“Echte veranderingen ontstaan onder de radar”

“Echte veranderingen ontstaan onder de radar”

Stel je wil scheiden, maar je man werkt niet mee aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. Of je komt na jaren eindelijk uit de kast, maar wordt verstoten door je streng gereformeerde familie. Voorbeelden van zogenaamde ‘schadelijke traditionele praktijken’, die een grote impact kunnen hebben op het leven van mensen. Op maandag 19 februari vindt in Rotterdam de tweede conferentie over schadelijke traditionele praktijken plaats: Samen pakken we door! In het sfeervolle en levendige Timmerhuis spraken we met Shantie Jagmohansingh (projectmanager Actielijn schadelijke traditionele praktijken) en Maryem Mansouri (beleidsadviseur) van de gemeente Rotterdam.

Jaarlijks worden er in Rotterdam gemiddeld 100 meldingen gedaan van schadelijke traditionele praktijken, maar de daadwerkelijke omvang is vele malen groter. De gemeente Rotterdam heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de aanpak van dit complexe probleem. Welke lessen kunnen we leren en hoe pakken we nu door?

Shantie Jagmohansingh: “Rotterdam voert sinds 2006 beleid op het gebied van eergerelateerd geweld. Inmiddels is een bredere aanpak ontwikkeld, die valt onder het Actieprogramma Veilig Thuis, de aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Gekozen is voor de term schadelijke traditionele praktijken (STP), omdat die ruimer is en beter aangeeft waar het om draait: vormen van geweld of onderdrukking die voortkomen uit orthodoxe of conservatieve tradities. Of die het gevolg zijn van bepaalde opvattingen over seksualiteit of de rollen die vrouwen of mannen horen te hebben. STP kent verschillende uitingsvorming, zoals huwelijksdwang, achterlating, huwelijkse gevangenschap, gedwongen isolement (verborgen vrouwen), eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Het komt voor bij verschillende groepen en is niet gerelateerd aan een bepaalde religie. Vaak is er wel sprake van gesloten gemeenschappen met een collectieve mentaliteit, waarin minder ruimte is voor het individu.”

Tradities en taboes

Jagmohansingh en Mansouri zijn niet tegen tradities: “Tradities zijn op zichzelf niet schadelijk en kunnen juist heel mooi en waardevol zijn, bijvoorbeeld tradities rond trouwen. Maar als ze ten koste gaan van zelfbeschikking, keuzevrijheid of een veilig thuis, dan spreken we over schadelijke tradities.” In de beeldvorming ligt het vergrootglas vaak op tradities die voorkomen bij de islam. “Bij de eerste conferentie sprak een ervaringsdeskundige over taboes”, vertelt Jagmohansingh. “Hij kwam uit een katholiek gezin en was homoseksueel; zijn familie had er geen problemen mee en zijn ouders steunden hem. Maar zijn beste vriend uit een streng gereformeerd milieu is om die reden verstoten door zijn familie. Zijn verhaal maakte veel indruk op het publiek en hij deed ter plekke een oproep: vergeet ons niet!” Mansouri vult aan: “Ook bij andere religies is nog veel sprake van ‘verstopt leed’ en taboes, zoals bij de Roma of Jehova’s getuigen. Tijdens de conferentie kunnen we die taboes doorbreken en bespreekbaar maken.”

Stille helden

De brede aanpak is noodzakelijk omdat het probleem complex is en snelle of enkel juridische oplossingen niet tot het gewenste resultaat leiden. Mansouri: “We hebben een lange adem nodig, waarin we steeds kleine stapjes zetten: preventie, hulpverlenen, met jongeren in het onderwijs praten. Hierbij zet Rotterdam niet alleen in op ketenpartners. We werken ook met sleutelpersonen die als ‘extra paar oren en ogen’ in de wijk fungeren, zoals wijkconciërges of verloskundigen. Als het bijvoorbeeld gaat om verborgen vrouwen, is er een afstand tot de reguliere hulpverlening of de politie. Wie valt het op als een vrouw nooit buiten komt, haar kinderen nooit van school haalt of altijd onder begeleiding naar de huisarts komt? Sleutelpersonen met een vertrouwenspositie kunnen dit soort signalen oppakken. Dat kan variëren van een praatje maken met de vrouw in kwestie (‘Ik heb je lang niet gezien’), tot het doorzetten van een signaal naar de huiselijk geweldexperts van het wijkteam. Als er een vermoeden is dat een vrouw verborgen leeft, is ook van belang of zij er zelf aan toe is om er iets aan te willen doen.”

“Veel professionals zijn stille helden, die je niet in de krant ziet”, concludeert Jagmohansingh. “Ze zijn ontzettend belangrijk bij zowel de signalering als de hulpverlening. En dat geldt ook voor de ervaringsdeskundigen die ooit zelf slachtoffer waren en zich nu inzetten om anderen te helpen. Daarnaast ontstaan echte veranderingen vaak onder de radar, in gezinnen, in de klas en in het buurthuis. Zo hebben we via het lespakket VrijHeden in het onderwijs al 2.500 leerlingen bereikt met een theatervoorstelling en gesprekken over keuzevrijheid. Ook in het buitenland staan de ontwikkelingen niet stil: in Marokko is de wetgeving inmiddels veranderd, waardoor het nu makkelijker is om een scheiding aan te vragen.”

Inspiratie en verhalen delen

Tijdens de conferentie komt de veelzijdigheid van de Rotterdamse aanpak uitgebreid aan bod, onder andere in de vele inspiratiesessies. Deelnemers kunnen kiezen uit sessies over theatermethodieken om STP aan de orde te stellen, schadelijke tradities bij lhbti-jongeren of de rol van mannen en ideeën over mannelijkheid, om er een paar te noemen. Jagmohansingh: “Daarmee maken we duidelijk hoeveel verschillende partners er nodig zijn in de aanpak. We laten zien wat zij doen, we delen verhalen van onder andere ervaringsdeskundigen en maken gebruik van de kracht van verbinding. En af en toe schudden we partijen wakker, want ook dat is nog steeds nodig.”

Er zijn geen plaatsen meer beschikbaar voor de conferentie. Registreren voor de wachtlijst kan hier

>> Meer informatie over de aanpak van schadelijke traditionele praktijen (gemeente Rotterdam).

>> Stadsbeeld Emancipatie in Rotterdam (IDEM Rotterdam).

“Op de fiets de stad in en zoveel mogelijk mensen spreken”

“Op de fiets de stad in en zoveel mogelijk mensen spreken”

IDEM Rotterdam heeft een nieuwe netwerker: Wouter Kruithof. Hij neemt het stokje over van Delilah Sarmo, die als preventiemedewerker bij RADAR aan de slag gaat. Ze spreken over de kracht van communicatie in het hart van de gebieden en hoe je professionals en actieve vrijwilligers duurzaam kunt betrekken bij de IDEM-thema’s integratie, discriminatie en (lhbt-)emancipatie.

Kriskras door de wijken

Wouter werkte onder andere als beleidsmedewerker bij adviesbureau Scholten & Partners in Amsterdam. Na twaalf jaar komt hij weer terug naar zijn geboortestad Rotterdam: “Ik kijk ernaar uit om met beide voeten in de Rotterdamse wijken te staan, te praten met professionals en vrijwilligers en samen te zoeken naar verbetering. Mijn vorige werk draaide vooral om het achterhalen van behoeftes om die vervolgens te vertalen naar beleidsadviezen. Bij IDEM ga ik juist zoeken naar verbinding, naar de raakvlakken tussen de verschillende interesses en wat professionals belangrijk vinden.”

Zeven van de veertien Rotterdamse gebieden krijgt Wouter onder zijn hoede: “Ik ga een fiets regelen, en zo snel mogelijk kriskras door de stad om de gebieden echt goed te doorgronden. Niet alleen zal ik veel bijeenkomsten bijwonen, maar ook gewoon eens een jongerenwerker bellen of een zorgprofessional. Ik ben nieuwsgierig naar hun ervaringen, en of ze in hun ogen de juiste kennis of handvatten hebben om thema’s aan te kaarten. En zo niet, dan kan ik daar misschien via een kennisatelier aan bijdragen.”

Meerwaarde voor de stad

Delilah is trots op wat IDEM Rotterdam de afgelopen twee jaar heeft bereikt: “Ik denk niet dat er op gebiedsniveau eerder zo’n groot netwerk op de IDEM-thema’s is opgebouwd, dat is echt uniek.” Op stedelijk niveau waren veel organisaties al jarenlang actief, maar op gebiedsniveau was er niet altijd ruimte om op deze thema’s in te zoomen. “Dit is een grote meerwaarde voor de stad. Door deze aanpak zijn verschillen tussen gebieden beter zichtbaar en dat biedt de mogelijkheid om van elkaars successen te leren.”
Delilah blijft een warme ambassadeur van de IDEM-thema’s: “De ervaring die ik de afgelopen tijd heb opgedaan, kan ik nu inzetten voor het discriminatievraagstuk. Binnenkort ga ik bijvoorbeeld netwerkgesprekken voeren over lhbt-emancipatie bij migrantenorganisaties, zorgprofessionals en in het onderwijs. Dan weet ik dat het vooral belangrijk is om goed door te vragen.”

Investeren en motiveren

Als je iets wil bereiken, moet je volgens Wouter en Delilah niet alleen informatie overdragen: “Intensief samen met mensen spreken over voor hen belangrijke kwesties motiveert meer dan het verspreiden van een rapport met feitelijke informatie”, aldus Wouter. Delilah vult aan: “En als je één jongerenwerker hebt gesproken, dan is er altijd nog wel een maatschappelijk werker die de informatie kan aanvullen of verrijken. Voortdurend investeren in contacten en in gesprek blijven, daar gaat het dus om.”

Wouter gaat als netwerker aan de slag in de gebieden Delfshaven, Feijenoord, Hillegersberg-Schiebroek, Hoogvliet, Overschie, Pernis en Prins-Alexander. Heb je tips of ideeën, mail hem via w.kruithof@radar.nl.

010inclusief: “Met succesverhalen inspireren we werkgevers om aan inclusiviteit te werken”

010inclusief: “Met succesverhalen inspireren we werkgevers om aan inclusiviteit te werken”

Al jaren is de arbeidsmarkt het discriminatieterrein waar de meeste meldingen over binnenkomen bij antidiscriminatievoorzieningen. 010inclusief zet zich in voor het terugdringen van arbeidsdiscriminatie in Rotterdam. We spraken secretaris Delilah Sarmo over de werkzaamheden van het platform.

In 2016 ging een kwart van alle meldingen bij de antidiscriminatievoorzieningen over arbeidsdiscriminatie. Ook tijdens de Kennisateliers van IDEM Rotterdam wordt herhaaldelijk aangekaart dat discriminatie op de werkvloer een probleem is. Op 18 december slaan IDEM en 010inclusief daarom de handen ineen voor een bijeenkomst en workshops over inclusiviteit op de arbeidsmarkt. Delilah Sarmo, secretaris van 010inclusief: “Geen bedrijf wíl discrimineren, maar door vooroordelen of een gebrek aan kennis kan het toch gebeuren dat een sollicitant of werknemer onterecht uitgesloten wordt. Veel mensen denken bij arbeidsdiscriminatie meteen aan etnische afkomst of huidskleur, maar het kan ook gaan over geslacht, leeftijd, seksuele gerichtheid, geloof of een beperking.”

Steun in de rug

010inclusief bestaat sinds 2015 en heeft als doel om arbeidsdiscriminatie bespreekbaar te maken en aan te pakken. Inmiddels hebben zeventien bedrijven zich bij het platform aangesloten als partner, waaronder de Rabobank, Nationale Nederlanden en Woonstad Rotterdam. Sarmo: “Bij deze partners zijn het vaak mensen met een hoge functie die deelnemen aan onze bijeenkomsten: directeuren of hr-directeuren. Daarmee geven ze een belangrijk signaal af, want we horen vaak verhalen van mensen die zich wel willen inzetten tegen arbeidsdiscriminatie, maar zich alleen voelen binnen hun bedrijf. Dat er bedrijven zijn waar er ook hogerop aandacht is voor dit onderwerp, is een steun in de rug voor anderen die ermee aan de slag willen.”

Ongepaste grap

Tijdens de bijeenkomst op 18 december worden meer knelpunten in het bestrijden van arbeidsdiscriminatie aangekaart. “Wat we bijvoorbeeld veel horen, is dat bedrijven worstelen met het diversifiëren van hun personeelsbestand. Ook krijgen we vragen over hoe te handelen als er een ongepaste grap wordt gemaakt of er een discriminatie-incident op de werkvloer plaatsvindt. Maar er zijn ook bedrijven die vinden dat ze al veel aandacht aan het voorkomen van discriminatie besteden. Als blijkt dat hun aanpak niet altijd werkt, vragen ze zich af waar het fout gaat.”

Succesverhalen

Een eenduidig antwoord op alle vragen en dilemma’s heeft 010inclusief niet. Sarmo: “Dat is niet erg, want we zetten veel in op het delen van kennis. We stimuleren onze partners, maar ook andere bedrijven om met elkaar in gesprek te gaan over hun aanpak, problemen en beleid.” Daarnaast schuift 010inclusief ook zoveel mogelijk succesverhalen naar voren. “Zo hopen we werkgevers te inspireren om in actie te komen voor meer inclusiviteit op de werkvloer. Dit jaar kwamen we bijvoorbeeld in contact met Mourad El Moussati. Hij was een tijd terug op zoek naar een stage, maar had na het versturen van twintig sollicitatiebrieven geen enkele uitnodiging voor een sollicitatiegesprek gekregen. Toen besloot hij het over een andere boeg te gooien en een aantal videosollicitaties op te sturen, waarna reacties van werkgevers binnen stroomden. Inmiddels is hij de oprichter van sollicitatiemarkt.nl, waar hij anderen helpt om zelf sollicitatievideo’s te maken en zo een leuke baan of stageplek te vinden. Via 010inclusief is Mourad in contact gekomen met Nationale Nederlanden, die hem nu ingeschakeld hebben voor een workshop ten behoeve van hun eigen stagiairs.”

De bijeenkomst ‘Inclusiviteit op de arbeidsmarkt’ vindt op 18 december plaats op Hogeschool Inholland. Meer informatie en aanmelden

“Je kunt leerlingen wel de mond snoeren, maar hun mening houdt niet op buiten de klas”

“Je kunt leerlingen wel de mond snoeren, maar hun mening houdt niet op buiten de klas”

Mag een leerling in de klas zeggen dat de islam een stomme religie is? Of dat homoseksualiteit niet natuurlijk is? Als het aan Halil Karaaslan ligt wel. De docent loopbaan en burgerschap op een mbo in Schiedam pleit voor een waardevrije houding bij docenten. Juist door leerlingen de ruimte te geven om hun mening te uiten, hoe extreem deze ook mag zijn, kun je gelijkwaardige discussies in het klaslokaal voeren waarbij niemand zich buitengesloten voelt.

Halil Karaaslan gaf eerder les op het voortgezet onderwijs in Kralingen en Rotterdam-Zuid. Daar merkte hij al dat het onderwijs niet inclusief is. “Het onderwijs in Nederland is gestoeld op het idee dat iedereen dezelfde behandeling, lesstof en aandacht in de klas moet krijgen. Dat lijkt op het eerste gezicht wel zo eerlijk, maar klopt dat wel als je weet dat niet elke leerling dezelfde startpositie heeft? Sommige leerlingen krijgen thuis bijvoorbeeld hulp van hun ouders bij het maken van hun huiswerk. Andere moeten het helemaal zelf doen, omdat hun ouders drie baantjes hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zou het niet veel logischer zijn om jongeren die een slechtere startpositie hebben meer ondersteuning te geven?”

Bovendien ís het nou eenmaal niet zo dat elke leerling een gelijke behandeling krijgt, meent Karaaslan. De lesmethode en het referentiekader van een docent hebben daar invloed op. “Het uit zich vaak in subtiele keuzes, maar doet wel iets met de beeldvorming van leerlingen. Waarom hebben we het in geschiedenisboeken over barbaren en plunderaars als het volkeren buiten Europa zijn, maar spreken we van een Gouden Eeuw als het over de koloniale geschiedenis van Nederland gaat? En waarom is er wel twee minuten stilte in de klas als er een terroristische aanslag plaatsvindt in een westers land, maar niet als hetzelfde gebeurt in het Midden-Oosten? Welke boodschap geven we daarmee eigenlijk aan leerlingen?”

Niet schelden

In het klaslokaal zou veel meer ruimte moeten zijn voor kritische discussies, vindt Karaaslan. “Nu hebben docenten vaak de neiging om in te grijpen als er een mening geuit wordt die niet strookt met de zogenaamde Nederlandse normen en waarden. Maar als je iemand het zwijgen oplegt die het bijvoorbeeld zegt eens te zijn met IS, schiet niemand daar iets mee op. Die mening blijft buiten het klaslokaal gewoon bestaan. We moeten die gesprekken juist aangaan, jongeren uitdagen en proberen te winnen voor een positievere insteek.”

In Karaaslans lessen mag elke leerling dan ook zeggen wat hij of zij wil. “Dan kun je met de klas in debat gaan: denken leerlingen allemaal hetzelfde over een kwestie? Hoe zijn ze tot hun mening gekomen? En kunnen ze het beargumenteren?” Een paar regels zijn er wel. “Maar die gaan over fatsoen, niet over je persoonlijke standpunt. Er mag in mijn klas niet gescholden worden of op de man gespeeld worden.”

Extra energie

Hoeveel invloed heb je als docent om bij te dragen aan een inclusiever onderwijs? Daar is Karaaslan vrij nuchter in: “Weinig, buiten mijn eigen klas om. Er is een hiërarchie waar je als docent onderaan staat: je moet rekening houden met de wensen en eisen van steeds mondigere ouders, de lesmethode en de schooldirectie. En dan is er nog het onderwijssysteem, waar bijvoorbeeld de overheid en beleidsmakers onder vallen. Het is erg moeilijk om daar invloed op uit te oefenen vanuit je eigen positie.”

En zelfs in de klas is het moeilijk om genoeg tijd te steken in een alternatieve manier van lesgeven, erkent hij. “Je wordt geacht om je aan het lesprogramma te houden. Alles wat je daarnaast doet, doe je in je eigen tijd. Leraren krijgen al heel veel op hun bord, de meeste hebben nauwelijks ruimte over om zich op extra projecten te storten.” Toch is Karaaslan naast zijn baan op het mbo ook zzp’er: hij verzorgt workshops om andere docenten bewuster te maken van inclusie en uitsluiting in het onderwijs. “Dat ik het onderwerp persoonlijk zo belangrijk vindt, geeft me extra energie. Uiteindelijk moet er wel op alle niveaus in het onderwijs een omslag plaatsvinden en ik denk dat het behoorlijk lang zal duren voordat het zover is. Maar we moeten toch ergens beginnen?”

 

Stichting Attanmia: “Ouders kunnen bijdragen aan de preventie van radicalisering”

Stichting Attanmia: “Ouders kunnen bijdragen aan de preventie van radicalisering”

Een veilige thuissituatie, leren omgaan met tegenslagen en ouders die begrip tonen: allemaal factoren die de kans dat een jongere radicaliseert kunnen verminderen. Om islamitische ouders handvatten te geven om hun kinderen weerbaar op te voeden tegen radicalisering, heeft Stichting Attanmia een training ontwikkeld.

De training Weerbaar Opvoeden werd voor het eerst gegeven in 2015. “Er waren dat jaar een aantal grote aanslagen in westerse landen en we hoorden binnen ons netwerk dat daar bij ouders veel vragen en zorgen over waren”, vertelt Britt Boeddha, projectmanager bij de Rotterdamse Stichting Attanmia. “We ontwikkelden eerder de methodiek Shabab van Nu, bedoeld om Marokkaanse moeders opvoedondersteuning te geven, maar er bleek ook behoefte te zijn aan specifieke kennis over radicalisering.”

Opvoedambassadeurs

Tijdens de training wordt niet alleen aandacht geschonken aan brede ontwikkelingen rondom radicalisering, maar ook aan onderwerpen als de invloed van sociale media en straatcultuur, cultuurverschillen en identiteitsvorming. Boeddha: “Wanneer kinderen opeens veel tijd doorbrengen op het internet, met onbeantwoorde vragen over de islam zitten of plotseling andere vrienden krijgen, kan dat wijzen op vatbaarheid voor radicalisering. De training leert moeders deze signalen te herkennen, maar richt zich ook in bredere zin op de opvoeding, zoals het creëren van een veilige thuissituatie en verbeterde communicatie tussen ouder en kind. Hoe kun je jouw kind bijvoorbeeld leren omgaan met tegenslagen? En hoe ga je om met negatieve invloeden van buitenaf?” Boeddha benadrukt dat de training preventief is. “Het hoofddoel is om ouders te leren anticiperen op triggerfactoren die tot radicalisering kunnen leiden. Als zij vermoeden dat hun kind al geradicaliseerd is, is er hulp van buitenaf nodig.”

Inmiddels hebben meer dan driehonderd Rotterdamse moeders de training gevolgd. Een aantal van hen hebben bovendien aan een vervolgtraining deelgenomen, waarna ze aan de slag gingen als opvoedambassadeur. Boeddha: “De opvoedambassadeurs moeten voldoen aan een bepaald profiel. Ze hebben vaak al een netwerk in hun wijk en kunnen daardoor moeders bereiken die anders niet zo snel met onze training in aanraking zouden komen. De ambassadeurs zijn gelijkgestemden en kennen de belevingswereld van andere ouders, waardoor het makkelijker kan zijn om een gesprek met ze aan te knopen. Ze wisselen kennis en inzichten met andere ouders uit, maar koppelen ook regelmatig bij ons terug wat er in hun wijk speelt. Zo kunnen wij onze training verder aanscherpen – ons handboek is constant in ontwikkeling.”

Rollenspel

Deze maand start Stichting Attanmia voor het eerst met een training Weerbaar Opvoeden voor zes vadergroepen. De methodiek is licht aangepast, al gaat het volgens Boeddha vooral om nuanceverschillen. “Uit onderzoek blijkt dat vaders graag een grotere rol willen spelen bij de opvoeding, maar er zijn verschillende factoren die dit tegenhouden. De training gaat daarom ook in op de rol van de vader, bijvoorbeeld met een rollenspel waarin een acteur een puberende zoon speelt.” Vaders hebben vaak een ander netwerk dan moeders, bijvoorbeeld bij de moskee, in de wijk en bij lokale ondernemers, legt Boeddha uit. “Tijdens de training zoomen we in op het inzetten van dit netwerk bij de opvoeding.”

Hoeveel effect de training daadwerkelijk heeft in de strijd tegen radicalisering, is lastig te toetsen. Eerder dit jaar heeft het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) de aanpak geëvalueerd en van wetenschappelijke onderbouwing voorzien. Daaruit blijkt dat het lastig is om te concluderen in hoeverre de training bijdraagt aan ander gedrag of handelen thuis. Boeddha: “Wel geven moeders aan heel tevreden te zijn over de aanpak. Ze vinden dat ze goede handvatten hebben gekregen om hun kinderen weerbaarder te maken. Dankzij de kennis die ze hebben opgedaan, voelen ze zich nu bewuster.” De doelgroep weet de training inmiddels steeds beter te vinden. “Via buurthuizen, moskeeën en andere cursussen verspreidt het zich als een lopend vuurtje. Inmiddels is er zelfs een wachtlijst voor de training!”

 

Kan Rotterdam het voorbeeld van diversiteit in de cultuursector worden?

Kan Rotterdam het voorbeeld van diversiteit in de cultuursector worden?

Al meer dan dertig jaar wordt er gepraat over het gebrek aan diversiteit in de kunst- en cultuursector. Toch wordt er op dit vlak weinig vooruitgang geboekt: veel gesubsidieerde Rotterdamse theaters, podia en musea hebben grote moeite om een jonger, bicultureel publiek aan te trekken. De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) onderzoekt binnen een vierjarig adviestraject hoe dit komt en hoe het beter kan.

“Een woud van werkelijkheden”, noemt Diana Chin-A-Fat (beleidsadviseur RRKC) de diversiteitsdiscussie in de cultuursector. “Sommigen zien het probleem niet echt, anderen willen er wel wat aan doen, maar weten niet goed hoe. En dan is er nog de vraag bij wie de verantwoordelijkheid ligt om verandering teweeg te brengen: beleidsmakers, kunst- en cultuurinstellingen of subsidieverstrekkers?”

De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur heeft de taak om de gemeente te adviseren over kunst- en cultuurbeleid. Zo publiceert de RRKC eens in de vier jaar een advies en verdelingsvoorstel voor het Cultuurplan, de gemeentelijke toekenning van vierjarige cultuursubsidies. In het Cultuurplanadvies voor de periode 2017 – 2020 kwam de diversiteit van het cultuuraanbod uitgebreid aan bod. Diana Chin-A-Fat: “De RRKC is van mening dat de cultuursector een afspiegeling moet zijn van de samenleving. De helft van alle Rotterdammers heeft een migratieachtergrond, maar dat zie je niet terug in het publiek van de meeste gesubsidieerde theaters, podia en musea. Al jaren is er daarom een roep om een cultuuraanbod dat een breder publiek aanspreekt.”

Niemand afrekenen

Eind 2016 nam de gemeenteraad een motie van NIDA en PvdA Rotterdam aan, waarin verzocht wordt om het diversiteitsgehalte van de culturele sector verder te onderzoeken. De RRKC neemt deze taak de komende jaren op zich. Onderdeel daarvan zijn groepsgesprekken met Rotterdamse makers, maar ook een survey. Deze wordt verspreid onder alle instellingen binnen het huidige Cultuurplan en moet concrete cijfers over de mate van diversiteit binnen de Rotterdamse cultuursector opleveren. Chin-A-Fat: “Over het thema diversiteit bestaan veel verschillende meningen en emoties, maar er is ook onenigheid over de omvang van het probleem. In samenwerking met de gemeente Rotterdam en de Erasmus Universiteit meten we daarom het feitelijke diversiteitsgehalte van de sector op drie gebieden: personeel, programmering en publiek.”

Alleen de resultaten over de sector als geheel worden uiteindelijk verspreid. Het wordt dus niet mogelijk om het diversiteitsgehalte van een specifiek theater of museum op te zoeken. „De survey is nadrukkelijk geen meting van prestaties van individuele instellingen”, legt Chin-A-Fat uit. “We willen culturele instellingen de kans geven om vrijuit te antwoorden en eerlijk te zijn over wat goed gaat, maar ook over hun dilemma’s en knelpunten.”

Gesprek

In november worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en besproken tijdens een werkbijeenkomst over culturele diversiteit. “Dat daar meteen oplossingen uitkomen, is niet ons doel”, zegt Chin-A-Fat. “Tijdens de werkbijeenkomst gaan we met het culturele veld in gesprek over het beeld van de sector zoals dat uit de analyse naar voren komt: herkennen we wat we zien? Wat vinden we ervan? Het is belangrijk om dat gesprek goed te voeren, vanuit een feitelijk standpunt.”

De survey houdt de sector een spiegel voor, vindt Chin-A-Fat. ”Rotterdam geldt nu als een broedplaats voor cultureel talent met allerlei verschillende achtergronden. Maar als zij in Rotterdam niet genoeg kansen krijgen om zich verder te ontwikkelen en gevestigde instellingen hun eigen toegevoegde waarde niet zien, trekken ze de stad uit. Dat moeten we zien te voorkomen.”

Voorbeeldrol

Volgens Chin-A-Fat zijn er al kunstinstellingen die bewijzen dat je met vrij kleine ingrepen veel kunt bereiken. “Zo gaf TENT afgelopen zomer haar sleutels aan het Amsterdamse kunstcollectief Metro54. Deze kreeg vrij spel om een tentoonstelling over de relatie tussen straatcultuur en architectuur te cureren. Die verandering in aanpak leverde zowel nieuwe medewerkers als publiek op dat normaal niet vaak binnen de muren van TENT te vinden is: jong en bicultureel.”

Chin-A-Fat is hoopvol dat er snel meer van dit soort voorbeelden komen. “Er wordt weliswaar al sinds de jaren tachtig gesproken over het gebrek aan diversiteit, maar voorheen gebeurde dat vooral op beleidsniveau. Nu roert ook het veld zich en merk je dat er enorme behoefte is aan daadwerkelijke verandering, concrete acties.  Dit is voor een multiculturele stad als Rotterdam een uitgelezen kans om een voorbeeldrol te pakken in het landelijke debat over diversiteit binnen de sector.”