, dus de omgeving moet zich daar maar op aanpassen.’ De kracht van de jongere generatie, die wordt echt te vaak niet gezien.”

Hoofddoek

De hoofddoek, op welke manier die ook gedragen wordt, blijft een van de redenen waarom moslima’s vaker doelwit zijn van discriminatie of zelfs geweld. “Dat vrouwen – alleen maar omdat ze een hoofddoek dragen – nog altijd worden gezien als onderdrukt, dat is echt een valkuil”, zegt Dounia. Voor sommige queer moslims is de hoofddoek een persoonlijk probleem: “Een persoon die bij Maruf langskwam bleef maar praten over haar hoofddoek, en niet over haar gevoelens”, vertelt ze. “Ze vond het zo lastig om hem te dragen, maar haar moeder vond het niet goed als ze het niet deed. In eerste instantie begreep ik het niet goed, maar na vele gesprekken bleek haar hoofddoek in de weg te zitten van haar genderidentiteit.”

Voor transgender moslims kan de hoofddoek een ander probleem vormen. “De hoofddoek is toch een symbool voor vrouwelijkheid. Mannen dragen immers geen hoofddoek”, legt Dounia uit. “Een trans persoon die vanwege het geboortegeslacht geacht wordt een hoofddoek te dragen, maar zich niet als vrouw identificeert, kan het extra moeilijk vinden om de hoofddoek te dragen. Niet vanwege de religieuze associatie, maar omdat daarmee zijn gender voor hem wordt bepaald.”

Professionals

Probeer van je vooroordelen af te komen. Dat is het belangrijkste advies van Dounia aan professionals. “Als ik trainingen geef, geef ik vaak het voorbeeld van een queer moslima. Haar verschillende identiteiten zorgen voor meerdere gelaagde problemen. Die intersectionele blik probeer ik altijd mee te geven. Erken dat queer moslims bestaan in al hun diversiteit.”

Maruf helpt graag bij deskundigheidsbevordering als het gaat om queer moslims. Dounia: “Hoe ga je bijvoorbeeld om met een collega die queer en moslim is? Of hoe voorkom je microagressies als docent? Organisaties kunnen ons altijd benaderen voor trainingen om kennis te vergroten of handelingsperspectieven te bieden.”

www.maruf.eu

Meer weten?

Dounia is een van de sprekers op het Kennisatelier ‘Voorbij stereotypen – discriminatie van en beeldvorming over moslima’s’. Tijdens dit Kennisatelier gaan we in gesprek over verschillende vormen van discriminatie en beeldvorming. Waar ervaren moslima’s vooral discriminatie? Hoe worden moslima’s bijvoorbeeld vaak afgebeeld in de media? Heeft dat invloed op ideeën over emancipatie van moslima’s? En hoe zit het met LHBTQI-moslima’s, waarom horen we hier weinig over? Lees hier meer en meld je aan! 

Beleef mijn leven: documentaire over mensen met psychiatrische achtergrond

Beleef mijn leven: documentaire over mensen met psychiatrische achtergrond

Mensen met een psychiatrische achtergrond lopen tegen allerlei vooroordelen aan. Dat maakt – naast hun ziekte – hun leven soms net even lastiger dan nodig is. Om die stigmatisering tegen te gaan maakt Stichting Corridor een documentaire over mensen met een psychiatrische achtergrond: Beleef mijn leven. We vroegen Geeske Hoekstra van Stichting Corridor er meer over.

Waarom wilden jullie deze documentaire maken?

Stichting Corridor zet zich in voor mensen met een psychiatrische achtergrond. We hoorden van onze cliënten dat zij regelmatig last hebben van stigmatisering. Daar wilden we graag wat tegen doen. Dus ontstond het idee om een documentaire te maken over mensen met een psychiatrische achtergrond, om op die manier stigmatisering tegen te gaan.

Hoe hebben jullie het aangepakt?

We zijn met collega’s en cliënten over stigmatisering in gesprek gegaan. Samen met cliënten hebben we bekeken wat ze zoal meemaken, wat ze vervelend vinden en wat volgens hen de manier is om te voorkomen dat anderen zulke vooroordelen hebben. De cliënten zelf kwamen met het idee voor de documentaire. We hebben eerst zelf twee portretten gemaakt. Daarna zijn we een crowdfundingsactie gestart om er nog twee bij te kunnen maken en er een mooi geheel van te kunnen maken.

Waar liepen deze mensen zoal tegenaan?

Vooral dat ze meteen veroordeeld worden, in plaats van dat er contact gemaakt wordt. Als ze afwijkend gedrag vertonen, dan wordt er heel negatief op gereageerd. Zo vindt iemand het bijvoorbeeld heel fijn om bomen te knuffelen. Als hij dat in een park doet, wordt hij weleens weggejaagd terwijl hij niemand kwaad doet. Een ander voorbeeld is dat iemand een paniekaanval kreeg en dat meteen de politie wordt gebeld. Je kan ook aan diegene vragen of het wel goed gaat. Maar ook breder is het een probleem: bijvoorbeeld dat mensen geweigerd worden voor werk zodra ze horen dat iemand een diagnose heeft. Terwijl het echt geen belemmering hoeft te zijn en je met doorvragen vaak hele goede oplossingen kan vinden.

Enig idee waar de vooroordelen door ontstaan?

Er is te veel angst en te weinig begrip. De gevallen van ‘verwarde mensen’ die je in de media ziet, zijn meestal uit de hand gelopen. Dat zijn mensen die heel erg ziek zijn en behandeling nodig hebben. Veel vaker gaat het goed. Iemand die in zichzelf pratend over straat loopt, wil niet automatisch iemand iets aandoen.

Mensen met autisme, mensen die stemmen horen, of die schizofreen zijn kunnen ontzettend veel als het goed met ze gaat. Af en toe steekt de ziekte de kop op en zijn ze even uit de running, maar daarna krabbelen ze weer op en kunnen dan wél goed functioneren. Bij stichting Corridor ondersteunen we mensen met een psychiatrische achtergrond thuis, bij ons cliëntgestuurde activiteitencentrum kunnen ze dagbesteding uitvoeren en langs komen voor koffie, een praatje of een leuke activiteit. Daarnaast hebben we een opvanghuis en de Vriendendienst, een maatjesproject.

Hoe komen we van onze vooroordelen af?

Probeer contact te maken. Als je iemand op straat in zichzelf hoort praten, hoef je niet per se iets te doen. Je kan wel ‘hallo’ zeggen tegen diegene. Of als iemand een paniekaanval heeft, probeer te vragen wat er aan de hand is. Of je misschien iets voor diegene kan doen? Probeer het positief voor diegene in te vullen en vraag wat diegene nodig heeft. Er kunnen vijf mensen met dezelfde diagnose zijn, maar allemaal net iets andere behoeften hebben. 

Wanneer kunnen we de documentaire zien?

We hopen de documentaire aan het einde van dit jaar af te hebben, maar we zijn nog op zoek naar mensen die willen meedoen. Dus als je een psychiatrische achtergrond hebt en je wil vertellen over de stigma’s waar je mee te maken krijgt, over je mogelijkheden en bezigheden, dan kun je contact met ons opnemen. Het is overigens niet per se nodig dat je begeleiding krijgt of andere zorg ontvangt.

We vinden het ook heel leuk als mensen zelf ideeën hebben over hoe ze de stigma’s willen laten zien. Zo is in een van de portretten door de cliënt geschreven poëzie verwerkt.


Tessa Hofland: “Het stoorde me dat de slavernijgeschiedenis hier niet makkelijk is terug te zien”

Tessa Hofland: “Het stoorde me dat de slavernijgeschiedenis hier niet makkelijk is terug te zien”

Historicus en journalist Tessa Hofland maakte de podcast ‘Nooit bewust opgeslagen, over het Rotterdamse slavernijverleden’. In de vierdelige serie behandelt ze iedere aflevering een ander thema. Zo neemt ze je mee naar plekken in Rotterdam waar je nog sporen van het slavernijverleden kan zien en interviewt ze onderzoekers die migratiestromen in en uit Rotterdam in kaart gebracht hebben.

Hoe ben je op het idee gekomen voor deze podcast?

Tijdens gesprekken over het slavernijverleden hoorde ik mezelf steeds weer zeggen dat het ook een Nederlands verleden is, en dus ook Rotterdams. Maar dat past niet bij het beeld dat veel mensen hebben van slavernij, want het wordt alleen maar verteld als iets dat overzees gebeurde. Het wordt bijna als excuus gebruikt: ‘Het gebeurde niet hier, dus we konden er niets van weten.’ Zelf heb ik tijdens mijn studies kennis opgedaan over het slavernijsysteem op de Caribische eilanden, maar ik wilde ook mijn eigen omgeving kunnen duiden. Hoe heeft het slavernijverleden een impact gehad op mijn eigen stad, op Rotterdam dus.

Waarom is dat belangrijk?

De koloniale geschiedenis werd altijd neergezet als iets wat mensen onderscheidt. Maar dat is niet de basis die je wil hebben in een stad, of land. Het is namelijk een gedeelde geschiedenis, een geschiedenis die ons verbindt. Misschien waren je voorouders slachtoffer van het systeem of iemand die eraan heeft meegewerkt, en dat is een groot verschil maar toch is het een gedeeld verleden.

Kun je als witte vrouw dat verhaal vertellen?

Om allerlei redenen heb ik met die vraag geworsteld. Moet ik hier als witte vrouw wel een voortrekkersrol in nemen? Een aantal gesprekken hebben mij ervan overtuigd om het toch te doen. Een van de redenen was dat ik de mogelijkheid had om met een klein financieel risico deze podcast te maken. Ik heb een parttime baan en dus een inkomen. Bovendien had ik de nodige kennis en ervaring als journalist en historicus. Daarnaast is het niet alleen de verantwoordelijkheid van mensen van kleur of van zwarte mensen om dit thema aan te kaarten. Is het niet juist de verantwoordelijkheid van witte mensen, die ooit dit probleem hebben gecreëerd? Ik wilde in ieder geval de basis leggen van deze geschiedenis, zodat die last niet altijd bij anderen komt te liggen. Het is de geschiedenis van onze, dus ook van mijn stad die ik vertel.

Vanwaar de focus op Rotterdam?

Mijn fascinatie begon breder, namelijk met het idee van het Koninkrijk. In 2012 ging ik naar Curaçao voor mijn studie. Het idee van het Koninkrijk was nog vaag voor me, dus ik wilde daar naartoe om er meer over te leren. Ik ben later ook op Saba, St Eustatius en St Maarten, Aruba en Bonaire geweest. Daarmee had ik het hele Koninkrijk gezien.

Op Curaçao merkte ik dat je sporen van het slavernijverleden makkelijker kon terugzien dan in Nederland. Dat begon me te storen: waarom is de geschiedenis daar zo duidelijk en leren we er hier zo weinig over? Ik woon in Rotterdam, dus ik wilde mijn eigen stad ook op dit vlak leren kennen.

Wat heeft je het meest verrast tijdens het maken van de podcast?

Waar ik me het meest over verbaasde, was de echo die altijd klonk: ‘Hoe konden we dat nou weten?’ Maar Rotterdam is meer dan de haven, de scheepsbouwers, de jeneverstokers. Er zijn altijd mensen in Rotterdam geweest die het slavernijsysteem met eigen ogen hebben gezien, of zelf slachtoffer waren van het systeem. Zwarte mensen en mensen van kleuren waren ook altijd in de stad. Die moeten verhalen hebben verteld, en die moeten zijn meegenomen naar andere plekken. Toen al moeten er verhalen rondgegaan zijn over hoe tot slaaf gemaakten behandeld werden, dat er lijfstraffen werden uitgedeeld, dat ze urenlang moesten werken in de brandende zon. Het verrassende is dat ook in die tijd geprotesteerd werd, maar toch zijn op een gegeven moment de verhalen verstomd.

Heb je enig idee waarom dat zo was?

Deze vraag heb ik gesteld aan Alex van Stipriaan, hoogleraar Caribische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit, die ook betrokken is bij het Rotterdamse onderzoek naar het slavernijverleden van de stad. Hij legde uit dat het systeem van onderdrukking en mensen onmenselijk behandelen, dat we honderden jaren in stand gehouden hebben, op een gegeven moment niet meer bij ons zelfbeeld paste. Er waren bijvoorbeeld al eerder herdenkingen van het slavernijverleden, maar die waren op zeker moment gestopt. En door de wereldoorlogen in de twintigste eeuw, is het waarschijnlijk nog meer naar de achtergrond verdwenen.

Wat zou iedere Rotterdammer moeten weten van de geschiedenis van de stad?

Rotterdam is niet ontstaan uit de as van het bombardement in 1940. Rotterdam heeft een lange geschiedenis, het is een hele oude stad. Het was een van mijn drijfveren om te laten zien dat de Rotterdamse geschiedenis niet begint bij het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor had je het slavernijverleden, allerlei migratiestromen, noem maar op. Ook dat hoort allemaal bij onze geschiedenis.

Online Kennisatelier over racisme

Wil je meer weten over het slavernijverleden van Rotterdam en de relatie met hedendaags racisme? Neem dan deel aan ons online Kennisatelier ‘All lives matter: ja toch, niet dan?’, waar Tessa Hofland een van de sprekers is. In onze agenda vind je meer informatie over het Kennisatelier of meld je direct aan!

Illustratie: Ez Silva

Jacqueline Rensen: “Hopelijk is de invloed van Irma blijvend”

Jacqueline Rensen: “Hopelijk is de invloed van Irma blijvend”

Vertalingen naar gebarentaal, trainingen voor horende mensen die samenwerken met een slechthorende of dove collega en zelfs workshops zingen in gebarentaal voor kinderen. De Rotterdamse Jacqueline Rensen zet zich op verschillende manieren in voor inclusie van slechthorende en dove mensen. De populariteit van gebarentolk Irma Sluis tijdens de persconferenties over de coronacrisis heeft de interesse in gebarentaal doen toenemen. “Maar Irma is niet meer altijd te zien, de aandacht verslapt weer”, zegt Jacqueline Rensen. “Toch hoop ik dat haar invloed blijvend is.”


Lange tijd dacht Jacqueline Rensen, die zwaar slechthorend geboren is en op latere leeftijd doof werd, dat het haar eigen verantwoordelijkheid was om te kunnen communiceren op de werkvloer. Ze zorgde ervoor dat ze collega’s goed kon zien als ze spraken, besteedde extra aandacht aan sheets tijdens presentaties, regelde een tolk bij bijeenkomsten en was niet verontwaardigd als een vergadering toch doorging als zij niet kon meedoen. Maar toen ze een baan kreeg bij Dovenschap, de nationale belangenbehartiger van vroegdove mensen, ervoer ze hoe het ook kon. Iedereen kon er gebaren, dus er waren geen belemmeringen in de communicatie. Bij de Brede Raad 010, waar Jacqueline aan deelneemt, nam de managementassistent het op zich de tolk te regelen voor vergaderingen. En als er geen beschikbaar was, werd de vergadering verschoven, zodat haar mening altijd meetelde. Jacqueline voelde zich eindelijk gehoord.


Gedeelde verantwoordelijkheid


“Ervoor zorgen dat een slechthorend of doof iemand goed kan meekomen op de werkvloer, is een gedeelde verantwoordelijkheid”, zegt Jacqueline. “Daar ben ik me in de loop der jaren steeds bewuster van geworden. Een gebarentolk is er niet zozeer omdat ik doof ben, maar vooral omdat niemand anders gebarentaal kan.”

Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor inclusie op de werkvloer. “Voorheen was de tendens ‘zij moet zich aanpassen aan ons’, maar de houding van veel werkgevers, leidinggevenden en collega’s verandert”, legt ze uit. “Het is misschien lastig om horende collega’s te verplichten, maar steeds vaker wordt verwacht dat zij zich ook aanpassen.”


Tips voor horende collega’s

Zo moeilijk hoeft die aanpassing ook helemaal niet te zijn. Jacqueline geeft graag enkele tips aan horende mensen die een slechthorende of dove collega hebben. “Als een collega heeft aangegeven slechthorend of doof te zijn, kun je om te beginnen vragen wat diegene nodig heeft om jou te kunnen verstaan”, legt Jacqueline uit. “Door die vraag te stellen voelt de slechthorende of dove collega zich minder bezwaard. Laat merken dat diegene het niet alleen hoeft te doen en dat jij slechthorendheid accepteert.”

Harder praten is niet heel zinvol. “De articulatie is veel belangrijker”, legt Jacqueline uit. “Veel mensen weten niet wat ze moeten doen als iemand vraagt of ze duidelijker kunnen praten. Ga in ieder geval niet staccato en heel langzaam praten, dan valt alle mimiek weg. Houd een normaal spreektempo aan, maar praat net iets rustiger. Zorg er verder voor dat je aandacht hebt voor je collega: maak oogcontact.” Kijk niet raar op als je collega vraagt je een kwartslag of zo te draaien. Dat is nodig vanwege de lichtval.

Ook tijdens vergaderingen wordt het met kleine aanpassingen een stuk makkelijker voor dove of slechthorende collega’s. “Als slechthorende heb je uren beschikbaar om in te zetten voor een gebarentolk of schrijftolk. Dat is iemand die op een speciaal toetsenbord met lettergrepen meetypt, zodat de dove of slechthorende kan meelezen”, vertelt Jacqueline. “Mocht die niet beschikbaar zijn, zorg er dan voor dat de vergadering gestructureerd verloopt. Verspreid vooraf de agenda, zorg voor een goede voorzitter die beurten geeft en spreek onderling af dat iemand een hand opsteekt als diegene iets wil zeggen. En zijn er presentaties? Stuur ze voor de vergadering naar de bewuste collega.”


Populariteit


Op haar huidige werk, bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werd in januari 2019 het thema ‘diversiteit en inclusie’ gepresenteerd. Jacqueline zag haar kans en greep de gelegenheid aan om aandacht te vragen voor slechthorend- of doofheid op de werkvloer. Ze begon met workshops ‘visuele communicatie’ voor collega’s, om hen bewust te maken van hoe je kan communiceren zonder iemand te verstaan. De enthousiaste deelnemers wilden zelfs meer gebarentaal leren.

Door de coronacrisis konden de fysieke workshops niet meer doorgaan, maar Jacqueline wist te regelen dat haar werkgever 150 accounts inkocht voor de GebarenChallenge, een online cursus om gedurende een jaar vijfhonderd gebaren te leren. “Deze werden aangeboden via ons intranet”, vertelt Jacqueline. “En binnen drie dagen waren er al honderd accounts vergeven. Dat enthousiasme gaf me ontzettend veel energie! Ik hoop dat ik met veel meer collega’s in gebarentaal kan communiceren als we straks weer naar kantoor kunnen.”

De animo voor de cursus is ongetwijfeld vergroot door de populariteit van gebarentolk Irma Sluis, die Nederland heeft leren kennen door de persconferenties over de coronacrisis. “Irma is niet meer altijd te zien, dus de aandacht zal misschien verslappen”, zegt Jacqueline. “Bovendien zorgt het toegenomen gebruik van mondkapjes voor een nieuw probleem: het is niet meer mogelijk om de mond en de mimiek te zien als mensen praten, waardoor het voor doven en slechthorenden nog moeilijker wordt om te communiceren. Gelukkig is de informatievoorziening voor doven en slechthorenden wel hoger op de politieke agenda gekomen, dus dat is een goede eerste stap. Mogelijk wordt door de wet Erkenning Nederlandse Gebarentaal het een en andere beter geregeld.”


Gebarentaal op school


Een structurele oplossing zou zijn als kinderen op de basisschool al gebarentaal leren, meent Jacqueline. “Ik begrijp dat je over het algemeen niet vaak dove mensen tegenkomt”, legt ze uit, “maar als kind kun je gemakkelijker een extra taal leren dan wanneer je ouder bent. Bovendien heeft het nog andere voordelen: mocht iemand later zelf slechthorend of doof worden, dan kent diegene al de basis. Een ander voordeel is dat je je lichaam en je mimiek beter durft te gebruiken, je krijgt er meer lef van. Bovendien kun je kiezen uit een visuele taal en gesproken taal en deze flexibel inzetten, afhankelijk van situaties”

Jacqueline ziet in dat een verplichtstelling voor gebarentaal onwaarschijnlijk is, maar wijst er wel op dat het gemakkelijk aangeboden kan worden als keuzevak. “Je kan op school allerlei talen leren, dus waarom niet ook gebarentaal?”

Mijn grote dank gaat uit naar gebarentolk Tina van Dijk die dit interview ondersteund heeft.

IDEM Rotterdam: van integratie naar inclusie

IDEM Rotterdam: van integratie naar inclusie

De ‘I’ van IDEM staat niet langer voor integratie, maar voor inclusie. Daarmee verschuift onze focus naar inclusie, discriminatie, vrouw/man-emancipatie en LHBTIQ+-emancipatie. Met deze verschuiving wil IDEM Rotterdam uiting geven aan de moeilijkheden die kleven aan de term ‘integratie’, maar vooral aan het belang van inclusie. IDEM wil immers met haar onderzoeken, netwerk en kennisdeling bijdragen aan een stad, waar iedere Rotterdammer zichzelf kan zijn. Saskia van Bon, teamleider van IDEM, legt uit waarom voor deze switch gekozen is.

Wat is inclusie in een zin?  

Inclusie gaat over het ideaal van en het streven naar een samenleving waarin iedereen erbij hoort, zichzelf kan zijn en kan participeren, waarin iedereen gelijkwaardig is en zich gerespecteerd en gehoord voelt.  

Waarom stopt IDEM met integratie als thema?  

Een van de problemen met het begrip integratie is dat mensen er verschillende betekenissen aan geven. In 2019 heeft IDEM verschillende perspectieven op integratie in beeld gebracht. Daaruit kwam naar voren dat integratie door sommige Rotterdamse professionals wordt gezien als een proces waarbij mensen met een migratie-achtergrond de eenzijdige verantwoordelijkheid hebben om een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving en om hun plek te vinden. Andere professionals benadrukken dat het bij integratie juist gaat om een gezamenlijke inspanning, waarbij zowel een minderheidsgroep als de dominante groep een verantwoordelijkheid heeft. Die verschillende invullingen van het begrip integratie zie je ook terug in het maatschappelijk debat.   

De term integratie roept bovendien nogal eens negatieve associaties op. Het woord wordt vaak gebruikt in de context van maatschappelijke kwesties die als probleem worden neergezet. En bijna altijd wordt het geassocieerd met mensen met een migratie-achtergrond. Volgens professionals in Rotterdam die wij hebben gesproken maakt die eenzijdige invulling van integratie het alleen maar moeilijker om met verschillen samen te leven in Rotterdam.  

Waarom is inclusie een betere term? 

De term inclusie heeft een ander vertrekpunt dan integratie, namelijk dat de maatschappij in allerlei opzichten divers is. In een stad als Rotterdam wonen mensen met verschillende sociaaleconomische posities, verschillende levenswijzen, religies en levensovertuigingen. Er zijn mannen en vrouwen en mensen die zich niet als man of vrouw identificeren. Mensen verschillen verder qua afkomst, huidskleur, leeftijd, mentale of fysieke staat en noem maar op. Inclusie betekent dat alle inwoners, ongeacht die verschillen, zichzelf kunnen zijn, gelijkwaardig behandeld worden en kunnen meedoen in de stad. 

Inclusie als begrip sluit veel beter dan integratie aan bij de uitdagingen waar een ‘superdiverse’ stad als Rotterdam voor staat, als het gaat om het samenleven in de stad. En daarmee is het ook een beter thema voor IDEM. IDEM werkt namelijk vanuit de motivatie dat iedereen op een eigen en gelijkwaardige manier Rotterdammer moet kunnen zijn. Niet voor niets is de ondertitel van IDEM ‘kenniscentrum voor een inclusieve stad’.  

Wat betekent inclusie voor organisaties? En hoe kunnen professionals hier praktisch mee omgaan? 

Inclusie speelt overal. Maar afhankelijk van de context brengt het verschillende uitdagingen en aandachtspunten met zich mee. Een inclusieve werkgever zorgt onder andere dat werknemers met een fysieke beperking een toegankelijke werkplek hebben, dat sollicitatieprocedures zo zijn ingericht dat vooroordelen of persoonlijke voorkeuren van selecteurs niet van invloed zijn op wie wordt aangenomen. Binnen het onderwijs gaat inclusie onder meer over het mogelijk maken dat kinderen met een beperking naar een reguliere school kunnen die onderwijs op maat biedt, maar ook over het creëren van een veilig klimaat voor alle jongeren ongeacht hun seksuele of genderidentiteit. In de zorg gaat het onder andere over de specifieke behoeften van ouderen met verschillende culturele en/of religieuze achtergronden, en over het beschermen van zorgverleners van kleur tegen racisme door de mensen die zij verzorgen. Inclusie speelt ook in (overheids)beleid. Zo kunnen gemeenten op creatieve wijze allerlei groepen actief betrekken bij de vorming van beleid, om inspraak vanuit een breder deel van de samenleving te realiseren. Ook kan een gemeente ambtenaren laten trainen op cultuursensitiviteit, om dienstverlening aan álle burgers te verbeteren. Daarnaast krijgt inclusie vorm in taal. Zo lees je wel eens dat er wordt gesproken over ‘mensen met een ándere huidskleur’, waarbij een witte huidskleur dus als norm wordt gehanteerd. Dat is een voorbeeld van niet-inclusieve taal. Het gebruiken van ‘beste reizigers’ in plaats van ‘dames en heren’, als aanhef in omroepberichten van de NS, is een voorbeeld van genderinclusief taalgebruik. Niet iedereen voelt zich nou eenmaal aangesproken als ‘dame’ of ‘heer’. 

Inclusief worden als organisatie moet je zien als een doorlopend leerproces, waarbij niet alles in een keer goed zal gaan. De praktijk is weerbarstig, de samenleving verandert voortdurend en je hebt natuurlijk met mensen te maken. Werken aan inclusie vraagt om geduld, inzet van iedereen en doorzettingsvermogen. Het is iets wat nooit af is. Foutjes, ongemak, misverstanden en botsingen horen erbij. Maar daarvan kun je dan weer leren en met elkaar kijken hoe het beter en anders moet. 

Voor individuele professionals zijn de aandachtspunten voor het inclusief werken voor een deel afhankelijk van de sector waarin ze werkzaam zijn, de doelgroepen die zij bedienen en de aard van hun werk. Inclusief werken is iets wat je als professional in de praktijk kunt brengen, door je bewust te zijn van je vooroordelen, je blinde vlekken, je taalgebruik, van de manier waarop je werkt en daar zorgvuldig en aandachtig in te handelen. Het gaat er ook om dat je collega’s durft aan te spreken op niet-inclusieve omgangsvormen en dat je zelf open staat voor dergelijke feedback. Je kunt je als professional ook actief inzetten om de organisatie waarvoor je werkt meer inclusief te maken.  

Meer weten?

Wil je meer te weten komen over inclusie en hoe je daar als professional je voor kan inzetten? Kom dan naar het IDEM Kennisatelier op 29 september 2020.

IJsjes met een boodschap in Crooswijk

IJsjes met een boodschap in Crooswijk

Volgende week kun je zomaar een roze kar met kleurige parasols tegenkomen in Crooswijk, waaruit nog ijsjes komen ook. Maar zo’n ijsje krijg je niet zomaar. Het zijn ijsjes met een boodschap en nodigen kinderen uit om op een laagdrempelige manier in gesprek te gaan over migratie en vluchtelingenproblematiek. Kunstenaarscollectief We Sell Reality bedacht het project. “Volwassenen denken vaak in onmogelijkheden, kinderen kijken met een frisse blik.”

Kunstenaars, asielzoekers en kunststudenten trokken vanmiddag door Crooswijk met een kleurrijk versierde ijsjeskar. Spelende en passerende kinderen kregen een ijsje – in de vorm van een poppetje – als ze de vraag wilden beantwoorden die erop stond. De vragen gingen allemaal over migratie. “De kinderen gaven allerlei verschillende antwoorden”, vertelt Rieneke de Vries van het collectief.  “Hele wijze antwoorden ook, zoals grenzen zijn alleen de grenzen in je hart. Of dat mensen alleen de grens niet over mogen als ze wapens of drugs bij zich hebben.”

Nieuw asielbeleid

Met de frisse en open houding van de kinderen verzamelt het collectief nieuwe inzichten. Deze worden gebundeld en gevisualiseerd in twee kunstworkshops. “Met de resultaten daarvan hopen we met een goede, alternatieve denkwijze over migratie te komen”, legt Rieneke uit. “Volwassenen denken immers vaak alleen in onmogelijkheden of cirkels. We hopen een frisse blik te werpen op migratievraagstukken en uiteindelijk bij te dragen aan een nieuw asielbeleid.”

Afgelopen winter voerde het collectief een soortgelijk experiment uit. “De kar was zwart en we hadden er gele vlaggen opgezet”, vertelt Rieneke. “We deelden soep uit aan mensen en stelden hen destijds ook vragen over de vluchtelingenproblematiek. Maar de meeste mensen stonden er niet echt voor open of ze waren te druk met winkelen. Hopelijk gaat dat dit keer beter.”

De kunstenaars gaan woensdag, donderdag en vrijdag weer de wijk  in om met behulp van ijsjes nieuwe inzichten te verzamelen.

All you can art

Het uitdeelproject maakt deel uit van het van oorsprong Curaçaose All you can art, een zomerproject waarbij iedere Rotterdammer mee kan doen om kunst te maken. Een select groepje volgt de Summerschool van All you can art, waarbij ze onder begeleiding van kunstenaars als David Bade hun eigen weg in de kunstwereld ontdekken. “All you can art gaat om contact maken met mensen in de wijk”, zegt een van de studenten. “En dit is een hele goede manier om dat te doen.” Een ander vult aan: “Het is mooi dat kinderen op deze manier aan het denken gezet worden.”

Meer weten?

Wil je meer weten over het Curaçaose project? Lees dan dit artikel van Trouw. Wil je zelf kijken of meedoen? Ga dan voor 30 augustus naar de Kunsthal of neem een kijkje bij het Kunstcentrum aan de Crooswijkseweg 82.