‘Aantal incidenten personen met verward gedrag blijft stijgen’, kopte politie.nl in februari dit jaar. Net als de jaren ervoor, registreerde de politie in 2018 meer ‘overlastincidenten’ waarbij ‘personen met verward gedrag’ betrokken waren. In de politie-eenheid Rotterdam steeg dit aantal het sterkst van Nederland: er waren bijna 10.000 geregistreerde incidenten, waarvan ongeveer de helft plaatsvond in de gemeente Rotterdam. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek ging IDEM-onderzoeker Inte van der Tuin naar een aantal wijken in Rotterdam-Zuid, waar de politie regelmatig te maken krijgt met ‘personen met verward gedrag’. Zij sprak politiemensen over hun ervaringen en over het gebied Charlois in het bijzonder. Tijdens huisbezoeken ontdekte ze een onbekende kant van de politie en werd ze geconfronteerd met haar eigen vooroordelen. 

Tijdens de gesprekken die IDEM Rotterdam in de verschillende gebieden met professionals voert komt het onderwerp ‘verwarde personen’ regelmatig naar voren. Maar vaak kunnen professionals geen concrete voorbeelden delen. Het lijkt erop dat ‘verwarde personen’, mede onder invloed van de media, een containerbegrip is geworden, waaraan uiteenlopend invulling wordt gegeven. Eind 2017 bestempelde de Rotterdamse politiechef ‘verwarde personen’ nog als bedreiging voor de samenleving. Landelijk werd alarm geslagen en de categorie werd zelfs opgenomen in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. Een jaar later is de toon totaal anders. In een recent artikel over de toename van het aantal incidenten in 2018 schrijft de politie dat de meldingen “vaak niet gaan over gedrag dat overlastgevend, crimineel of gevaarlijk is. Het gaat om kwetsbare mensen, die de grip op hun leven dreigen te verliezen en die gewoon goede, passende hulp nodig hebben.” Deze omslag en de onduidelijkheid over wat we onder ‘verwarde personen’ verstaan roepen vragen bij mij op. Ik wil weten hoe het onderwerp in Rotterdam speelt. Over welke mensen en situaties gaan de politiemeldingen en hoe gaat de politie ermee om? En doen we de mensen in kwestie niet tekort door ze als ‘verward’ te bestempelen?

De politie gebruikt deze term om weg te blijven bij het stellen van een diagnose op basis van onvoldoende kennis, schrijft lector Bauke Koekkoek in zijn boek Verward in Nederland. Maar van meerdere kanten klinkt kritiek op de term, die breed is overgenomen. Onder andere de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en onderzoeker Frank van Hoof van het Trimbos-instituut beargumenteren dat we zouden moeten stoppen met het gebruik van het stigmatiserende ‘verward persoon’. Het begrip reduceert mensen tot hun gedrag en is een subjectief oordeel over iemands handelen dat voor de omgeving niet begrijpelijk is. Inmiddels wordt vooral geschreven over het meer genuanceerde ‘personen met verward gedrag’. ‘Onbegrepen gedrag’ is een ander alternatief dat wordt geopperd.

Problematiek in Charlois

Om meer inzicht te krijgen in de problematiek van personen met verward gedrag in Rotterdam en in de wijze waarop de politie hiermee omgaat, spreek ik diverse politiemensen die voornamelijk werkzaam zijn in Charlois. Zij ervaren de toename van de problematiek in hun dagelijks werk. De politie is vaak de eerste instantie die mensen bellen om melding te doen. In 2018 registreerde het basisteam Charlois 576 zogenaamde E33-meldingen, zoals incidenten met de omschrijving ‘overlast verward/overspannen persoon’ worden aangeduid. “Verwarde personen zijn een actueel stuk van het werk van de politie geworden”, zegt een operationeel brigadier die ruim veertig jaar bij de politie werkt. “We komen er steeds meer mee in aanraking.” 

In een onderzoek van Bureau Beke naar de stijging van het aantal politieregistraties over ‘verwarde personen’ in de regio Rotterdam worden verschillende mogelijke verklaringen voor de toename gegeven. Eén daarvan is de toename van de “potentiële groep kwetsbare personen (…) door schuldenproblematiek, arbeidsongeschiktheid en taalachterstand.” Het Trimbos-instituut noemt in de publicatie Verwarde personen’ of ‘mensen met een acute zorgnood’? vergelijkbare risicofactoren. De stress die armoede, werkloosheid en schulden met zich meebrengen, kan ertoe leiden dat mensen (psychisch) in de knel komen. Juist Charlois is een gebied waar veel mensen met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen wonen. Er is relatief veel armoede en werkloosheid. De woningvoorraad in het gebied bestaat voor een groot deel uit corporatiewoningen en (goedkope) particuliere huurwoningen. “Mensen zitten dicht op elkaar en krijgen daardoor veel van elkaar mee”, zegt een wijkagent.

Politie-GGZ programma

Om de meldingen over verward gedrag op een effectieve manier te kunnen afhandelen is in de gemeente Rotterdam in 2011 het Politie-GGZ programma gestart. Dit programma is een samenwerking tussen de politie en Parnassia Groep, aanbieder van geestelijke gezondheidszorg. Wekelijks screenen een vaste ggz- en politiemedewerker de registraties van de verschillende basisteams. Ze kijken naar de E33-meldingen, de E14-meldingen (‘poging tot zelfdoding’) en naar de registraties die zij vinden bij het zoeken op relevante trefwoorden in het registratiesysteem. Ook worden er soms casussen door collega’s aangedragen. Per registratie wordt bekeken of er vermoedelijk een (ggz)-hulpvraag is en of iemand al hulp krijgt van een andere instantie. Als dit laatste niet het geval is, dan gaan de ggz- en politiemedewerker samen op huisbezoek. Het betreft altijd minder dringende casussen, want in acute situaties handelt de politie direct.

Niet alle agenten blijken geschikt voor dit soort werkzaamheden. De politiemensen die betrokken zijn bij het programma vertellen dat je “er het type voor moet zijn”. “Je moet geduldig zijn en mensen willen helpen”, zegt een senior medewerker doelgroepen die een aantal aandachtsgebieden heeft, waaronder personen met verward gedrag. Vooral contact met mensen met psychiatrische stoornissen vraagt een zorgvuldige benadering. Meerdere politiemensen vertellen dat het belangrijk is dat je rustig bent en mensen serieus neemt. Een wijkagent zegt: “Mensen die gek zijn, zijn niet dom. In de verhalen die mensen vertellen zit een deel waarheid, niet alles is onzin.” Een andere wijkagent vertelt iets vergelijkbaars: “Soms is het nodig om even mee te gaan in een verhaal om contact te kunnen maken.” Het Politie-GGZ programma draagt bij aan meer kennis en bewustzijn binnen de politie, maar niet iedereen staat hiervoor open: “Een hoop collega’s zijn doeners, die pakken beet. En niet iedereen heeft empathie voor de doelgroep”. De medewerker doelgroepen vertelt dat de aanpak van politiemensen die “voor de actie gaan” soms botst met haar werkwijze: “Ik probeer altijd te onthouden: het is een patiënt en geen boef. Ik had laatst een conflict met een collega. Hij pakte een meisje van zeventien met een psychose hard aan. Ze zei hele lelijke, beledigende dingen, maar dat kwam door het ziektebeeld. Aan zo’n meisje moet je niet komen.”    

Mensen met psychiatrische stoornissen

Welke groepen komen veel voor in de E33-meldingen, wil ik van de politiemensen weten. Zij beginnen allemaal als eerste over mensen met psychiatrische stoornissen. Politiemensen krijgen te maken met mensen met psychiatrische problematiek die zelfstandig wonen en ambulante begeleiding hebben, maar ook met mensen die beschermd of begeleid wonen in een instelling. De groep is eigenlijk geen groep, want de mensen over wie het gaat zijn zeer verschillend. Zo vertelt de ggz-medewerker dat ze in het werk mensen met een psychose treffen die regelmatig ook een verslaving hebben en “ontregeld zijn in alles”. Zij noemt het voorbeeld van een achterdochtige man die doodsbang is om vermoord te worden en ’s nachts regelmatig gillend door zijn huis rent. Ook vertelt ze over mensen met waanstoornissen: “Die komen over het algemeen niet bij de huisarts of de crisisdienst, omdat zij redelijk normaal kunnen functioneren als de wanen alleen thuis spelen. Zo was er een vrouw die ervan overtuigd was dat er ’s nachts werd binnengedrongen in haar woning en in haar lichaam. Jarenlang wist niemand hiervan totdat een man aan de andere kant van het land vreemde, bedreigende mails van haar kreeg en dit bij de politie meldde. De vrouw bleek er zeker van te zijn dat de man de dader was.” Soms bellen mensen met een psychische stoornis zelf de politie, zoals een man die zelf telkens meldingen doet bij de politie en mensen op straat vreemde verhalen en theorieën vertelt.    

De meeste mensen met psychiatrische stoornissen doen niemand kwaad. Ze kunnen wel structureel aandacht van de politie vragen. “Je moet accepteren dat je van sommige mensen altijd last zult houden, dat er altijd meldingen zullen komen over deze mensen”, vertelt de medewerker doelgroepen. Ook de ggz-medewerker zegt dat regelmatig “het hoogst haalbare is om de situatie beheersbaar te maken, want het probleem oplossen is onmogelijk.” In dit soort gevallen houdt een wijkagent vaak contact  door zo nu en dan een praatje te maken. Als er dan incidenten zijn is het gemakkelijker om iemand op ongewenst gedrag aan te spreken.     

Mensen met een licht verstandelijke beperking en dementerenden

Als ik doorvraag over de groepen mensen die politiemensen vooral tegenkomen in de meldingen, noemen zij ook mensen met een licht verstandelijke beperking die verslaafd raken. De medewerker doelgroepen licht toe: “Die komen vaak met verkeerde mensen in aanraking, gaan middelen gebruiken en daardoor verward gedrag vertonen. Vaak kunnen ze niet goed voor zichzelf zorgen en hebben ze geen vangnet. Na een opname is er geen omgeving die voor ze kan zorgen en vervallen ze gemakkelijk in de oude leefgewoonten.” Sommige verslaafden bedelen op straat en kunnen daarbij dwingend en agressief zijn, wat leidt tot meldingen bij de politie. “Of je krijgt juist geen contact met ze”, zegt een wijkagent, “omdat ze zoveel hebben gebruikt dat ze in een andere sfeer zijn.”

Een andere groep die door politiemensen wordt genoemd zijn mensen met dementie, die steeds langer thuis wonen. Hoewel politiemensen veel met dementerenden te maken krijgen en meldingen over deze groep registeren als ‘overlast verward persoon’, benoemt één van hen dat de twee lastig met elkaar zijn te rijmen: “Dementerenden heb je ook veel. Maar dat zijn lieve oude mensjes, dat is een andere categorie. Daarom denk ik er ook niet aan. Ze passen eigenlijk niet onder verward gedrag.” Meldingen gaan vaak over tachtigplussers met dementie die de weg kwijt zijn en ronddwalen. Soms lopen deze mensen ’s nachts in hun ondergoed over straat. In de meeste gevallen wordt na een melding de huisarts ingeschakeld.

Huisbezoeken

Om te ervaren welke mensen en situaties de politie en ggz-medewerker binnen het Politie-GGZ programma tegenkomen, loop ik een dag mee. De operationeel brigadier en ggz-medewerker vertellen dat ze altijd onaangekondigd op huisbezoek gaan: “Dan kunnen mensen zich niet voorbereiden en treffen we de situatie aan zoals deze is.” Ze introduceren zichzelf als “politie en hulpverlening” en vertellen dat ze langskomen naar aanleiding van een melding, omdat ze zich “zorgen maken” en “graag willen horen hoe het gaat”. “We zeggen altijd hulpverlening en nooit ggz”, vertelt de ggz-medewerker. “Anders denken mensen meteen: ik ben niet gek! We proberen zo laagdrempelig mogelijk te zijn en vooral vragen te stellen. We benaderen mensen open, want een melding komt niet altijd overeen met de daadwerkelijke situatie. Het komt weleens voor dat iemand ten onrechte als verward is bestempeld.” Ze noemen het voorbeeld van een man die in het Nederlands moeilijk uit zijn woorden kwam en daardoor onsamenhangend overkwam, maar die in werkelijkheid opgelicht bleek te worden.

Vandaag zijn er drie meldingen die aanleiding geven voor een huisbezoek. Bij het eerste adres tref ik een situatie die ik helemaal niet had verwacht. Een verzorgde vrouw laat ons binnen in haar beautysalon waar het naar bloemen ruikt. Zij had ons verwacht, want bij het vorige huisbezoek was ze bezig met een klant en is er een nieuwe afspraak gemaakt. De vrouw zegt dat ze blij is dat we er zijn en begint meteen te vertellen. Ze heeft een jaar geleden een auto-ongeluk gehad en dat heeft een grote impact op haar leven. Ze heeft lichamelijke klachten en kan minder werken. Dit geeft financiële stress, want ze heeft haar eigen zaak. Ze vertelt dat ze door de therapie die ze sinds het ongeluk volgt haar eigen grenzen beter aangeeft en hierdoor regelmatig in conflict komt met haar familie. Haar behoeften botsen met de verwachtingen van haar familie. Na een van de conflicten hebben familieleden een melding gedaan bij de politie. Na een uitgebreid gesprek wordt de vrouw doorverwezen naar het wijkteam, dat haar in eerste instantie zal helpen om weer grip te krijgen op haar veranderde financiële situatie.

Voor het volgende huisbezoek stoppen we voor een portiekwoning in een smalle straat. De melding gaat over een vrouw die bij haar buurman probeerde binnen te dringen om etenswaren uit zijn koelkast te halen. Als we aanbellen bij het portiek wordt niet gereageerd, maar we kunnen wel naar binnen. We beklimmen vier trappen en bellen aan bij de voordeur. De jonge vrouw over wie melding is gedaan doet nu open. Zij reageert fel dat ze niet blij is met dit bezoek en weigert ons binnen te laten. Ze zegt dat ze geen hulp nodig heeft en het onprettig vindt dat drie mensen onaangekondigd in haar trappenhuis staan, waarvan één zelfs bewapend is. De ggz-medewerker doet haar best om toch een gesprek op gang te brengen en langzaam ontspant de vrouw enigszins. Ze vertelt dat ze niet opnieuw een uitkering gaat aanvragen omdat dit veel te lang duurt en op zoek is naar werk. Ze is nog steeds erg boos op de buurman, die de melding heeft gedaan: “Hij heeft ervoor gezorgd dat ik mijn uitkering kwijt ben.” Omdat de vrouw blijft volhouden dat ze geen hulp nodig heeft, vertrekken we na een kort gesprek. Het zou de ggz-medewerker en operationeel brigadier niet verbazen als de naam van deze vrouw opnieuw in de meldingen opduikt.         

Het laatste huisbezoek levert niets op. We bellen aan bij een gezin waarover vermoedens bestaan van “eergerelateerd geweld”, maar de deur wordt niet opengedaan. Met name over een dochter maken politie en hulpverlening zich zorgen. De dochter zou een aantal keer naar een vriendin “gevlucht” zijn. Bij dit gezin zijn verschillende hulpverleners betrokken geweest, maar die krijgen op dit moment moeilijk contact. Daarom een huisbezoek. De operationeel brigadier kleppert met de brievenbus en kijkt er nog even door naar binnen. Onverrichter zake stappen we weer in de politieauto. 

Mensen weten hulp zelf niet te vinden

Op het bureau vertellen de ggz-medewerker en de operationeel brigadier me dat “95 procent” van de mensen positief reageert op een huisbezoek. Volgens de operationeel brigadier zijn mensen soms positief verrast dat de politie dit soort dingen doet en vinden ze het meestal “fijn om hun verhaal kwijt te kunnen”. De ggz-medewerker zegt dat de meeste mensen wel hulp willen, maar dit niet durven te vragen of het niet weten te vinden. De politiemensen die ik spreek bevestigen dit. Door mensen hulp aan te bieden, kunnen ze een verschil maken en daardoor veel “voldoening” halen uit het werk. De medewerker doelgroepen bij de politie vertelt over een casus die haar is bijgebleven: “Een oudere man leefde als een soort kluizenaar. Hij had jarenlang zijn huis niet schoongemaakt en toen we binnenkwamen was dat direct zichtbaar. Hij had een lange baard en overal hing spinrag tot aan de vloer. De man bleek hoogopgeleid en welbespraakt. Hij had vroeger alles, maar raakte door een overlijden in de knoop. Iedere dag ging hij de deur uit om boodschappen te doen, maar geen van de buren wist dat hij zo leefde. Nadat het cleanteam zijn woning grondig had schoongemaakt, zei hij: ‘je hebt mijn leven veranderd’.” 

Stereotype

De verhalen en vooral de huisbezoeken confronteren mij met een hardnekkig stereotype van personen met verward gedrag. Hoewel ik me heb ingelezen en weet dat de mensen en situaties in de politiemeldingen zeer divers zijn, komt bij mij direct het beeld op van een wat oudere man met een onverzorgd uiterlijk. Iemand die zich op straat opvallend gedraagt, door in zichzelf te praten of ergens tegenaan te schoppen en contact vermijdt. Het beeldmateriaal bij publicaties over mensen met ‘verward gedrag’ bevestigt dit stereotype regelmatig. Zo bevat de recente publicatie Overlast voorkomen in de wijk van Platform 31 voornamelijk foto’s van oudere, onverzorgd uitziende mannen.

Maar het stereotype is slechts een klein deel van het verhaal. E33-meldingen bij de politie gaan over uiteenlopende mensen en situaties, waarin sprake is van gedrag dat melders of politiemensen niet begrijpen. Mensen met psychiatrische stoornissen krijgen in de media en in de verhalen van politiemensen de meeste aandacht, maar slechts een deel van de meldingen gaat over deze groep. Mogelijk speelt het een rol dat verhalen over mensen met een stoornis het meest tot de verbeelding spreken, door de ongrijpbaarheid van wat er zich in hun hoofd afspeelt. Dit kan fascineren én voor angst zorgen. Mensen met dementie komen ook veel in de meldingen voor en roepen totaal andere associaties op. Mensen met een licht verstandelijke beperking zitten daar ergens tussenin. De twee vrouwen die ik tijdens de huisbezoeken trof staan ver af van het stereotype.

Zonder oordeel

Het verbaast me dat zoveel mensen positief reageren op een huisbezoek. Ik had meer weerstand verwacht. Wat zou ik zelf doen als er onaangekondigd een politie- en ggz-medewerker voor mijn deur staan? De openheid van de mensen heeft waarschijnlijk ook te maken met de manier waarop ze benaderd worden. De medewerkers van politie en ggz zijn empathisch en nemen mensen serieus. Binnen het Politie-GGZ programma is het mogelijk om de tijd voor mensen te nemen en rustig het gesprek aan te gaan. De politie registreert E33-meldingen en bestempelt mensen hiermee als ‘verward persoon’, maar doet binnen het programma vervolgens weer een stapje terug. De politiemensen die ik heb gesproken lijken eigenlijk uit te gaan van onbegrepen gedrag. Zij creëren ruimte om het oordeel ‘verward gedrag’ te heroverwegen en mensen te zien die mogelijk een hulpvraag hebben.

Bibliografie

  • Bij, Koen van der, Lisanne van Eeden, Susan van Klaveren, Chretien Mommers, Hanneke Nagtzaam (2018). Overlast voorkomen in de wijk. Den Haag: Platform 31.
  • Hoof, Frank van (2016). Waarom we moeten stoppen met de term ‘verwarde personen’. Online artikel: Trimbos-instituut.
  • Koekkoek, Bauke (2016). Verward in Nederland. Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen. Houten: Uitgeverij LannooCampus.
  • Kuiper, Martin (2019). Incidenten verwarde mensen verdubbeld. Amsterdam: NRC.
  • Kuppens, Jos, Anton van Wijk, Tom van Ham en Donald Jager (2016). Stijging meldingen verwarde personen in de regio Rotterdam. Een onderzoek naar onderbouwde verklaringen en wenselijke oplossingen. Arnhem: Bureau Beke.
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2016). Position paper ‘Verwarde Personen’. Online publicatie.
  • Planije, Michel en Frank van Hoof (2016). Factsheet ‘Verwarde personen’ of ‘mensen met een  acute zorgnood’? Utrecht: Trimbos-instituut.
  • Politie (2019). Aantal incidenten personen met verward gedrag blijft stijgen. Online artikel.
  • Witte, Rob en Mariska Jung (2018). Diversiteit aan de Maas. Rotterdam: IDEM Rotterdam.

Illustratie: Ez Silva/ www.ezsilva.com/