Mensenrechten staan aan de basis van de maatregelen die getroffen zijn door de overheid om de coronacrisis aan te pakken. De overheid is namelijk verplicht om te zorgen voor een zo goed mogelijke gezondheid van iedereen en heeft hierdoor de mogelijkheden om vergaande maatregelen te nemen om de verspreiding van een besmettelijke ziekte te voorkomen, ook als dit betekent dat andere mensenrechten ingeperkt worden, zoals onze vrijheid en het recht om samen te komen. De Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten Michelle Bachelet riep landen op 6 maart 2020 op om bij de ingezette maatregelen tegen het coronavirus ook te letten op mensenrechten en de mogelijke impact van maatregelen op het leven van mensen. Dit betekent dat mensen in kwetsbare en verwaarloosde posities, zowel medisch als economisch, met de grootste zorg moeten worden beschermd. Hoe staat het met mensenrechten in Nederland en de bescherming van mensen in kwetsbare posities? Welke zorgen leven er?
Zo zijn er sinds de uitbraak van het coronavirus in China vele incidenten in Nederland gemeld waarbij mensen met een Aziatisch uiterlijk racistisch zijn bejegend. Daarnaast bleek de positie van nieuwe vluchtelingen in Nederland een heikel punt: in eerste instantie werden de deuren gesloten, maar nu blijkt er toch noodonderdak te zijn. En wat te denken van gezinnen waar huiselijk geweld speelt, die nu nog kwetsbaarder zijn als gezinsleden bijna niet de deur uit kunnen?
Kortom, er zijn verschillende kwetsbare groepen die door de uitbraak van het coronavirus nog kwetsbaarder zijn. Hoe staat het met hun mensenrechten in deze tijden van crisis? Op www.radar.nl vind je een overzicht van deze groepen, hun kwetsbaarheden en wat gedaan kan en moet worden om mensenrechten te eren.
Bij het nachtleven hoort dansen, drinken en scharrelen. Maar helaas kunnen er ook vervelende situaties ontstaan. In je billen geknepen worden, uitgemaakt worden voor hoer en avances van collega’s en leidinggevenden: vrouwen maken het regelmatig mee op de werkvloer van nachthoreca. Waarom gebeurt dit en wat kunnen we eraan doen? IDEM-onderzoeker Arwen Hoogenbosch en socioloog Iris Rosendaal zochten het uit en gingen in gesprek met verschillende mensen die werkzaam zijn in de nachthoreca van een van de meest bezochte uitgaansgebieden in Nederland: het centrum van Rotterdam.
Auteurs: Arwen Hoogenbosch en Iris Rosendaal | Illustratie: Ez Silva
“Toen ik
laatst twee dronken mannen weggestuurde, keek een van die mannen van mijn
gezicht naar beneden en schreeuwde wankelend uit: ‘nice titties!’ Het
kan ook fysiek; dan zit er iemand net iets te lang aan je of gaat met zijn hand
langs je billen.” Het voorbeeld laat zien hoe je je als vrouw staande moet
kunnen houden wanneer je in een bar, club of café in het centrum van Rotterdam
werkt.
Het voorbeeld
staat niet op zichzelf. Uit onderzoek blijkt dat de horecabranche van alle
branches het op een na hoogst scoort op seksueel grensoverschrijdend gedrag
tegen medewerkers door klanten, collega’s en leidinggevenden.[i]
Zo ervaart volgens FNV Horeca 49% van de horecawerknemers seksueel grensoverschrijdend
gedrag op de werkvloer, dat zich vooral uitte in vorm van seksueel getinte
grapjes, seksistische opmerkingen en seksueel getinte opmerkingen over het
lichaam of uiterlijk, maar ook in ongewenste aanrakingen, en zelfs
verkrachtingen.[ii] “Die
cijfers verbazen me niets”, zegt ex-bedrijfsleider Annemoon. “Ieder meisje dat
uitgaat of werkt in de horeca heeft het weleens meegemaakt of zien gebeuren.”
De aard
van het werk maakt het risico op grensoverschrijdend gedrag groter: een dienst
leveren in een omgeving met alcohol, nachtwerk en weinigpersoonlijke
ruimte. Ook op de dansvloer gaat het ontmoeten niet altijd vlekkeloos en
ervaren veel vrouwen seksueel grensoverschrijdend gedrag, zo concludeerde het
Risbo over de Rotterdamse uitgaansscene in 2018.[iii]
Om meer inzicht te krijgen in dit onderwerp hebben we individuele gesprekken met professionals
gevoerd en nader onderzocht hoe het gesteld is met de sociale veiligheid van
vrouwen op de werkvloer van de Rotterdamse nachthoreca. Waar komen de hoge
cijfers van seksueel grensoverschrijdend gedrag vandaan en wat kunnen we eraan
doen?
De ‘sexy serveerster’ als middel
Op de
vraag of ze weleens seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt
antwoordt Annemoon steevast: “Ja, helaas wel. Ik moet zeggen dat als er een
leuk groepje mannen is waar ik een beetje mee klik, dat ik een beetje flirty
doe en dan krijg ik meer fooi.Het zou kunnen dat dat een soort
groen licht geeft in hun brein, dat ze het persoonlijk opvatten, terwijl ik dat
met de volgende groep mannen ook doe.” Annemoon kijkt even bedenkelijk weg.
“Toch denk ik dat seksueel grensoverschrijdend gedrag los staat van mijn
geflirt. Vaak komt het namelijk totaal uit het niets. Soms zit iemand net iets
te lang aan je of gaat met zijn hand langs je billen. Het gebeurt! Maar dan zeg
ik: hé luister, daar is de deur en als je blijft bel ik de politie. Dat kan
namelijk.”
Werknemers
als Annemoon zetten hun seksualiteit wel eens in om meer fooi te krijgen. In
die zin is fooi een motief om een seksuele houding aan te nemen tegenover
klanten. Hoewel dit misschien niet de voornaamste reden is dat horeca zoveel
grensoverschrijdend gedrag kent, is het kenmerkend voor de context van de
horeca. Volgens historici is het ontstaan van horeca namelijk verweven met de
geschiedenis van sekswerk. Archiefdocumenten uit 1700 v. Chr. laten zien dat de
eerste Engelse tavernes en drinkhuizen tegelijkertijd bordelen waren, waar het
gebruikelijk was dat de serveerster de gasten mee naar boven nam aan het einde
van de avond.[iv],[v]
Dit beeld leeft nog steeds, alleen dan subtieler, beargumenteert socioloog Jane
Poulston. Zij stelt dat een barvrouw of serveerster nog steeds vaak impliciet
gezien wordt als iemand die er volledig voor de klant moet zijn, ook wanneer
een klant vraagt om een seksuele of emotionele gunst.[vi]
Maar hoe
zit het dan met nachtclubs? De nachtclubs zoals we ze nu kennen – donkere
ruimtes, een dj, harde muziek, spotlights en laserlampen – zijn een relatief
nieuw cultureel fenomeen. Het ontstaan van deze clubs loopt parallel met de
seksuele revolutie van de jaren zestig. Het werden ruimtes waar
gemarginaliseerde groepen zoals lhbtiq+ personen zich veilig konden uiten.
Nachtclubs waren in die zin een soort vrijhaven waar bepaalde culturen zich
tegen de verdrukkende status-quo en mainstream konden verzetten. Dit licht
geromantiseerde beeld van nachtclubs is echter aan het uitsterven en nachtclubs
zijn steeds meer plekken geworden die de heteronormatieve wereld op straat
weerspiegelen.
Bij veel
clubs herken je de eeuwenoude geschiedenis van horeca gelijk, meent serveerster
en ex-barvrouw Juliette: “Een vriendin van mij werkt bij zo’n club met
vip-tafels, waar ze vaak groepen mannen met veel geld bedient. Een keer zei een
van die mannen tegen haar: ‘Wanneer jij lekkere meiden naar onze tafel brengt,
krijg je fooi.’ Door de schaars geklede danseressen, zijn dat soort clubs echt
gemaakt voor mannen om naar vrouwen te kijken. Dan kwam ze met meiden en dan
gooide hij geld op de grond dat zij dan moest oprapen. Soms gaat ze met duizend
euro per avond aan fooi weg, maar daar hoort dan wel bij dat je strakke kleding
moet dragen, mensen je aanraken en moet blijven lachen.”
Seksueel grensoverschrijdend gedrag: een grijs gebied
Soms is
seksueel grensoverschrijdend gedrag lastig te vatten, omdat het in een grijs
gebied ligt. Het is onduidelijk wanneer bepaald gedrag legaal of illegaal is. Daarbij
zijn, volgens mede-eigenaar van club BIRD Nina, ervaringen subjectief: “Het ene
moment vinden vrouwen een toenadering van een man prettig, omdat ze hem
aantrekkelijk vinden. Het andere moment ervaren ze eenzelfde soort toenadering
door een voor hen onaantrekkelijke of foute man als onprettig. Soms heb ik er
moeite mee dat het laatste als seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt
geclassificeerd.”
Olivier,
eigenaar van Sfeerhoreca, benoemt “iemands eer aantasten” als de kern van
seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit komt in de buurt van de wettelijke
definitie van seksuele intimidatie als “enige vorm van verbaal, non-verbaal of
fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de
waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een
bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt
gecreëerd.”[vii]
Er is een
belangrijk verschil tussen respectvol flirten en seksuele intimidatie. Bij het
eerste luister je naar de signalen van de ander; alleen met instemming ga je
over tot de volgende stap. Bij intimidatie worden zonder toestemming grenzen
overschreden, terwijl deze duidelijk zouden moeten zijn: stilte is geen
instemming en nee is nee.
Het probleem is dat seksueel grensoverschrijdend gedrag
pas strafbaar wordt wanneer (dreiging van) fysiek geweld onderdeel is van het
incident. Hierdoor zijn er veel (niet-fysieke) vormen van seksuele intimidatie,
die strafrechtelijk (bijna) niet te vervolgen zijn.
Gelukkig komt hier verandering in. Minister van
Justitie F. Grapperhaus is kondigde in mei van dit jaar aan bezig te zijn met
een nieuwe wetgeving inzake
strafbaarstellingen van seks tegen de wil en seksuele intimidatie. In het
nieuwe wetsvoorstel worden naast fysieke ook verbale en non-verbale vormen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag strafbaar gesteld. Deze wetgeving heldert
de regels, normen en waarden omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag op,
waardoor veel gedragingen niet langer in een grijs gebied vallen.
Extreme
werkomgeving: drank en drugs
Typerend
voor (nacht)horecawerk is de voortdurende aanwezigheid van alcohol en drugs, de
na-borrels en de intense vriendschappen en liefdesrelaties tussen collega’s.
Daarbij beginnen veel werknemers al als tiener of in het begin van hun studententijd
met een horecabaan. Jonge werknemers zijn kwetsbaarder. Ze kennen mogelijk hun
persoonlijke grenzen minder goed en weten minder over gezond en veilig werken.
In die context kan gemakkelijk misbruik gemaakt worden van deze medewerkers.
Horecamedewerkster Juliette vertelt over haar vorige baan: “Er gebeurde van
alles onderling; iedereen ging met elkaar, affaires, seks… Er waren ook twee
veel oudere mannelijke leidinggevenden die ons, destijds zeventienjarige
meiden, hun ‘bar-babes’ noemden en zowel ons als de vrouwelijke
bezoekers non-stop versierden. Aan de ene kant vond ik dat op dat moment wel
interessant, maar aan de andere kant wist ik totaal niet wat ik ermee aan
moest, dus ging ik er maar in mee want ik wou mijn baan niet kwijt.”
Bovendien
is de werkcultuur over het algemeen precair: werknemers maken lange en
onregelmatige uren, verdienen lage lonen en hebben onzekere contracten en
inkomsten. Uit eerder onderzoek van Iris Rosendaal blijkt dat dit een van de
redenen is waarom veel horecamedewerkers geen verdere carrière zien in horeca
en daarom prioriteit geven aan plezier en vrienden maken.[viii]
Juliette beaamt dit: “Kijk, er is niemand in de horeca die echt zegt dat dit
het beste werk ooit is. Maar wat erbij komt kijken is wel heel leuk: genieten
van je werk, lekker eten en drinken, de gezelligheid. Daardoor zijn de relaties
die je met elkaar aangaat vaak minder professioneel, dat is wel echt kenmerkend
voor de horeca.”
Vanwege de
opvatting van horeca als niet-serieus, leuk en informeel werk, wuiven vrouwelijke
werknemers gemakkelijker seksuele overtredingen weg dan wanneer ze in meer
formele organisaties opereren. Inderdaad, volgens socioloog Rosalind Gill doen
vrouwen het beter in grotere, gestructureerde, stabielere organisaties in
vergelijking met kleine, onzekere en informele organisaties.[ix]
Dit suggereert dat het serieus nemen van een beroep – door bijvoorbeeld hogere
salarissen, reguliere uren en zekere contracten in te stellen – kan wijzen op
een oplossing voor de problemen in horecawerk omdat het een cultuur creëert
waarin vrouwelijke werknemers gelijk worden gewaardeerd.
Grenzen
vervagen
Niet
alleen wordt seksueel grensoverschrijdend gedrag vaak in een grijs gebied
geplaatst, maar ook staan uitgaansgelegenheden bekend om plaatsen waar
persoonlijke grenzen vervagen. “Horeca is de huiskamer van de samenleving”,
vertelt Marco, bestuurslid van branchevereniging Koninklijke Horeca Nederland
(KHN). “Het is een plek waar mensen vanuit alle hoeken samenkomen, drinken en
loltrappen.”
Nachtclubs
zijn al helemaal bijzondere plekken: je danst dicht op elkaar gedrukt in een
donkere ruimte, waardoor ieders persoonlijke ruimte kleiner wordt dan je gewend
bent. Bovendien is het nachtleven een goede plek om een spannende date te
hebben of een nieuwe lover op te duiken. Gepaard met alcohol en drugs ontstaat
daar een perfecte mix van factoren die grensoverschrijdend gedrag stimuleren,
meent Annemoon. “Ik denk dat het zoveel gebeurt omdat mensen alcohol of drugs
gebruiken in een sfeer die sowieso best flirty is: je gaat uit vanwege
een verlangen naar gezelligheid met vrienden, maar ook naar seks. Of dat nu met
een gast of een werknemer is, dat maakt dan niks meer uit.”
Volgens
Sophie Seawell, Safer Clubbing trainer en dj, vervagen de dagelijkse normen,
waarden en grenzen in de nachtcultuur. “We leven in een maatschappij waar de
meeste mensen van negen tot vijf werken. Uitgaan is dan ook een plek waar
mensen kunnen losbreken van dit stramien, lekker loslaten. Ik ben hier
geenszins op tegen. Sterker nog, ik vind dat het nachtleven heel belangrijk is
voor onze samenleving om deze reden. Het enige nadeel is echter dat ‘loslaten’
in combinatie met drank en drugs ervoor zorgt dat mensen die
grensoverschrijdend gedrag praktiseren minder accountable worden geacht,
terwijl ze dat natuurlijk wel zijn!”
Een
breder maatschappelijk probleem
“Uit
ervaring merk ik dat de mensen die in de nachtclub gemakkelijk over andermans
seksuele grenzen gaan, dit ook sneller in het dagelijks leven doen. Binnen onze
heteronormatieve maatschappij heerst het idee dat agressief gedrag romantisch
is: ‘meisjes plagen, kusjes vragen’, ‘Boys will be boys’, bekende
excuusjes die vaak gebruikt worden voor ongewenste aanrakingen in de club. Het
vertaalt naar het idee dat het normaal is om over de grenzen van vrouwen te
gaan en ze te ‘laten zien wat ze willen omdat ze dat zelf niet weten’. Die
sociale dynamiek speelt zich af in het dagelijks leven, maar in het nachtleven
zie je een soort intensivering daarvan”, vertelt Seawell tijdens ons gesprek.
In die zin dienen nachtclubs als een soort vergrootglas voor het seksisme dat
zich in het dagelijks leven afspeelt.
In een
blog op DJ Broadcast legt Seawell dit verder uit. “Clubs zijn een verlengstuk
van de ‘normale’ maatschappij die clubs juist buiten de deur proberen te
houden. En als onderdeel van de publieke ruimte heeft de club een geslacht:
mannelijk. Dat is de standaard. Uiteraard zijn niet alleen vrouwen slachtoffer:
ook mannen worden tijdens het uitgaan lastiggevallen. Maar over het algemeen
staat dit niet in relatie met [sic.] de hinder die vrouwen in publieke ruimtes
ondervinden.”[x]
De hinder
die vrouwen ervaren wordt versterkt door de diepgewortelde seksuele werkcultuur
van de nachthoreca. Een werkcultuur waarin persoonlijke grenzen snel vervagen
door de focus op een leuke tijd en de bevrediging van primaire behoeftes zoals
eten, drinken en sociaal contact. Een werkcultuur waarin klanten vaak
(seksuele) verwachtingen hebben van het personeel, door het populaire beeld van
de ‘sexy barman of -vrouw’. Een werkcultuur waarin seksuele toenaderingen
genormaliseerd zijn: wat ergens anders minder wordt getolereerd, wordt in de
horeca eerder geaccepteerd.
Terwijl
vrouwelijke werknemers aan de ene kant deze seksistische werkcultuur omarmen,
bijvoorbeeld door deel te nemen aan seksuele politiek door te flirten in ruil
voor meer geld (fooi), verzetten ze zich er ook tegen, bijvoorbeeld door het
heft in eigen hand te nemen, zelf te bepalen wat ze dragen en de politie te
bellen wanneer klanten te ver gaan. Wellicht mede veroorzaakt door de
#MeToo-beweging, lijkt dit verzet steeds groter te worden en is er een groeiend
bewustzijn van horecapersoneel ten aanzien van hun rol bij het voorkomen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Bewustzijn,
actie en visie
Sinds een jaartje hangen er in Rotterdamse
uitgaansgelegenheden campagneposters om bewustzijn te creëren van seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Een daarvan is ‘Ask for Angela’: een actie van
BNNVARA waarbij ‘Angela’ als codewoord dient om hulp te vragen aan het
barpersoneel. Stichting Rutgers heeft een gelijksoortige campagne, ‘Ben je
oké?’, waarmee het de bedoeling is dat seksueel grensoverschrijdend gedrag
eerder opgespeurd wordt door deze vraag te stellen. De campagne ‘Stop op
tijd. Wij schenken niet door’ is indirect gericht op het voorkomen van seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Nina legt uit: “Dronken
mensen zijn vervelend. Bovendien gaan ze gemakkelijker grenzen over. Vandaar
dat we op tijd moeten stoppen met het geven van alcohol.” Dit zijn allemaal relatief nieuwe acties
waarvan de resultaten nog onbekend zijn. Wat kunnen we nog meer doen om een nog
veiligere nachtclubcultuur te creëren?
Volgens
Ricardo Eshuis van Stichting Vakbekwaamheid Horeca (SVH) moet er niet alleen
meer onderzoek komen naar de oorzaken van de hoge cijfers van het seksueel
grensoverschrijdend gedrag, maar moeten er ook meer trainingen gevolgd worden
binnen de sector. “Het is vaak zo dat er binnen een horecabedrijf te weinig
mensen werken met een diploma. De totale opleidingsgraad is te laag. Op basis
van dit soort cijfers moeten bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen en meer
trainingen organiseren voor hun personeel. Er zijn genoeg trainingsbureaus en
het hoeft helemaal niet duur te zijn.”
Volgens
Annemoon is het erg belangrijk om het personeel goed in te lichten over de
mogelijkheden van bescherming in het bedrijf. “Wanneer ik iemand aanneem,
benoem ik seksueel grensoverschrijdend gedrag en vertel ik dat diegene meteen
naar mij kan komen als het fout gaat. Het is gewoon een feit: elk meisje dat
uitgaat of in de horeca werkt, maakt wel eens seksueel grensoverschrijdend
gedrag mee, of het nu bij jou is of als je ernaast staat. Daarom is het
belangrijk om bewustzijn hierover te creëren door het personeel goed te
instrueren.”
Olivier,
eigenaar Sfeerhoreca, houdt zich ook vooral bezig met het creëren van
bewustzijn. Bij de wekelijkse vergadering worden dan ook dit soort onderwerpen
besproken. Juliette is het daarmee eens en vindt dat er in Nederland meer
campagnes zoals ‘Ask for Angela’ mogen zijn. “Het is namelijk voor veel mensen
onduidelijk welke paden van beschermingen er zijn met betrekking tot seksueel
grensoverschrijdend gedrag.”
Volgens
Seawell is het belangrijk om als nachtclub het voortouw te nemen en duidelijk
te communiceren wat wel en niet kan. “Daarbij is het zeker belangrijk dat het
team onderling zich veilig voelt bij elkaar. Wanneer je als club goed voor je
personeel zorgt en uitdraagt dat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet oké
is, dan zal het ook minder gebeuren bij het publiek.”
Namens
Stichting Sexmatters helpt Seawell in de ontwikkeling van workshops in Safer
Clubbing: een training die zich richt op een veilige sfeer creëren voor zowel
het personeel als de bezoekers zonder geweld, discriminatie en seksisme. “Er
ligt vaak nadruk op de regels dat er geen wapens of drugs in de club mogen, of
dat je aan te dronken personen geen drank meer mag verkopen. Er ligt een minder
grote nadruk op seksueel grensoverschrijdend gedrag, waardoor bezoekers een
gevoel krijgen dat het ‘erbij hoort’. Clubs kunnen een grote rol spelen in het
duidelijk communiceren van normen en waarden: dit is niet normaal, je hebt
recht op een nacht zonder grensoverschrijdend gedrag en wij zijn er voor jouw
veiligheid.”
“Huisregels
zijn maar huisregels, it needs to be put in practice! Toen ik laatst bij de Gender Bending Queer Party bij de Perfomance Bar
was, werd ik bij de deur begroet door de organisatie en werden heel duidelijk
de regels uitgelegd: oké, dit is het soort feestje dat we vanavond hebben, dit
zijn onze regels, als er iets is kom dan naar ons toe. Zo goed!”, vertelt Seawell enthousiast. Voor haar
ligt de oplossing dan ook in het uitdragen van een visie als nachtclub. “Spreek
de intentie uit dat je het voor al je bezoekers comfortabel en veilig wil maken
en je bent al een heel eind.”
Ricardo:
“Het mes snijdt aan twee kanten. Aan de ene kant is het belangrijk dat
horecapersoneel leert hoe ze grensoverschrijdend gedrag kunnen signaleren en
afweren, om zo een veilige werksfeer te creëren. Aan de andere kant is er een
groter maatschappelijk bewustzijn nodig waardoor er minder agressors zijn.
Binnen de horeca kunnen we vooral werken aan het eerste, een veilige sfeer op
de werkvloer, waardoor we ook bijdragen aan een groter maatschappelijk
bewustzijn.”
Iris Rosendaal is zelfstandig onderzoeker en schrijver, gespecialiseerd in sociale en filosofische vraagstukken. In 2016 behaalde ze haar bachelor in Liberal Arts & Sciences aan de University College Roosevelt en in 2019 haar master in Sociologie. Haar onderzoeken centreren zich rond thema’s zoals gender, cultuur en zelfontplooiing. Naar aanleiding van haar masterthesis heeft zij de afgelopen drie maanden voor IDEM Rotterdam onderzoek gedaan voor dit artikel.
[iv] White, A., 1968. Palaces of the People: A Social
History of Commercial Hospitality. Rap and Whiting, London.
[v] Taylor, D., Bush, D., 1974. The Golden Age of British
Hotels. Northwood, London.
[vi] Poulston, J. (2008). Metamorphosis in hospitality: A
tradition of sexual harassment. International Journal of Hospitality
Management, 27(2), 232–240.
[vii] Het Burgerlijk Wetboek, (Artikel 7:646 lid 8 BW)
[viii] Rosendaal, I.M. (2019) Sexual Transgressions in Dutch
Hospitality: Organizational Culture, Structural Conditions & Modes of
Agency. Universiteit van Amsterdam.
[ix] Gill, R. (2014). Unspeakable Inequalities: Post
Feminism, Entrepreneurial Subjectivity, and the Repudiation of Sexism among
Cultural Workers. Social Politics: International Studies in Gender, State &
Society, 21(4), 509-528.
[x] Sophia Seawell, Seksuele Intimidatie: Eerder regel
dan uitzondering. DJ Broadcast https://www.djbroadcast.net/article/139898/seksuele-intimidatie-in-clubs-eerder-regel-dan-uitzondering
Voor je zwangere of net bevallen partner zijn er allerlei regelingen, waardoor al haar aandacht naar jullie kind kan gaan. Maar hoe zit het eigenlijk met de rechten van kersverse vaders of partners? Hoeveel vrije dagen mag de andere ouder precies opnemen? Welke typen zorgverlof zijn er allemaal? Jouw aanwezigheid als vader of partner heeft immers een belangrijke meerwaarde voor de band met je kind. Daarom zijn er ook voor jou formele mogelijkheden om je werk beter te laten aansluiten op je nieuwe zorgtaak, zoals deeltijdwerk of ouderschapsverlof.
Toch maken nog maar weinig vaders of partners gebruik van
dergelijke regelingen. Het is vanuit financieel oogpunt bijvoorbeeld niet
altijd mogelijk om minder te gaan werken. En, ook al is het 2019, het is nog
altijd niet de norm om als vader minder te gaan werken en zorgtaken te
vervullen als er kinderen komen. In veel organisaties is het niet sociaal
geaccepteerd om gebruik te maken van regelingen voor vaders of partners, soms
wordt het zelfs ontmoedigd of verboden.
Hoog tijd dus om op een rij te zetten wat je rechten als
partner precies zijn als je een kind krijgt. Misschien kan er wel meer dan je
denkt!
Geboorteverlof direct na de geboorte
Werkende vaders of partners hebben sinds 2019 recht op eenmaal
het aantal werkuren per week aan geboorteverlof.
Werk je bijvoorbeeld 5 dagen 7 uur per dag? Dan
krijg je 35 uur verlof.
Deze dagen kun je opnemen binnen 4 weken vanaf
de eerste dag na de bevalling. De dagen zijn naar eigen inzicht in deze 4 weken
op te nemen, dat kan dus direct of verspreid. De dag van de bevalling zelf valt
onder het calamiteitenverlof en is een persoonlijke omstandigheid waarvoor je
volledig wordt doorbetaald.
Het geboorteverlof mag niet worden geweigerd en
wordt in je loon doorbetaald door de werkgever. Het is bovendien aan je
werkgever om eventuele maatregelen te treffen in verband met de voortgang van
je werkzaamheden.
Bij de geboorte van een meerling heb je geen
recht op extra dagen geboorteverlof.
Aanvullend ouderschapsverlof direct na de geboorte
Tot 1 juli 2020 kan je als aanvulling op het geboorteverlof
van het aantal werkuren per week, drie dagen ouderschapsverlof opnemen. Deze
dagen mag je werkgever niet weigeren, maar zijn wel onbetaald, tenzij hierover andere
afspraken bestaan in de cao waarbinnen je werkt.
Aanvullend geboorteverlof
Vanaf 1 juli 2020 kan je als werknemer in loondienst
vijfmaal de wekelijkse arbeidsduur opnemen als aanvullend geboorteverlof.
Dit verlof moet opgenomen worden binnen zes maanden
na de geboorte van je kind.
Het aanvullend geboorteverlof is onbetaald, maar
gedurende dit verlof heb je wel recht op een uitkering van het UWV ter hoogte
van 70% van je (maximum) dagloon.
Je moet eerst het geboorteverlof opmaken,
voordat je aanvullend geboorteverlof kan opnemen.
Als werknemer bepaal je wanneer je de
aanvullende verlofdagen opneemt. Je werkgever mag de door jouw gewenste
spreiding alleen weigeren in het geval van een zwaarwegend bedrijfs- of
dienstbelang. In overleg met de werknemer kan het verlof dan anders
ingeroosterd worden. Echter, een ‘zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang’ wordt
door een rechter niet snel aangenomen. Een roostertechnisch probleem is in elk
geval geen zwaarwegende reden om de invulling van je verlof te weigeren.
Bij de geboorte van een meerling heb je geen
recht op extra dagen aanvullend geboorteverlof.
Ouderschapsverlof
Ouderschapsverlof is een wettelijke regeling
waardoor een ouder tijdelijk minder kan werken.
Ouderschapsverlof geldt per kind, dus bij een
tweeling heb je recht op twee keer het aantal verlofuren.
Per kind heeft een ouder recht op een maximum
van 26 keer het aantal uren dat een ouder per week werkt.
Je mag maximaal de helft van het aantal uren dat
je per week werkt opnemen als ouderschapsverlof. Werk je dus 36 uur, dan mag je
maximaal 18 uur ouderschapsverlof per week opnemen.
Deze uren zijn geldig tot het kind 8 jaar wordt.
Het is de bedoeling dat je de uren in een
aangesloten periode opneemt binnen 1 jaar. In overleg met je werkgever kun je
ook voor een andere invulling kiezen, bijvoorbeeld door het verlof over een
langere periode uit te smeren dan 12 maanden, door voltijds verlof op te nemen
of het verlof op te splitsen in zes delen. Bij deze laatste moet elke
verlofduur minstens een maand duren.
Ouderschapsverlof is in principe onbetaald.
Sommige werkgevers betalen wel het loon (gedeeltelijk) door, maar dit hangt af
van cao of van aanvullende arbeidsvoorwaarden.
Iedere ouder heeft afzonderlijk recht op
ouderschapsverlof.
Je werkgever mag je aanvraag voor
ouderschapsverlof niet weigeren. Wel mag een werkgever je tot 4 weken voordat
het verlof ingaat, vragen om een andere verdeling van je verlofuren. Als
werknemer moet je dit serieus overwegen.
Het ouderschapsverlof moet uiterlijk twee
maanden van tevoren schriftelijk gemeld worden. Dit verzoek omvat informatie
over de ingangsdatum van het verlof, de verdeling van het aantal uren, en de
periode waarover het gaat. Alleen in bijzondere omstandigheden kan je als
werknemer terugkomen op de gemaakte afspraken.
Tijdens ouderschapsverlof blijft je
arbeidsovereenkomst onveranderd in stand. Dat betekent dat je opbouw van
dienstjaren doorloopt. Over de verlofuren worden geen vakantierechten
opgebouwd.
Wanneer je langer dan 18 maanden verlof opneemt,
kan dat gevolgen hebben op de hoogte en duur van een eventuele toekomstige WW-
of WIA-uitkering.
Indien je van baan verandert gedurende het
ouderschapsverlof, moet je nieuwe werkgever verplicht de lopende afspraken
omtrent het ouderschapsverlof overnemen.
Indien je (langdurig) ziek wordt tijdens het
ouderschapsverlof, wordt je loon niet doorbetaald tijdens de verlofuren.
Ouderschapsverlof kun je wijzigen of intrekken
bij onvoorziene omstandigheden, zoals bij een scheiding of
arbeidsongeschiktheid van je partner. De werkgever mag het verzoek weigeren
wanneer hij/zij daar een goede, onderbouwde reden voor heeft.
Langzaamaankassa’s, vrijwilligers in de winkel en speciale
trainingen voor het personeel: Albert Heijn Hesseplaats is een van de eerste
supermarkten in Rotterdam waar dementievriendelijkheid onderdeel is van de
bedrijfscultuur. Hoe zorg je ervoor dat ouderen zich veilig en vertrouwd voelen
in je winkel? Hoe ga je om met mensen die vergeten te betalen? Nog voordat de
campagne Samen Dementievriendelijk het licht zag, begonnen ze ‘maar gewoon’.
Wat kunnen we leren van deze supermarkt die het voortouw nam in dementievriendelijke
service? IDEM-onderzoeker Arwen Hoogenbosch zocht het uit en ging in gesprek
met professionals en ervaringsdeskundigen in een van de meest vergrijsde
gebieden van Rotterdam: Prins Alexander.
‘Rollatorcity’ wordt Ommoord in de volksmond ook wel genoemd. Ommoord,
een buurt in het gebied Prins Alexander, is een van de sterkst vergrijsde
buurten van Rotterdam: nagenoeg één op de drie inwoners is 65 jaar of ouder. Een
van de plekken waar deze vergrijzing duidelijk zichtbaar is, is de Albert Heijn
op de Hesseplaats. Naast de vele rollators die tussen de extra brede rijen worden
voortgeduwd, komen bhv’ers regelmatig in actie vanwege een valpartij of iemand
die zich niet lekker voelt. Maar dat is niet het enige waar het personeel mee
te maken krijgt. Zo nu dan zijn er mensen die verward overkomen of ontremd
gedrag vertonen en bij wie vermoedelijk dementie een rol speelt. Mensen die bakjes
voorgesneden ananas oppeuzelen, de bloemen uit boeketten trekken of op zoek zijn
naar familieleden die in de winkel zouden werken. Taferelen als de pincode niet
meer weten of vergeten om boodschappen af te rekenen, laten zien dat de
supermarkt bij uitstek een plek is waar dementie zichtbaar wordt. Genoeg
redenen voor de toenmalige Albert Heijn-manager om Emile van der Steen,
destijds werkzaam bij welzijnsorganisatie DOCK, bestuurslid bij Stichting
Alzheimer Rotterdam en ervaringsdeskundige, zo’n drie jaar geleden in te schakelen
om een training aan het personeel te geven. Samen met een trainingsacteur
speelden Albert Heijn-medewerkers diverse situaties na, waarbij ze leerden omgaan
met mensen met dementie. De kern van de training is goed kijken en creatief
omgaan met de situatie. Een voorbeeld: geef een servetje aan mensen die in de
winkel hun boodschappen opeten en zeg tegen hen dat er nog wat kruimels in hun
mondhoek zitten. Op deze manier krijgen mensen de boodschap dat ze klaar zijn
met eten, zonder dat het een strijd wordt. Ook niet onbelangrijk: geef een
seintje aan de kassa zodat de opgegeten etenswaren nog worden afgerekend.
Er volgden andere aanpassingen in de winkel. Zo kwamen er ‘kassa’s
zonder haast’ en werden twee vrijwilligers benoemd die geld inzamelen voor het
goede doel en soms ouderen met hun boodschappen naar huis brengen. De Albert
Heijn op de Hesseplaats is sindsdien een voorbeeld van een winkel die een oogje
in het zeil houdt voor kwetsbare ouderen en hen net wat extra’s biedt. Ayse Özdemir,
huidig assistent-manager van Albert Heijn Hesseplaats, spreekt ook wel van een bedrijfscultuur
waarin dit een gewoonte is onder het personeel. Niet alleen worden klanten die
moeite hebben met de boodschappen soms naar huis gebracht, maar ook deelt Özdemir
geregeld haar zorgen over klanten met hulpverlenende organisaties in Prins
Alexander. Zo was er een vaste klant die er steeds onverzorgder ging uitzien en
op een gegeven moment op blote voeten door de winkel liep. Özdemir zocht daarop contact met de
vrijwilligers om te vragen of zij konden achterhalen wie deze persoon was en of
zij iemand konden inschakelen. Een andere belangrijke component van de bedrijfscultuur is volgens Özdemir dat je meegaat met de
klant, zonder diagnose te stellen of stempel op iemand te drukken. Het maakt
niet uit of iemand wel of niet dementie heeft, want om klantvriendelijk te zijn
doet dat er niet toe.
Dementievriendelijk en omgevingszorg
De supermarkt is slechts één terrein van ons dagelijks leven waar de
vergrijzing en hieraan gerelateerde toename van dementie opvalt. Ook op andere
terreinen is dementie zichtbaar, zoals in de buitenruimte waar mensen met
dementie verdwalen, wat de stijging in het aantal E33-meldingen over personen
met ‘verward gedrag’ deels verklaart. Of binnen zorg- en welzijnsorganisaties
waar personeel of andere cliënten te maken krijgen met seksistische opmerkingen
door een verminderde impulsregulatie, wat een symptoom kan zijn van dementie. Ook
voor woningbouwcorporaties heeft dementie consequenties, bijvoorbeeld wanneer
mensen het gas vergeten uit te draaien en explosiegevaar ontstaat.
De grootste impact heeft dementie echter op de persoon zelf en haar of
zijn directe naasten, want dementie krijg je samen. Het zijn vaak partners of kinderen die belast worden met de zorg voor hun
naaste. Zeker nu mensen steeds langer thuis wonen en verzorgingshuizen geen
voor de hand liggende oplossing meer zijn. Niet voor niets werd in 2016
de nationale campagne Samen Dementievriendelijk in het leven geroepen. De
gedachte bij deze campagne is dat we als samenleving moeten leren leven met
mensen met dementie om de kwaliteit van leven voor hen te vergroten, met behoud
van zelfbeschikking en autonomie. Dementiedeskundige Anneke van de Plaats spreekt
ook wel over ‘omgevingszorg’. Dat betekent dat we rekening houden met de
aantasting van het brein bij de inrichting van onze (leef)omgeving. Dat kan
heel praktisch zijn, bijvoorbeeld door op de stoep looproutes te tekenen naar belangrijke
plaatsen in een buurt, zoals de supermarkt of een zorgcentrum. Omgevingszorg
kan ook om abstractere aanpassingen gaan, zoals in communicatie of in onze
houding naar mensen met dementie. Wat betekent dat voor professionals in het
sociaal-maatschappelijke domein en welke uitdagingen gaan hiermee gepaard?
Aanpassen van communicatie
Het servetje aanbieden is een mooi voorbeeld van beïnvloeding met
behoud van iemands autonomie en waardigheid. Zonder iemand terecht te wijzen en
een strijd aan te gaan, communiceer je de norm. Bovendien zet je met deze
subtiele boodschap niemand voor schut. Maar wat doe je als een persoon geen
duidelijke grens overschrijdt, maar je wel vermoedt dat iets niet klopt?
Bijvoorbeeld wanneer een oudere klant voor de derde dag op rij twintig zakken
drop wil afrekenen? Dementievriendelijkheid brengt dan ook altijd een ethische afweging
met zich mee, want wat is juist handelen en wiens waarden staan daarbij centraal?
Die van de persoon die zin heeft in drop of van degene die in de positie is om in
te grijpen?
Mensen met dementie ervaren het verlies van zelfbeschikking en autonomie vaak als ergste component van hun ziekte. Daarom is het belangrijk om deze ethische afweging altijd in het achterhoofd te houden. Aanpassen van onze communicatie is een essentieel onderdeel van dementievriendelijkheid, waardoor mensen hun autonomie kunnen behouden en betrokken blijven in gesprekken en besluiten die hen aangaan. Dat klinkt simpel, maar vraagt een hoop. Naast goed naar de persoon met dementie kijken en creatieve oplossingen zoals de servet bedenken, vraagt het professionals, mantelzorgers en andere betrokkenen om hun waarden te herdefiniëren. En dat kan wringen. Veel mensen is geleerd om met respect met ouderen te praten, bijvoorbeeld door vragen te stellen uit beleefdheid. Zo hoort Van der Steen regelmatig verzorgend personeel uit beleefdheid aan een persoon met dementie vragen: ‘Wilt u douchen?’ Echter, met een dergelijke vraag zet je mensen aan het werk op “een gebied waar ze heel zwak in zijn”. Beter kun je iemand aan de hand nemen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘Het is zo’n mooie zonnige dag, kom we gaan douchen en dan doen we een leuk jurkje aan.’ Dementievriendelijkheid gaat dus ook over reflectie op beelden die je hebt over ouderen en mensen met dementie en op welke manier die beelden doorwerken in jouw manier van communiceren met die persoon. Als professional moet je op zoek naar de balans in communicatie, rekening houdend met de zelfbeschikking van de persoon, zonder te betuttelen.
Beeldvormingsprobleem
Mensen denken bij dementie
vaak aan iemand die wezenloos voor zich uit zit te staren en niet meer in staat
is om mee te praten of besluiten te nemen. Dementie heeft dan ook een sterk beeldvormingsprobleem dat zich richt op
de laatste fase van het ziekteproces, zo stelt Marcel Olde Rikkert, hoofd
geriatrie in het Radboudumc en coördinator van het Alzheimer-centrum, in een
uitzending van Nieuwsuur. Hierdoor heerst er veel angst om de
ziekte te krijgen, is het lastig voor mensen om toe te geven dat hun geheugen (of
dat van hun naaste) achteruit gaat en heerst het idee dat het zielige, oude
mensen zijn die niet zelfstandig kunnen wonen en hun leven niet meer positief
kunnen beoordelen. Hierdoor wordt het onderwerp vaak vermeden, wat sociale
isolatie tot gevolg kan hebben. “Als iemand de diagnose dementie krijgt, weten mensen
in de omgeving onmiddellijk niet meer hoe ze daarmee moeten omgaan. Dan
ontstaat iets wat besmettelijk is en blijft iedereen weg”, vult Van der Steen
aan.
Om sociaal isolement te voorkomen zijn er in Prins Alexander diverse
activiteiten voor mensen met geheugenklachten. Ook bij deze activiteiten is te
merken dat er een stigma zit op dementie. Professionals in het gebied moeten
bijvoorbeeld erg hun best doen om mensen naar voorzieningen te trekken. Zo merkt
Mia Bronder van het Odensehuis in het Huis van de Wijk Lage Land geregeld op
dat mensen binnenlopen om informatie te vragen. Het is zogenaamd voor iemand
anders, maar Bronder vermoedt dat het om die persoon zelf gaat. Ook Saskia van
der Zijden van Het Geheugenpaleis merkt dit op. Ze was positief verrast toen
onlangs een man langskwam en zich voorstelde met ‘Ik ben Piet en ik heb de ziekte
van Alzheimer’. Dementie wordt soms zelfs gezien als doodvonnis, wat de
kwaliteit van leven voor degene zelf en zijn directe omgeving niet ten goede
komt. Het is dan ook van belang je ervan bewust te zijn dat met dementie goed
te leven valt. Onderzoek onderbouwt dat. Zo blijkt dat zo’n 70 tot 80 procent
van de mensen met dementie een goed gevoel heeft over zijn of haar eigen leven
en zo’n 75 procent van de mensen met dementie thuis woont. Het is voor
professionals belangrijk om hun eigen
beeld bij te stellen en vervolgens bij te dragen aan verandering van het
stereotiepe beeld over dementie.
Dementie is ook een diversiteitsvraagstuk
Albert Heijn Hesseplaats laat zien dat een supermarkt een signalerende
functie kan hebben voor een buurt en een sociale functie voor veel ouderen. Het
is een verkapte buurtsoos, waar mensen onder het genot van een gratis kopje
koffie kunnen buurten met elkaar. Echter, een supermarkt is niet voor alle
ouderen een vanzelfsprekende plek om samen te komen. Zo wonen er in Rotterdam
steeds meer oudere mensen met een migratieachtergrond, die mogelijk andere
behoeftes hebben. Ruthmila Cicilia, werkzaam voor Stichting Alzheimer
Rotterdam, werkt met Caribische ouderen in Prins Alexander. Zij geeft aan dat migrantenouderen graag samenkomen
op een plek waar ze dezelfde taal kunnen spreken en activiteiten ondernemen die
met eten uit hun thuisland te maken hebben. Eten is voor alle mensen met dementie
belangrijk. Enerzijds omdat zij een vergroot risico lopen op ondervoeding, anderzijds
omdat eten herinneringen kan ophalen, wat een gevoel van veiligheid kan creëren.
Maar boerenkool met worst is niet voor iedereen een jeugdherinnering. Het is
lastiger om eten met herinneringen te serveren aan migrantenouderen dan aan mensen
die hun hele leven in Nederland hebben gewoond. Zo missen veel Caribische
ouderen volgens Cicilia de markt in de buurt waar zij tropische groente en
fruit kunnen kopen.
Migrantenouderen met dementie zijn ook op andere manieren extra
kwetsbaar. Zo kunnen zij als gevolg van dementie de Nederlandse taal vergeten,
wat het contact met hulpverleners, kinderen en kleinkinderen kan bemoeilijken. Volgens
Cicilia kampen migrantenouderen bovendien met een informatieachterstand rondom
dementie doordat zij de Nederlandse taal slecht beheersen en er minder
bekendheid bij hen is over geheugenproblematiek. Daardoor trekken zij minder
snel aan de bel bij een arts. Ten slotte lopen migrantenouderen meer risico op
sociale isolatie en leven zij vaker van een laag inkomen, waardoor zij niet
altijd de middelen hebben om gebruik te maken van voorzieningen. Dementievriendelijkheid
is dus ook een diversiteitsvraagstuk: hoe zorgen we ervoor dat we de kwaliteit
van leven voor iedereen vergroten? Misschien vraagt omgevingszorg om diverse
aanpassingen, afhankelijk van iemands culturele achtergrond en de uitdagingen
waar iemand gedurende zijn of haar leven tegenaan is gelopen of nog steeds
tegenaan loopt. Maar ook vraagt het van de professional om op diverse locaties te
signaleren. De supermarkt kan voor sommige groepen ouderen een logische plek
zijn om dementie te signaleren, maar voor migrantenouderen die slecht Nederlands
spreken is dat mogelijk niet het geval. Misschien bestaat zelfs het risico dat
bepaald gedrag, zoals vergeten af te rekenen, aan hun migratieachtergrond wordt
gekoppeld, in plaats van aan hun dementie.
Niet alleen een migratieachtergrond kan de uitdaging voor professionals
die werken met mensen met dementie vergroten, maar ook is het belangrijk om
rekening te houden met mensen die afwijken van de heteroseksuele cis-gendernorm
(‘cis’ staat voor de genderidentiteit die overeenkomt met het biologische geslacht van geboorte). Bij ouderen
die zich identificeren als lesbisch, homoseksueel, biseksueel, trans of
intersekse (hierna lhbti-personen) is namelijk vaker sprake van een late
diagnose van dementie. Dit komt doordat oudere lhbti-personen vaker
alleenstaand zijn en geen kinderen hebben, waardoor zij directe naasten missen
die vergeetachtigheid en andere gedragsveranderingen kunnen signaleren.
Daarnaast hebben oudere lhbti-personen vaker slechte ervaringen met artsen en
andere hulpverleners vanwege hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Voor
hen heeft een bezoek aan een arts of hulpverlener daardoor een extra hoge
drempel. Dit komt ook doordat zij opnieuw ‘de kast uit moeten komen’ wanneer
hen gevraagd wordt naar partners. Een voorbeeld van een slechte ervaring van
een lhbti-personen met hulpverleners is wanneer zij ‘homofiel’ worden genoemd,
zoals beschreven door IDEM in het Gebiedsbeeld Prins Alexander. De term ‘homofiel’
was vroeger gebruikelijk, maar tegenwoordig kan dit woord als kwetsend worden
ervaren. Een ander voorbeeld betreft een partner van een homoseksuele patiënt
die niet mee de spreekkamer in mag bij een huisarts. Bovendien is bekend dat
oudere lhbti-personen bij generieke activiteiten vaak ‘terug de kast in gaan’,
omdat zij bang zijn voor discriminatie door heteroseksuele ouderen of
zorgpersoneel. Doordat zij dit soort
activiteiten uit de weg gaan, lopen zij een groter risico op sociaal isolement.
Dementievriendelijkheid houdt
ook in dat we ons beeld bijstellen van de leeftijd van personen met dementie. Het
zijn namelijk niet altijd mensen van boven de 65 jaar; er zijn steeds vaker
jong dementerenden. Jong dementerenden zijn in een andere tijdsgeest opgegroeid
en hebben daardoor andere behoeften. Hetzelfde geldt voor ouderen over pakweg
tien à twintig jaar. Zij passen mogelijk voor activiteiten als bingo en
sjoelen. Het blijft daarom belangrijk om continu je activiteiten bij te stellen
en te laten aansluiten bij de groepen met wie je werkt. Bronder betrapt zichzelf
er regelmatig op dat als je het hebt over mensen met dementie ze denkt aan
“gehaakte tafelkleedjes met een suikerpotje erop”. Van dat idee moeten we weg.
De toekomstige ouderen vragen andere bezigheden en activiteiten.
Inclusieve dementievriendelijkheid
Albert Heijn Hesseplaats laat zien dat een supermarkt een belangrijke signalerende functie kan hebben voor mensen met dementie en dat het sociale isolatie kan tegengaan door een welkome plek te zijn voor ouderen voor een gratis kopje koffie en een praatje. Daarnaast laat deze supermarkt zien hoe je tijdig kunt inspelen op nieuwe ontwikkelingen bij je doelgroep door hen continu onder de loep te nemen en opnieuw te leren kennen. Dit zijn belangrijke lessen voor het Rotterdamse maatschappelijke middenveld als het gaat om dementievriendelijkheid. Door continu te onderzoeken wie de mensen zijn die leven met dementie en welke aanpassingen van onze leefomgeving nodig zijn, kunnen we de kwaliteit van leven voor alle mensen met dementie vergroten. Jong en oud dementerend, met en zonder migratieachtergrond, hetero- en homoseksueel, cisgender of anders. In hoeverre het koffiebankje interessant blijft voor toekomstige ouderen is maar de vraag, maar de Albert Heijns van de toekomst hebben hier straks vast een creatief antwoord op. Commercieel denken is zo gek nog niet.