De weg van nieuwkomers 23+ naar onderwijs en werk, is de titel van de miniconferentie van het LeerWerkLoket, die 1 november werd gehouden in het Bibliotheektheater Rotterdam. Hierbij ging het over de vraag hoe nieuwkomers in de stad, met name mensen met een vluchtelingenachtergrond, hun plaats vinden in de samenleving. Maarten Rensen bezocht de miniconferentie en vertel voor IDEM Rotterdam over zijn bevindingen. In de jaren ’90 was Maarten Rensen vanuit de gemeente Rotterdam beleidsmatig betrokken bij de vluchtelingenproblematiek.

Wat is het LeerWerkLoket?

Het LeerWerkLoket is een samenwerkingsverband van de gemeente Rotterdam, de ROC’s Zadkine en Albeda College, het Werkgeversservicepunt Rijnmond, het UWV en de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB). Het loket, dat wordt gefinancierd door de samenwerkingspartners en het ministerie van SZW, is uitvoerder van het programma Leren en Werken van SZW. Doel van het LeerWerkLoket is het bevorderen van werkend leren, loopbaanadvies, validering en erkenning van competenties en laaggeletterdheid.

Doel van de bijeenkomt

Deze bijeenkomst was met name gericht op mensen die beroepshalve betrokken zijn bij het onderwerp van dienstverlening op dit gebied aan vluchtelingen: mensen uit het onderwijs, dienstverleners, trajectbegeleiders, mensen betrokken bij de arbeidsbemiddeling en -toeleiding, het bedrijfsleven.

De opbrengst

Het bibliotheektheater zat vol, de inleidingen werden met aandacht gevolgd en tijdens de nabespreking zijn meerdere afspraken gemaakt tussen de verschillende partijen die actief en concreet activiteiten ontwikkelen met en ten behoeve van vluchtelingen.

Verandering van tijdperken

Jan Rotmans is hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit. Hij opende de middag met een aantal prikkelende stellingen: we zitten niet in een tijdperk van snelle veranderingen. Nee, er is sprake van een verandering van tijdperken. Te vergelijken met de industriële revolutie. Digitalisering en robotisering zullen net zoveel impact hebben op de samenleving. En dat raakt ook de positie van de nieuwkomer.

Wat betreft de vluchtelingenproblematiek: momenteel zijn er wereldwijd ca. 60 miljoen mensen op drift. Door oorlog en geweld maar ook door natuurrampen, leefbaarheidsproblemen en klimaatverandering. Niet uitgesloten moet worden dat dit aantal de komende decennia oploopt naar 200 miljoen. Die komen niet allemaal naar Europa, maar toch… De nieuwe samenleving kan hier een antwoord op vinden.

De grootschalige productie en consumptie loopt op zijn einde. Verwacht wordt een beweging van onderop: coöperaties met kleinschalige productie en consumptie. In de nieuwe maakindustrie is iedereen zijn eigen producent en consument. Binnen de regio Rijmond Den Haag, de zogenaamde Metropoolregio, wordt nog onvoldoende gebruik gemaakt van aanwezig potentieel. Vluchtelingen zouden hier met hun motivatie, ondernemerschap en diversiteit een onmisbare bijdrage kunnen leveren.

Ambities

Luc Verburg, voorzitter van het college van bestuur van ROC Zadkine, geeft een exposé van de inspanningen vanuit het beroepsonderwijs om een optimale aansluiting te vinden tussen de wensen van de arbeidsmarkt en de ambities van leerlingen. Wat betreft de doelgroep vluchtelingen gaat het daarbij onder meer om het taalniveau, maar ook om de aansluiting met wat ze aan bagage meenemen uit het land van herkomst. Dilemma daarbij is vaak de regelgeving, maar ook beperkende doelstellingen: moeten wij nu iedereen vragen zich te richten op technische beroepen of krijgen mensen ook de kans hun passie te volgen? Een aardige illustratie daarvan was het intermezzo van een aantal studenten van de dansacademie van Albeda: deze leerlingen volgen hun passie en weten (en worden ook opgeleid) dat zij in hun werkzame bestaan van deelopdracht naar deelopdracht zullen moeten werken.

Wat kunnen nieuwkomers wel

Ron Crone is transitiemanager bij Vluchtelingenwerk Nederland. Vluchtelingenwerk houdt zich in samenwerking met het COA bezig met de eerste opvang van asielzoekers, maar ook met de maatschappelijke begeleiding van erkende vluchtelingen (statushouders) die zich in Rotterdam en de regio vestigen. Men probeert hierin een regierol te vervullen. Vluchtelingenwerk werkt met professionals en vrijwilligers. In opdracht van de gemeente Rotterdam biedt men tweejarige trajecten van maatschappelijke begeleiding aan, gericht op een zelfstandig bestaan. Uitgangspunt daarbij is: “wat kun je wel” en niet welke tekortkomingen iemand heeft. De begeleiding van Vluchtelingenwerk heeft betrekking op taal maar ook op de participatieverklaring en gericht op werk, een zelfstandig bestaan (regie over je eigen leven).

Talentgesprek

Dirco Dekker, manager social development bij de Manpowergroep illustreert de praktijk: men voert bij Manpower een traject uit met 90 vluchtelingen. Inmiddels zijn 47 assessments afgenomen met als resultaat: 34 mensen worden toegeleid naar opleiding en werk, 4 worden direct gekoppeld aan werk, 6 personen hebben een extra traject nodig in verband met analfabetisme, een deelnemer is doorgeleid naar een zorgtraject.

Trajecten worden parallel geschakeld, dus niet eerst taal, dan opleiding en dan werk. Dat duurt te lang en is demotiverend voor de vluchteling: direct aan de slag met een talentgespek, wat wil je, wat kun je. En op basis daarvan aan de slag.

Discussie met de zaal

In de korte tijd die nog over was werden de nodige kritische kanttekeningen geplaatst: Het aantal uren dat beschikbaar is, is veruit onvoldoende om het taalniveau van nieuwkomers op een zodanig niveau te brengen dat een zelfstandige beroepsbeoefening mogelijk is. Het leidt op tot een veel te basaal niveau. De sprekers ondersteunen deze stelling maar stellen wel dat de aandacht voor taal is toegenomen. Zo is nu al in de eerste opvang bij het COA aandacht voor taalverwerving. Verder zijn de betrokken instellingen wat dit aspect betreft slechts uitvoerder van het door de rijksoverheid uitgedachte beleid.

Opvallend is nog steeds de enorme hoeveelheid instituties die betrokken zijn bij de opvang van vluchtelingen. Al die instituties hebben hun eigen regeltjes en richtlijnen waarmee gewerkt moet worden (Jan Rotmans: regelgeving als “gestold wantrouwen”).

Ook de regelgeving van het beroepsonderwijs wordt als beperkend gezien: zo is het veelal niet mogelijk met waardering van competenties en een aantal losse modules een volledig diploma te verstrekken. Dit terwijl hier zowel van de kant van werkgevers als van de kant van de vluchtelingen behoefte aan blijkt te bestaan. Hier wordt aan gewerkt maar men is er door de traagheid van de formele procedures nog steeds niet toe in staat.

En natuurlijk de vraag: waarom zijn vluchtelingen zelf niet betrokken bij de discussie? Met daarbij de kanttekening dat onder de aanwezigen meerdere mensen aanwezig waren met een achtergrond van eerdere “vluchtelingengolven”.

Persoonlijke noot

In de jaren ’90, was ik beleidsmatig betrokken bij het vluchtelingenvraagstuk. Toen ik het afgelopen jaar de televisiebeelden zag van vluchtelingen op wegen op zoek naar een slaapplaats, de zoektocht van COA en gemeenten naar opvangmogelijkheden en het verzet daartegen, had ik toch een déjà vu-gevoel. Want laten we wel wezen, de instroom van asielzoekers was hoog in het afgelopen jaar maar zeker niet hoger dan in de jaren ’90 tijdens de oorlogen in het voormalig Joegoslavië. Was er dan niets geleerd uit die periode, was heel de opgebouwde infrastructuur verdwenen, was alle kennis weggelekt?

Toch moet ik constateren dat er op onderdelen lessen geleerd zijn. In het verleden was er een rigide scheiding tussen de asielzoeker en de statushouder. Het was de asielzoeker niet toegestaan te werken, zelfs vrijwilligerswerk was niet toegestaan. Toestemming geven te gaan werken zou de verwachting kunnen wekken dat de vluchteling mag blijven en dat is voor een asielzoeker uiteraard (nog) niet aan de orde. Om diezelfde reden was het leren van Nederlands gedurende de asielperiode niet aan de orde. Natuurlijk werd de soep niet zo heet gegeten: er waren vrijwilligers in de omgeving die niet gebonden waren aan de starre regelgeving van de overheid.

Maar in het algemeen was de lijn: eerst (al dan niet langdurig) wachten op de erkenning als vluchteling. Vervolgens wachten op huisvesting in een of andere gemeente. Pas daarna begon het integratietraject met taalcursussen. En pas daarna werd bezien wat de mogelijkheden waren van werk.

Zoals blijkt uit de weergave van de inleidingen hierboven wordt er op dit moment nadrukkelijker geprobeerd activiteiten parallel te ontwikkelen: dus zo snel mogelijk onderzoeken wat de vaardigheden van de vluchteling zijn, wat hij of zij kan. Zo snel mogelijk beginnen met taalonderricht. Bij het zoeken naar huisvesting rekening houden met de arbeidsmarkt.

Kortom, geen reden voor een gevoel van “we hebben niets geleerd van het verleden”. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles vlekkeloos verloopt. Natuurlijk kan het sneller, natuurlijk kan het beter. Natuurlijk schiet de regelgeving op onderdelen tekort en loopt de politiek achter de feiten aan. De hoge in-, door- en uitstroom zorgt voor logistieke problemen. Het parallel schakelen van opvang en huisvesting, taal en onderwijs, maatschappelijke participatie en werk leidt tot coördinatieproblemen tussen de instituties, zoals ook gesignaleerd in de discussie met de zaal.

Maar dan zijn er altijd nog de vrijwilligers die zich niet hoeven te houden aan de stroperige relaties tussen regelgeving en de samenwerkingsrelaties van door de overheid aangestuurde instituties. Voor de vluchteling maakt het niet uit of het gevoel van welkom zijn afkomstig is van een vrijwilliger of van een formele instelling: het is en blijft mensenwerk.