Het kabinet lanceerde in april een campagne om het taboe op angststoornissen te doorbreken. In mei volgde een campagne over dat op schulden. Ook in Rotterdam zijn er talloze initiatieven om taboe-onderwerpen bespreekbaar te maken: van theatervoorstellingen tot praatsessies. Taboes doorbreken lijkt een trend. Maar wat betekent deze trend voor professionals in het maatschappelijk veld? Hoe gaan zij om met onderwerpen die lastig bespreekbaar zijn?

In Delfshaven worden taboes als belemmering in het welzijnswerk gezien. Dat blijkt uit het Gebiedsbeeld Delfshaven, waarin IDEM Rotterdam in 2018 signalen en aanknopingspunten over de thema’s integratie, discriminatie, vrouw/man-emancipatie en lhbti-emancipatie bundelde. Welzijnswerkers ervaren dat zij niet alle bewoners bereiken en wijten dit aan de vele ‘taboes’ die er bestaan. Vooral onderwerpen als seksualiteit en schulden bevinden zich volgens hen in de taboesfeer, waardoor sommige Delfshavenaren moeilijker de hulp krijgen die ze nodig hebben. Om meer inzicht te krijgen in het onderwerp gingen we opnieuw het gesprek aan met welzijnswerkers in Delfshaven, een stadsgebied dat rijk is aan verschillende culturen, tradities, normen en waarden. Welzijnswerkers hebben de (gemeentelijke) opdracht om bewoners te ondersteunen op alle levensdomeinen. Om inzicht te krijgen in iemands situatie en problemen, is openheid noodzakelijk. Tegelijkertijd heeft iedere welzijnswerker een persoonlijke stijl, waardoor de omgang met gevoelige onderwerpen per professional verschilt. Tijdens een focusgroep en enkele individuele gesprekken is daarom nader onderzocht op welke manier welzijnswerkers in hun werk met taboes te maken krijgen. Wat verstaan zij zelf onder taboes en wat is volgens hen de functie ervan? Is er een verband tussen taboes en de diversiteit aan culturen in Delfshaven? En hoe gaan deze welzijnswerkers zelf om met onderwerpen die lastig bespreekbaar zijn?  

Taboe door de geschiedenis heen

Het woord taboe is in de Van Dale gedefinieerd als “iets dat niet gedaan of gezegd mag worden”. De oorsprong van het begrip ligt echter in Polynesië, namelijk bij het woord tabu, wat ‘van merkteken voorzien’, ‘voorbehouden’ of ‘verboden’ betekent. Eenmaal opgenomen in de Engelse taal werd taboe gedefinieerd, volgens Dirk Vlasblom in het NRC, als “een verzamelnaam voor alle sociale en religieuze verbodsbepalingen die gelden voor woorden, voorwerpen, handelingen of mensen die een groep, cultuur of samenleving als ongewenst beschouwt.” Vlasblom beschrijft de eeuwenlange wetenschappelijke discussie over het begrip taboe en concludeert: “op één punt bestaat consensus: ze [taboes] rusten op zaken en handelingen die de sociale orde bedreigen; het zijn instrumenten van sociale controle.” Verschillende onderzoeken en artikelen vatten taboes dan ook samen als ‘ongeschreven regels’. Overtreding van de ongeschreven regels is niet zonder consequenties, benoemt filosoof Marli Huijer in 2009 in Trouw: het kan leiden tot “verlegenheid, schaamte en sociale uitsluiting”. 

Vlasblom beargumenteert in NRC dat taboes “sinds de jaren zestig in het Westen een slechte naam hebben. (…) Taboes helpen de orde bewaren en (…) de gevestigde orde moest (…) op de helling. Taboes waren achterlijk en moesten worden doorbroken.” Huijer benoemt in Trouw dat taboes volgens haar altijd kritisch bediscussieerd kunnen worden: “Het zijn uitdrukkingen van morele waarden die tijdgebonden zijn en morele waarden en de taboes die ermee samenhangen kunnen ter discussie gesteld worden.” Dit lijkt in Nederland nog steeds de tendens: het bediscussiëren van taboes. Vanaf de jaren zestig is geprobeerd om allerlei traditionele taboes uit de taboesfeer te halen, met name op het gebied van seksualiteit. Denk bijvoorbeeld aan homoseksualiteit of seks voor het huwelijk. Progressieve waarden zijn in het Nederlandse beleid en in de wet- en regelgeving dominant.

Verschil van mens tot mens

Door het veelvuldige gebruik van het begrip taboe en de verandering door de jaren heen van wat wel of geen taboe zou zijn, lijkt de betekenis minder eenduidig te zijn geworden. Welzijnswerkers noemen uiteenlopende voorbeelden van taboes die zij in hun werk tegenkomen: seksualiteit, seksuele diversiteit, geld, niet kunnen lezen en schrijven, hulp vragen in het algemeen, ziektes en vreemdgaan. Hilda, die veel met jongeren en ouders werkt, vertelt: “Ik werk aan een flyer over seksuele voorlichting. Daarbij moet ik goed nadenken over de woorden die ik gebruik. De opdrachtgever wil dat alles heel voorzichtig wordt benaderd om geen ouders kwijt te raken.” Welzijnswerker Tica geeft een ander voorbeeld: “Ik heb veel te maken met mensen die de taal niet goed spreken of helemaal niet kunnen lezen of schrijven. Sommige mensen zijn al lang analfabeet en praten daar niet over. Dit vermijden ze door bijvoorbeeld te zeggen ‘oh ik heb mijn bril niet bij me’ of ‘ik heb het ingevulde formulier thuisgelaten’.”

Als de definitie van taboe ter sprake komt, vindt Lilia dat het begrip wel heel breed geïnterpreteerd wordt: “Voor mij is een taboe iets wat onbesproken blijft. Iets wat echt niet wordt gedeeld. Een taboe blijft misschien onzichtbaar, bijvoorbeeld de dood. Voor mij is de dood een taboe, omdat mensen er niet over praten. Als je er toch over begint, voelen mensen zich meteen ongemakkelijk.” Een ander voorbeeld uit het gesprek – wat volgens Charlotte het beste voorbeeld van een taboe is – betreft een vader en zoon die allebei weten dat de zoon homoseksueel is; zij durven er wel met anderen over te praten, maar niet met elkaar. Henk benadrukt dat taboes ook heel persoonlijk kunnen zijn: ze kunnen bijvoorbeeld samenhangen met “je kijk op de dood en wat de dood voor je betekent”. Lilia is het ermee eens dat taboes van mens tot mens verschillen: “Een taboe kan eenzijdig zijn. Een vrouw die naar eigen zeggen niet met haar man over seks kan praten, heeft dat misschien wel nooit geprobeerd. Vaak worden taboes door jezelf in stand gehouden.”

Na gezamenlijk te concluderen dat welzijnswerkers enigszins verschillende interpretaties van het begrip taboe hebben, komt de functie ervan binnen de samenleving ter sprake. De meeste welzijnswerkers leggen de nadruk op de nadelen van taboes. Henk, echter, ziet dit anders: “In Nederland wonen we in een vrij open samenleving, waarin veel dingen bespreekbaar zijn. Maar soms is het volgens mij goed dat er taboes zijn. Ik denk dan aan het beschermen van de mens, zodat mensen niet denken dat alles maar kan naar elkaar toe. Er zijn grenzen. Dan kan een taboe juist goed zijn.” Binnen de focusgroep is hij in dit opzicht de uitzondering. Henk heeft naar eigen zeggen vanuit zijn geloofsovertuiging bepaalde taboes op het gebied van drugs, alcohol en seksualiteit, omdat hij denkt dat die zaken “niet goed voor je zijn, dat je er beter niet te veel over kan weten en er beter ver van kan blijven.”

Zijn taboes cultureel bepaald?

Weinig welzijnswerkers pleiten (openlijk) voor het nut van traditionele waarden en taboes, al zien ze deze regelmatig bij cliënten. De welzijnswerkers lijken er zelf afstand van te nemen door deze waarden en taboes te verbinden aan ‘andere culturen’. “Bij taboes komt bij mij gelijk het woord cultuur in me op”, zegt Sofie. “Of het nou te maken heeft met seksualiteit of bepaalde genderrollen, bijvoorbeeld wanneer mannen en vrouwen niet dezelfde dingen mogen. Daar heb ik de afgelopen week twee keer mee te maken gehad.” Ook anderen spreken over taboes als “een cultuurdingetje”. Volgens socioloog Paul Kapteyn zijn juist dit soort uitspraken typerend voor het begrip taboe. Taboes wijzen op vanzelfsprekende vermijdingen, maar hebben overwegend betrekking op anderen: “‘Zij’ zijn het die taboes bezitten en ‘wij’ zijn het die dit doorzien.” Diegenen die het woord taboe gebruiken vinden volgens Kapteyn dan ook vaak dat taboes onnuttig, onredelijk en overbodig zijn.

Welzijnswerker Hilda herkent de valkuil van vooroordelen over taboes van anderen: “Een mevrouw was er op tegen dat haar kind nog kusjes gaf aan haar opa. Toen dacht ik wel: ik ga eens vragen waarom. Ik kreeg een antwoord wat ik niet had verwacht. In haar geval vond ze namelijk dat opa een minder goede mondhygiëne heeft; het was een hygiënische keus dus. Het was maar goed dat ik niet mijn eigen invulling had opgelegd; ik had toch een beetje een vooroordeel. Het zette me aan het denken over vooroordelen en taboes. Het oordelen over andermans taboes, dat is wel een valkuil.”

Verschillen binnen ‘culturen’

Niet alle welzijnswerkers zijn zo reflectief als Hilda. Zij lijken zich niet altijd voldoende bewust van het feit dat een ‘cultuur’ geen statische eenheid is. Medisch antropoloog Cor Hoffer legt in een interview met Zorg+Welzijn uit 2018 uit dat het een misvatting is om te denken dat “cultuur een-op-een overeenkomt met een bevolkingsgroep of een individu uit een bevolkingsgroep”. De cliënt in kwestie is namelijk een individu. Naast cultuur spelen andere aspecten een rol bij attitudes en beleving, zoals leeftijd en gender. Uit een paar voorbeelden van welzijnswerkers blijkt dat er binnen ‘culturen’ belangrijke verschillen zijn tussen generaties. Zo vertelt Sofie dat in het voorbeeld van de homoseksuele jongen die hierover niet met zijn vader kan praten, dat opvattingen van de grootmoeder mogelijk een rol spelen. Voor haar is homoseksualiteit een groot taboe en vermoedelijk ziet vader op tegen haar reactie. Hilda voegt toe dat er ook grote verschillen zijn tussen gezinnen: “Ik stap steeds meer af van mijn eigen invulling van culturen. Er hangt zoveel af van gezinsculturen. Als ik kijk naar de Bollenstreek waar ik ben opgegroeid, dan merk ik dat ik mazzel heb gehad dat ik in een vrij open gezinscultuur ben opgegroeid. Veel leeftijdgenoten hebben veel meer taboes meegekregen: over bepaalde dingen wordt gewoon niet gesproken. Ik kom in mijn werk veel ouders tegen die aangeven dat bij hen heel veel besproken kan worden, terwijl ze onderdeel uitmaken van een cultuur waarover vooroordelen bestaan dat zij veel taboes hebben. Dus het verschilt eerder van gezin tot gezin, dan van cultuur tot cultuur.”

Cultuursensitief werken

In een recent artikel op Sociale Vraagstukken beargumenteert arabist en turkoloog Rob Ermers dat hulpverleners per individu of per gezin moeten onderzoeken welke eventuele ‘taboes’ of problemen er spelen. Dit betekent dat bij elke cliënt de vraag gesteld moet worden waarom iemand onderwerpen als schulden of seksualiteit niet kan of wil bespreken. Ermers benadrukt dat ‘cultuur’ een zeer vaag begrip is en dat het contraproductief is als hulpverleners ‘aannamen, stereotypen en tendensen’ projecteren op individuele burgers. In de praktijk komt een effectieve aanpak neer op cultuursensitief werken. Volgens kenniscentrum Rutgers betekent cultuursensitief werken dat professionals zich bewust zijn van hun eigen culturele opvattingen, normen en waarden. Tegelijkertijd moeten professionals enige kennis hebben van andere culturen en levensbeschouwingen dan die waarmee zij zelf zijn opgegroeid. Daardoor kunnen professionals rekening houden met en ruimte creëren voor de culturele visie en beleving van een cliënt.

Hilda vertelt hoe zij dit in Delfshaven in de praktijk brengt: “Ik let altijd op dat ik vragen stel over de antwoorden die bewoners geven. Doorvragen waar een antwoord vandaan komt vind ik belangrijk. We hebben namelijk allemaal vooroordelen, maar je kan er niet zomaar van uitgaan dat het komt door cultuur.” Ook Henk licht zijn houding toe: “In mijn werk je moet niet ‘OM-en’, niet oordelen en niet minachten. Iedereen heeft een eigen levensbeschouwing of geloofsovertuiging. Dat moet je respecteren van elkaar. Ik vind dat je daarover met elkaar in gesprek kan gaan.” Door zich open te stellen, nieuwsgierig te zijn en vooral door te vragen, kunnen professionals voorkomen dat ze eigen denkbeelden projecteren en de verklaringen voor een taboe invullen. Tijdens de gesprekken met welzijnswerkers blijkt dat cultuursensitief werken nog niet voor iedereen vanzelfsprekend is. “Ik denk dat welzijnswerkers nog te veel zitten op de verschillen die volgens hen cultureel bepaald zijn”, zegt Hilda. “Maar er zijn ook zoveel overeenkomsten tussen mensen, bijvoorbeeld liefde voor je kind en ouderschap. Als we meer naar de overeenkomsten zouden kijken, zouden we merken dat veel onderwerpen cultuuroverstijgend zijn.”

Handelingsverlegenheid

In de praktijk kan het voor welzijnswerkers best ingewikkeld zijn om op een effectieve manier met cliënten met andere waarden en opvattingen dan zijzelf te spreken over gevoelige onderwerpen. Zeker tijdens bijeenkomsten in groepsverband wordt de deur soms direct dichtgedaan. “Als het onderwerp seksualiteit boven komt drijven, wordt door sommige bewoners direct de ‘taboe-, religie- of cultuurkaart’ getrokken”, zegt Hilda. “Op deze manier proberen ze het bespreken van seksualiteit af te houden.” Het is telkens weer een uitdaging om ervoor te zorgen dat gevoelige onderwerpen toch op tafel komen. Welzijnswerkers zijn het erover eens dat dit uiteindelijk wel is waar hun werk om draait: voor cliënten ruimte creëren om over (taboe)onderwerpen te praten die ze elders niet kunnen bespreken. Dit vraagt om een sensitieve aanpak en de investering in een vertrouwensband. Een te directe aanpak kan namelijk averechts werken, zo licht Henk toe. “Je moet altijd uitkijken dat je elkaar niet afstoot en geen geslotenheid creëert. Het is zaak dat je een open gesprek houdt en als je merkt dat iemand moeite heeft met een bepaald onderwerp, dan ben je daar wel voorzichtiger mee. Dat wil niet zeggen dat je het niet aan de orde moet stellen, maar er moet eerst een vertrouwensband ontstaan.” Sofie is het met hem eens. Soms betekent dit dat je taboes respecteert: “Als iets voor mij helemaal geen taboe is, maar voor een ander wel, dan laat ik het eerst even op een laag pitje staan zodat diegene niet uit zijn comfortzone hoeft te stappen. Als het vertrouwen er dan is en iemand zich kwetsbaar durft op te stellen, gaat het makkelijker om over bepaalde onderwerpen te praten dan wanneer je iemand gaat pushen.”

Hilda ervaart dat onzekerheid bij professionals, met name over de manier waarop het onderwerp seksualiteit bespreekbaar gemaakt kan worden, kan leiden tot handelingsverlegenheid: “Ik merk, zeker wanneer het gaat over lhbti, dat er veel handelingsverlegenheid is, maar dat professionals dit niet benoemen. Zeker jongerenwerkers weten soms niet hoe ze moeten omgaan met bijvoorbeeld homoseksualiteit of met catcalling. Ik vind het moeilijk als niet gesproken wordt over handelingsverlegenheid.” Ook Charlotte erkent dat er onderling weinig wordt gepraat over het bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen, terwijl reflectie op eigen gevoelens van onzekerheid en ongemak tijdens het werk een cruciale eerste stap is om taboes te kunnen bespreken met cliënten. Dit creëert namelijk de noodzakelijke ruimte om effectief aan de slag te gaan met (veronderstelde) taboes en problemen van anderen. “Dat is interessant, want in ons werk zijn we heel veel met taboes bezig. Toch praten we onderling weinig over hoe lastig het is om over gevoelige onderwerpen te praten. Er lijkt wel een taboe op het praten over taboes.”

Geraadpleegde bronnen

  • Dijk, Marc van (2009). Taboes blijven onmisbaar. Trouw.
  • Ermers, Rob (2019). Aannamen over ‘cultuur’ zetten hulpverleners op het verkeerde been. Sociale Vraagstukken.
  • Zorg + Welzijn (2018). Hoe kun je als sociaal professional cultuursensitief werken?
  • Rutgers. 5 elementen van cultuursensitief werken. Artikel op website seksindepraktijk.nl
  • Vlasblom, Dirk (2006). Niet doen, niet over praten, afblijven. NRC.

Illustratie: Ez Silva / www.ezsilva.com