Hoe ga ik om met complexe gesprekken met cliënten?
Diversiteit en inclusie
Veel mensen voldoen niet aan het beeld van “normaal” in de maatschappij. Zij leven bijvoorbeeld met trauma, met dwanggedachten, of met andere omstandigheden.
Daardoor kan een gesprek lastig lopen. Mensen kunnen uit hun slof schieten, of juist heel bang worden. Soms lijkt er helemaal geen dialoog meer mogelijk.
Waarom kan iemand niet kalm blijven?
Niet iedereen is in staat om kalm te blijven bij nare ervaringen. Daar zijn verschillende redenen voor, bijvoorbeeld:
Mentale omstandigheden
Sommige mensen leven met mentale omstandigheden waardoor zij snel in paniek kunnen raken, of boos kunnen raken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een angststoornis, OCD, autisme, of borderline.
Het kan gebeuren dat iemand de controle over zichzelf verliest. Op zo’n moment denkt en doet iemand dingen zonder het eigenlijk zelf te willen. Bijvoorbeeld schreeuwen, huilen, of veel praten.
Discriminatie
Veel mensen maken dagelijks discriminatie mee, zoals racisme of seksisme. Ook hun ouders of voorouders kunnen discriminatie, gevangenschap of geweld hebben meegemaakt. Dat leidt in veel gevallen tot trauma, dat van de ene generatie op de andere wordt overgedragen: we noemen dit intergenerationeel trauma.
Door de opstapeling van zulke dingen lopen gediscrimineerde mensen vaak met veel stress en angst. Dat kan algemene angst zijn, maar ook angst omdat de cliënt eerder erg nare ervaringen heeft gehad met hulpverleners. Iemand kan bijvoorbeeld steeds opnieuw niet begrepen worden. Zo’n opstapeling van stress kan iemand zelfs overspannen maken.
Een vraag op opmerking die voor de hulpverlener heel onschuldig klinkt, kan bij de cliënt juist een lange geschiedenis achter zich hebben, en daarom hard aankomen.
Meer lezen: ‘Hulpverlener, wat zegt u nu?’ – IDEM Rotterdam
Mensen die hierbuiten staan, en die discriminatie dus niet vaak meemaken, kunnen vaak gemakkelijker rustig blijven omdat het hen zo zelden overkomt. Voor de een kan het dus heel makkelijk en logisch zijn om niet uit de slof te schieten, maar voor de ander is het een stuk lastiger.
Omgang
Een goede manier om hiermee om te gaan is door verder te kijken dan het ene incident waar de cliënt nu op reageert. Houd in het oog waarom de cliënt in de overlevings-stand schiet, en dus in “vechten, vluchten, bevriezen of vleien.” De cliënt reageert misschien zo hevig vanwege een grote opstapeling aan nare ervaringen. Deze hoeveelheid angst, verdriet of woede is daarom vaak wel degelijk gepast, ook als het eerst niet zo lijkt te zijn.
Mocht een cliënt niet rustig reageren, dan kan men kiezen voor een open, invoelende benadering.
Een aanpak die goed kan werken is om de cliënt te laten uitpraten, en samen een ander doel voor het gesprek te kiezen dan rust of kalmte. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de cliënt het juist nodig heeft om in een veilige omgeving uit te kunnen razen. Ook die ruimte kan een hulpverlener bieden.
Een inclusieve benadering
Met een inclusieve blik kunnen de verschillende behoeftes van cliënten goed worden bekeken.
Daarbij kan het idee aan de kaak worden gesteld dat rust en kalmte de “norm” zijn. Samen kan worden besproken of een andere norm, met anders passende omgangsvormen, uitkomst kan bieden.
In dialoog met de cliënt, eventueel met patiëntenorganisaties, kan op deze manier worden gekeken wat het beste past in elke situatie.