Hoe zorg ik voor gelijke kansen in het onderwijs?
Een inclusieve benadering
Niet alle kinderen hebben gelijke kansen op school. Daardoor kunnen sommige leerlingen een achterstand oplopen. Met een divers beleid kan elke leerling worden gehoord en gezien.
Tip: met onze IDEM-Meetladder Inclusief Onderwijs check je gemakkelijk hoe inclusief jouw school is!
Passend beleid
Inclusie voor iedereen
Als school kan je investeren in de samenwerking tussen collega’s, in kennis over diversiteit en inclusie (bijvoorbeeld met gastlessen) en in een divers personeelsbestand.
Inclusie kan heel leuk zijn, zoals met spannende themadagen, of door feesten uit verschillende culturen te vieren. Dit kan je organiseren in samenwerking met mensen uit verschillende groepen. Denk daarbij aan culturele groepen, maar ook mensen met een beperking, mensen uit de regenboog-gemeenschap, en mensen met verschillende geloven.
Leraren kunnen het goede voorbeeld geven door discriminerend taalgebruik weg te laten, en door voor inclusief taalgebruik te kiezen. Geef leerlingen verder de kans om in hun eigen taal of in hun eigen sociale dialect te praten, en om zo van elkaars culturen te leren.
Bij inclusie hoort ook een stukje facilitair management: denk daarbij aan het toegankelijk maken van de school voor mensen met verschillende beperkingen, en aan genderneutrale toiletten, zodat alle mensen in de school veilig naar het toilet kunnen.
Natuurlijk komt er bij inclusie altijd een stukje maatwerk kijken, om te zorgen dat echt élk kind passend onderwijs kan krijgen. Dat kan besproken worden samen met belangenorganisaties. Is er bijvoorbeeld een leerling slechtziend? Dan kan je de dialoog aangaan met de Oogvereniging. Zo zijn er voor alle omstandigheden groepen die graag willen helpen.
Universiteiten
Een inclusief beleid op de universiteit begint bij het luisteren naar de studenten. De universiteit kan een inclusieve, veilige, toegankelijke gemeenschap voor hen zijn.
Denk daarbij aan facilitaire toegankelijkheid, prikkelarme (stilte)ruimtes, en inclusie voor mensen van alle genders en geslachten.
Docenten kunnen positieve rolmodellen zijn door vooroordelen actief tegen te gaan in de klas, en door de sfeer tijdens de les expliciet inclusief te maken. Ook een betrokken mentor of studiecoördinator kan voor elke student een wereld van verschil maken. Bij het benoemingsbeleid kan men dus goede rolmodellen en diversiteitscompetenties als criteria kiezen, en dit ook opnemen in de eindtermen BKO en SKO.
Verder kan het zijn dat sommige studenten (bijvoorbeeld studenten met autisme of ADHD) meer voorbereiding nodig hebben op de academische cultuur dan gemiddeld. Deze studenten zijn goed geholpen met laagdrempelig beschikbaar maatwerk, en “best practice”-voorbeelden waar ze zich naar kunnen richten.
Open dialoog
Denk bij beleidsvorming aan het verschil tussen diversiteit en inclusie: met diversiteit zijn er veel verschillende mensen welkom aan tafel, maar pas bij inclusie kan iedereen aan tafel ook echt meepraten.
Ook gelijkwaardigheid is belangrijk: dat betekent dat mensen extra voorzieningen krijgen als ze die nodig hebben, bijvoorbeeld extra tijd om van het ene klaslokaal naar het andere te komen.
Met zulke veranderingen kan men stapsgewijs toewerken naar een open, veilige omgeving voor iedereen.