Misschien dat een enkel sultannetje of emirtje vanuit het treinraam een blik heeft geworpen op de haven en de Groote Kerk en heeft gedacht: wat een bliksems mooi stadje, maar de meeste potentaten zullen er geen moment bij hebben stilgestaan dat ze door Maassluis reden – zo’n wonderlijke, in zichzelf besloten gemeenschap. Zoveel eigenaardige, scheefgegroeide malloten bij elkaar, knorrig, gemelijk, gesloten naar vreemden toe, maar onderling vol grappen, gekkigheden en geintjes. En als zo’n sultannetje per ongeluk zou zijn uitgestapt, zouden ze hem vierkant in zijn gezicht hebben uitgelachen. Want de Maassluizer heeft lak aan gezag, zoals mijn vader altijd zei. Als er hier een nieuwe dominee kwam, begon die al na een halfjaar te bidden of ze hem ergens anders wilden beroepen.

Het beeld van een gesloten samenleving, zoals Maarten ’t Hart beschreef in zijn autobiografische roman Magdalena, bestaat niet alleen over Maassluis. Vele dorpen en buurten hebben eenzelfde predicaat. Soms bestaan zulke beelden ook over andere gemeenschappen, zoals een moslimgemeenschap of groepen mensen met een migratieachtergrond. In een ons-kent-ons-cultuur zou het wij-zij-denken overheersen. Taboes, angst en intolerantie tegenover ‘het vreemde’ zouden welig tieren. Deze beelden bestaan ook binnen Rotterdam, zo bleek uit de IDEM-Gebiedsbeelden uit 2016. Vooral Pernis, Rozenburg en Hoek van Holland werden aangemerkt als ‘gesloten gemeenschap’.

Op basis van gesprekken met in het gebied werkende professionals, wordt Hoek van Holland in het Gebiedsbeeld uit 2016 omschreven “als een dorpse samenleving die gekenmerkt wordt door een grote sociale samenhang, een actief verenigingsleven en een hoge mate van sociale controle” (p.2). “Dat betekent aan de ene kant dat bewoners elkaar kennen en elkaar ondersteunen. Aan de andere kant leidt het tot uitsluiting van nieuwkomers, zoals bewoners met een migratieachtergrond of mensen die vanuit Rotterdam of omliggende gemeenten in Hoek van Holland zijn komen wonen.” De veronderstelde geslotenheid heeft niet alleen gevolgen voor de wijze waarop nieuwkomers worden ontvangen. Het zou ook negatieve gevolgen hebben voor Hoekenaren zelf. Een fenomeen als eenzaamheid wordt bijvoorbeeld door die professionals (mede) verklaard vanuit de relatieve geslotenheid van de gemeenschap “door ‘groepjesvorming’ in het dorp, gesloten sociale structuren, met name bij ouderen, en resulterende uitsluiting” (p.16).

Hoe beleven mensen uit zo’n verondersteld gesloten gemeenschap dit soort beelden zelf? Hebben zij het idee dat ze een ‘gesloten gemeenschap’ vormen en hoe kijken zij naar de ‘buitenwereld’? Hebben ze last van dat beeld van geslotenheid? Om hier meer zicht in te krijgen is in mei van dit jaar met een achttal actieve burgers uit Hoek van Holland gesproken. Hun eerste reactie op dit predicaat van geslotenheid is vooral de vraag waar dat beeld vandaan komt, al herkennen ze zich wel in het beeld dat nieuwkomers of bezoekers zich moeten aanpassen aan Hoekse normen en waarden. “Wat ik herken is dat mensen in Hoek verwachten dat mensen die daar wonen of recreëren zich aanpassen aan de normale waarden en normen.” Echter, zij geven direct aan zich niet te herkennen in een begrip als ‘geslotenheid’. Zo wijst een bewoner erop dat “mensen die in bepaalde wijken wonen, die uit Rotterdam zijn gekomen, ander gedrag hebben. Ze vallen dan soms ook minder makkelijk in het pulletje van Hoek. Maar de vraag is of dat komt doordat er andere normen en waarden gelden. Ik denk dat er in Hoek geen rare normen en waarden gelden. En dat iedereen hier welkom is.”

Wat is een gemeenschap?

Een term als ‘gesloten gemeenschap’ roept ten eerste de vraag op wat een gemeenschap eigenlijk is. Feitelijk hebben we het hier over een groep mensen, op een of andere manier met elkaar verbonden. Dat kan zijn door de plek waar ze wonen of waar ze vandaan komen, door taal, door geschiedenis, gebruiken of tradities; eigenlijk door vele, uiteenlopende zaken. Soms wordt religie of herkomst – al gaat dat generaties terug – als definieerbare scheidslijn tussen gemeenschappen beschouwd. Afhankelijk van dominante scheidslijnen kun je tot meerdere gemeenschappen behoren. Ajax- en Feyenoord-supporters worden gezien als twee gescheiden ‘gemeenschappen’. Maar als ze naar een wedstrijd van het Nederlands elftal gaan vormen ze onderdeel van de ‘Oranje-gemeenschap’.

Mensen kunnen een groep waartoe ze menen te behoren zelf als gemeenschap zien, maar ‘buitenstaanders’ kunnen hen ook als zodanig definiëren. In de verbeelding van gemeenschappen (Anderson, 1983) speelt altijd de vraag wie er wel en wie er niet toe behoort. Deze verbeelde gemeenschappen worden vaak (impliciet) gepresenteerd alsof zij op zichzelf een homogene eenheid vormen. Die homogeniteit is veelal beeldvorming, want zodra binnen zo’n ‘eenheid’ langs andere scheidslijnen wordt gekeken blijkt vaak een grote diversiteit te bestaan.

Tijdens het gesprek in Hoek van Holland kwamen hiervan twee mooie voorbeelden naar voren over de muziekvereniging en de rugbyclub. Kijken we alleen naar woonplaats dan is er een onderscheid tussen leden die in Hoek van Holland wonen en leden uit omliggende gemeenten. Maar bij de muziekvereniging en bij de rugbyclub speelt de scheidslijn naar woonplaats niet zozeer een rol. Juist de passie voor muziek of rugby zorgt voor verbinding. Zo wordt het beeld van geslotenheid en intolerantie tegenover ‘het vreemde’ dat bestaat over Hoekenaren tenietgedaan. “Als mensen uit Westland of Delft mee komen spelen, zijn ze verrast over de openheid en hoe ze ontvangen worden. En dat men geaccepteerd wordt zoals men is.” Een ander vult aan: “Ik denk dat tegenstellingen bij jullie weinig uitmaken, omdat muziek de bindende factor is. Dan heb je een andere insteek.” Eenzelfde ervaring heeft men binnen de rugbyvereniging. “Rugby heeft sowieso zijn eigen cultuur. De rugbycultuur is al open.”

Gemeenschapsvorming

Om te achterhalen in welke mate Hoek van Holland een ‘gesloten gemeenschap’ is, is het van belang te bekijken wat mensen beweegt om een gemeenschap te vormen. Aarts et al. (2005) wijzen op drie drijfveren voor gemeenschapsvorming. Het is ten eerste een zoektocht van individuen om ‘ergens bij te horen’, die ook altijd gepaard gaat met het scheppen van afstand ten opzichte van anderen. Ten tweede wil de mens de eigen individuele identiteit verankeren in een bredere, omvattender, stabielere identiteit om zo onzekerheid te verkleinen en betekenis te geven aan het leven. Ten derde kan de bundeling van belangen en sociaal kapitaal bijdragen tot gemeenschapsvorming.

De wil of gevoelde noodzaak om zich duidelijk(er) te onderscheiden van de omgeving kan er in deze processen van gemeenschapsvorming aan bijdragen dat de ‘gemeenschap’ geslotener wordt. In extremis, zie je dit wel eens als een wijk of een gemeenschap volgens hen voor de zoveelste maal negatief in het nieuws komt door een incident. De rijen lijken zich dan te sluiten en bijvoorbeeld journalisten worden weggejaagd.

In deze processen van gemeenschapsvorming speelt ‘identiteit’ een belangrijke rol voor onderlinge verbondenheid. Aarts et al. onderscheiden hierbij een legitimerende identiteit, veelal van dominante maatschappelijke krachten (bijvoorbeeld vanuit instituties); een weerstandsidentiteit, met name onder groepen die zich achtergesteld of uitgesloten voelen door overheersers; en projectidentiteit, vooral gecreëerd door visionaire bewegingen die maatschappijverandering nastreven.

Aarts et al. geven aan dat gemeenschappen die gevormd zijn vanuit een dominante weerstandsidentiteit sterk(er) gesloten kunnen raken in relatie tot hun omgeving. Zij wijzen er daarbij nadrukkelijk op dat de vraag niet zozeer is of een gemeenschap open of gesloten is, want een harde grens is niet te geven. Een mate van geslotenheid – in de richting en beeldvorming van zichzelf en anderen – is volgens hen sowieso dynamisch. Het hangt sterk af van de dominante en/of gepercipieerde scheidslijnen tussen gemeenschappen – denk aan de rugby- en muziekvereniging. Wel is het zo dat ruimtelijke afstand tussen de gemeenschap en de omgeving een stimulerende of beperkende invloed kan hebben op gemeenschapsvorming en dienovereenkomstig op eventuele geslotenheid. Dit zou het beeld van de geslotenheid van Hoek van Holland kunnen verklaren.

Slechte naam

Het predicaat gesloten gemeenschappen heeft een negatieve bijklank. Impliciet worden allerlei kwaliteiten, oordelen en gedragingen opgehangen aan de verondersteld homogene gemeenschap. Vaak gaat het dan (impliciet) om kwaliteiten en oordelen die als negatief of problematisch worden beschouwd, zoals taboes, intolerantie tegenover ‘anderen’ en de onbereikbaarheid voor zorg-, welzijn- en hulpinstanties. Zo’n problematisering geldt onder andere ook in allerlei bespiegelingen over gemeenschappen van mensen met een specifieke religieuze of migratieachtergrond. De diversiteit binnen deze groepen, ook wat betreft hun migratieachtergrond of hun eventuele relatie met religie, wordt vervolgens niet meer gezien en in de beeldvorming worden zij als een homogene, gesloten gemeenschap gepresenteerd. In dit geval wordt de problematisering versterkt omdat die veronderstelde geslotenheid als een van de barrières wordt gezien voor hun integratie in en daarmee voor hun kansen en mogelijkheden binnen de mainstream samenleving.

Zo wijst Ellian (2018) erop dat de ‘open samenleving’ staat voor democratie en wordt deze neergezet tegenover de gesloten, tribale en zelfs tirannieke gemeenschap, waarin mogelijk fundamentele vrijheden van godsdienst, meningsuiting en democratie worden aangetast. Bervoets en Bruinsma (2017) wijzen erop dat in een relatief gesloten gemeenschap (in hechte dorpen of stadsbuurten) “en daarmee samenhangend teveel aan informele sociale controle een voedingsbodem kan zijn voor misdaad en ongepast gedrag. (…) De wijze waarop de informele sociale controle en wederzijdse afhankelijkheid werken in dat soort groepen, maakt immers dat mensen elkaar lang niet altijd aanspreken op afwijkend gedrag en er liever over zwijgen” (p.33).

Hoe zit het in Hoek van Holland?

Uit de gesprekken met professionals in 2016 voor het Gebiedsbeeld komt een geproblematiseerd beeld naar voren met verwijzing naar de veronderstelde geslotenheid van de Hoekse gemeenschap. Zo wordt gesproken over Hoek van Holland met een hoge mate van sociale controle, intolerantie tegenover of zelfs uitsluiten van nieuwkomers, maar bijvoorbeeld ook dat mensen moeilijk bereikbaar zijn voor instanties, zoals hulpverlening. De eerste reactie van de actieve burgers in Hoek in mei 2019 – “Waar komt dat gesloten beeld vandaan? Wie zegt dat?” – laat zien dat het predicaat ‘gesloten gemeenschap’ ook voor hen een negatieve connotatie heeft. De verrassing van muziekverenigingsleden uit het Westland en Delft over de wijze van openheid van en ontvangst door Hoekse leden laat ook zien dat zij eerst meer geslotenheid verwacht hadden.

De gesprekspartners zijn het over een ding nadrukkelijk eens: de veronderstelde geslotenheid van de Hoekse gemeenschap is niet aan de orde. Zij spreken veeleer over Hoek van Holland als een dorpsgemeenschap. Dit is een veel meer waardevrij predicaat en verwijst vooral naar feiten, zoals de bevolkingsomvang (10.000 inwoners) en de geografische ligging van Hoek van Holland. Natuurlijk kent Hoek van Holland zowel een ruimtelijk, als geografisch als cultureel verschil met (de rest van) het 30 kilometer verderop gelegen Rotterdam (nog afgezien van het feit dat er tussen Hoek van Holland en stad Rotterdam drie andere gemeenten liggen). Aan deze verschillen worden echter niet bij voorbaat (waarde-)oordelen verbonden door Hoekers zelf.

Afstand met Rotterdam: cultureel en identiteit

Het gesprek met de actieve burgers richt zich sterk op de relatie met Rotterdam, waarbij de afstand tussen beide nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld: in kilometers, qua bevolkingsomvang, maar – misschien nog wel belangrijker – gevoelsmatig en functioneel. Vooral de relatie met het stadhuis wordt vaak aangehaald in het gesprek: de cultuur is anders. “Ik heb weleens horen vertellen dat een ambtenaar in Rotterdam niet eens weet dat Hoek bij Rotterdam hoort”, aldus een van de actieve burgers. De uitspraak wordt door andere gesprekspartners onderstreept. “In de stad is de zelfredzaamheid vaak minder dan in een dorpsomgeving. In Hoek heb ik het gevoel dat er een stuk zelfredzaamheid is: je kent mekaar en je helpt mekaar. Een servicegerichte houding van de overheid is in de stad heel logisch, want mensen verwachten dat de overheid alles voor ze doet. Terwijl hier de verwachting ten aanzien van de overheid is: ‘Ik weet wat ik kom doen, dus val me niet lastig.’” Een ander stelt dat hij meer denkt in kracht. “De positieve kant van het feit dat je dorps met elkaar omgaat, is dat je elkaar gaat vinden. Ook als er gedoe is, durf je elkaar nog aan te spreken. Ik zie dat meer als kracht dan als kwetsbaarheid.”

Rotterdamse aandacht voor Hoek van Holland wordt als gering ingeschat. Een van de gesprekspartners wijst erop dat in een grootstedelijke aanpak cijfers heel belangrijk zijn. Grote getallen maken voorzieningen en middelen mogelijk. Voor Hoek van Holland zijn de getallen relatief klein. “Terwijl je hier op een gegeven moment verder moet kijken dan het getal. Je moet kijken: Wat is gemeenschappelijk? Wat is het gemeenschappelijk belang dat je dient? Ook kun je in de stad Rotterdam voor een voorziening nog weleens iets verderop terecht. Maar voor Hoek betekent dit meteen 30 kilometer verderop.”

Juist door die afstand tot voorzieningen bestaat onder de gesprekspartners de angst dat groepen binnen de Hoekse samenleving – al dan niet langzaam – uit de gemeenschap vertrekken. “Het risico is dat, als er voor de jeugd heel veel dingen niet aanwezig zijn, je ze vanaf twaalf jaar kwijt bent.” Een ander vult aan: “Mensen met een beperking vallen overal buiten. Die zie je niet in Hoek, want die vallen eigenlijk allemaal buiten de gewone sportverenigingen, buiten de reguliere patronen. Ze zijn er wel, maar de voorzieningen zijn niet aanwezig. Dat is echt iets dat aandacht moet hebben.”

De verhalen van enkele gesprekspartners laten zien hoe moeilijk het in hun beleving is om in de stad iets voor elkaar te krijgen voor Hoek van Holland. “Als je bijvoorbeeld naar de hulpverlening kijkt, dan heeft de centrale overheid gezegd dat we dat op gemeentelijk niveau gaan regelen. Maar nou regelen ze het in Rotterdam. Dat is 30 kilometer weg. Een soort deelgemeente weet veel beter wat in het dorp speelt dan Rotterdam. Dat is hen niet kwalijk te nemen, want ze wonen 30 kilometer verderop. Maar het is wel jammer dat die beslissingsbevoegdheid, die op bepaalde gebieden de deelgemeente vroeger had, nu weg is.”

Bovendien sluit de regelgeving van bestuurders in Rotterdam of Den Haag lang niet altijd aan op een dorpse gemeenschap. Zo is privacywetgeving een sta in de weg voor de signaleringsfunctie die vroeger onderdeel was van het verenigingsleven. De gesprekspartners zijn erg geschrokken van signalen dat jonge kinderen als mantelzorger functioneren. In het verleden werd over signalen van zulke problemen onder jongere leden met instellingen gecommuniceerd. “De nieuwe privacywetgeving blokkeert nu allemaal communicatie- en verbindingslijnen die je vroeger wel had. In een dorpsgemeenschap was je gewend dingen met elkaar te delen, ook vanuit verenigingen. Dat mag niet meer. Wij hebben zicht op sommige probleemkinderen, maar kunnen er niks meer mee.”

Wie waarneemt bepaalt?

De Engelse taal kent de uitdrukking “beauty is in the eye of the beholder”. Dit betekent dat schoonheid een subjectieve, persoonlijke beleving is en meer zegt over de waarnemer dan hetgeen als schoonheid wordt gezien. Dit geldt op individueel niveau, maar kan zeker ook op een collectiever niveau gelden – dat van een organisatie, een sector. Het kan zelfs een dominant maatschappelijk predicaat zijn. In relatie tot de ‘gesloten gemeenschap’ zou hetzelfde principe van toepassing kunnen zijn. Zegt het gebruik van deze term – met allerlei impliciete oordelen en kwalificaties – niet op zijn minst veel over de gebruiker(s) van dat predicaat? Zo kan Hoek van Holland het predicaat ‘gesloten’ krijgen van buitenstaanders, waaronder ook menig professional of ambtenaar. Andersom kan ‘het stadhuis’ – als bestuurlijk, ambtelijk apparaat – op zichzelf door Hoekenaren als ‘gesloten gemeenschap’ worden beschouwd.

Een van de gesprekspartners uit Hoek van Holland stelt dat burgemeester Aboutaleb weleens heeft gezegd te betwijfelen of Hoekenaren zich voldoende op het stadhuis laten zien als ze een probleem hebben. “Dat hoort ook bij dat dorpse. Je lost je eigen dingen op, in je eigen gemeenschap. Dus ik vraag me af of ze op het stadhuis weleens hoofd- of buikpijn hebben van die gemeenschap. In die zin denk ik dat de bal voor een deel in Hoek zelf ligt om op het stadhuis zicht- en hoorbaar te zijn.”

Voor welzijn en hulpverlening geldt mogelijk eveneens dat het principe “in the eye of the beholder” geldt als het gaat om de geslotenheid van de Hoekse samenleving. Onderzoek naar ‘moeilijk bereikbare jongeren’ liet zien dat die jongeren best goed bereikbaar waren voor de onderzoekers (FORUM, 2008). De vraag wordt dan opgeworpen wie moeilijk bereikbaar waren? De jongere of de instantie? Mogelijk vereist welzijnswerk en hulpverlening in Hoek van Holland een andere aanpak, maar ook een andere uitstraling en bedrijfscultuur (lees: belevingsgericht en cultuursensitief werken).

Benadering op maat

In het gesprek wordt de wijze waarop aangeboden hulp kan botsen met de verwachting genoemd. “Neem als voorbeeld de stadswinkel hier”, vertelt een van de gesprekspartners. “Was er zelf nog nooit geweest, maar hoorde alleen dat mensen zeiden: ‘Nou, als dat laagdrempelig is?!’ Toen ging ik erheen en bleek dat inderdaad waar te zijn. Je komt binnen en een man, in mijn beleving iemand van de bewaking, vraagt me wat ik kom doen. Dus ik zeg dat ik een nummertje kom trekken. Ik maak zelf wel uit waarvoor. Die man hoeft toch niet te weten waar ik voor kom? Dus als iemand anders dat meemaakt, denkt die meteen: ‘Daar ga ik niet naartoe’.”

Natuurlijk bestaan er verschillen tussen de dorpse Hoekse en stadse Rotterdamse omvang, inwoneraantallen, bevolkingssamenstelling, culturen en gewoonten, die versterkt worden door de geografisch ligging en afstand. Door de dorpse samenleving van Hoek van Holland het predicaat ‘gesloten’ te geven, worden die verschillen niet beslecht, maar eerder versterkt en van impliciete waardeoordelen en kwalificaties voorzien. Het gevaar van een selffulfilling prophecy ligt dan op de loer: juist door die (impliciete en expliciete) problematisering van de veronderstelde geslotenheid en door mensen uit (en belangen van) die ‘gemeenschap’ als zodanig te benaderen, neemt het risico op daadwerkelijke geslotenheid van een gemeenschap toe.

Een alternatieve strategie is om de verschillen en de ruimtelijke en culturele afstand als werkelijkheid te accepteren. Belevingsgericht en cultuursensitief werken zou hierbij een geschikte aanpak zijn. Dit begint ermee door nadrukkelijk uit te zoeken op welke wijze contact, vertrouwen, bekendheid en bereikbaarheid worden gecreëerd binnen (delen van) de Hoekse gemeenschap. Het aanbod wordt vervolgens specifiek gericht en op de Hoekse maat toegesneden. De Hoekse ‘gemeenschap’ kan dan mogelijkheden en faciliteiten worden gegeven om (meer) ‘zijn eigen boontjes te doppen’, zodat voorzieningen op maat beter mogelijk zijn. Ook als dit betekent dat deze voorzieningen dichterbij de directe woonomgeving van Hoek van Holland – in samenwerking met buurgemeenten – geïnitieerd en gerealiseerd moeten worden in plaats van te verwachten dat Hoekenaren 30 kilometer verderop van voorzieningen gebruik (gaan) maken. Dit draagt tegelijk bij aan vermindering van een in Hoek van Holland aanwezige en mogelijk zelfs groeiende weerstandsidentiteit.

Gebruikte literatuur

  • Aarts, N., R. During, J. Eshuis & R. van Dam (2005) Closed communities. Een verkennend onderzoek naar geslotenheid van gemeenschappen in Nederland, Wageningen: Wageningen Universiteit en Researchcentra.
  • Anderson, B. (1983/2003) Imagined Communities, Londen: Verso
  • Bervoets, E. & M. Bruinsma (2017) Opsporing in dorpen en stadsbuurten met een gesloten leefgemeenschap, Den Haag: SDU.
  • Ellian, A. (2018) De open samenleving en haar gesloten gemeenschappen, Leiden: Universiteit Leiden
  • FORUM (2008) Jongeren doen mee… ook de moeilijk bereikbare. Handleiding voor jeugdparticipatie, Utrecht: FORUM.
  • IDEM (2016) Gebiedsbeeld Hoek van Holland. Signalen over integratie, discriminatie, v/m-emancipatie en lhbt-emancipatie uit Hoek van Holland, Rotterdam: IDEM

Illustratie: Ez Silva / www.ezsilva.com

U kunt dit artikel ook beluisteren: