De vooroordelen en stereotypen die ten grondslag liggen aan discriminatie, zijn hardnekkig. Je ziet ze keer op keer terugkomen in het publieke debat. We doen ons best om verkeerde beelden tegen te spreken, te ontkrachten en te corrigeren. Door met feiten en argumenten te komen. Recent onderzoek plaatst vraagtekens bij deze aanpak. Je moet vooral een positieve toon aanslaan want met het ontkrachten van vooroordelen bevestig je deze alleen maar. Moeten we dus maar stoppen met het bieden van feitelijk tegenwicht?

Aanpak op sociale media

Kennisplatform Integratie en Samenleving publiceerde onlangs een mooi onderzoek naar hoe je met socialemediacampagnes discriminatie, met name op grond van etnische afkomst, huidskleur en/of religie, tegen kunt gaan. Een aanrader voor eenieder die van plan is om op Twitter of Facebook te ageren tegen discriminatie en racisme. Volgens dit onderzoek kunnen socialemediacampagnes tot op zekere hoogte effect hebben op het gedrag en de attitudes van mensen. Het is daarbij wel aan te bevelen om positieve boodschappen te verspreiden, op emoties te focussen, te prikkelen en te entertainen. Eerder onderzocht Movisie de plausibiliteit van interventies gericht op het verhogen van homoacceptatie. Ook hier bleek dat vooral het kweken van empathie veelbelovend is, dus wederom de emotionele, de positieve route.

Het moet positiever

Opvallend hierbij vind ik dat het tegengaan van beeldvorming door middel van informatie en kennis kennelijk weinig effectief is. Nu hoor ik wel vaker adviezen dat we discriminatie positiever, ‘leuker’, of emotioneler moeten benaderen. Te veel droge informatie, te veel discussie, dat zou alleen maar averechts werken. Maar als onderzoeker meen ik dat ook kennis, los van emotie, een belangrijke rol moet blijven spelen. En die kennis, of informatie, is niet altijd positief of prikkelend. Meestal komen deze adviezen voort uit een ‘gevoel’ waar je over kunt twisten. Maar de conclusies van de net genoemde publicaties zijn gebaseerd op de resultaten van veel verschillende, met name sociaal-psychologische onderzoeken en experimenten. Die kunnen dus niet zomaar van tafel geveegd worden.

Klinkklare onzin weerleggen

En toch: als ik op de radio, in de kroeg of in de Tweede Kamer steeds opnieuw klinkklare onzin hoor, of het nu gaat over vluchtelingen, moslims of ‘buitenlanders’, dan kan ik de verleiding niet weerstaan om die onzin te weerleggen. Om te laten zien dat het verband tussen criminaliteit en etniciteit echt niet bestaat. Dat vluchtelingen en asielzoekers, ook in Duitsland (Keulen!), zich juist heel zelden schuldig maken aan seksueel geweld. Dat moslims in Europa absoluut geen monopolie op terrorisme hebben. Dat er maar een klein deel van de Syriërs op de vlucht naar Europa komt. En ja, ook dat Nederlanders toch helemaal niet eensgezind tegen de komst van vluchtelingen zijn. Maar met al deze argumenten zit ik dus eigenlijk op het verkeerde spoor.

Ontkenning werkt bevestigend

Het past ook in een bredere discussie rondom framing in het publieke en politieke discours waarbij het kennelijk onhandig is om te direct op het argument van een tegenstander in te gaan, omdat je daardoor de discussie toch alleen maar bevestigt. Het is ook een les die je meekrijgt in mediatraining: vragen hoef je niet te beantwoorden, al helemaal niet ontkennend. Door ontkennende uitspraken activeer je alleen maar de associatie die je tegen wilt gaan. Denk aan Mark Rutte die zegt dat politici geen zakkenvullers zijn. We zien het zelfs terug in de bekende zin: “ik ben geen racist, maar…”. Ontkenning werkt bevestigend.

Medestanders activeren

Misschien moet je inderdaad ook helemaal niet verwachten dat veel mensen op basis van een factcheck hun mening aanpassen. Want dat is waar het in de eerdergenoemde publicaties om gaat. Misschien gaat het niet om het overtuigen. Wat je wél hebt aan feiten en informatie is dan ook iets anders: je activeert juist je ‘medestanders’, je trekt misschien twijfelaars naar jouw kant, en je verstevigt je eigen positie. Daarmee verander je geen impliciete vooroordelen, ook niet bij jezelf, maar je onderbouwt wel je eigen gevoel dat er met die vooroordelen iets niet helemaal klopt. En je bereidt jezelf en anderen voor op de argumenten van je tegenstanders. Niet door ze te ontkennen, maar door een antwoord klaar te hebben.

Dat betekent niet dat je altijd in discussie moet gaan of anderen moet corrigeren. Maar wel dat je bent toegerust op het moment dat de gelegenheid zich voordoet. En dat moment, dat komt meestal eerder in real life dan op Twitter. In een langer gesprek, waar de nodige openheid en veiligheid bestaat, zodat mensen zich wel kunnen laten overtuigen, ook door inhoudelijke argumenten en informatie. En dat is volgens mij een feit.

door Gregor Walz