“Verbinding met burgers bereik je niet door in je politiebusje te blijven zitten”

“Verbinding met burgers bereik je niet door in je politiebusje te blijven zitten”

Hoe kan de politie op een deskundige manier omgaan met spanningen in de Turks-Nederlandse gemeenschap? En hoe kan de Politie Eenheid Rotterdam zorg dragen voor de veiligheid van lhbti’ers? Om expertise uit te wisselen over dit soort onderwerpen, heeft de politie verschillende diversteitsnetwerken, die samen onderdeel uitmaken van het Netwerk Divers Vakmanschap. Marco van Schie-Smit (Roze in Blauw) en Olcay Karadavut (Politie Netwerk Turkije) vertellen meer over het belang en de werkwijze van deze netwerken.

Uit welke noodzaak zijn Roze in Blauw en Politie Netwerk Turkije ontstaan?

Marco: “Roze in Blauw is in 2011 opgezet in Rotterdam. We merkten dat veel lhbti-personen moeite hebben om een melding of aangifte te doen bij de politie. Dit komt bijvoorbeeld omdat sommigen een dubbelleven leiden, of een slechte ervaring met de politie hebben gehad. Sinds 2013 hebben we een eigen meldpunt, om de meldingsbereidheid van lhbti’ers te stimuleren.”

Olcay: “Het Politie Netwerk Turkije bestaat minder lang: inmiddels bijna twee jaar. We zijn wel heel snel van start gegaan, omdat we vlak voor de couppoging in Turkije behoefte zagen aan meer expertise over de Turks-Nederlandse gemeenschap. Een klein clubje van ons merkte al dat er spanningen waren, maar collega’s waren daar toen nog niet van op de hoogte. Pas na de mislukte staatsgreep, toen er opeens Turkse vlaggen op de Erasmusbrug hingen, kwamen de spanningen aan het licht voor de rest van Nederland.”

Welke rol spelen Roze in Blauw en Politie Netwerk Turkije binnen de Politie Eenheid Rotterdam?

Marco: “De doelstellingen van Roze in Blauw en Politie Netwerk Turkije zijn deels intern: we dragen zoveel mogelijk bij aan een veilige werkomgeving voor iedereen en doen ons best om onze collega’s cultuursensitief te maken. Van de politie wordt verwacht dat we alles kunnen en weten, maar de praktijk leert dat dit niet altijd zo is. Neem een transgender vrouw die gepest wordt in haar wijk; haar ramen worden ondergespuugd en er wordt afval door haar brievenbus gegooid. Dat is een taak voor de wijkagent, maar wat als deze nooit eerder in aanraking is gekomen met een transgenderpersoon? Hoe benader je iemand dan op de juiste manier? Wat kun je wel zeggen en wat beter niet? Over dit soort zaken geven we onze collega’s voorlichting en advies. ”

Olcay: “Ook Politie Netwerk Turkije gaat langs op verschillende afdelingen om workshops te geven en kennis te delen. Eerst moesten we onze expertise vooral zelf aan de man brengen, maar nu trekken collega’s aan de bel als ze vragen hebben. Dat kan dan over hele alledaagse zaken gaan, maar ook heftige incidenten. Onlangs hebben we bijvoorbeeld een groot onderzoek ondersteund naar een moordzaak waar de Turkse gemeenschap bij betrokken was. We worden op veel verschillende vlakken benaderd.”

Komt dat omdat jullie collega’s jullie nu beter weten te vinden?

Olcay: “Ja, ik denk dat we Politie Netwerk Turkije intern vrij snel op de kaart hebben gezet.”

Marco: “Voor Roze in Blauw geldt hetzelfde. Ook bij de moord op de homoseksuele Rotterdammer Orlando hebben we onze expertise aangeboden. Collega’s hadden bijvoorbeeld nog nooit van de datingapp Grindr gehoord, terwijl die wel een belangrijke rol speelde in deze zaak. Daar hebben we toen een collega van Roze in Blauw op gezet, die kon uitleggen hoe zo’n datingapp werkt. Als de verdachte zegt dat hij iets op Grindr heeft gedaan wat helemaal niet mogelijk is, dan zijn de collega’s daarvan op de hoogte.”

Hoe hebben jullie de teams van Politie Netwerk Turkije en Roze in Blauw samengesteld?

Olcay: “We hebben collega’s benaderd die bij verschillende teams werken. Het zijn allemaal politiemensen, maar met verschillende specialisaties. Ons team binnen de Politie Eenheid Rotterdam telt in totaal zo’n 22 leden. We hebben ook een regiegroep die uit zeven mensen bestaat. Als er een verzoek vanuit de eenheid binnenkomt, bekijkt de regiegroep welke expertise in ons netwerk beschikbaar is, en schakelen we op basis daarvan een van onze leden in.”

Marco: “Roze in Blauw heeft een kernteam van ongeveer twintig mensen, en een groep van zogenaamde sympathisanten die uit zo’n zestig mensen bestaat. Ook bij ons zitten er mensen bij met verschillende specialisaties. Het mooie is dat je geen onderdeel uit hoeft te maken van de doelgroep om je aan te sluiten bij het netwerk. Als je iets met het onderwerp hebt en je wilt je ervoor hardmaken, dan ben je welkom. De wijkagent van het Kralingse Bos is bijvoorbeeld niet homoseksueel, maar maakt wel onderdeel uit van ons netwerk. Dat komt omdat hij in zijn verzorgingsgebied een mannenontmoetingsplek heeft en op de hoogte wil blijven van hoe hij de doelgroep daar het beste kan benaderen.”

Maar moet je dan niet veel specialistische kennis hebben om je aan te sluiten bij een van de netwerken?

Marco: “Een specialisatie is fijn, maar het gaat ook om intrinsieke motivatie. Binnen de netwerken is veel ruimte om te leren, en in principe neemt iedereen een stukje eigen kennis mee. Neem die wijkagent van het Kralingse Bos: hij kan bijvoorbeeld veel vertellen over wat er allemaal gebeurt op zo’n mannenontmoetingsplek. Daar heb ik dan weer geen verstand van, ondanks dat ik wel tot de doelgroep van Roze in Blauw hoor.”

Olcay: “Ook bij ons geldt dat je niet Turks hoeft te zijn om je aan te sluiten bij ons netwerk. Er gaat wel een selectieprocedure aan vooraf, om te bepalen hoeveel affiniteit iemand met het onderwerp heeft. Dat moet natuurlijk wel wat meer zijn dan: ik ben een keer op vakantie geweest naar Turkije en vond het er gezellig.”

De leden van de netwerken sluiten zich op vrijwillige basis aan. Is dat lastig te combineren met andere politiewerkzaamheden?

Marco: “Onderdeel uitmaken van een netwerk wordt inderdaad beschouwd als een nevenactiviteit. Maar juist omdat er in de netwerken zoveel intrinsieke motivatie aanwezig is, vindt niemand het erg om nu en dan een tandje bij te zetten. We zijn vaak in onze vrije tijd bezig met onze werkzaamheden voor Roze in Blauw.”

Olcay: “Gemiddeld krijgen de netwerkleiders vier uur per week voor hun werkzaamheden. Maar als er spanningen zijn, dan ben ik daar veel meer tijd aan kwijt. Dat valt in rustigere periodes wel weer te compenseren.”

Marco: “Bij Roze in Blauw gaat er over het algemeen wel wat meer tijd in zitten, omdat we een eigen meldpunt hebben. Deze moet dagelijks gecheckt worden op nieuwe meldingen.”

Werken de verschillende diversiteitsnetwerken van de politie onderling ook veel samen?

Marco: “Ja, er wordt tussen de verschillende netwerken ook veel kennis uitgewisseld. Roze in Blauw en Politie Netwerk Turkije hebben bijvoorbeeld raakvlakken als het aankomt op eergerelateerd geweld. Vaak zie je dat religieuze  gemeenschappen – en dan heb ik het niet alleen over de islam – moeite hebben met homoseksualiteit. Stel dat een Turkse jongen uit de kast komt, en als gevolg daarvan op straat gezet wordt door zijn familie of zelfs ernstig bedreigd wordt. Bij Roze in Blauw hebben we niemand die gespecialiseerd is in eergerelateerd geweld, maar bij Politie Netwerk Turkije wel. De expertise van een ander netwerk komt in dat soort situaties heel goed van pas.”

Olcay: “Een keer in de zes weken komen alle netwerkleiders bij elkaar. Zo houden we elkaar op de hoogte van waar we mee bezig zijn en weten we precies wie we moeten hebben als we behoefte hebben aan kennis over een bepaald onderwerp.”

En wat krijgen burgers eigenlijk mee van jullie netwerken?

Marco: “Een belangrijke doelstelling van Roze in Blauw is om in directe verbinding te blijven met onze doelgroep. We gaan daarom regelmatig op pad om burgers voor te lichten en te vertellen wat ons netwerk voor hen kan betekenen. Vanmiddag gaan we bijvoorbeeld langs bij Humanitas, om homoseksuele ouderen te waarschuwen voor de gevaren van datingapps.”

Olcay: “PolitieNetwerk Turkije houdt in de gaten wat er speelt binnen de doelgroep. Als we merken dat er spanningen zijn, dan brengen we onze collega’s met een briefing op de hoogte en vragen we extra alertheid aan de wijkagenten. Als we bijvoorbeeld weten dat er over een maand een demonstratie plaats zal vinden, gaan wijkagenten nu alvast informatie ophalen in moskeeën, bij stichtingen en bij burgers.”

Niet alle burgers hebben evenveel vertrouwen in de politie. Hebben jullie daar last van binnen de netwerken?

Marco: “Ik denk dat er inderdaad veel negativiteit is tegenover de politie: vertel je op een verjaardag dat je politieagent bent, dan gaat het soms de rest van de avond nergens anders over. Maar over Roze in Blauw heb ik werkelijk nooit iets negatiefs gehoord. Ik merk dat onze doelgroep het juist heel erg waardeert dat er binnen de politie specialistische aandacht is voor de lhbti-gemeenschap.”

Olcay: “Burgers binnen onze doelgroep hebben heel snel het idee: jij begrijpt mij. Dat heeft te maken met een gedeelde taal, cultuur, religie of leefstijl. Maar het is niet zo dat we alles oppakken wat met Turken te maken heeft. Het is juist onze taak om expertise over te dragen aan collega’s of hen te ondersteunen waar dat nodig is.”

Marco: “Dankzij mijn werk voor Roze in Blauw merk ik dat ik zelf ook cultuursensitiever te werk ga. Ik heb minder vooroordelen en kan mensen neutraler benaderen. En dat is bij de politie natuurlijk van essentieel belang.”

In de media is het gebrek aan diversiteit binnen de politie de afgelopen jaren regelmatig aangekaart. Hoe denken jullie daar zelf over?

Marco: “Ik merk het verschil, er is veel positieve groei. In de jaren tachtig deed de politie bijvoorbeeld erg haar best om medewerkers met verschillende culturele achtergronden aan te nemen, maar werd er niet zoveel gedaan om deze medewerkers zich veilig en welkom te laten voelen. Tegenwoordig is er aandacht voor diversiteit, maar óók voor het creëren van een veilige werkomgeving voor iedereen.

Olcay: “Ik werk nu 27 jaar bij de politie en als ik terugkijk, zie ik echt een stijgende lijn. De organisatie was 25 jaar geleden nog niet rijp genoeg om problemen en knelpunten rondom diversiteit aan te pakken. Nu zien we bepaalde signalen sneller, mede dankzij de kennis en het werk van de diversiteitsnetwerken.”

Marco: “Bij de politieacademie draait nu een mooie pilot waarin agenten in opleiding uit hun comfortzone stappen door stage te lopen in een omgeving waar ze zelf weinig affiniteit mee hebben. Een Turks-Nederlandse collega gaat niet mee naar de Turkse bakker, maar loopt bijvoorbeeld mee op een bijeenkomst voor transgenderpersonen. Door je te bewegen in een wereld die je niet kent, leer je verbinding aan te gaan met burgers die niet op jou lijken. We moeten ook wel: Rotterdam kent inmiddels zo’n 180 verschillende culturen. De politie moet meebewegen, anders staan we niet meer in contact met de burgers. Daar draait het uiteindelijk om, en dat bereik je als agent niet als je alleen maar in je bus blijft zitten.”

Stichting Beter Zien Anders Kijken: ontmoetingsplek voor blinden en slechtzienden

Stichting Beter Zien Anders Kijken: ontmoetingsplek voor blinden en slechtzienden

Een ruimte waar blinden, slechtzienden en zienden elkaar kunnen ontmoeten, dat was de wens van Jerrel Volkerts toen hij Beter Zien Anders Kijken oprichtte. Inmiddels is de stichting uitgegroeid tot een klein expertisecentrum: “Uit het hele land komen er vragen binnen – Limburg, Enschede, Groningen, noem maar op.”

Tot zijn zesde jaar woonde Jerrel Volkerts in Suriname, in Paramaribo. Eenmaal in Nederland groeide hij liefdevol op bij zijn grootmoeder. Hij kwam er pas laat achter dat hij een visuele beperking heeft. Volkerts: “Ik had op school altijd een achterstand. En de huisarts had tegen me gezegd dat ik ‘kippig’ was, en daar werd dan lacherig over gedaan. Maar niemand vertelde me dat dat ‘slechtziend’ betekent en ik ben ook nooit doorverwezen naar een specialist. Pas op mijn 34e kwam ik erachter wat ik precies had.”

Een paar jaar geleden sprak Volkerts elke dinsdag af met een eveneens slechtziende vriend in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam. “We waren vooral aan het praten, maar ik wilde op een gegeven moment meer. Creatief bezig zijn bijvoorbeeld. Toen ben ik op zoek gegaan naar een fysieke locatie. Naar een plek waar mensen met en zonder beperking elkaar kunnen ontmoeten, zodat ze even hun huis uit zijn. We konden terecht in het Huis van de Wijk De Kip, waar WMO Radar gevestigd is, die ons wilde faciliteren.”

Zelfstandig de weg vinden

Beter Zien Anders Kijken wil een bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven van mensen met een visuele beperking en hun omgeving. Volkerts: “Toen we de stichting oprichtten, hebben we meteen contact gezocht met Koninklijke Visio en Bartimeus Sonneheerdt, de zorginstellingen voor blinden en slechtzienden.“

Een goede infrastructuur is belangrijk voor de zelfstandigheid van visueel gehandicapten. “Toen we hier net zaten hadden we een vrijwilliger die het toilet niet kon vinden”, vertelt Volkerts. “We zijn snel aan de slag gegaan met de geleidelijnen. Eerst aan de binnenkant, na een tijd ook buiten.” Het aanvragen van geleidelijnen voor de buitenruimte was niet eenvoudig, ook omdat het terrein deels van de eigenaren van de appartementen in de Kipstraat is. Volkerts: “Uiteindelijk zijn WMO Radar en het wijkorgaan ingesprongen en hebben zij de stichting geholpen het een en ander te realiseren. Mensen kunnen nu zelfstandig naar binnen lopen.”

Wat wil de groep?

Elke vrijdag is er een inloopmiddag voor lotgenoten in de Kipstraat. Volkerts: “De deelnemers hebben verschillende achtergronden, verschillende leeftijden en verschillende vaardigheden die ze kunnen inbrengen. Wat we doen, is dus elke keer anders. Onze filosofie is dat het uit de mensen zelf moet komen. Ik wil geen dingen opleggen. De vraag is altijd: wat wil de groep? Zelf ben ik nu bijvoorbeeld braille aan het leren van een van onze deelnemers. Dat is fijn en vertrouwd.”

In 2017 is gestart met Samen Nederlands Leren, een project met lessen Nederlands als tweede taal voor migranten met een visuele beperking. Mede-initiatiefnemer Tonny van Breukelen heeft eerder het boek Bloemen langs de weg geschreven, waarin de moeizame weg van migranten met een visuele beperking beschreven wordt. “Eerst hebben we vrijwillige taalcoaches opgeleid via een train-the-trainer-programma”, vertelt Volkerts. “Daarna zijn we aan de slag gegaan met migranten met een visuele beperking, afkomstig uit Afrika, Syrië, Polen en Iran. Inmiddels zijn we ook in overleg met de gemeente Den Haag over een taalprogramma met lotgenotensupport.”

Oog voor elkaar

Twee keer per jaar organiseert Beter Zien Anders Kijken een grote bijeenkomst. Bij de organisatie betrekt de stichting studenten van de Hogeschool Rotterdam, Zadkine en Albeda. “Dat zijn de werkgevers en de werknemers van de toekomst”, benadrukt Volkerts. “Het is belangrijk dat zij kunnen ervaren wat het betekent om een visuele beperking te hebben.” In januari vond de bijeenkomst ‘Oog voor elkaar’ plaats. Hiermee vroeg de stichting aandacht voor de ongewenste effecten van een goedbedoelde overheidsmaatregel. De meeste migranten met een visuele beperking zijn namelijk vrijgesteld van de plicht tot inburgering. Volkerts: “Maar door deze vrijstelling komen zij vaak ook niet in aanmerking voor een taalcursus, terwijl ze graag Nederlands willen leren. Dit hebben we bij Rotterdamse politici onder de aandacht gebracht, onder andere bij burgemeester Aboutaleb en Judith Bokhove.”

Cultuur en toegankelijkheid

“Zowel musea als theaters doen op dit moment veel aan toegankelijkheid voor mensen met een beperking, bijvoorbeeld door audiodescriptie aan te bieden aan mensen met een visuele handicap”, vertelt Volkerts. Binnenkort gaan we met Beter Zien Anders Kijken naar Museum Boijmans Van Beuningen. Daar gaan we voelen aan de kunstwerken. Dat mochten we destijds ook bij de tentoonstelling over het leven en werk van Da Vinci in het oude postkantoor van Rotterdam. De replica’s kon je voelen, en daar kreeg je dan een verhaal bij. Sommige theaters organiseren ook speciale voorstellingen voor visueel beperkten, waarbij je mag kennismaken met de acteurs en ze kan aanraken. Op cultureel vlak zijn dus al verschillende initiatieven.”

Eigen verhaal

Sinds 2016 is in Nederland het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van kracht. Het verdrag bepaalt dat mensen met een beperking volwaardig moeten kunnen deelnemen aan de samenleving. Voorzieningen moeten dus ook beter toegankelijk zijn. Bij Beter Zien Anders Kijken horen ze vaak schrijnende verhalen: “Een van onze deelnemers had vijf maanden geen vervoer op maat. Vijf maanden! Die is toen elke vrijdag door onze voorzitter opgehaald en thuisgebracht. Een andere slechtziende vrouw werd niet goed begeleid na haar reis. Er werd gezegd ‘nou mevrouw, daar is de ingang, daar moet u naar rechts, past u op voor de trap’. Maar gelukkig is het een sterke vrouw van 63, dus die redt zich wel.”

Volkerts is altijd op zoek naar mogelijkheden om mensen te laten groeien, ook als ze uit moeilijke omstandigheden komen. “Via Vluchtelingenwerk kwam een blinde Syrische vluchteling bij ons, omdat ze wisten dat we een taalproject hadden. Dan ga ik met hem aan de slag, niet alleen met de taal. Ik vraag hem naar zijn talenten, blijkt hij een hele goede muzikant te zijn die de saz speelt. Dus als we ergens een presentatie hebben, dan vraag ik hem mee. Zo heeft hij al meerdere keren op kunnen treden.” Via touchscreen bedient Volkerts zijn laptop en gedurende het interview laat hij verschillende filmpjes en foto’s zien: “Elke persoon hier heeft een eigen verhaal. Kijk deze man, die werkt al vanaf zijn vijftiende samen met zijn broer in de bouw. Hij is bijna blind. Maar deze man kan echt een huis voor je neerzetten. Waarom doen we daar niets mee?”

Meer informatie over Beter Zien Anders Kijken

“Verborgen vrouwen hebben geen medelijden nodig, maar een concreet toekomstsperspectief”

“Verborgen vrouwen hebben geen medelijden nodig, maar een concreet toekomstsperspectief”

In Rotterdam wonen naar schatting 200 tot 300 ‘verborgen vrouwen’. Zij worden door hun familie of echtgenoot in een gedwongen isolement gehouden en zijn erg moeilijk te bereiken voor hulpverleners. Hoe kan hun maatschappelijke participatie toch versterkt worden? Lemar Zadran studeerde af op het onderwerp.

“Sinds de moord op de Rotterdamse Yasmeen Dad in 2015 is er meer aandacht gekomen voor verborgen vrouwen. Yasmeen werd om het leven gebracht door haar man, maar was tot haar dood onopgemerkt gebleven door hulpinstanties, omdat ze gedwongen afgeschermd van de buitenwereld leefde. Tijdens mijn stageperiode bij IDEM Rotterdam kwam het thema verborgen vrouwen vaak ter sprake bij verschillende bijeenkomsten. Tegelijkertijd merkte ik dat hulpverleners en andere professionals worstelden met het bereiken van deze vrouwen. Dat inspireerde me om mijn afstudeeronderzoek te centreren rondom dit probleem. Hoe kunnen hulpinstanties verborgen vrouwen in het vizier krijgen? En welke methodes zijn effectief om hen uit hun isolement te halen ?”

Oplettende buren

“Het is lastig om tot een heldere definitie van verborgen vrouwen te komen, omdat het om een heel uiteenlopende groep vrouwen gaat. Er zitten zowel lager- als hogeropgeleiden bij, en sommige zijn in Nederland geboren en getogen, terwijl anderen vanuit het buitenland hierheen zijn gehaald als importbruid. Bovendien kent hun isolement verschillende gradaties. Sommige vrouwen mogen wel zelf de deur uit, bijvoorbeeld om boodschappen te doen of de kinderen naar school te brengen. Anderen zitten daadwerkelijk thuis opgesloten en mogen niet zonder begeleiding naar buiten.”

“Het komt niet vaak voor dat een verborgen vrouw individueel naar een hulpinstantie stapt. Veel vrouwen spreken de Nederlandse taal niet goed of hebben weinig kennis van de regels en wetten die hier gelden. Dit soort drempels zorgen ervoor dat meldingen nu vaak van buitenaf komen, bijvoorbeeld van oplettende buren of een huisarts die blauwe plekken bij een vrouw opmerkt. Toch blijkt ook dit lastig: buitenstaanders weten nooit zeker of de vrouw in kwestie daadwerkelijk in een gedwongen isolement leeft. Wat als het haar eigen keuze is om niet te participeren in de maatschappij? Buitenstaanders zijn vaak bang om bemoeizuchtig over te komen.”

Gevaarlijk

“Voor mijn afstudeerscriptie interviewde ik vijf hulpverleners binnen vijf verschillende werkgebieden, waaronder een projectmanager van de gemeente Rotterdam en een casemanager van de vrouwenopvang Arosa. Daarnaast sprak ik vier vrouwen die vroeger in een gedwongen isolement leefden en zich nu als vrijwilliger of professional inzetten om meer kennis over verborgen vrouwen te verspreiden.”

“Uit de interviews bleek dat samenwerking tussen verschillende instanties nog veel te vaak stroef verloopt. Ik hoorde verhalen over vrouwen die aangifte bij de politie deden, maar waarbij niet ingegrepen werd, omdat er te weinig bewijs was. Ook was er een vrouw die vanuit Eindhoven in Rotterdam hulp kwam zoeken, maar door de betreffende instantie weg werd gestuurd met de mededeling dat zij buiten hun werkgebied woonde. Dit zijn hele problematische situaties, want zodra een verborgen vrouw de stap maakt om bij een hulpverlenende instantie aan te kloppen, kan het heel gevaarlijk zijn als ze weer naar huis gestuurd wordt. Zij heeft direct begeleiding, opvang en ondersteuning nodig, zeker als er ook kinderen in het spel zijn.”

Vertrouwensband

“Uit mijn onderzoek blijkt dat hulpverleners op een laagdrempelige manier hulp kunnen bieden wanneer zij vermoeden dat een vrouw in gedwongen isolement leeft. Allereerst is het belangrijk om deze vrouwen goed te informeren over hun mogelijkheden. Omdat ze afgeschermd zijn voor de buitenwereld, hebben zij namelijk vaak geen idee welke voor- en nadelen er kleven aan het zoeken of accepteren van hulp. Vervolgens is het belangrijk dat er een vertrouwensband met de vrouwen gesmeed wordt. Zij moeten zich zeker voelen dat zij de juiste beslissing nemen, want je leven achter je laten is een hele grote stap. Gehoor geven aan hun behoeften en zorgen is daarbij een goed begin. Ten slotte kwam in mijn interviews met de voormalige verborgen vrouwen naar voren dat zij behoefte hadden aan empowerment en een toekomstperspectief. Een belangrijke aanbeveling die ik in mijn onderzoek aan hulpverleners doe, is om zonder te oordelen naar de verhalen van de vrouwen te luisteren en ze in plaats van medelijden concrete handvatten te bieden om een nieuw leven op te bouwen.”

“In de onderzoeken naar verborgen vrouwen, staan vaak de slachtoffers centraal. Dat geldt ook voor mijn afstudeerscriptie, hoewel ik denk dat het probleem beter aangepakt kan worden met meer aandacht voor de daders. Zij kunnen bijvoorbeeld verplicht worden om cursussen en trainingen bij te wonen, en gekort worden op hun uitkering wanneer zij niet komen opdagen. De thuissituatie van verborgen vrouwen heeft bovendien ook invloed op de volgende generatie: wanneer kinderen opgroeien in een gezin waarin het normaal is dat een vrouw afgeschermd wordt van de buitenwereld, lopen zij risico om later ook slachtoffer of dader te worden. Focus op het aanpakken van daders kan voorkomen dat deze problematiek van generatie op generatie wordt doorgegeven.”

“Transgenderouderen, zijn die er dan ook?”

“Transgenderouderen, zijn die er dan ook?”

Ontroerende en aangrijpende verhalen van ouderen vastleggen en doorgeven, dat doet schrijfster en fotografe Eveline van de Putte het liefst. “Mijn boeken zijn een verlengstuk van de thema’s die ik zelf belangrijk vind, zoals diversiteit en emancipatie. Ik wil een gezicht en een stem geven aan de mensen waar we vaak aan voorbij lopen.” Met haar Tour d’Amour trekt ze door Nederland en Vlaanderen om de beeldvorming rond roze ouderen te veranderen. En op 24 mei wordt haar achtste boek gelanceerd, tijdens het symposium Nieuwe Namen, transgenderouderen in beeld.

Eveline van de Putte werkte lange tijd als ouderenadviseur en trainer. Toen haar Surinaamse vriendin voor langere tijd naar haar geboorteland vertrok, nam ze onbetaald verlof op om haar te vergezellen. In Suriname combineerde Eveline alles wat ze graag deed tot één project waarin fotograferen, schrijven, verhalen vertellen en werken met ouderen samenviel. Ze interviewde 20 ouderen uit verschillende bevolkingsgroepen en maakte daar een boek van: Fosten Tori. Levensverhalen van ouderen in Suriname. Eveline: “Luisteren naar de verhalen van mensen die de basis hebben gelegd voor de samenleving die we nu hebben, dat bleek erg interessant.” En zo werd de kiem gelegd voor een aantal andere boeken over ouderen: Krachtig 80!, Van Ver en Stormachtig Stil, levensverhalen van roze ouderen.

Tour d’Amour

Sinds haar boek Stormachtig Stil in 2013 uitkwam, toert ze door Nederland en sinds kort door Vlaanderen. “Deze Tour d’Amour is niet alleen een eerbetoon aan roze ouderen,” vertelt Eveline. “Het is ook een eyeopener voor personeel en vrijwilligers die op de een of andere manier nooit bij deze groep stilstaan. Roze ouderen zijn de pioniers en de grondleggers van de vrijheden die wij nu hebben. In zorginstellingen, bibliotheken, bij hogescholen of ouderenbonden ga ik met het publiek in gesprek. En vaak gaat er ook een roze oudere mee, die zijn of haar verhaal vertelt, dat is altijd heel aangrijpend. We vertellen anekdotes en ik lees voor uit het boek. Bij zorginstellingen krijg ik dan vaak te horen: ‘roze ouderen, die wonen hier niet’. Terwijl die er natuurlijk wel zijn, maar er blijkbaar niet openlijk voor uitkomen. En als het om transgenderouderen gaat, is de onwetendheid nog groter. ‘Transgenderouderen, zijn die er dan ook?’, krijg ik dan als reactie. In de media hebben ze vaak wel jonge transgenderpersonen gezien, maar blijkbaar denken ze dat er vroeger geen transgenderpersonen waren en nu dus ook niet in hun verzorgingstehuis.”

Ik ben de enige

Uit de levensverhalen van transgenderouderen komt naar voren dat ze er in hun jeugd alleen voorstonden. Eveline: “Er was geen informatie, er waren geen belangengroepen dus de meesten hadden het idee dat ze de enige waren. Het was vaak een kwestie van ‘stiekem het jurkje van mijn zus aantrekken’, of steeds het gevoel hebben in een verkeerd toneelstuk te zitten.” Transgenderpersonen uit die tijd zijn soms tegen beter weten in getrouwd, in de hoop dat hun gevoelens dan zouden verdwijnen. En soms ging het ook weg, even dan, omdat er kinderen kwamen en ze druk waren met het leven in een jong gezin. Maar later kwam het gevoel natuurlijk toch weer terug.”

Open blik

Eveline hoopt dat mensen wat vaker vanuit interesse en nieuwsgierigheid naar de ander kijken. “Magda, de roze oudere die met mij op tour gaat, heeft daar een mooi gedicht over geschreven. Als kind ging ze in de bus naast Josephine zitten; met de ogen van een kind beschrijft ze Josephine ‘die heel groot is’. En dan zegt zij tegen Josephine: maar wat heb je een lage stem. Josephine rommelt in haar handtasje en ze kijken samen naar de lippenstift die ze eruit haalt. Wat Magda bijblijft is dat Josephine heel aardig is; van transgenderpersonen of travestie had ze nog nooit gehoord. Thuis vertelt ze over Josephine tegen haar vader. Die is kwaad en zegt: ‘Het is een slecht mens, was je handen, spoel je mond!’ Dat is natuurlijk 75 jaar geleden, maar het is Magda altijd bijgebleven.” Gelukkig is de tijd inmiddels veranderd, maar ook Eveline krijgt nog steeds vreemde opmerkingen als ze vertelt over haar interviews met transgenderouderen. “Ook zie ik dat sommige mensen in verwarring raken als ze een transgenderpersoon tegenkomen. Ze stoten elkaar aan: is het nou een man of een vrouw? Het is een mens, denk ik dan, en kijk daar dan ook naar met een open blik! Dat hokjesdenken, daar moeten we vanaf.”

Campingroddels

Voor de ouderen  ligt de periode van transitie soms ver achter ze. Toch kunnen ze daar op onverwachte momenten weer mee geconfronteerd worden. Zo interviewde Eveline een dame van ruim tachtig jaar oud, die jarenlang met veel plezier op een camping had gestaan met haar partner. Toen ze aan het opruimen waren, kwam de buurman een praatje maken. Hij biechtte op dat er eigenlijk al die jaren achter haar rug om dingen waren gezegd die met haar transitie te maken hadden. Eveline: ”Op dat moment zakte ze door de grond. Ze had nooit gemerkt dat er op die manier over haar gesproken werd: ‘Alsof je er nooit vanaf komt. Alsof alles wat je in je leven hebt gedaan en voor de maatschappij hebt betekend, in één keer geresumeerd wordt tot dat ene stukje van je identiteit’.”

Nieuwe namen

Eveline’s nieuwste boek, Nieuwe Namen, levensverhalen van transgender ouderen, wordt donderdag 24 mei gelanceerd, tijdens een symposium van onder andere IDEM Rotterdam en RADAR en Roze 50+. “Al mijn vorige boekpresentaties waren feestelijke gebeurtenissen in Den Haag”, vertelt ze. “Maar dit keer wilde ik iets anders. Het onderwerp vroeg naar mijn idee om meer aandacht en een groter publiek. Zo kwam het idee van een symposium over transgenderouderen. Goede sprekers, muziek en boekpresentatie ineen: een goede plek om het boek te lanceren en in te bedden. Rotterdam draagt mijn projecten vaak een warm hart toe en met RADAR en IDEM had ik al eerder samengewerkt in het Love=Love-project van Roze 50+. En zo was de keus snel gemaakt. Met elkaar hebben we een dijk van een programma neergezet!”

Symposium Nieuwe Namen, transgenderouderen in beeld

Tour d’Amour Rotterdam, 29 mei 2018, in de Bibliotheek van Hoek van Holland

Boek Nieuwe Namen, levensverhalen van transgender ouderen

“Ik voel me heel erg thuis in Rotterdam, tussen al die verschillende culturen”

“Ik voel me heel erg thuis in Rotterdam, tussen al die verschillende culturen”

Opkomen voor kwetsbare groepen in de samenleving loopt als een rode draad door de carrière van Marsha de Koning-Man. De kersverse netwerker van IDEM Rotterdam werkte jarenlang bij Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen in Utrecht en was teamleider bij VluchtelingenWerk, locatie Prins Alexander. Marsha: “Ik heb lang met vluchtelingen en asielzoekers gewerkt, en daardoor veel ervaring opgedaan met het integratievraagstuk. De andere thema’s van IDEM raken daar ook aan. Het zijn maatschappelijke thema’s die ik erg belangrijk vind.”

Geen zakendeals in China

Marsha studeerde Oriëntaalse talen en communicatie en deed daarna een master in Contemporary Asian Studies, waar zij werd klaargestoomd voor het zakenleven. Lachend vertelt ze: “Toen zag ik mezelf nog in een mantelpakje een keiharde zakendeal sluiten in China.” Na haar studie werkte ze een jaar in de commerciële sector, maar ze kwam er al vrij snel achter dat ze daar weinig voldoening uithaalde: “Ik had niet het idee dat ik daarmee een waardevolle bijdrage kon leveren aan de maatschappij.” Ze zegde haar baan op en vertrok naar China om daar deel te nemen aan een aantal sociale projecten, zoals Engelse les geven en werken in een weeshuis. Ook daar was ze niet helemaal op haar plek: “Ik zat te dicht op de problematiek, dat past niet goed bij mij. Terug in Nederland ben ik op zoek gegaan naar een organisatie met een maatschappelijk verantwoorde doelstelling.” Ten tijde van het generaal pardon in 2007 kon zij aan de slag bij Bureau Inburgering in Utrecht. Marsha: “De mensen die onder het generaal pardon vielen, hadden al die jaren dat ze nog geen papieren hadden, niets mogen doen aan inburgering. De verplichte inburgering die daarna volgde, zorgde voor veel wrijving.” Marsha zag al snel hoe beleid soms contraproductief kan werken. “Ik kwam er toen ook achter dat het mij meer ligt om bij te dragen aan een groter draagvlak voor vluchtelingen in de samenleving. De ervaringen die ik opgedaan heb in het werkveld, kan ik daar dan goed bij gebruiken.”

Diversiteit in de Maasstad

“Twee jaar geleden werkte ik nog in Utrecht, maar ik wilde heel erg graag naar Rotterdam”, vertelt Marsha. “Mijn familie komt hier vandaan. Wat mij het meeste aanspreekt is de diversiteit. Ik voel me heel erg thuis in de stad, tussen al die verschillende culturen, ook door mijn eigen etnische achtergrond. Ik heb altijd in andere steden gewoond, maar nu zie ik pas dat het voornamelijk witte steden waren, ook Utrecht. En de Rotterdamse mentaliteit van ‘niet lullen maar poetsen’, daar gedij ik ook goed bij.”

Koffieafspraak

De komende maanden gaat Marsha de gebieden in, van Prins Alexander tot Pernis en Hoogvliet: “Nieuwe mensen spreken, maar ook bestaande partners benaderen om te kijken of de thema’s nog leven, of er behoefte is aan extra ondersteuning of het uitwisselen van expertise. Vooral bij welzijnsorganisaties zijn veel nieuwe mensen aan de slag, dus dit is een goed moment voor een koffieafspraak.”

Marsha gaat als netwerker aan de slag in de gebieden Prins Alexander, Hillegersberg-Schiebroek, Overschie, Feijenoord, Charlois, Hoogvliet en Pernis.

Heb je tips of ideeën, mail haar via m.dekoning@radar.nl.

“Jongeren zelfvertrouwen geven en op een trendy plek tot bloei laten komen”

“Jongeren zelfvertrouwen geven en op een trendy plek tot bloei laten komen”

Huiswerkbegeleiding, kunstzinnige vorming en het stimuleren van ondernemerschap: Zoë Cochia draait er haar hand niet voor om. Sinds juni 2014 is zij de trotse eigenaar van Galerie Niffo. In deze artistieke broedplaats in de Afrikaanderwijk leren jongeren op een creatieve manier hun talenten ontdekken.

De goedlachse Zoë Cochia woont en werkt in de Afrikaanderwijk en voelt zich er inmiddels meer dan thuis. In haar geboorteland Roemenië was zij werktuigbouwkundige, maar eenmaal in Nederland ontwikkelde zij zich van technisch tekenaar tot kunstenaar en docent. Cochia: “Ik was lange tijd docent Burgerschap en Loopbaanpraktijk op een van de wijkscholen in Feijenoord. In die tijd stonden veel panden in de Afrikaanderwijk leeg en er gebeurde heel weinig. Daardoor kon ik op deze prachtige plek, op de kop van de Pretorialaan, Galerie Niffo oprichten.” De wijkscholen bestaan sinds 2015 niet meer, maar in haar galerie gaat Cochia een stap verder dan toen zij docent was: “De koppeling met tentoonstellingen en evenementen geeft nog meer mogelijkheden. In Niffo staat ruimte voor het ontdekken van je talenten centraal, in je eigen tempo en op een mooie trendy plek in de stad. In zo’n omgeving hoop je dat jongeren zelfvertrouwen krijgen en tot bloei komen.”

Beeldtaal

Elke drie of vier weken is een nieuwe tentoonstelling te zien in Niffo. Die tentoonstellingen zijn niet alleen een inspirerend hulpmiddel bij de taalontwikkeling, maar stimuleren ook het aandachtig leren kijken. Cochia: “Dan vraag ik ze: ‘Hoe kijk je naar dit beeld, hoe zou je het beschrijven?’ En ik daag ze uit om gebruik te maken van alle elementen, de details, de kleuren en de vormen.” Het werk van de kunstenaar vormt zo de inspiratiebron voor een eigen verhaal. “Een van de jongens uit groep 6, Ayoub, schreef zo in één keer vijf gedichten over de huidige tentoonstelling met foto’s uit Cuba”, vertelt Cochia lachend. “Hoe leuk is dat!”

Daarnaast vinden in Niffo evenementen plaats, soms gerelateerd aan het geëxposeerde werk. “Afgelopen zondag draaiden we een documentaire over Cuba”, legt Cochia uit. “Het was volle bak hier, dan heb ik weer heel ander publiek. Maar dan laat ik ze wel weten dat de documentaire deel uitmaakt van een educatief project. Want ook met de jongeren kijk ik ernaar en ik bespreek wat ze in de film zien: wat betekent socialisme, wat betekent kapitalisme? Of leg ik de woorden uit die ze niet kennen, zoals ‘utopia’ of ‘embargo’. Het vormt allemaal de basis voor gesprekken.”

Spontaniteit

Niffo is straattaal voor ‘neef’. Het staat symbool voor het familiegevoel dat Cochia met haar galerie wil creëren: “De deur staat altijd open. Op woensdag komen er kinderen voor huiswerkbegeleiding. Er komt een meester mee, maar ik help zelf ook. En de stagiaires die hier zijn, gaan vanzelf ook helpen. Ik heb nu bijvoorbeeld een paar zestienjarige meiden van het Rotterdamse vakcollege de Hef. Een stagiare is van Turkse afkomst en een andere heeft een Koerdische achtergrond. De kinderen die zij begeleiden zijn van Marokkaanse afkomst. En zo ontstaan er hier op een ongedwongen manier mooie ontmoetingen.”

Kunst met een bezem

De stagiaires van Galerie Niffo komen niet alleen om hun ondernemersvaardigheden aan te scherpen. Elke dag begint standaard met schoonmaken. Cochia: “Sommigen zijn verbaasd dat ik geen schoonmaker in dienst heb. Ik zeg dan altijd ‘je leert hier kunst met een bezem’. Als je een kleine ondernemer bent, dan hoort schoonmaken er gewoon bij. Daarna verdelen we de taken. Soms gaan we de wijk in, soms gaan we in Niffo zelf aan de slag.”

Interviewen en flyeren

De afgelopen weken gingen de jongeren op pad om ondernemers in de wijk te interviewen. De gesprekken horen bij een een rondleiding. Cochia: “Ik zorg ervoor dat het hun project wordt, ze hebben meegeholpen bij het maken van flyers, ze hebben entreebewijzen en foto’s gemaakt. Als je ze een beetje stimuleert, dan komen ze echt tot bloei. Laatst had ik hier een jongen die nog helemaal geen digitale vaardigheden had. Maar ik zag dat hij creatief was. Dus hij is aan het werk gegaan met Photoshop, hij heeft geleerd om flyers te maken en werd heel enthousiast. Nu heeft hij zich ingeschreven voor het Grafisch Lyceum.”

Cochia krijg nog veel bezoek van oud-deelnemers: “Ze laten hun diploma zien, of hun kind. Laatst nog kwam een oud-leerling van de wijkschool langs, Mohamed. Die was het zo gewend om negatief benaderd te worden. Hij dacht dat hij niet kon schilderen. ‘Ga gewoon lekker aan de slag’, zei ik. Zijn tekeningen waren prachtig, die heb ik later nog geëxposeerd in Mexico, bij een Outsider Art Tentoonstelling. Hij woont nu in België, maar kwam na een bezoek aan zijn moeder even bij mij langs om te vragen wat ik van zijn nieuwe schilderij vond. Dat zijn de mooie momenten, daar ben ik trots op.”

Galerie Niffo

Galerie Niffo ligt in het gebied Feijenoord. Wil je meer weten over de thema’s integratie, discriminatie, v/m-emancipatie en lhbt-emancipatie in Feijenoord, lees dan IDEM’s Gebiedsbeeld Feijenoord