Vertrouwensband. Met deze term wordt volop geschermd in het sociale werkveld. Professionals nemen het woord geregeld in de mond. Artikelen worden erover volgeschreven. Volgens jongerenwerkers is de vertrouwensband essentieel voor goede begeleiding en hulpverlening. Toch is er ook kritiek. Verschillende onderzoekers vinden dat van een echte vertrouwensband geen sprake kan zijn. Bovendien zou het te veel afleiden van resultaten. Hoe kijken jongerenwerkers zelf aan tegen de vertrouwensband? En wat vinden zij van de theoretische kritiek? IDEM-onderzoeker Larissa Chantre legde deze vragen voor aan jongerenwerkers in Rotterdam Noord. 

‘Elke jongere telt.’ Met het programma Rotterdamse Risicojongeren 2016-2020 hoopt de gemeente Rotterdam jongeren met een minder gunstige startpositie te ondersteunen. Een van de partijen die hier een belangrijke rol in speelt, is het jongerenwerk. De jongerenwerkers begeleiden jongeren in hun – soms hobbelige – reis naar volwassenheid. “Het leven is een kaartspel”, zegt Isis, een van de jongerenwerkers in Rotterdam Noord. “Voor sommigen zijn de kaarten niet gunstig gedeeld, maar dit betekent niet dat je niet kan winnen. Het betekent alleen dat je wat extra hulp en ondersteuning nodig hebt.” Jongerenwerkers zien het als hun taak om jongeren te ondersteunen in hun persoonlijke en sociale ontwikkeling. Waar nodig helpen ze met het overwinnen van de hobbels op hun reis. Ze vormen een brug tussen de verschillende leefwerelden van jongeren; leggen verbindingen tussen jongeren en de samenleving. Naast het gezin en school, zijn zij een ‘mede-opvoeder in de buurt’. Op deze manier proberen jongerenwerkers ervoor te zorgen dat met name jongeren in een kwetsbare positie de aansluiting met de rest van de maatschappij niet verliezen. Jongeren zonder startkwalificatie, werk of dagbesteding hebben immers vaker een vertroebeld toekomstperspectief. Jongerenwerkers proberen, door middel van talentontwikkeling en toeleiding naar school of werk, te voorkomen dat jongeren afglijden naar criminaliteit.

Van groet naar vertrouwensband

Op straat, op school of in het buurthuis: als er jongeren zijn, zijn er jongerenwerkers. Door het logo van de organisatie op hun kleding, regelmatig te verschijnen op plekken waar jongeren zijn en zo nu en dan een kort praatje te maken, zorgen jongerenwerkers ervoor dat zij herkenbaar zijn. “Hé, hoe gaat het? Ik zal mezelf even voorstellen”, zijn vaak de eerste zinnen waarmee professionals op jongeren afstappen. Het is een laagdrempelige manier om een gesprek te beginnen, maar tegelijkertijd cruciaal. “Jongeren zijn vaak wantrouwig naar ons als jongerenwerker”, legt Lisa uit. “Ze hebben slechte ervaringen met voorgaande instanties of gewoon geen zin in ‘bemoeienis’. Zo’n eerste gesprek bepaalt dan de voortgang van de relatieopbouw.”

Het eerste contact is vaak buiten op straat, telefonisch of kort als iemand komt binnenwandelen in het buurthuis. Hierna volgt eventueel een traject. “Jongeren komen vaak op vrijwillige basis terecht bij het jongerenwerk. Hierdoor hebben wij niet altijd een stok achter de deur om jongeren mee te krijgen in een traject. Het is dus belangrijk dat een jongere een ‘goede’ eerste indruk heeft om op de radar van het jongerenwerk te blijven. Dit verloopt niet altijd even soepel”, vertelt David. Volgens David bevinden jongeren zich vaak in de ‘ik zie wel, komt wel goed’-fase. Er worden nogal wat schouders opgehaald. Hoewel dit bij de leeftijd van jongeren hoort, geeft hij aan dat dit ervoor kan zorgen dat je als jongerenwerker moeilijker tot een jongere kan doordringen. “Op zulke momenten is het vooral de kunst om eerlijk, duidelijk en toegankelijk te zijn. Hoe was je weekend, hoe gaat het op school en wat zijn je hobby’s? Het hoeft niet gelijk te gaan over waar een jongere allemaal tegenaan loopt. Dat is te geforceerd. Gewoon praten over wie zij of hij is, wie ik ben en waar ik voor sta”, vervolgt David. De jongerenwerkers hebben het idee dat deze laagdrempeligheid als prettig wordt ervaren. In hun beleving leidt dit ertoe dat jongeren sneller openstaan voor vervolggesprekken.

Een kennismaking op deze manier insteken biedt ruimte om uit te leggen voor welke vragen jongeren bij jongerenwerkers terecht kunnen. David en Isis leggen allebei uit dat jongeren soms hele praktische vragen hebben, bijvoorbeeld over het vinden van een baan of het regelen van een woning. “Dit misverstand wil ik gelijk de wereld uit helpen”, vertelt David. “Ik kan namelijk niet in deze behoeften voorzien, maar ik kan wel samen naar mogelijkheden kijken en bijvoorbeeld helpen bij de voorbereiding op een sollicitatie.” Het eerste gesprek lijkt dus vooral te gaan over verwachtingsmanagement. Het zorgt ervoor dat er kaders worden geformuleerd over wat de mogelijkheden zijn die jongerenwerkers hebben in de uitvoering van hun functie. Op basis hiervan kunnen er afspraken worden gemaakt met de desbetreffende jongere over het verloop van de begeleiding. “Het maken van afspraken helpt bij de opbouw van een vertrouwensband”, stelt Tim. “Zowel de jongeren als ik kunnen elkaar hierop aanspreken, het zorgt voor duidelijkheid en het maakt wederzijds respect mogelijk.”

Volgens Veerle van Assche en Greetje Hermans, onderzoekers binnen de vakgroep Cultuur & Welzijn van de Universiteit van Antwerpen, is wederzijds respect een belangrijke basis voor een vertrouwensband met jongeren. Hierdoor zien jongeren de professionals namelijk als een steunfiguur die begrip toont voor hun situatie. Een vertrouwensband groeit naarmate de begeleiding van jongeren vordert. “Je moet dit vertrouwen soms winnen en dat is niet binnen een paar seconden gebeurd. Soms moet je meerdere gesprekken voeren, een luisterend oor bieden en jongeren het gevoel geven dat ze veilig hun verhaal op tafel kunnen leggen”, legt David uit. Alle jongerenwerkers stellen dat met name de veiligheid die jongeren ervaren om zichzelf te uiten cruciaal is voor een succesvolle uitvoering van hun werk. Is daarmee de vertrouwensband van essentieel belang?

Schijnvertoning

In verschillende theorieën worden vraagtekens gezet bij de vertrouwensband en het belang ervan. Zo is deze volgens Jan Schellekens, leidinggevende van ‘De Spits, bureau voor jeugd- en jongerenwerk’ en ontwikkelaar van het brede jeugd- en jongerenwerkmodel, “een grote vergissing” in het jongerenwerk. “De relatie tussen een jongerenwerker en een jongere is niet berust op onderling vertrouwen, maar op een werkopdracht waarvoor jongerenwerkers een vergoeding krijgen. Vertrouwen is dus eerder een professioneel handigheidje”, aldus Schellekens. Uit zijn theorie kan worden opgemaakt dat een vertrouwensrelatie eerder een schijnvertoning is, waarbij “twee acteurs een relatie proberen aan te gaan”. Volgens Schellekens ‘verleiden’ jongerenwerkers jongeren tot een relatie. Hij stelt dat zij dit vooral doen uit eigen belang, omdat het hen een leuke en interessante opdracht lijkt waarvan ze geloven dat ze het tot een goed einde kunnen brengen.

De theorie staat haaks op de ervaring van jongerenwerkers uit Noord. De argumentatie van Schellekens doet dan ook veel wenkbrauwen fronsen. “Ja, dit is mijn werk en het is mijn taak om jongeren te helpen”, legt Isis uit. “Maar dit doe ik niet uit eigenbelang. Dat leg ik ook uit aan de jongeren met wie ik werk. Ik hoef ze niet te helpen, betaald krijg ik toch wel. Maar mijn betrokkenheid bij het welzijn van jongeren maakt dat ik een band met ze wil opbouwen, omdat ik er heilig van overtuigd ben dat ik ze alleen op die manier kan brengen waar zij willen komen.” Ook David stelt dat een vertrouwensband belangrijk is: “Het zorgt ervoor dat jongeren zich veilig voelen en hun verhaal durven delen. Soms slaat de klok bijna twaalf uur en dan moet je gaan rennen. Aan ons als jongerenwerkers de taak om rust te bewaren en gelijk actie te ondernemen, maar dan moet je wel het hele verhaal kennen. Als bijvoorbeeld een leerplichtige jongere een straf boven het hoofd hangt, omdat zij of hij teveel verzuimt, is het belangrijk om erachter te komen wat de reden is voor het verzuim. Anders lossen we niks op”, vervolgt hij. Het idee dat je zonder vertrouwensband jongeren niet de juiste ondersteuning kan bieden, lijkt een gedeelde mening onder de jongerenwerkers. “Als jongeren niet het achterste van hun tong willen laten zien, kan je niet inzetten op verandering”, vertelt Isis.

De jongerenwerkers bemerken een verschil in begeleiding van jongeren waarmee een vertrouwensband is opgebouwd en jongeren die wantrouwig zijn. Volgens hen vatten jongeren die wantrouwig zijn feedback snel op als kritiek. “Als jongeren je vertrouwen en dus geloven dat jij het beste met hen voorhebt, dan nemen ze meer van je aan”, zegt Isis. “Ze laten zich dan ook beter helpen of begeleiden.” David maakt een kanttekening: “Het blijven individuen. Zodra zij uit mijn zicht zijn, weet ik niet of ze de nieuw geleerde vaardigheden inzetten. Maar daar hoop je natuurlijk wel op.”

Is de vertrouwensband overgewaardeerd?

Als je niet met zekerheid kan zeggen dat jongeren de vaardigheden in de toekomst blijven gebruiken, wat is dan het nut? Deze vraag is een tweede punt van kritiek in de theorie over jongerenwerk. William Miero, adviseur Jeugd, Jongerenwerk, Veiligheid en Leefbaarheid, geeft vrij uitgesproken antwoord op deze vraag in een interview met SOZIO een vakblad voor sociale professionals en het sociale domein. Hij stelt dat een vertrouwensband een overgewaardeerd begrip is. “Het is een tijdrovende, niet-relevante relatie waarin jongerenwerkers eigenlijk het gedrag van een jongere ‘kopen’”, zo stelt hij in zijn pleidooi. Volgens Miero is de nadruk op de vertrouwensband te groot. Hierdoor ontstaat ‘paniek’ als jongerenwerkers vertrekken uit een gebied. Toch komt dat regelmatig voor, vooral door het systeem van aanbestedingen. “Een vertrouwensband opbouwen doe je niet zo een-twee-drie”, legt Lisa uit, “en als dan de kans bestaat dat je weg moet vanwege een aanbesteding… Jongeren geven zichzelf aan iemand over, maar hebben niet meer met jou als jongerenwerker te maken als je moet vertrekken. Een jongere moet dan helemaal opnieuw beginnen.”

Miero vindt dan ook dat jongerenwerkers zich minder druk moeten maken over die vertrouwensband en meer moeten inzetten op resultaten. Echter, om die resultaten te behalen is de vertrouwensband noodzakelijk, menen de jongerenwerkers, ook als je ieder moment uit het gebied weg kan zijn. “Zeker met de aanbestedingen komt het voor dat je als jongerenwerker uit een gebied moet vertrekken”, zegt David. “Maar ik geloof niet dat dit een vertrouwensband in de weg hoeft te staan. Ik kan inzetten op die vertrouwensband en er tegelijkertijd voor zorgen dat een ander mijn werk kan overnemen. Dit doe ik door goed te registreren en goede gesprekken te voeren met een jongere op het moment dat dit aan de orde is. Zo kan ik bijvoorbeeld een kennismaking organiseren met de vervanger, zodat een goede, warme overdracht plaatsvindt.” In zijn beleving zorgt juist die vertrouwensband ervoor dat jongeren inzien dat een collega net zo goed is en wordt blijvend ingezet op resultaat.

Een vertrouwensband om achter te schuilen

“Open en eerlijk gesprekken voeren over alles wat er speelt in het leven van jongeren, dat is waar de vertrouwensband over gaat”, meent David. Isis beaamt dit en voegt eraan toe dat zij het belangrijk vindt om jongeren te laten zien dat zij naast hen staat. Een derde punt van kritiek in de theorie, echter, is dat de vertrouwensband belemmerend werkt als het gaat om het bespreekbaar maken van onderwerpen als seksualiteit. Om die reden zouden ‘jongerenwerkers zich eerder verschuilen achter het idee van de vertrouwensband’, aldus Miero.

De jongerenwerkers spreken zich faliekant uit tegen deze stelling. “Het kan nooit zo zijn dat je vanwege een vertrouwensband iets als seksuele diversiteit niet kan bespreken. Dan heb je gewoon geen vertrouwensband”, vertelt Isis. In dezelfde adem legt zij uit dat dit verwijt geen nieuws is. “Ik hoor het vaker, maar ik ben het er niet mee eens. Bepaalde zaken niet bespreekbaar kunnen maken heeft naar mijn mening niets te maken met de vertrouwensband, maar met de verwevenheid met een wijk en de eigen denkbeelden en ideeën.” Volgens Isis bestaat Rotterdam Noord uit een hechte gemeenschap met veel buurtbewoners en professionals die dezelfde culturele of religieuze achtergrond hebben. Sommige jongerenwerkers komen uit de wijk, zijn er opgegroeid en maken deel uit van deze hechte gemeenschap in hun privéleven. In haar optiek kan deze sterke verwevenheid met een wijk en het erop nahouden van dezelfde denkbeelden belemmerend werken in het gesprek met jongeren.

Kamiel Knoops, Judith Metz en Jolanda Sonneveld, onderzoekers bij het lectoraat Youth Spot van de Hogeschool van Amsterdam dat wil bijdragen aan de professionalisering van grootstedelijk jongerenwerk, erkennen de nadelige kanten van sterke verwevenheid en het gebruik van eigen ervaringen in de gesprekken met jongeren. Volgens het onderzoek bestaat er een risico dat professionals die intensief met jongeren samenwerken en een vertrouwensband hebben opgebouwd, onderdeel kunnen worden van de leefwereld van die jongeren. Dit kan komen doordat “jongerenwerkers samen met jongeren strijden om een ingang te vinden in de dominante samenleving”, waardoor zij het perspectief van jongeren overnemen. Het gevaar van het gedeelde perspectief is, volgens Youth Spot, dat jongeren er geen baat bij hebben dat jongerenwerkers zich met hen identificeren. “Zij hebben namelijk behoefte aan rolmodellen en iemand die hen duidelijk kan maken wanneer grenzen worden overschreden.”

De geïnterviewde jongerenwerkers spreken jongeren altijd aan op gedrag dat niet door de beugel kan. Ook geven zij ongevraagd advies als zij dat nodig achten. De ervaring leert echter dat jongeren meer aannemen op het moment dat er een vertrouwensband is opgebouwd. “Een jongere kan wel binnenkomen met het verhaal dat zij of hij werk wil vinden, maar als je vervolgens onderuit gezakt op een stoel zit met een ongeïnteresseerde houding, dan geloof ik daar weinig van. Laat staan een werkgever”, legt David uit. “Op zulke momenten spiegel ik het gedrag. Ik neem dezelfde houding aan en vraag of ze mij zouden aannemen als ik zo bij een sollicitatiegesprek kom. Omdat ik een band met ze heb opgebouwd, voelen zij zich minder veroordeeld en stellen zij zich open om inzicht te krijgen in de eventuele effecten van hun gedrag.”

“Ook met slechte kaarten kun je winnen”

De kritiek op de vertrouwensband die in de theorie wordt geuit, wordt gedeeltelijk door de jongerenwerkers uit Noord erkend. Het lijkt een ongrijpbaar begrip dat kan zorgen voor de nodige belemmeringen. Volgens hen zijn er zeker jongerenwerkers die het begrip gebruiken om achter te ‘schuilen’. Toch zien zij het zelf als een essentiële voorwaarde voor hun werk. De jongerenwerkers benadrukken met name de praktische kanten en voordelen van de vertrouwensband. Het biedt namelijk de mogelijkheid om het hele verhaal van jongeren te horen te krijgen, wat noodzakelijk is voor effectieve begeleiding en hulp bieden binnen de beperkte tijd die beschikbaar is. “Je wilt jongeren op een goede en prettige manier het ‘eindstation’ van volwassenheid laten bereiken. En met die vertrouwensband durven ze de hulp aan te nemen om de juiste kaart op te gooien. Zoals ik zei: het leven is een kaartspel, maar zelfs met slechte kaarten kun je winnen”, aldus Isis.

Uit privacyoverwegingen zijn de namen in dit artikel gefingeerd.

Geraadpleegde bronnen

  • Assche, van V. & Hermans, G. (2000). Grenzen, gezag en begeleiding: dillema’s van jeugdwerkers en opvoeders. Antwerpen: Universiteit van Antwerpen, departement politieke en sociale wetenschappen
  • Chikar, N (2017). Over de (vertrouwens)brug komen: Een onderzoek naar het effect van een vertrouwensrelatie op de zelfredzaamheid van risicojongeren. Masterthesis, Erasmus Universiteit Rotterdam en Gemeente Rotterdam
  • Gemeente Rotterdam (2017). Elke jongere telt: Programma Rotterdamse Risicojongeren 2016-2020
  • Koops, K., Metz, J. & Sonneveld, J. (2013). Wij zijn de brug naar zelf aan de slag gaan: Onderzoeksrapport over de werking en resultaten van Ambulant jongerenwerk in de grote stad. Lectoraat Youth Spot, Hogeschool van Amsterdam
  • Metz, J. (2013). De waarde(n) van het jongerenwerk. Youth Spot, Hogeschool van Amsterdam
  • Schellekens, J. (2013). De grote vergissing in het jongerenwerk: de Vertrouwensrelatie
  • Miero, W. (2009). Vertrouwensband overgewaardeerd in jongerenwerk. In: SOZIO, Vakblad voor sociale professionals en het sociale domein
  • Valkestijn, M., Bakker, P.P., Hilverdink, P. & Metz, J. (2015). Jongerenwerk in beeld: voor partners in de wijk. Nederlands Jeugd Instituut